Swertz-Ekker

Uit FamilieWiki
Versie door Thomas (Overleg | bijdragen) op 17 nov 2015 om 18:59
Ga naar: navigatie, zoeken
Over Elizabeth 'Bob' Ekker, haar man Jan Swertz en dochters in het zorgeloze vooroorlogse Den Haag. Hoe ze in Nijmegen de oorlog meemaken en moeten vluchten voor bommen. Het bezwijken van Jan door TBC, en het tragisch overlijden van Bob door een geallieerd projectiel, die de drie meisjes, nog kinderen, wees maken.


Bestand:Swertz ekker trouwen v2.jpg
Het bruidspaar Ekker-Swertz komt uit het huis van de ouders Ekker (Den Haag (1927)

Inhoud

Jeugd van Bob Ekker

Elizabeth Frederika (Bob) Ekker, ca. 24 jaar oud

Elizabeth Frederika (Bob) Ekker werd geboren op 1 juni 1901 in Den Haag. Haar moeder Regina (Gien) Rijshouwer (1869) werd geboren in Leiden, haar vader Derk Willem Ekker (1863) in Hengelo. Haar ouders kwamen uit families van magistraten en ondernemers. Van vaders zijde de families Ekker, Stork, en Craan, en van moeders zijde de families Rijshouwer, van Vollenhoven, Offerhaus, Huber, Piccardt, Boenen en Althusius.

Op de Ekkers na zijn deze families opgenomen in de 'Blauwe Boekjes', de reeks die sinds 1910 het Nederlands Patriciaat vastlegt; vooraanstaande maar niet-adellijke families.

Bobs ouders vestigen zich in 1893 in Den Haag. Haar vader is ‘geneesheer’; eerst huisarts en daarna keel-, neus- en oorarts. Ze zijn in Utrecht (1892) getrouwd. Elizabeth is de jongste van vier kinderen. Zij heeft twee broers; Coos (1893) en Henk (1899) , en een zuster; Wil (1895).

Bob, Elizabeth en Elisabeth

In Anglo-Saksische landen gangbaar: Elizabeth met een z.

Elizabeth wordt eerst ouderwets Betsy genoemd, zoals haar naamgever Elisabeth Frederika Offerhaus, haar grootmoeder van moeders kant. Zij gaat echter verder door het leven als Bob. De reden hiervan is onduidelijk maar past wel bij haar non-conformistisch karakter.

Het is merkwaardig dat haar ouders kiezen voor de Engelse/Amerikaanse variant Elizabeth (met een z) in plaats van de traditionele en continentale versie Elisabeth (met een s) die gangbaar is in Duitsland en Frankrijk, maar ook in hun familie. Ze is daarmee een buitenbeentje, want Bob en haar zus Wil kiezen later voor hun kinderen weer de vorm Elisabeth.

Jeugd van Jan Swertz

Eindexamenklas A van de Rijks-HBS Gouda; tweede van rechts is Jan Swertz, ca. 18 jaar oud. Op de foto ook medeleerlingen J.W. Smit, M.W. Oosterling, Th. Ruys, J. van der Graaf, A.C. Ninaber van Eyben, A.J. Heynen, C.B. Kunst, H.W. Jager, W.C. Overeynder, docent A. van Vreuming, en direkteur S.S. Hoogstra (1915)

Joannes Maria Antonius (Jan) Swertz is geboren op 5 april 1897 in Utrecht, net zoals zijn enige en jongere broer Carel (1899). Hun ouders zijn Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz en Catharina Paulina (Cato) Armee.

Van zijn vaders kant zijn er veel handelaars en koopmannen met oorsprong in Limburg die op de pagina Swertz, Familie beschreven worden. Hiertoe heeft Carel Swertz (1932) uitgebreid meegewerkt. Van zijn moeders kant zijn er de families Armee, Cohu en de Brieder.

Joannes Maria Antonius (Jan) Swertz, ca. 25 - 30 jaar oud

Hij volgt de Rijks-HBS in Gouda. Na zijn eindexamen in 1915 gaat hij geneeskunde studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn studie, en die van zijn broer Carel worden betaald door oom Carolus Wilhelmus (Carel) Swertz, een broer van zijn vader Frits Swertz. In 1918 behaalt hij zijn candidaats-examen en in 19?? CHECK zijn bul.

Hij is een lange man: 1,80 meter , 8 cm meer dan gemiddeld voor die tijd. Hij wordt bij de medische keuring voor de dienstplicht ongeschikt verklaard wegens zwakke oogen.

Hij komt bij dr. Ekker, zijn latere schoonvader, werken in het Rooms Katholieke Ziekenhuis Johannes de Deo (‘Westeinde’) in Den Haag en verhuist daarvoor in 1922 naar Den Haag. Blijkbaar woont hij intern; in het bevolkingsregister is zijn adres van december 1922 tot juli 1926 namelijk het ziekenhuis.

Bob en Jan Swertz in Den Haag

Kennismaking en trouwen

Het bruidspaar komt uit het huis van haar ouders Ekker; Jan Pieterszn. Coenstraat 21, Den Haag (1927)

In het Westeinde ziekenhuis leert Jan Swertz de dochter van zijn toekomstige schoonvader kennen. Zij hielp haar vader in zijn praktijk. Jan Swertz bekwaamt zich in chirurgie en houdt praktijk in het ziekenhuis, hoewel ‘voorname’ patiënten wel thuis worden ontvangen voor consult. Een slager aan de Schenkweg is zo tevreden met zijn operatie dat hij zijn twee kinderen Bob en Jan noemt, maar dan wel twee jongens.

Bob Ekker en Jan Swertz trouwen op 27 juli 1927 in Den Haag. Zij woont nog bij haar ouders en Jan sinds maart 1927 aan het Westeinde nr. 38, vlak bij het ziekenhuis (daarvoor 8 maanden op het Stadhoudersplein nr. 2). Haar broer Coos Ekker en zijn oom Frans Swertz zijn getuigen.

Bij de handtekeningen ontbreken de ouders van Jan. Zijn moeder Cato Armee is wel bij 'het banket', zijn vader Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz ontbreekt. Dat ligt voor de hand gezien het feit dat Frits en Cato gescheiden leven en Cato de kinderen alleen heeft opgevoed. Frits sterft 1,5 jaar later.

Bestand:Huwelijksfeest Bob en Jan Swertz.jpg
Het huwelijksbanket van Bob Ekker en Jan Swertz (1927).
De gezichten bij het huwelijksbanket van Bob Ekker en Jan Swertz (1927).

Als Jan solliciteert naar de functie van chirurg in het Westeinde, eist de bisschop, bestuurslid van het ziekenhuis, dat Bob zich na een aantal godsdienstlessen tot het katholieke geloof zou bekeren. Zij heeft daar geen probleem mee.

Bob krijgt godsdienstles van Toon Ramselaar, een priester van het aartsbisdom Utrecht die zich begin jaren `30 in kringen van jonge kunstenaars van het tijdschrift De Gemeenschap beweegt en zich inzet voor een moderne vrijere jeugdopvoeding. Toon Ramselaar is door Jan geopereerd en met hem bevriend geraakt.

De stap van Bob om van Christelijke huize te trouwen met een Rooms-Katholieke man, gaat destijds tegen de heersende mores in. Bob is echter wars van conventies. Hoewel ze het nieuwe geloof moet omarmen blijft ze kritisch op zaken als aflaat en ‘al die heiligen’. Haar dochters zeiden gekscherend dat ze maar ‘half katholiek’ was geweest.

Jan wordt uiteindelijk aangenomen als assistent chirurgie. In 1930 vestigt hij zich daarnaast als chirurg met een praktijk aan huis. In zijn korte carrière tot 1938, als hij ziek wordt, is hij ook voorzitter van de rooms-katholieke verpleegstersbond.

Over de voorouders van Jan Swertz, voor wie Limburg te klein is. Hoe ze zich ontpoppen als reislustige koopmannen, van Rostock, Brussel tot Parijs, maar uiteindelijk in Amsterdam neerstrijken. Hoe ze gebroederlijk handel drijven in tabak, tapijten, koralen en kramerijen, en winkeltjes openen. Sommigen worden rijk, anderen gaan failliet. Over vroege telg Jan Hendrik (1736) en zijn vrouw die, ongekend voor die tijd, 86 en 90 jaar oud worden, en haar familie De Stuers die op dubieuze manier aan adelijke titels komt. Over zakenman Johann Carl, voor wie niets te gek of te groot is om verhandeld te worden; maaimachines, stoomboten en complete oliefabrieken. Of de aanleg van een telegraafnet in Amsterdam gelukt is weten we niet; hij kreeg wel de vergunning. En een verre neef, met zijn samengegroeide wenkbrauwen het Lombrosiaanse stereotype van de 'geboren boef'.


Bestand:Annastraat 29 FA Swertz.jpg
De Swertzen waren koopmannen en winkeliers. Dit pand aan de Annastraat 29 in Utrecht was onderdeel van de firma F. A. Swertz & Co. van Frederik August Swertz, broer van Johann Carl Swertz. De letters F A Swertz zijn nog vaag leesbaar. De gevel is nu geheel overgeschilderd

Deze pagina beschrijft de voorouders van Jan Swertz, vanaf zijn grootvader Johann Carl Swertz (1815). Jan Swertz en zijn vader Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz (1862), worden elders beschreven.

Advertentie uit Adresboek stad Utrecht 1883/1884 voor bovengenoemde zaak.

Koopmannen voor wie Limburg te klein was

De voorouders van Jan Swertz zijn traceerbaar tot eind 17e eeuw en komen uit Limburg. Hieronder worden ze beschreven langs de mannelijke opvolgingslijn, met aan het einde enkele stambomen. Als Jan Swertz als eerste generatie wordt genomen gaan de Swertzen terug tot de achtste generatie.

De Geboortelijst van de Familie Swertz uit het archief van Johan Carel Maria (Carel) Swertz

Dank is mede verschuldigd aan Carel Swertz (1932), zoon van Johan Carel Maria (Carel) Swertz de jongere broer van Jan Swertz. Carel 'junior' stelde niet alleen foto's en archiefstukken ter beschikking, maar deed nog meer 'Forschungswerk'. Uit zijn familie is de “Geboortelijst van de Familie Swertz” afkomstig, opgesteld door zijn vader. Het schoonschrift is moeilijk te lezen; we zijn daar tegenwoordig niet meer zo bedreven in.

Oorsprong van de Swertzen

Een volkstelling uit 1947 levert op dat de achternaam Swertz in Nederland 72 maal voorkomt. Limburg neemt daarvan 32 voor zijn rekening, Noord-Brabant 13. De rest zit er ruim onder. Ook nu nog zit de grootste populatie in Limburg. Volgens de familienamenbank van het Meertensinstituut herbergen twee gemeenten in Noord Limburg in 2007 relatief gezien de meeste "Swertzen"; Bergen (0,09% van de bevolking) en het daarboven gelegen Gennep (0,07%).

Zoals hierna blijkt liggen daar ook de roots van Jan Swertz. Noord-Limburg grenst aan Duitsland en de kans is groot dat de naam daar is overgewaaid naar Nederland; een bekende Nederlandse familienaam Swarts is bijvoorbeeld afkomstig uit Dortmund.

Oorsprong van de naam Swertz

Gemeenten met relatief de meeste naamdragers Swertz (2007)

De herkomst van de familienaam is onduidelijk; de meest voorkomende verklaring is dat het een gesubstantiveerd adjectief is. In gewoon Nederlands; een naam die is afgeleid van een beschrijving zoals 'die Zwarte', op basis van fysieke of mentale kenmerken. Verschillende haarkleuren hebben verschillende familienamen opgeleverd, zoals De Wit voor een witharig of helblond persoon, De Roode of De Rooij voor een roodharige, De Bruin voor een donker- of bruinharige en Swart of De Zwart voor een zwartharige. Naast haarkleur is een donkere huidskleur ook een mogelijke verklaring.

Andere verklaringen worden gegeven in het boek De Nederlandsche Geslachtsnamen van Johan Winkler, 1885;

Sweerts, zoon van den weert, den waard, den kastelein. Deze naam moet wel onderscheiden worden van Weerts en van Sweers, het patronymikon van den mansvóórnaam Sweer, Sweder, Swither.

De vraag blijft of het in Duitsland-Limburg, waar de Swertzen vandaan komen, ook gangbaar was om Sohn vom Wirt (waard) af te korten.

De eerdere verklaring, namelijk dat de naam is afgeleid van 'zwart' lijkt plausibeler, als je bedenkt dat het dicht tegen het Duitse Schwartz aan zit en dat er in de Limburgse taal veel varianten op zwart (zjwart) bestaan die fonetisch lijken op swertz zoals zwartsel (sjwertsel) en zwart schilderen (sjwertsele).

van Zwart naar Swertz

De CD Anatomie Van De Melancholie van de Belgische componist en artiest Jan Swerts met een S. Geen familie.

Vanaf eind 18e eeuw wordt de achternaam in de opvolgingslijn consequent gehanteerd met de schrijfwijze SWERTZ. Daarvoor vindt je ook veel SWERTS. In het grensgebied van Noord-Limburg en Duitsland waar de oudste sporen zijn te vinden werden verschillende talen en dialecten gesproken en er was geen gestandaardiseerde spelling zoals nu. Er zijn vele klankvarianten van S, SJ en Z en de klanken A en E liggen dicht bij elkaar. Het Limburgse woord voor zwartsel is bijvoorbeeld 'sjwertsel'.

Het is dus een wirwar; soms komt dezelfde persoon in verschillende documenten voor met verschillende spellingen. Er zijn veel verwante familienamen met waarschijnlijk dezelfde ontstaansgeschiedenis; Zwart (de), De Zwarte, De Swarte, (de) Swart, De Swaert, De Zwert, De Swer(d)t, (de) Sweert, De Zweert, Swarten, Swerten, (de) Swerts, Sweerts, Zwerts, Zwart(s), Swarts en natuurlijk Swertz. In het Duits heb je dan ook nog varianten met een Umlaut.

Carel Swertz (1932), de zoon van Carel Swertz (1899), kwam tot 119 varianten en misspellingen. Zijn dochter Charlotte verzamelde nog eens 23 namen. Leuk is de naam “Smeris” op een bestelbon voor Carel Swertz (1899) . Deze was namelijk Hoofdinspecteur van Politie.

Heinrich Swertz, de oudst bekende stamvader (voor 1685)

Looproute van Kervenheim (oorsprong Swertzen) naar Well (habitat Swertzen 18e eeuw). Frappant dat Well maar 37 km verwijderd is van Zuid-Nijmegen, de plaats waar Elizabeth Frederika (Bob) Ekker ca 350 jaar later (1944) dodelijk geraakt werd door een projectiel

De oudst bekende stamvader en achtste generatie is Heinrich Swertz, waarschijnlijk geboren voor 1685 en vermoedelijk afkomstig uit Duitsland, gezien het feit dat hij in het doopregister van Kervenheim geregistreerd staat als ouder bij de geboorte van zijn zoon Hendrik Willem. Zijn achternaam wordt gespeld als Swerts.

Kervenheim ligt in de Nederrijnregio, dat nu de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen is. Destijds was het onderdeel van het Duitse hertogdom Kleve, in die tijd een stabiele omgeving, anders dan de aangrenzende Nederlandse gebieden waar veel oorlogen woedden en die vaak van eigendom overgingen tussen Frankrijk, Spanje, het Oostenrijkse rijk en de Zeven Provinciën. Heinrich is getrouwd met Helena Daems en ze hebben samen tenminste één zoon; Hendrik Willem Swertz.

Hendrik Willem Swertz (1704)

Henricus Wilhelmus (Hendrik Willem) Swertz, zoon van Heinrich Swertz is geboren in 1704. Hij is geboren in het Duitse Kervenheim maar voor zijn trouwen vermoedelijk verhuisd naar Well, een klein plaatsje vlak onder Bergen in Noord-Limburg op ca. 20 kilometer afstand van Kervenheim.

Doop van Henricus Wilhelmus Swertz, 16 november 1704, Doopregister Rooms-Katholieke Kerk St. Antonius, Kervenheim.
kaart uit de 19e eeuw van het gebied rond de Noord-Limburgse gemeente Bergen, met alle kleine plaatsjes waar Swertzen woonden en nog wonen; Well, Afferden, Blitterswijk, Goch

Well ligt aan de rechteroever van de Maas vlak bij de Duitse grens. Een groot deel van het huidige Limburg behoorde destijds niet tot de 'Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden' maar viel binnen het grote Pruisische Rijk; Pruisisch Opper-Gelre. Veel familie van Hendrik Willem Swertz is in de achttiende eeuw terug te vinden in dit gebied, in dorpjes als Well, Afferden, Blitterswijk en Goch, dat nu in Duitsland ligt. Veel van die dorpjes behoren nu tot de gemeente Bergen.

Hendrik Willem trouwt driemaal; zijn twee eerste vrouwen overlijden vroeg. Hij huwt zijn eerste vrouw Maria Hoen op 20 mei 1729. Samen krijgen ze twee kinderen; Petronella (1730) en Helena (1732).

Maria overlijdt 5 dagen na de geboorte van Helena, als ze vermoedelijk tussen de 25 en 30 jaar oud is. Hendrik Willem hertrouwt een half jaar na de dood van zijn eerste vrouw op 1732 met Gudula Hoogen (1704 - 1737), die even oud is als hij. Zij is de dochter van Heinrich Hooghen en Catharina Janssen. Gudula baart vier kinderen:

  1. Maria Swertz (1733), waarschijnlijk vernoemd naar de eerste vrouw van Hendrik Willem, ook Maria genoemd.
  2. Hendrina Swertz (1735)
  3. Jan Hendrik (Henri) Swertz (1736 - 1822), de enige zoon en stamvader, gehuwd met Louise Johanna Cristine Stuers.
  4. Catharina Swertz (1737).
Well, zoals Jan de Beier het vanaf de Wanssumse kant van de Maas, zag en tekende (1738)

Ook Gudula overlijdt vroeg; drie weken na haar laatste kind. Zij is pas 33 jaar oud. Het is tragisch dat Hendrik Willem zijn beide vrouwen verliest, zo kort na de bevalling. Toch was dat niet ongewoon. Door de beperkte hygiëne en de gebrekkige medische kennis overleden veel moeders met hun geboren of ongeboren kind in het kraambed. In de volksmond werd gezegd dat een overleden kraamvrouw rechtstreeks naar de hemel ging, omdat zij 'in pijnen en smarten' gestorven was.

Hendrik Willem hertrouwt voor de tweede maal, nu anderhalf jaar later in 1739 met Margarita Thijssen. Er zijn geen kinderen geregistreerd. Ook is onbekend wanneer Hendrik Willem overlijdt. Zijn laatste vrouw overlijdt 19 jaar na het huwelijk in 1758. Alle familiaire activiteit, van huwelijk tot het dopen van de kinderen speelt zich af in Well.

Jan Hendrik Swertz (1736)

Well in 1849, met het kenmerkende kasteel
Annonce van het 60-jarige huwelijksfeest van Jan Hendrik Swertz en Louise Johanna Cristine Stuers (9 januari 1822)

Johann Henricus (Henri) Swertz, ook Jan Hendrik en Heinrich genoemd, zoon van Hendrik Willem Swertz is geboren op 23 juli 1736 in Bergen.

Hij huwt Louise Johanna Cristine Stuers (1739 - 1829), ook Steurs genoemd, in Well (1762). Cristine, soms Christine gespeld, is ca. drie jaar ouder en telg uit een oud Belgisch geslacht dat na de Napeleontische tijd geridderd wordt. Zij is de dochter van Jean Francois Stuers en diens tweede vrouw, Anna Catharina Louise de Fliegh. Met Cristine krijgt Jan Hendrik acht kinderen, waaronder vijf zoons:

  1. Franciscus Adrianus Swertz (1763), de oudste en stamvader. Hij huwt Maria Carolina (Charlotta) Waarzoek, ook Waertsack genoemd.
  2. Joannes Franciscus Swertz (1767 -1831), ook Jean Francois genoemd. Hij wordt onderwijzer en huwt Margaretha Lepourceau.
  3. Christina Josepha Swertz (1771). Ze huwt Jacques Vervoort, wiens vader landbouwer is.
  4. Ludovica Maria Francisca Swertz (1774), gehuwd met Hermanus Gilta.
  5. Lodewijk Johan Jozef Swertz (1776 - 1842), koopman, gehuwd met Anna Elisabeth Verwins.
  6. Maria Josepha Swertz (1778), gehuwd met Christiaan Jozef Beusch.
  7. Fredericus Josephus Swertz (1780)
  8. Carolus Henricus Swertz (1782).
Pierre Jean Joseph Bernard de Stuers (1744, Turnhout), de jongere broer van Louise Johanna Cristine Stuers.
Petronella De La Court, echtgenote van Pierre Jean Joseph Bernard de Stuers, de jongere broer van Louise Johanna Cristine Stuers..

In het Roermonds archief komt Johann Henricus Swertz voor als Henri Swertz uit Bergen aan de Maas met als beroep receveur des droits du roi; belastingontvanger des konings. Bij de bruiloft van zijn zoon Joannes Franciscus wordt hij Jean Henrij Swertz genoemd en is zijn beroep koopman.

Alle kinderen zijn in Well of Bergen geboren. Alle burgerlijke gegevens van de Swertzen zijn tot ca. 1800 nauwgezet en in het Latijn bijgehouden in de Rooms-Katholieke doop- trouw- en begraaf-boeken en registers. Wellicht hielp het dat Jan Hendrik van beroep ontvanger ter Secretarie was in het nabijgelegen Blitterswijk. Zijn naam komt ook veelvuldig voor bij registraties van burgerlijke gegevens van andere families. Hij is dan getuige en verrassend genoeg ook heel vaak peetvader. Jan Hendrik wordt ook als organist genoemd.

Jan Hendrik en zijn vrouw worden opmerkelijk oud voor die tijd; Jan Hendrik overlijdt op een leeftijd van 86 jaar (26 augustus 1822 in Bergen), zijn vrouw als ze 90 oud is. Als je rond 1800 je jeugd had overleefd, was je levensverwachting zo'n 60 jaar; de levensverwachting vanaf je geboorte was overigens maar ca. 30 jaar. Jan Hendrik moet dus nog zijn achterkleinzoon Johann Carl Swertz hebben gekend, toen die 5 jaar oud was. De verbazing over hun ouderdom blijkt uit de annonce van hun 60-jarige huwelijksfeest:

Annonce van het overlijden van Jan Hendrik Swertz (26 augustus 1822)
Annonce van het overlijden van Louise Johanna Cristine Stuers (14 januari 1829)
Bergen aan de Maas, Provincie Limburg, den 9 Januarij 1822. Heden vierden alhier het zoo zeldzame als merkwaardige Feest hunner zestigjarige Echtverbindtenis, den Heer J. H. SWERTZ en Mejufrouw L. J. C. STUERS, in den ouderdom van bijna 86 en 83 jaren; beide bevinden zich in eenen gewenschten welstand, en in het volkomen bezit hunner geestvermogens.

Jan Hendrik sterft 8 maanden na dit feest. Zijn overlijdensbericht in de krant luidt als volgt:

Heden overIeed na eene onpasselijkheid van bijna drie dagen, mijn waarde Echtgenoot, de heer JAN HENDRIK SWERTZ, in den ouderdom van ruim 86 jaren en na eene echtverbintenis van 60 jaren en 8 maanden; vroegtijdig voorzien van de H. H. Sacramenten der H. Kerk, stierf hij zacht, met volle verstand en geheel overgegeven in den wil van zijnen Schepper; van dit voor mij zoo smertelijk verlies, hier door aan mijne Vrienden en Bekenden kennis gevende, verzoeke van brieven van rouwbeklag verschoond te mogen blijven.

Door zijn lange leven heeft hij veel tumultueuze momenten uit de Limburgse geschiedenis kunnen meemaken, bijna net zoveel als zijn zoon Franciscus Adrianus. Zoals;

  • de Oostenrijkse Successieoorlog (1745) die de hertog van Kleve op de rand van het bankroet bracht,
  • de gewapende bendes (de Bokkenrijders tweede helft 18e eeuw) die het gebied onveilig maakten,
  • Duitse en Franse invallen,
  • het revolutiejaar 1789 met veel opstanden en lokale onafhankelijkheidspogingen,
  • de opmars van het Napoleontisch leger (1793) en de bloedige veldslagen met het Duitse keizerlijk leger totdat dit deel van Limburg onder Frans bestuur kwam (1802),
  • maar uiteindelijk ook de afbrokkeling van het Franse gezag en de aftocht van het Franse leger in 1814.

Pas na het Congres van Wenen (1815) kwam er stabiliteit voor dit gebied; het werd onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, waarvoor Willem I de naam Limburg bedacht, geleend van een nabij gelegen hertogdommetje.

De Stuers; oude Belgisch-Nederlandse adel

Het wapen van de Stuers met veel windhonden.
Pierre Jean Joseph Bernard de Stuers (1744, Turnhout), de jongere broer van Louise Johanna Cristine Stuers. Het portret siert de voorkant van het blad Spiegel van Roermond van 2012.

De familie Stuers waar Louise Johanna Cristine Stuers (1739) toe behoort, echtgenoot van Jan Hendrik (Henri) Swertz, wordt beschreven in Nederland’s Adelsboek 1952, 45e Jaargang.

De wortels van de familie Stuers gaat terug naar 1435, in welk jaar Jean Stuer, voorvader van Louise Johanna Cristine Stuers, wordt genoemd als houder van een leengoed, releveerend van de vierschaar van Baersele.

In 1473 treft men een Jean Stuer aan als houder van een achterleen in het land van Waes. In 1528 vindt men Anne en Martine Stuers als houdsters van twee leengoederen te Haesdonck. Sinds het laatst der 16de eeuw treft men dit geslacht aan te Nieukerken bij St. Nicolas in het land van Waes.

Eerste boekje uit een serie van twee over de verhalen en uniformen van twee broers Stuers die onder Napoleon dienden. Deze gaat over Lambert de Stuers (1784), neef van Louise Johanna Cristine Stuers (1739), echtgenoot van Jan Hendrik (Henri) Swertz

Jean Francois Stuers (1705), de vader van Louise Johanna Cristine, is raad en administrateur der domeinen van den Koning van Pruisen te Turnhout, en daarna ontvanger-generaal (ook rentmeester) te Well. Hij huwt driemaal. De eerste maal met een vrouw met achternaam Soust de Borckenfeldt, ook Sonst van Berckenfeldt genoemd. De tweede maal met Anna Catharina Louise de Fliegh, uit welk huwelijk Louise Johanna Cristine is ontsproten. Zijn derde vrouw was Anna Maria Peeters.

Pierre Jean Joseph Bernard de Stuers (1744, Turnhout), de jongere broer van Louise Johanna Cristine Stuers uit het zelfde huwelijk van hun vader, is momboir, raad-fiscaal en wapenheraut van de Soevereine Raad van Oostenryksch Gelderland in Roermond. Hij is stamhouder van één van de twee Nederlands-Belgische adelijke takken van de familie De Stuers.

Tweede boekje uit een serie van twee over de verhalen en uniformen van twee broers Stuers die onder Napoleon dienden. Deze gaat over Hubert de Stuers (1788), broer van Lambert (1784).

Zijn zoon Lambertus Josephus Corneille Antoine Marie de Stuers (1784-1866), wordt in 1846 in de Belgische adel verheven met de titel van ridder bij eerstgeboorte. Deze tak sterft uit bij het overlijden van Lamberts zoon ridder Ferdinand de Stuers (1835) in 1900.

Het Nederland’s Adelsboek met aanhangsel ,,Veertig jaren Nederland’s Adelsboek” uit 1949 van de hand van W. J. J. C. Bijleveld werpt een kritische blik op de adelijkheid van deze familie:

STUERS
Eenvoudige familie van landbouwers uit Nieukerke, het land van Waas sinds begin 17e eeuw en Steurs genaamd. In de 18e eeuw opgekomen door rentmeesterschap van Turnhout voor den Pruissischen koning.
Verheven tot Rijksridder onder naam de Stuers door Keizer Leopold II 1791. Ten onrechte verheven met ridder bij eerstgeboorte 1824, 1841, 1843 en voor een tak in België door Koning Leopold 1 1846. Een aantal stamhouders overleeft.

Franciscus Adrianus Swertz (1763)

Franciscus Adrianus Swertz, zoon van Jan Hendrik Swertz, is geboren op 5 februari 1763 in Well. Van hem is weinig bekend, wel is zijn geboorte nauwgezet geregistreerd, zoals van al zijn broers en zussen:

Doopacte uit Goes van Carel Lodewijk Swertz (1791)
Franciscus Adrianus Swertz, 5ta baptizatus est Franciscus Adrianus filius legitimus Joannis Henrici Swertz, secretarii de Blitterswick, et Ludovicae Cristinae Joannae Mariae Steurs, parentum conjugum. suscepere Antonius Hoeken loco reverendi admodum domini Adriani Petri de Fliegh ecclesiae collegiatae Cliviensis canonici, et domicella Maria Ursula Mans
Om te kunnen trouwen met de Lutherse Charlotta Waarzoek wordt ontheffing aangevraagd bij het bisdom Roermond.

Franciscus huwt Maria Carolina Waarzoek, in 1790 in Bergen. Zijn vrouw komt ook voor onder de naam Eliza, Charlotta, en met de achternaam Waertsack. Zij is afkomstig uit Magdeburg en van Lutherse achtergrond.

Om te kunnen trouwen vraagt pater Geerlink in Deventer aan het bisdom van Roermond cum dispensatie in Bannis ab Epischopo aan; een ontheffing van de voorgeschreven afroepen die voorafgaande aan het huwelijk in de kerk moeten geschieden.

Het echtpaar is blijkbaar na het trouwen gaan reizen, getuige de verschillende geboorteplaatsen van de enige twee bekende kinderen:

Medio 18e eeuw hielden de Bokkenrijders huis in Zuid-Limburg, reden voor Swertz om te verhuizen?.
  1. Carel Lodewijk Swertz (1791, Goes - 1873), stamvader en overgrootvader van Jan Swertz. Hij huwt Johanna Catharina Heijer, ook Heuer genoemd.
  2. Johan Godefriedus Swertz (1799 - 1873, beide Haarlem), gehuwd met Catharina Verkinderen.

Het blijft gissen wat het echtpaar beweegt om zich tweemaal elders te vestigen. Misschien de onveiligheid van de grensstreek, de vele schermutselingen of de Bokkenrijders? Medio 18e eeuw hield deze bende huis in Zuid-Limburg. Het zou een geheim genootschap zijn dat een eed op de duivel had afgelegd. Het beest hielp hen om hun geheim te bewaren. 100 personen werden opgehangen, levend verbrand of gevierendeeld.

Haarlem is voor het echtpaar geen slechte keuze; in de tweede helft van de 19e eeuw begint de economie van de stad op te krabbelen en er ontstaan nieuwe industrieën, waaronder rijtuigen- en spoorwagonfabrieken.

Goes is echter een vreemde keuze. Eind 18e eeuw is de welvaart in Zeeland drastisch afgenomen, na de bloeiperiode tijdens de 16e en 17e eeuw waarbij Zeeuwse steden als de VOC-stad Middelburg en Vlissingen een grote rol speelden als internationale havensteden.

Zijn broer Friedrich Joseph (1780)

Verkoop van de bezittingen van de overleden Fredericus Josephus Swertz, broer van Franciscus Adrianus Swertz (1846)
Franciscus Swertz (1763) is vermoedelijk koopman; zijn zoon Carel Lodewijk Swertz (1791) is het sowieso. Prent van een koopman uit Spiegel van 't menschelyk bedryf van Jan en Caspar Luyken, (fotomechanische herdruk van uitgave 1767).

Meer is bekend over zijn 17 jaar jongere broer Fredericus Josephus (1780), ook Friedrich Joseph genoemd. Hij is blijkbaar een ondernemer zoals zovelen in zijn familie. Als deze sterft (1846) verkopen de erfgenamen zijn bedrijf en aanzienlijke bezittingen:

  1. Een HUIS en ERVE , benevens ZEEPZlEDERIJ , welke laatste, gedurende 62 jaren. onder de Firma. van A. MELSBACH en MELSBACH SWERTZ met het beste succes is gedreven en thans nog in volle werking is – Hierbij behooren ruime LOKALEN, dubbele OP- en UITVAART . de zich in besten staal bevindende GEREEDSCHAPPEN en eene KAARSENMAKERIJ. Eindelijk is hiermede verbonden de overgave der Affaire en der uitgebreide Klandisie.
  2. Twee HUIZEN en ERVEN ,- met aanhoorige TUINEN , enz. enz.
  3. OECONOMIE, GEBOUWEN met STALLINGEN benevens zolders ter berging van 4000 Schepels Graan
  4. Een nabij de Stad gelegen LANDGOED, genaamd Zorg-Vliet, waarbij een Nieuwgebouwde OLIEMOLEN, Schuren, Kelders en Woonhuis
  5. Diverse perceelen BOUW- en WEILAND, alle zeer digt bij de Stad gelegen
  6. Een WEIDE, gelegen aan de Maas, bij Afferden, genaamd de Landkeren van puikste kwaliteit, groot circa 12 Morgen
Van de opgemelde Goederen kan de aanvaarding naar de keuze des Koopers geschieden: van Perceel No 1 liefst dadelijk. De Verkooping zal geschieden op Dinsdag den 31sten Maart aanstaande, in het Logement de Koning van Frankrijk, bij den heer KOENEN, te Goch. Inmiddels zijn nadere Informatien en de zeer gunstig gestelde Conditien te bekomen bij den Ondergeteekende, Notaris en bij de Erfgenamen zelven. Brieven franco
SCHULLER Notaris
GOCH, den 1sten Maart 1846

Carel Lodewijk Swertz (1791)

voorzijde bidprent van C. L. Swertz met een uitspraak van Jacques-Bénigne Bossuet, een Franse geestelijke.

Carel Lodewijk Swertz is zoon van Franciscus Adrianus Swertz en overgrootvader van Jan Swertz. Hij is geboren op 20 november 1791 in Goes. Hij trouwt met de even oude Johanna Catharina Heijer, ook wel Heuer genoemd.

Carel Lodewijk en Johanna Catharina krijgen 8 kinderen, waaronder 5 dochters. Carel Lodewijk is van beroep koopman en verhuist blijkbaar veel. Kinderen zijn o.m. geboren in achterenvolgens Rostock, Breda, Brussel, Goch, Parijs, en wederom Brussel.

  1. Johann Carl Swertz (1815, Rostock, Mecklenburg - 1884, Amsterdam), grootvader van Jan Swertz. Hij huwt in 1851 Sophia Arnolda Maria Hol.
  2. Johannes Petrus (Pieter Johan) Swertz (1818, Breda - 1900, Amsterdam). Hij huwt in 1841 Maria Geertruida (Gertruda) Hol, de vijf jaar oudere zus van Sophia Arnolda Maria Hol, vrouw van broer Johann Carl. Zijn zwager Remy François Samson is getuige.
  3. Maria Louise Swertz (1821, Brussel - 1891)
  4. Johanna Petronella Swertz (1823, Parijs - 1892, Rotterdam), van beroep costumière. Ze huwt Remy François Samson.
  5. Johanna Louise Swertz (1828, Brussel - 1912, Den Haag)
  6. Wilhelmina Jacoba Huberta Swertz (1831, Goch (Pruisen) - 1896, Haarlem), tabakswinkelier, ongehuwd.
  7. Frederik August Swertz (1833, Amsterdam -1886, Utrecht)
  8. Francisca Charlotte Swertz (1836 - 1898, Haarlem)

Het echtpaar woont ten tijde van het huwelijk van hun zoon Johann Carl Swertz weer in Limburg in Gennep, dicht bij Goch. Ze zijn dan beiden ca. 60 jaar oud.

Carel Lodewijk is, net zoals zijn opa, een lang leven beschoren, bijzonder voor die tijd; hij overlijdt in Amsterdam als hij 81 is, zijn vrouw Johanna Catharina Heijer (Heuer) 14 jaar eerder op een leeftijd van 67 jaren.

Op de voorzijde van zijn bidprentje een aparte tekst van Jacques-Bénigne Bossuet, een Franse geestelijke:

apprenons [avant toutes choses] à nous dépouiller de l’ambition et à mépriser les grandeurs du monde.

Vrij vertaald; laten we allereerst aanleren ons te ontdoen van iedere ambitie en de grootheden in de wereld te verachten. Wellicht is Carel Lodewijk geïnspireerd geraakt door deze blijk van nederigheid en het loslaten van materiële zaken toen hij nog in Parijs woonde.

Zijn enige broer Johan Godefriedus trouwt met Catharina Verkinderen in Delft (1833). Er is wel een annonce in de krant van de geboorte van een kind maar verder geen referenties, wellicht dus vroeg overleden. 10 jaar na de dood van zijn vrouw overlijdt Godefriedus in het huis van zijn nichtje Wilhelmina Jacoba Huberta, dochter van zijn broer. Zij drijft een tabakswinkel in Haarlem.

Johann Carl Swertz (1815)

Damrak 87 (de eerste luifel vanaf links), in het hart van Amsterdam waar Johann Carl Swertz, eenmaal getrouwd, gaat inwonen bij het achtpaar Danížek, oom en tante van zijn vrouw. De eerste twee kinderen Swertz worden er geboren, de tweede sterft jong. Op de begane grond huisde Löning Horloge- en chronometermakers van 1838 tot 1984. Foto Jacob Olie 1891.
De handtekeningen en namen bij de trouwacte van Johann Carl Swertz (1851)

Johann Carl Swertz, ook voorkomend onder de naam Johannes Carel of Carel Johannes, is de zoon van Carel Lodewijk Swertz, en daarmee grootvader van Jan Swertz. Hij is geboren op 27 december 1815 in Rostock.

In 185 huwt hij op relatief hoge leeftijd (36 jaar) Sophia Arnolda Maria Hol, een 10 jaar jongere vrouw uit Amsterdam. Sophia is de dochter van Henricus Hol 'Junior', die al overleden is voor het huwelijk, en Adriana Maria Demkens, van beroep 'sleeperijhoudster'. Haar ouders wonen 'ter andere zijde', wellicht aan de andere kant van het IJ. Het huwelijk vindt plaats in 1851 in Amsterdam.

Trouwacte van Johann Carl Swertz (1851)

Bij hun trouwen is de 79-jarige Franz Danížek getuige, oom van de bruid. Hoe de zakelijke en familiaire band tussen de Swertzen en de families Hol en Danížek zich ontwikkelt wordt beschreven in de paragraaf de firma Danížek.

Johann Carl en Sophia krijgen 13 kinderen, waarvan vier jong overlijden. Johann wordt nog vader op zijn 53e. De kinderen die de volwassenheid behalen;

  1. Franciscus Carolus Henricus (Frans) Swertz (1852 - 1929), koopman en daarna leraar schoonschrijven. Hij huwt Antoinetta Susanna (Antoinette) Asseler.
  2. Petrus Adrianus Johannes Swertz (1856 - 1915). Hij huwt Carolina Francisca Maria Scholte.
  3. Maria Carolina Theresia Swertz (1859 - 1935), gehuwd met Hendrikus Johannes Baptista (Henri) Hoobroeckx, kantoorbediende, geboren in Amboina (Ambon).
  4. Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz (1862 - 1929), de vader van Jan Swertz, gehuwd met Catharina Paulina (Cato) Armee.
  5. Sophia Maria Petronella Swertz (1863 - 1941), ongehuwd.
  6. Carolus Wilhelmus Swertz (1864 - 1947), procuratiehouder, ongehuwd.
  7. Augusta Henrietta Swertz (1866 - 1936), ongehuwd.
  8. Johannes Henricus Franciscus (Henri) Swertz (1869 - 1950), gehuwd met Louisa Antonia Maria Unkraut.

Pijnlijk zijn de vier annonces in de krant van de kinderen die niet overleven: zo is Carolus Johannes Remigius (1854) amper 5 maanden oud bij overlijden, Fredericus Remigius Carolus (1857) zeven maanden, Maria Carolina Theresia (1858) vijf weken, en Henricus Johannes (1861) een jaar.

Annonce van de te vroeg overleden Maria Carolina Theresia. Het volgende kind krijgt dezelfde naam en blijft leven (1858)

Van een ander kind is alleen de geboortedatum bekend; 1853. Het ontbreken van een naam en ieder ander spoor daarna doet vrezen dat dit kind direct na zijn geboorte is overleden.

Op de begane grond van Johann Carls woonhuis (Damrak 87) was Löning Horloge- en chronometermakers gevestigd vanaf 1838.

Dat kinderen overlijden is niet verwonderlijk, een kindersterfte van 15% tot 20% was normaal in die tijd, maar vijf van je 13 kinderen verliezen is natuurlijk wel veel. Sophia Hol’s huwelijk wordt gekenmerkt door 17 jaar lang bijna ieder jaar een kind baren. Ze overlijdt 10 jaar na haar laatste kind op een leeftijd van 53 jaren (1879). Johann Carl overlijdt 5 jaar later als hij 68 jaar oud is (1884).

Rostock, de geboorteplaats van Johann Carl, is een Noord-Duitse havenstad aan de Oostzee in de deelstaat Mecklenburg. Rostock is tot de 16e eeuw een rijke en onafhankelijke Hanzestad. Daarna vermindert haar macht maar in de negentiende eeuw raakt Rostock weer in opkomst door de bloei van de scheepsbouw. De handel daaromheen zal voor zijn vader Carel Lodewijk de reden geweest zijn om zich hier te vestigen.

Net als zijn vader 'Carl Ludewig', laat Johann Carl zich voorstaan op zijn Duitse voornaam. Hij houdt privé zijn Duitse naam aan in Nederland, zoals te zien is in familieadvertenties, maar in zakelijke stukken staat hij vermeld als Johannes Carel. Hij is van beroep commissionair.

Zoon Carolus Wilhelmus Swertz

Carolus Wilhelmus (geboren 1864), het zesde kind van Johann Carl Swertz, een ongetrouwde zakenman die zijn neven en nichten veel geld naliet bij zijn dood in 1947.

Een twee jaar jongere broer van Frits Swertz, Carolus Wilhelmus Swertz, is handelaar. In 1911 worden hij en zijn compagnon F. J. A. van der Wouden procuratiehouders van de “Handelsvereeniging van DUDOK DE WIT & Co en MATTHES & BORMEESTER”.

Deze ongetrouwde zakenman laat zijn neven en nichten veel geld na bij zijn dood in 1947.

Zoon Frans Swertz

Frans (Franciscus Carolus Henricus), de 10 jaar oudere broer van Frits Swertz (1852) is op zijn 75e getuige bij het huwelijk van Jan Swertz, de zoon van zijn broer. Op de huwelijksacte wordt hij vermeld als 'leraar schoonschrijven', blijkbaar zijn beroep na het faillissement van de zaak die hij met zijn vader en broers dreef. Frans heeft een verleden als koopman in zaken met zijn broers en vader, en is woonachtig in Amsterdam.

Hij huwt 11 september 1884 met Antoinetta Susanna (Antoinette) Asseler en samen kregen ze drie dochters: Maria Petronella Carolina, Sophia Johanna Theodora Maria en Constance Carolina. Frans overlijdt 6 juli 1929 in Den Haag op 77-jarige leefijd, zijn vrouw Antoinette 12 jaar later op 83-jarige leeftijd.

Kooplieden, handelaars en winkeliers

Vier exponenten van één eeuw vooruitgang; De stoompers, de locomotief, de elektrische telegraaf en de stoomboot. Op de twee eerste na kon Johann Carl overal handel van maken. (lithografie 1876)

Zijn de voorouders van Jan Swertz in de 18e eeuw nog brave inwoners van Noord Limburg, de nazaten in de 19e eeuw vliegen uit en onpoppen zich als kooplieden, handelaars en winkeliers.

Er zijn veel firma's actief die ook wel eens failliet gaan. Of dit het gevolg is van gedurfd ondernemerschap of slecht management is niet te achterhalen. Ook kunnen de diverse economische crises in de late 19e eeuw mee hebben gespeeld.

Schroefstoomboten en zo meer

Een van de prominentste zakenmannen is Johann Carl Swertz, ook Johannes Carel genoemd, soms Carel Johannes. Samen met compagnon Johannes Keyser richt hij op 13 januari 1849 de Firma KEYSER & SWERTZ op; de eerste naam komt ook voor als Keijser of Keijzer. Swertz is dan 34 jaar oud.

Links van de Olieslagerssteeg het atelier van Wegner en Mottu, Rokin 138. Rechts daarvan moet het kantoor van de firma KEYZER & SWERTZ gevestigd zijn geweest in 1856 (afbeelding tussen 1865 en 1875)

Of dit 'onze' Johann Carl is, is niet 100% bewezen. Uit familie-overlevering weten we dat Johann Carl een succesvolle ondernemer was. Het kan haast niet anders: er is in die tijd in Amsterdam geen andere J.C. of C.J. Swertz aangetroffen behalve Carolus Johannes Remigius, Johann Carls zoon die amper 5 maanden oud overlijdt.

De Vennootschap handelt in alle soorten van Machinerien en verdere gegoten en geslagen IJzerwerken. Elders treffen we aan dat de zaak dient tot het uitoefenen van den Commissiehandel in Stoom- en andere Werktuigen.

De zetel is Amsterdam en het kantoor wisselt nogal eens van locatie, misschien vanwege expansie. Zo verhuist het bedrijf in 1856 naar het Rokin, hoek Olieslagerssteeg (D89), is het adres in 1858 Oudezijds Voorburgwal (K 514), en volgt wederom een verhuizing in 1860 naar Blaauwburgwal (SS 95), tegenwoordig Blauwburgwal.

Advertentie van de firma KEYZER & SWERTZ voor stoom- en andere werktuigen (1859)

KEYSER & SWERTZ wordt op 6 december 1863, na 14 jaar, ontbonden, gevolgd door liquidatie. De reden is onbekend.

Het bedrijf speelt in op de vernieuwingen op het gebied van stoomwerktuigen en andere mechanisatie die typisch zijn voor dit tijdperk. Ze weten veel waar te halen uit Engeland, de bakermat van de industriële revolutie; ze zijn agent van c.q. verkopen machines van John Whitehead, Burgess and Key, Barrett en Ransomes, waarvan een aantal destijds innovatieve bedrijven waren op het gebied van landbouw- en produktiemechanisatie. Zo luidt een van hun advertenties:

Landbouwwerktuigen van de laatst verbeterde constructie uit de voornaamste Engelsche fabrijken zijn te verkrijgen bij Keijser & Swertz, commissionairs in stoom- en andere werktuigen, te Amsterdam, Oudezijds Voorburgwal, K. 514. (Landb. Cour.).
De Improved MCCormicks' Reaper uit 1857 van Burgess and Key, mogelijk de voorloper van de maaiwerktuigen die in 1860 en 1861 de eerste prijs in de wacht sleept op landbouwtentoonstellingen. Agenten zijn KEYSER & SWERTZ.

Aan hun waar te zien is niets te gek of te groot om verhandeld te worden, als het maar modern is. In diverse advertenties in kranten zien we een scala aan produkten:

  • Stoompompgemaal
  • Schroefstoomboten
  • Snelvarende ijzeren schroefschuivers
  • Landbouwwerktuigen
  • Stoomoliemolen met patent-oliefabriek
  • Graanbeekmolens
  • Dorschwerktuigen

Ze handelen ook -als intermediairs- in complete fabrieken, zoals een etablissement, ingericht voor een olieslagerij, cement- en pelmolen, door water en windkracht gedreven, en een stoomoliemolen met patent-oliefabriek.

Bij een landbouwtentoonstelling slepen ze in 1858 de 2e prijs in de wacht vanwege hun uitmuntende landbouwwerktuigen.

Bij de tentoonstellingen van 1860 en 1861 halen KEYSER & SWERTZ voor dezelfde machines de eerste prijs:

Van allen waren een aantal werktuigen, en wel de beste die tegenwoordig vervaardigd worden, voorhanden. Burgess en Key, die het vorig jaar den eersten prijs voor hun grasmaaiwerktuig ontvingen , behaalden ook nu weder de overwinning met hun , sints dien tijd nieuw ontworpen, vereenigd gras- en graan-maaiwerktuig voor twee paarden, ingezonden door hunne agenten, de heeren Keijser en Swertz te Amsterdam.

Ook begeven ze zich in de bouw; alleen bij hen is een nieuw soort dakbedekking te verkrijgen, genaamd Steinpappe, eene soort gecement bord papier.

Geheel in de geest van vandaag zijn er testimonials die het product roemen om de weinige zwaarte en de digtheid;

Advertentie van de firma KEYZER & SWERTZ voor een stoomoliemolen met patent-oliefabriek (1859)
Ik heb tot proeve in de maand October van verleden jaar een afdak van ongeveer 8 vierkante el, dat onder een helling van nagenoeg 30 graden onder zeer ongunstige omstandigheden gelegen is , daarmede laten bedekken , en bij al het ongunstige weder , dat de afgeloopen winter heeft opgeleverd , heeft het zich zeer goed gehouden , en geeft naar mijn gevoelen een zeer digte en zeer ligte dakbedekking.

Telegraafvergunning

Aanbieding van telegram op het Telegraafkantoor te Amsterdam (foto 1913).
Het telegraafnetwerk in 1864.

In 1862 verkrijgen Johannes Keyser en Johann Carl Swertz namens den Koning een vergunning voor de aanleg en het gebruik van electromagnetische telegrafen binnen de gemeente Amsterdam.

Telegrafie begon zijn opmars in 1845 in Nederland en mondde uit in de oprichting van de Rijkstelegraaf in 1852. Voor die tijd bestond er alleen de zeer ingewikkelde optische telegrafie. Tot 1852 hielden zich ook particulieren met de telegrafie bezig, totdat de staat kleine particuliere exploitanten uitkocht en het een staatsmonopolie werd.

Aanhef van de vergunning, verleend aan de heren Keyser en Swertz, voor de aanleg en het gebruik van electromagnetische telegrafen binnen de gemeente Amsterdam.

Vooral het Nederlandse bedrijfsleven raakte snel gewend aan deze moderne en razendsnelle wijze van berichtgeving. In 1860 werden 413.000 telegrammen verstuurd, in 1870 waren het er al 1,8 miljoen. Het zal nog tot 1877 duren voordat de telefoon mondjesmaat zijn intree doet.

Gezien het monopolie van de Rijkstelegraaf is het merkwaardig dat er 1862 nog vergunningen worden afgegeven, wellicht alleen voor kleine afgemeten gebieden. Keyser & Swertz krijgen veel vrijheid bij de uitvoering:

De ondernemers zijn bevoegd, telegraaflijnen binnen de gemeente Amsterdam aan te leggen, boven of onder den grond en in de rigtingen die zij noodig achten te volgen.
Het staat den ondernemers vrij, het gebruik der draden en toestellen te verhuren, of wel de berigten, ten dienste van het algemeen, door hunne beambten te doen overseinen en bezorgen.

De vergunning wordt afgegeven ca. één jaar voordat de firma KEYSER & SWERTZ ontbonden wordt, maar is op naam van de heren verleend en niet aan hun bedrijf. Het is onbekend hoe dit project geëindigd is.

De firma Danizek

Bestand:1831 1833 Danizek hol part 1.jpg
Nr. 1 van twee annonces: In 1831 verliest de 59-jarige Danížek zijn vrouw, in mijnen gevorderden leeftijd.
Bestand:1831 1833 Danizek hol part 2.jpg
Nr. 2 van twee annonces: 2,5 jaar later (1833) hertrouwt Danížek met de 19 jaar jongere Theresia Hol, wiens zaak de Swertzen later overnemen
Damrak nr. 87 (de eerste luifel links), het pand waar Johann Carl Swertz, eenmaal getrouwd, in 1851 gaat inwonen bij het achtpaar Danížek, oom en tante van zijn vrouw. Rechts achter het Centraal Station. Foto 1891.

Zakelijke en amoureuze belangen gaan hand in hand bij de Swertzen, niet ongewoon in die tijd.

Theresia Hol, een tante van Sophia Arnolda Maria Hol, vrouw van Johann Carl Swertz is getrouwd met Franz Danížek, een man met een Slowaakse naam, afkomstig uit de Bohemen, een regio in het westen van Tsjechië, en geboren in 1774. Uit gegevens van het Amsterdams archief blijkt dat Franz Danížek met vrouw en nicht Sophia Arnolda Maria Hol aan de Damrak 87 in Amsterdam wonen.

In 1851 gaat Johann Carl Swertz, eenmaal getrouwd met Sophia Arnolda Maria, hier ook inwonen. In het pand worden de eerste twee kinderen Swertz geboren, de tweede jong gestorven.

Rond of na de dood van Franz Danížek (1854) wonen ze aan het Damrak nr. 89. Dit is mogelijk een omnummering geweest en geen verhuizing, vooralsnog onduidelijk. De rest van de kinderen worden geboren.

Ten tijde dat Danížek er nog woonde was er steeds één inwonende dienstmeid; over een periode van 5 jaar drie verschillende.

Waterschade bij de firma Wed. F. DANIZEK (1885)

30 jaar later en circa 5 jaar na de dood van Johann Carl verlaten de laatste kinderen Swertz het huis (november 1889) waarna het echtpaar Johannes Wilhelmus Merkelbach en Maria Antonia Schaick en kinderen erin trekken (juli 1890). Merkelbach drijft er een speelgoedwinkel.

Na de dood van Franz Danížek (1854) zet zijn weduwe Theresia Hol een handel in ‘Koralen en Kramerijen’ voort onder de naam Firma Wed. F. DANIZEK. Het adres is hetzelfde als het woonhuis van de Swertzen; Damrak nr. 89.

Theresia Hol overlijdt in 1860. In 1884, inmiddels 24 jaar na de dood van de weduwe Hol bestaat het bedrijf nog steeds en wordt als vennootschap voortgezet door Johann Carl Swertz en twee van zijn zoons; Petrus Adrianus Johannes (nog steeds wonend aan het Damrak nr. 89) en Franciscus Carolus Henricus (Frans) (Vijzelstraat nr. 73). Dit zijn twee oudere broers van Frits Swertz, de vader van Jan Swertz.

Het Damrak tegenwoordig. Nr. 87 is het tweede pand van rechts af waar Chicken op staat. Het originele pand is gesloopt. Damrak nr. 89 verder naar links is nu een Albert Heijn To Go (Google Maps 2015)

Johann Carl Swertz overlijdt twee maanden na het oprichten van deze vennootschap op 69-jarige leeftijd. Wellicht moest e.e.a. geformaliseerd worden voor zijn dood; in de oprichtingsacte staat dat de firma ‘wordt gerekend een aanvang te hebben genomen den 1sten Januari 1884’, drie maanden eerder.

Faillisement van de firma Wed. F. DANIZEK waar drie Swertzen werkten (1889)

De firma Wed. F. DANIZEK op de Damrak 89 in Amsterdam gaat 5 jaar later alweer over de kop. Petrus Adrianus Johannes en Franciscus Carolus Henricus (Frans) worden op 12 Juli 1889 in staat van faillissement verklaard.

Tabak, snuif en sigaren

Wilhelmina Jacoba Huberta Swertz adverteert haar St. Nicolaas-etalage (Haarlems Dagblad 28 nov.1887).

Veel Swertzen leven ook van de tabak ... en van elkaar. De 16 jaar jongere zus van Johann Carl Swertz; Wilhelmina Jacoba Huberta Swertz (1831) drijft een tabakswinkel in Haarlem. Mogelijk dat zij haar koopwaar betrok van een andere broer, namelijk Johannes Petrus (Pieter Johan) Swertz (1818) en diens zoon die zowel tabak verwerkten als verhandelden.

Henri Johan Swertz wordt failliet verklaard in 1901.

Johannes Petrus (Pieter Johan) Swertz (1818) vestigt zich rond 1840 in het vak van TABAK, SNUIF en SIGAREN in Amsterdam, op de Grimburgwal, in het Wapen van Amerika, waar hij ook woont. Hij richt de Firma Swertz & Co., Grossierderij en Negotie in tabak op. Hij trouwt de jongere zus van de vrouw van zijn broer Johann Carl; Maria Geertruida (Gertruda) Hol. Hij trouwt 13 jaar eerder dan zijn broer. In 1844 voegt zich de nog minderjarige Willem Abeleven bij ‘'Swertz en Compagnie'’ en later nog een broer. Pieter Johan treedt ook als curator op, zoals in 1844 bij het faillissement van de Firma van VAN MEEGEN en GROOTE in Amsterdam en Tabakshandelaars in het Groot.

Opening van het sigarendepot van Henri Johan Swertz in 1879.

De zoon van Pieter Johan; Henricus Johanus Adrianus (Henri Johan) Swertz (1843), zit ook in de tabak. In 1877 ontbindt deze Swertz zijn Firma SWERTZ & VAN OLIJ tot uitoefening eener Sigarenfabriek die hij samen met zijn compagnon J. H. Sperwer van Olij 10 jaar lang runde. In 1879 staat de naam van Pieter Johan Swertz onder een annonce in de Amsterdamse krant: OPENING Zaterdag 15 November van het Sigaren-Depot H. I. A. Swertz, Passage Rust, Kalverstraat 48. Op 14 november 1901 wordt deze Swertz, winkelier in sigaren, toen wonend aan het Damrak nr. 56, failliet verklaard.

Pieter Johan Swertz en L C W Bol starten in 1880 de firma H. MEIJER, handelend in manufacturen.

Een andere zoon van Pieter Johan, Carolus Petrus Johannes (Peter Carel) Swertz (1845), commissionair in Manufacturen gaat in 1880 een vennootschap aan voor 10 jaar met Laurentius Cornelis Wilhelmus Bol, agent in Manufacturen onder de firma H. MEIJER. Ze handelen in ... hoe kan het ook anders ... manufacturen; voortbrengselen uit handen- of fabrieksarbeid. Het is een typisch begrip uit de 19e eeuw, met de opkomst van de industrialisering; van kleine werkplaatsen tot fabrieken. Veel gebruiksgoederen vielen eronder, maar in de praktijk ging het vooral om textiel; bewerkte stoffen van zijde, katoen, linnen of wol.

Een enkele boef

Signalement uit het politiearchief van Johannes Hubertus Swertz (1914)
Bestand:1914 signalement swertz close up.jpg
Close up van het signalement van Johannes Hubertus Swertz (1914)

Van ene Johannes Hubertus Swertz (1888, Afferden) is een scherpe foto uit het politiearchief bekend. Hij is een derde-graadsneef van Frits Swertz (de vader van Jan Swertz); zijn grootvader (Jan Francis) is namelijk een vier jaar jongere broer van stamvader Franciscus Adrianus Swertz.

De grootmoeder van Johannes Hubertus Swertz, Margaretha Lepourceaux, is organist, maar dat heeft hem niet heeft weerhouden van het rechte pad af te wijken. Hij heeft vastgezeten vanwege brandstichting en krijgt ontslag op 25-jarige leeftijd (1914).

Zijn signalement (samengegroeide wenkbrauwen) beantwoordt aan het destijds in zwang zijnde Lombrosiaanse stereotype van de geboren boef, arme Hubertus:

Hij is klein; 1,624 meter om exact te zijn, ca. 10 cm. kleiner dan gemiddeld voor die tijd. Hij heeft lichtblond haar en lichtgrijze ogen en heeft volgens de beschrijving:

aaneengegroeide wenkbrauwen, op linkerhand bij pols een rechtlijnig litteken: op linkeronderarm een matrozenkop, daaronder anker, op rechteronderarm, diverse (…) onder andere S. M. H. K
Bestand:Raymund Swertz V2.jpg
Raymund Swertz, een succesvolle jonge biljarter en meervoudig Europees kampioen uit Afferden. Hij is afkomstig uit dezelfde streek als de eerste 'Swertzen', maar of hij familie is, is onbekend en niet onderzocht.

De tak waar Johannes Hubertus toe behoort is blijkbaar in Noord-Limburg blijven wonen; hij is geboren in Afferden dat net zoals Well aan de Maas ligt, ca. 14 km. stroomafwaarts naar het Noorden. Ca. 30 jaar eerder zijn er meer Limburgse Swertzen die over de schreef gaan. In de politiebladen staan er minstens drie:

  • In 1883 wordt een plaatsgenoot van Johannes Hubertus, de dagloner Johannes Franciscus Swertz veroordeeld ter zake van verwonding te zamen en in vereeniging tot eene geldboete van f 8, subsidiair 1 dag celstraf.
  • In 1888 wordt Franciscus Swerts, 26 jaren en mandenmaker uit Bergen, veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 8 dagen, terzake van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van eens anders goed.
  • Ook in 1888 wordt Lodewijk Swertz, 28 jaar oud, uit Gennep en tevens mandenmaker veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen wegens stroperij.

… maar ook goeie Swertzen

In datzelfde Afferden wonen natuurlijk overwegend ‘goede’ Swertzen, zoals de precies honderd jaar later dan Johannes Hubertus geboren Raymund Swertz, een succesvolle jonge biljarter en meervoudig Europees kampioen. Er is niet onderzocht of deze familie is.

Stamboom Swertz

De stamboom begint bij de oudst bekende Heinrich Swertz en gaat door tot en met de broers Jan en Carel Swertz en hun vrouwen. Vermeld zijn ook aangetrouwde personen en zijtakken voor zover relevant, bijvoorbeeld die van de criminele 4e graadsoom Johannes Hubertus van Jan Swertz.

De details zijn het beste te zien door het plaatje aan te klikken en als deze in de nieuwe pagina verschijnt wederom aan te klikken.

Fotogalerij Swertz

Fascinatie voor olifanten

De Haagse Dierentuin voor de Tweede Wereldoorlog. De kans is groot dat de olifant in kwestie 'Betsy' is, lieveling van Gien Swertz

Dochter Gien is als klein kind van ca. zes jaar gefascineerd door Betsy, de olifant uit de voormalige ‘Zoo’ tegenover het Malieveld, waar nu het provinciehuis staat. Ze mag op haar rug. Dochter Katrien durft dat niet en herinnerde zich dat Gien een groen jurkje droeg. Gien vindt dat de olifant van háár is; haar levenslange voorliefde voor olifanten ontstaat.

Van haar opa Ekker mocht ze met een dure grote porseleinen olifant spelen. Met een touwtje om de slurf trok ze het beest overal mee naar toe. Oma Rijshouwer vond het maar niets en was er vaak boos over. De olifant heeft Gien en andere verschrikkingen zoals oorlog en verhuizingen doorstaan en staat nog steeds op het bureau bij Gien.

Ze heeft in de loop van haar leven een grote collectie olifantenbeeldjes aangelegd, en heeft het geluk gehad veel olifanten te hebben gezien in Afrika (op bezoek bij zoon Hans) en Sri Lanka (op bezoek bij zakenrelaties van haar man). Ze kwam in Colombo, hoofdstad van Sri Lanka, een beroemde olifant tegen die in hetzelfde jaar en op dezelfde dag geboren is.

Obstinate Gien

Gien en haar moeder Bob delen een obstinaat en ondeugend karakter, ze passen goed bij elkaar. Ze gaan samen belletje trekken waarbij Bob zegt; we moeten wel terug zijn voordat Katrien thuis komt want die vindt dat niet goed. Gien staat haar mannetje als ze jong is. Een vader belt aan bij Bob Swertz en vraagt of hij haar zoon kan spreken die zijn zoontje heeft geslagen; het blijkt Gien te zijn. Gien is ook kind aan huis in de wachtkamer van haar vader de dokter, met een snee in haar knie of iets anders. Als ze op haar beurt wacht vragen de andere patiënten bezorgd waarom haar ouders er niet bij zijn. Gien is ook het type dat het voor elkaar krijgt om midden in een wespennest te vallen.

Als Wilhelmina per ongeluk door de fietsende Gien Swertz (ca 8 tot 10 jaar oud) wordt aangereden, roept Gien 'sukkel' tegen haar. Hier een fietsende Wilhelmina (foto 1938)

Het obstinate karakter van Gien blijkt ook als ze op haar fietsje per ongeluk koningin Wilhelmina aanrijdt, waarna Gien 'sukkel' uitroept omdat Wilhelmina volgens haar fout is. Wilhelmina steekt pardoes de weg over zonder te kijken en Gien kan haar niet meer ontwijken. Haar hofdames zijn blijkbaar even afgeleid; normaal kijken die om haar heen en berijden haar weg voor. Waar het voorval plaatsvindt in onduidelijk; Wilhelmina woont in ieder geval in die tijd in Paleis Noordeinde in het centrum van Den Haag.

Wilhelmina is trouwens verzot op fietsen, ondanks haar aanrijding met Gien. Het wordt haar echter verboden door de regering. De Ministers vinden het geen goed idee ondanks dat Wilhelmina tegensputtert dat het zo gezond is en dat een aantal hooge vrouwen ook al fietsen. Wilhelmina legt zich niet helemaal neer bij deze beperking; ze is in de jaren dertig sporadisch in en buiten haar woonplaats te zien op het rijwiel dat ze vóór de vorige eeuwwisseling in Wenen heeft gekocht na een wielerwedstrijd.

Leidseplein met links Hotel Americain, waar Gien een familiesoiree meemaakt (ca 1930)

Hoertjes en Hotel Americain

Alhoewel het een nette buurt is wonen er in een zijstraat een paar hoertjes. Katrien herinnert zich een ontmoeting toen haar vader en moeder naar de schouwburg gingen. De drie dochters willen Gerda wekken, die op de zolderetage slaapt. Ze blijven op afstand want ze durven geen van drieën helemaal naar boven, dat is eng. Als ze niets horen denken ze dat ze alleen zijn. Ze nemen hun jassen en lopen naar buiten.

Een van de hoertjes ziet hen, zo laat nog, op straat lopen en vangt hen op. Als hun vader en moeder thuis komen, zit één van hen de dochters voor te lezen. Wat die ‘meisjes’ echt zijn hebben ze pas later gehoord. De ouders van Bob wonen vlakbij, in de eerste straat parallel aan de onze richting het Staatsspoor (nu Centraal Station); de Jan Pieterszn. Coenstraat.

Dochter Gien herinnert zich ook een familiediner in Hotel Americain in Amsterdam, fantastisch aangekleed met een grote zwaan uit boter gesneden. Dochter Katrien vindt het vaak eng om alleen naar kinderfeestjes te gaan, dus gaat Gien mee. Katriens vriendinnetje Els Tholen van de lagere school neemt dan ook haar zusje Annemie mee, waardoor ze met zijn vieren heel wat kinderpartijtjes afstruinen.

Periode Nijmegen en Groesbeek

Jan Swertz naar Dekkerswald

Voormalig Sanatorium Dekkerswald in Groesbeek (ca. 2010)

In de jaren dertig moet Jan Swertz een man opereren die besmet blijkt te zijn met tuberculose, toen tbc of tb genoemd in de volksmond. Hij loopt de ziekte zelf ook op. Voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid bestaan nog niet en zijn vriend dr. A. J. Henneman, geneesheer-directeur van het R.K. Sanatorium Dekkerswald nodigt hem uit voor behandeling naar Groesbeek te komen. Hij wordt op 10 november 1938 opgenomen.

De verhalen die dochter Katrien vertelt van Dekkerswald doen denken aan die van Max de Haan (1920) , later getrouwd met Gien Swertz), die er na de oorlog heeft gelegen. Net zoals Jan lokt Max in de jaren ’50 koolmeesjes met zangzaad de kamer binnen. Je had een tergend geduld nodig om de beestjes van de raamopening langzaam naar je bed te lokken; een dagelijkse routine die je weken lang moest volhouden . Het was voor patiënten die stil moesten uitzieken een van de weinige uitlaatkleppen.

Patiënten op bed in ziekenzaal voor mannen in Sanatorium Dekkerswald (1938)

Dochter Katrien loopt ook tbc op, twee keer zelfs. Dat ze daar bovenop komt roept bewondering op. Men vindt het beter dat haar vader geen weet krijgt van haar tbc. Hij krijgt foto’s te zien van Katrien hockeyend of op een springplank bij het zwembad, terwijl ze helemaal niet eens mag zwemmen vanwege haar tbc. Katrien vindt dat niet eerlijk en herinnert zich goed dat dokter Henneman in zijn deftig Nederlands antwoordt dat:

dat niet opweegt tegen het verdriet dat je vader zou hebben als hij weet dat jij ziek bent.

Na zijn dood wordt Katrien wederom ziek en ligt ook een aantal maanden in Dekkerswald.

Door toedoen van dokter Henneman kunnen 28 joden onderduiken bij Dekkerswald. Dochter Katrien herinnert zich hoe ze de Duitsers te slim af zijn. Ze hebben een afspraak dat de klok op de toren geluid wordt als de Duitsers naderen voor inspectie. Als zuster Suzanne (“een prachtmens”) aan de touwen hangt en de klok op de toren laat luiden op een ander tijdstip dan twaalf uur ’s middags, wat normaal is, dan is het duidelijk: Duitsers! Alle Joden moesten dan het bed in en zich voordoen als tbc-patiënt, inclusief rochelen en het produceren van sputum. Heel effectief, de Duitsers komen nooit op de ziekenzalen want ze zijn als de dood voor tbc, een afschuwelijke ziekte waar je destijds aan overleed; antibiotica zijn nog niet ontdekt. Alle patiënten weten van de truc en het is opmerkelijk dat niemand deze truc ooit verraden heeft.

Bob en haar dochters in Nijmegen

Bestand:Img143 - Version 3.jpg
Vakantie in Vierhouten op de Veluwe met kinderen van de zussen Wil en Elisabeth (Bob) Ekker. Van links naar rechts: Gien Swertz, Liek Hoogendijk en Katrien Swertz, (1938)
Vakantie in Vierhouten op de Veluwe met kinderen van de zussen Wil en Elisabeth (Bob) Ekker. Staand van links naar rechts: Gien Swertz, Liek Hoogendijk en Katrien Swertz. Onder: Liesbeth Swertz en de andere twee kinderen van Wil Ekker; Willem en Gine Hoogendijk. (1938)

Bob reist aanvankelijk op en neer tussen Den Haag en Groesbeek om haar zieke man te bezoeken. Ze logeert dan op Sion's Hof. Dit is al snel niet meer op te brengen. Jan wordt steeds zieker en op 13 juli 1939 verhuizen Bob, haar dochters en hun Haagse kinderjuf Riek Gijseman (Juffie) naar Nijmegen, waar ze aan de Groesbeekseweg 182 een huis betrekken. Jan Swertz is er nooit geweest en de dochters mogen vanwege het besmettingsgevaar nooit naar Dekkerswald. Een enkele keer hebben ze hem op afstand mogen toezwaaien.

Bob en Jan gaan in de zomers vóór de oorlog met hun kinderen op vakantie; in 1937 naar de Hucht (juli) en Duiveland (augustus). In 1938 naar Zandvoort (juli), de Lindenhoeve (augustus) en in september gaan de zussen Bob en Wil met hun kinderen op vakantie naar Vierhouten op de Veluwe voordat Bob in Nijmegen gaan wonen.

Bestand:1927 Elisabeth Frederika Swertz versie 6.jpg
Elizabeth Frederika (Bob) Ekker op ca. 40-jarige leeftijd (ca. 1940)

De vaders moeten doorwerken en komen in het weekend wel eens met de auto, althans voordat Jan Swertz ziek wordt. In Vierhouten verblijven ze bij de familie Hooghordel, een boerenfamilie die hun boerderij aan stadsmensen verhuren, agro-tourisme avant la lettre. De kinderen doen aan alle activiteiten mee, leren koeien melken en vermaken zich prima. Als oom Henk komt worden fietstochtjes gemaakt door de Veluwe. De laatste keer dat ze dat en famille doen is in 1938. Alsof ze een voorgevoel heeft maakt Bob veel foto's van de kinderen en hun neefjes en nichtjes.

In augustus 1939 wordt vakantie gevierd in het Onland, Lochem. Ze zullen er ook in 1941 en 1942 de zomer doorbrengen. Gien nSwertz leert daar paardrijden.

Met steun van dokter Henneman krijgt Bob een baan als secretaresse in het Oud-Burgeren-Gasthuis te Nijmegen aan de Molenstraat. Zo kan zij zichzelf en haar drie dochters redden. Ze is een kranige vrouw en maakt zich stenotypen snel eigen. Katrien volgt de middelbare school op Marienbosch aan de Groesbeekseweg. Nadat deze school door de Duitsers gevorderd wordt, krijgt zij les in de dansschool van De Goeij en in een klas van de zustersschool aan de Oude Stadsgracht. Voor geschiedenis en aardrijkskunde wordt uitgeweken naar een groot prieel achter een huis aan de St. Annastraat,tegenover de Archipelstraat.

Gien herinnert zich dat de Duitsers huiszoeking kwamen doen en aanklopten. Haar moeder heeft een clandestiene radio en wil voorkomen dat Duitsers binnenkomen. Ze vertelt de Duitsers glashelder dat ze weduwe is, drie jonge meisjes in huis heeft, en géén vreemde mannen in haar huis duldt! De Duitsers druipen af. Volgens Gien luisterden de bezettende Duitsers alleen als ze net zo werden afgeblafd als zij dat bij anderen deden .

Gien herinnert zich ook goed de geluiden uit die tijd; luidkeels zingende Duitsers bij het marcheren, het stampen met hun laarzen, en het fluiten van bommen als die laag voorbij kwamen. Gien brengt een nacht met een vriendin Wietje Heerders door in de cel. Ze hebben hondendrollen opgepakt en door de brievenbus van een NSB’ers geduwd. Ze wordt verklikt, misschien door een vriendinnetje van een NSB-familie tegenover (Dotie Boenk), waarvoor moeder haar al een keer gewaarschuwd heeft. Een iets andere versie is dat Gien de post uit de brievenbus heeft gehaald van die familie en daaruit bleek dat de familie van de NSB was.

Overlijden Jan Swertz

De hal in het hoofdgebouw van Sanatorium Dekkerswald. Waarschijnlijk kwamen de dochters van Jan Swertz niet verder dan hier om hun vader te bezoeken (foto ca. 1935)

De tbc van Jan Swertz is op een gegeven moment dermate vergevorderd dat zijn gezonde long door de andere zieke long wordt aangetast. Hij overlijdt op 24 september 1941, pas 44 jaar oud. Op een of andere manier is hij voldaan dat hij nog net een Duitser buiten door het raam heeft gezien voordat hij dood gaat, de bezetting is namelijk net op gang gekomen. Katrien herinnert zich dat ze op afstand mee heeft kunnen kijken toen hij stierf.

Bij de begrafenis van Jan komt tante Bee Zuidema (een vriendin van Bob) in het zwart uit de volgauto maar draagt wel een knalrood tasje. Ze is altijd heftig opgemaakt en rookt als een ketter. Aan de vele rimpels op haar doorgerookte gezicht dankte ze haar bijnaam ‘tante perkament’. Dochter Katrien ziet haar nog voor zich met een eeuwige sigaret met mondstuk in haar mond. Ze praatte er mee en ze reed er auto mee, heel knap!

Vlucht naar de Biesseltsebaan

Het centrum van Nijmegen na zowel Duitse als geallieerde bombardementen (1944)

Na het mislukken van operatie Market Garden in 1944 ligt het gebied tussen Arnhem en Nijmegen in de frontlinie. In september 1944 komt het oorlogsgeweld van alle kanten daar naartoe, waar het daarvoor relatief rustig is geweest. De geallieerde troepen eisen ruimte op, er heerst chaos, er zijn veel beschietingen, en veel vluchtelingen uit de omgeving zoeken onderkomen. Katrien herinnert zich dat haar moeder al eerder hun kinderjuf Riek Gijseman (Juffie) had bevolen ‘als de sodemieter’ haar koffers te pakken en de trein terug te nemen naar Den Haag. Dat heeft ze goed ingeschat; al gauw wordt het contact verbroken met het Westelijk deel van Nederland.

Ook bij het tijdelijk onderkomen van het jonge gezin Swertz-Ekker wordt het op een gegeven moment te gevaarlijk. Er vallen steeds meer granaten en de bange weduwe Houwing-van der Venne, die naast hen op nummer 180 woont, zit bijna elke avond bij hen in de kelder.

Op 19 september 1944 valt er een granaat door het dak en er ontstaat brand op het bed van dienstmeid Lies Noy. Moeder Bob is niet bang; ze grijpt flessen wijwater die ze van de kerk heeft gekregen en probeert de brand te blussen.

Moeder en dochters vluchten ‘s avonds in allerijl naar het huis van oom Gijs van Hardenbroek, lopend en te fiets. Bob Swertz heeft haar dochters eerder geinstrueerd wat mee te nemen bij een bombardement. Iedereen moet iets meenemen van waarde. In hun vlucht neemt Liesbeth de zilveren theelepeltjes mee, Gien de hond en Katrien fotoboeken. Dat laatste was voor Bob belangrijk “wat je ook meeneemt; de fotoboeken moeten mee”. Volgens Katrien was het ver lopen en dat alles moest heel 'stiekum' gebeuren; het was speruur, alles was verduisterd, en na 8 uur mocht je niet meer buiten zijn.

Het huis van Gijs van Hardenbroek ligt 3 km verder naar het zuiden aan de Biesseltsche Baan nummer 8 en de tuin grenst aan het bos van Dekkerswald. Gijs had zijn huissleutel eerder aan Bob gegeven toen hij zelf moest onderduiken. Na de oorlog is de naam van de straat veranderd in Biesseltsebaan en vanaf 1950 heeft de gemeente Groesbeek e.e.a. omgenummerd; het is nu Biesseltsebaan nr. 8.

Kees, de huisknecht van Gijs van Hardenbroek, vangt hen op. Toen Bob en de kinderen in Nijmegen kwamen wonen bracht hij soms taart of eten mee. Gijs dient net als zijn vader aan het hof, reden waardoor hij in de oorlog moet onderduiken. Hij bekleedde een aantal functies aan het hof (opperceremoniemeester, grootmeester, thesaurier van het Huis) en is lang particulier thesaurier van Juliana geweest.

Overlijden Bob Ekker

de Brakkenstein Crash

Bestand:Inslag bom 6 oktober 1944.jpg
De vermoedelijke plaats van de inslag van het projectiel dat Elizabeth Frederika (Bob) Ekker trof, ligt een aantal meters ten westen van de rode markering op de foto (Google Earth)

Amper tweeëneenhalf weken na hun vlucht naar het huis van van Hardenbroek, wordt Elizabeth Frederika (Bob) Ekker getroffen door een projectiel. Ze overlijdt ter plaatse. Het gebeurt op 6 oktober 1944 tijdens de zogenoemde Brakkenstein Crash. Op die dag doet zij, zoals de afgelopen dagen ook, de was voor een groep Engelse soldaten.

Een aalmoezenier van het Engelse leger bivakkeert tijdelijk met een groepje soldaten in de bossen van Dekkerswald en had Bob gevraagd om te helpen met de was. Bob bracht om de paar dagen de gewassen en gestreken spullen terug naar de tent van de Engelsen. Het weer was die dag goed, zonnig met hier en daar een wolk.

Op die bewuste dag zouden de Engelse soldaten met de aalmoezenier weer vertrekken. Rond het middaguur loost de piloot van een neerstortend geallieerd vliegtuig zijn laatste twee projectielen (RP's) af, ongeveer ter hoogte van de Nijmeegsebaan. Hij vermoedt niet dat er in het uitgestrekte bosachtige gebied dat hij voor zich ziet, toch nog een paar woonhuizen verscholen liggen. Met alle gevolgen van dien. Bob, die in het bosje achter het huis van Gijs Hardenbroek bij de tent van Engelse soldaten staat, krijgt een grote scherf tegen haar borst en is op slag dood.

Haar stoffelijke resten worden in een kist op een afgesloten kamertje op het logeeradres van de dochters gezet. Zij mogen er tijdelijk niet komen. Dokter Henneman regelt de begrafenis op het kerkhof van de Heilige Land Stichting, die op 10 oktober plaatsvindt. (vragen; bij Jan Swertz is graf geruimd? CHECK ). In het dagblad De Gelderlander van 10 en 11 oktober 1944 wordt een annonce geplaatst, ondertekend door de drie dochters (Elizabeth is per abuis met een S geschreven). Pas in de 21e eeuw wordt duidelijk dat het om de Nieuw-Zeelandse piloot Ivan William Cain gaat en geen Engelsman of Amerikaan. Hij en Bob (enige burgerslachtoffer) worden precies 68 jaar na de ramp geëerd met een monument.

De familie van Bob in het Westen van het land krijgt pas in mei 1945 het ontstellende bericht dat hun zus cq dochter overleden is. Er is zeven maanden lang geen contact mogelijk tussen het bezette deel van Nederland en het bevrijde deel rond Nijmegen. In mei 1945 brengt Dr. Henneman het ontijdig bericht van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker' overlijden persoonlijk over aan hun voogd oom Dirk Hoogendijk. Hoogendijk regelt met Toon Ramselaar dat Bob herbegraven wordt.

Getuigenissen uit eerste hand

Bidprentje van Pater Van Driel die het tragische overlijden van Bob Ekker in zijn dagboek vastlegt (1954).

Pater Hermanus van Driel is Algemeen Overste van het Neboklooster, en houdt gedurende de oorlog een dagboek bij. Hij woont dicht bij de rampplek en beschrijft het tragische overlijden van Bob Ekker. Een passage daaruit:

(...) Omstreeks 12 uur ontploft een scherfbom tussen de Biesseltse baan en het huis van den Heer ten Horn. Mevr. de Wed. Swerts, die met haar drie kinderen 19 september uit de stad was weggevlucht en haar intrek genomen had in de villa van Baron van Hardenbroek tegenover ons, werd dodelijk getroffen; zij moet op slag gedood zijn.
Zij stond in ’t bosje achter ’t huis bij de tent van den Anglicaansen Chaplain, wiens altaarlinnen zij gewassen had, dat zij nu kwam terugbrengen. De Chaplain was achteruitgesprongen in de kuil onder zijn tent en had slechts enkele schrammen. Onmiddellijk rende hij de Biesseltse baan op, zag de twee oudste kinderen –meisjes van ± 14 en 16 jaar- en stuurde ze naar ons. Toen zij bij ons in den kelder waren, kwam hij ons even later ontdaan vertellen, dat hun moeder gedood was.

Hij beschrijft ook de uitvaart en begrafenis van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker die afgebroken moet worden als er bommen vallen en iedereen naar de schuilkelder moet.

Pater van Driels gehele relaas, en dat van dr. Henneman in zijn egodocument, staan beschreven op de pagina Getuigenissen overlijden Elizabeth (Bob) Ekker.

De dochters na hun moeders dood

Onderdak bij Hardenbroek en Henneman

Mgr. Mutsaerts bisschop van den Bosch speldt Dr. Henneman (rechts) de ridderorde van Sint Gregorius op. Henneman was directeur van Dekkerswald in Groesbeek en ving tijdelijk de dochters Swertz op (foto 1948)

De maanden daarna verhevigt de strijd; Nijmegen zit nu midden in de vuurlinie. Katrien herinnert zich dat chauffeur Anton van Dekkerswald dodelijk getroffen werd, ongeveer een maand na de dood van moeder. Een raket boorde zich dwars door de keukendeur naar binnen en raakte Anton.

Dagen na de begrafenis van Bob zijn er steeds meer geallieerde soldaten aanwezig; grote gespierde negers van over de oceaan lopen in het bos en rond het huis van Gijs van Hardenbroek. Lies Noy, het dienstmeisje uit Beneden Leeuwen, die nu de zorg voor de drie wezen heeft, is doodsbang dat deze jonge kerels de meisjes, iets aandoen. Ze worden dagenlang opgesloten in de kelder. De deur wordt met touwen dichtgebonden en ze moeten zich voeden met de voorraad appelmoes van Kees, de knecht van Gijs van Hardenbroek.

Dokter Henneman vindt hen in die toestand en heeft al gauw in de gaten dat het niet zo goed gaat. Hij vraagt hen op de thee. Onderweg zegt Liesbeth nog dat ze zich moeten gedragen, maar als een schaal met koekjes op tafel wordt gezet, kunnen ze zich niet meer inhouden. Dokter Henneman vraagt of ze honger hebben en inderdaad; hij laat direct een schaal met brood aanrukken en vanaf dat moment worden ze in zijn huis opgenomen.

Ze hebben er tot mei 1945 gezeten. Regelmatig gaan ze met Boy, de hond van dokter Henneman, in het bosrijke gebied wandelen. Begin mei 1945 worden ze vergezeld door Koos de boswachter. De hond rent ver voor hen uit en begint plotseling vreselijk te blaffen. Als ze dichterbij komen vinden ze drie oudere Duitse soldaten, die zich daar hadden ingegraven en niet weten dat de oorlog voorbij is.

Bombardement van het ouderlijk huis

Hollands Louis XV/XVI eikenhouten kabinet, ca 1770; een van de weinige meubelstukken die het bombardement overleeft. Het staat nu bij kleindochter Isabel

Na het overlijden van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker voltrekt zich een andere ramp in Den Haag; het vergissingsbombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945. Het ouderlijk huis aan de Daendelsstraat 44 loopt schade op maar blijft staan. Het wordt als herstelbaar aangemerkt en niet ontmanteld na de oorlog.

De schokgolven hebben wel hun tol geëist en al het glas is gesprongen. Bij het openen van de servieskast (een mooi antiek kabinet in Hollandse Louis XV/XVI stijl van ca 1770) vallen alle kristallen glazen van hun voet. Dochter Katrien heeft nog één ongedeerd kristallen glas.

Opvang na de oorlog

In de nadagen van de oorlog verblijven de drie zussen, inmiddels wees geworden en dakloos, bij dokter Henneman en kunnen niet terug naar familie in het nog bezette Den Haag. De pastoor van de St. Jozefkerk aan het Keizer Karelplein doet op de preekstoel een oproep onder de parochianen om kinderen tijdelijk onder te brengen.

Het echtpaar Theo (oom Dorus) en Lien Schaeffer (Bisschop Hamerstraat 9, hoek Welderenstraat) heeft al twee meisjes onderdak gegeven die niet terug konden naar Culemborg. Ze nemen ook de drie zusjes op in hun gezin van ?? tot ?? CHECK . De Schaeffers hebben zelf twee kinderen; Ineke (getrouwd de Wit) en Hans. Hans is een autist waar Katrien haar hele leven contact mee heeft gehouden, tot kort voor haar dood. Zij nam hem vaak onder haar hoede.

Ieder hun eigen weg

De meisjes maken de MMS (Middelbare Meisjes School allemaal af in Nijmegen. Katrien en Gien kiezen voor de verpleging omdat ze daarmee snel op eigen benen kunnen gaan staan en onafhankelijk worden. Studeren zit er niet in gegeven de barre omstandigheden.

Katrien en Gien blijven lang solidair samen, eerst in Dekkerswald en daarna in Den Haag bij het Westeinde ziekenhuis. Zelfs in Eindhoven (Sint Joris ziekenhuis) hebben ze nog samen gewerkt. Liesbeth volgde later.

Stamboom met nazaten Bob Ekker en Jan Swertz

De nazaten van Bob Ekker en Jan Swertz tot en met hun kleinkinderen. De details zijn het beste te zien door het plaatje aan te klikken en als deze in de nieuwe pagina verschijnt wederom aan te klikken.

Fotogalerij Haagse tijd voor de oorlog

Fotogalerij Tweede Wereldoorlog en daarna

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen