Craan, Familie
Over de oude Zeeuwse familie Craan uit Sint-Maartensdijk, met incidentele waterproblemen, zoals dijkdoorbraken, maar ook drankproblemen; vermaningen vanwege overmatig gebruyc van den stercken dranck, een wijnsteker die de impost ontduikt. Hoe de schandelijke predikant Petrus in Ambon door de VOC uit het ambt wordt gezet en gerepatrieerd. Maar zijn nakomelingen schieten diepe Indische wortels. | Over zijn verlaten mogelijk half-Indische zoon Jacobus die van kindsoldaat opklimt tot topambtenaar en directeur van het opiummonopolie; zelfverrijking over de ruggen van verslaafde Aziaten. Zijn dochter zet het opulente koloniale leven voort. Hoe Cornelis een ruïne van vergane glorie aankoopt, sloopt en er een nieuw kasteel op wil bouwen tot hij jong bezwijkt aan de Zinkingziekte. Over enig kind Anna, die met een broer van haar schoonvader huwt, een Stork. | En dan zijn broer Benjamin die geen jurist wil zijn en zich aan muziek en cartografie wijdt, en ondertussen furore maakt met een kaart van de slag van Waterloo, waarvoor Tsaar Alexander I hem beloont met een ring. |
Zie gerelateerde pagina's in Categorie Familie Craan |
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
Ekker | |
Stork | |
Craan | |
Breekpot | Maus von Köhler |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Anna Craan (1796), dochter van Cornelis Hendrik Craan, (1768), en overgrootmoeder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker. Als Anna trouwt met Derk Willem Stork (1788), verdwijnt de achternaam Craan bij haar verdere nakomelingen.
De oudste sporen
De familienaam wordt op verschillende wijzen gespeld; men komt Craan, Craen, Crane, en Kraan tegen. Het wapen van de familie Craan bestaat uit een kraanvogel met één poot omhoog en een steen in de klauw. Vanaf de Romeinen en in de heraldiek van de middeleeuwen wordt de vogel steevast zo geportretteerd. De volksgedachte was dat kraanvogels dit deden om wakker te blijven en zo de troep te bewaken. De pose staat daarom symbool voor waakzaamheid.
De familie komt oorspronkelijk uit Sint-Maartensdijk op het eiland Tholen in Zeeland. Familiegegevens van regentenfamilies zijn goed geregistreerd door de Stadsregering van Tholen, waaruit hieronder is geput.
Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bevat het document De Stadsregering van Tholen (1577-1795) van de hand van A. Romeijn dat het wel en wee van deze families beschrijft, vanaf de satisfactieovereenkomst met prins Willem van Oranje in 1577 tot de val van de Republiek in 1795.
Voor de oudste sporen zijn ook de uitgaven handig van De Nederlandsche Leeuw, een langlopend tijdschrift voor genealogie en heraldiek.
Andries Craan (ca. 1580)
De vroegst bekende Craan is Andries Craan, geboren ca. 1580, vermoedelijk uit Sint-Maartensdijk, Zeeland zoals zovele van zijn nazaten. Zijn vrouw en beroep zijn niet bekend, wel zijn maatschappelijk-godsdienstig leven en het feit dat hij een zoon heeft; Johannes Craan, de Oudere genoemd. Andries wordt op 24 juni 1630 diaken in Sint-Maartensdijk en ouderling in 1633.
Johannes Craan 'de Oudere' (1606)
Johannes Craan 'de Oudere' is zoon van Andries Craan. Hij is geboren in 1606 en gehuwd met Neelken Jans. Van zijn minstens 6 kinderen is Johan Craan 'de Jongere' uit 1636 er een van. Johannes Craan 'de Oudere' is vermoedelijk na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwt met Claeske Hendriksdr. Voshol, weduwe van Pieter Willemsz. Op zijn 58e is hij nog doopgetuige (13 april 1664). Johannes overlijdt rond 1665/1666, als hij ca. 60 jaren oud is.
Als eerste Craan wordt hij vanaf 1642 vermeld als penningmeester der dijkage van Sint Maartensdijk, een positie die minstens tweemaal overgaat van vader op zoon. Hernieuwde benoemingen van deze positie komen voor in 1647 en 1654, maar op ca. 55-jarige leeftijd (1661) wordt hij ontslagen wegens ouderdom.
Johannes zal daarna nog 'weesmeester' (1663) en burgemeester zijn (1664). Ook is hij eerder 'gezworene' (1658). Hij koopt land in het Middelland onder Sint Maartensdijk in 1635 en 1636.
Pikant detail is dat de kerkeraad van Sint Maartensdijk Johannes, ondanks zijn hoge positie, op zijn vingers tikt vanwege zijn excessief drankgebruik. De notulen van 16 januari 1661 van de kerkeraad vermelden daarover
|
Johan Craan 'de Jongere' (1636)
Johan Craan is geboren in 1636 in Sint-Maartensdijk. Hij is de zoon van Johannes Craan, 'de Oudere' en Neelken Jans. Hij huwt Tanneke Adriaans Tistelet, geboren in Sint- Maartensdijk in 1639.
Tanneke is de dochter van Adriaan Michielsen Tistelet en Mayken Marinus-dochter. Tanneke Tistelet deed geloofsbelijdenis in Sint-Maartensdijk op 27 Jan 1657.
Johan en Tanneke krijgen minstens 8 kinderen. Van drie kinderen is meer dan alleen de naam bekend:
|
Johan Craan is 'penningmeester dijkage' vanaf 1661 en notaris van 1665 tot 1687.
Hij verbindt land in de Vlaminghoek van het Middelland onder St. Maartensdijk in 1662 en 1665 en koopt een huis in de Hasestraat in 1667. Hij overlijdt in 1687 op een leeftijd van bijna 51 jaar, Tanneke Adriaans Tistelet op een leeftijd van 56 jaar (1696), beiden in Sint- Maartensdijk.
Zoon Adriaan (1658), gehuwd met Judith Servaas, is wijnsteker in Tholen, een slijter die den wijn op flesschen trekt. Hij is ook schepen, en overdeken van het weversgilde. Hij wordt door impostpachter Pieter de Krijger bij de Staten beschuldigd van ontduiking van de wijnimpost. Hij onttrekt zich aan de voorgeschreven fysieke voorraadcontrole en claimt (ten onrechte) geen detaillist maar grossier te zijn.
Zoon Cornelis komt voor bij een plechtige eerste-steenlegging voor een niet nader omschreven bouwwerk. Beschreven wordt in het geslachtboek van de familie van Oost hoe hij in 1670 de vierde steen mag leggen van in totaal zes:
|
Tanneke Tistelet is betrokken bij een onverkwikkelijke familietwist. Eind 1687 mag zij niet aan des Heeren tafel verschijnen vermits er enige merkelijke onrusten waren gereze met enkele van haar kinderen over de nalatenschap van haar echtgenoot, aldus de notulen van de kerkeraad in 1687. Als ze overlijdt verwerpen haar kinderen de nalatenschap.
Jan Craan (1670)
Jan Craan, ook wel Johan Crane, is geboren in 1670 in Sint-Maartensdijk als zoon van Johan Craan 'de Jongere'. Hij trouwt met Catharina (Huijbrechts) Pieroom, geboren in 1669 in Kapelle en gedoopt in Biezelinge. Zij is de dochter van Huijbrecht Pieters Oom, schipper en koopman te Biezelinge, en Catelijnken Diels. Van Catelijnken of Cathelijntje is bekend dat zij een stuk zaailand onder de Eversdijk koopt in 1684.
Van Jan en Catharina zijn geen andere kinderen bekend dan:
|
Jan Craan sterft vermoedelijk in 1723 of een jaar eerder op een leeftijd van van ca. 52 jaar. Zijn vrouw is lang weduwe; ze overlijdt op de voor die tijd opmerkelijke leeftijd van 86 jaar (1755).
Jan Craan volgt zijn overleden vader op in 1687 als penningmeester der dijkage van Sint-Maartensdijk, maar wordt in dit ambt pas bevestigd in 1689. Ook is hij net zoals zijn vader notaris en daarnaast rentmeester en procureur. Hij wordt in 1701 een 'gezworene' (beëdigd vertegenwoordiger), mogelijk van het stadsbestuur of de Staten van Zeeland.
Hij doet zijn geloofsbelijdenis in 1691 en wordt gekozen als diaken in 1693. Hij is in goeden doen, gezien zijn meerdere bezittingen, zoals de hofstede Vrouwe Belia, waar hij 19 jaar leeft tot zijn dood.
Zijn vrouw moet als weduwe twee huizen met hofsteden, waar o.a. de zeergeleerde heer G. Clemens woont voor 300 pond aan Petronella Susanna Wouters overhandigen, als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad. Het gaat waarschijnlijk om een eerder door haar man geconfisqueerde boedel.
Hofstede Vrouwe Belia
Jan Craan woont van 1711 tot 1730 op de hofstede Vrouwe Belia op het eiland Tholen. Het staat in de Vrou Belypolder een van de vele kleine poldertjes van Tholen, mogelijk al eind 13° eeuw drooggelegd.
De hofstede ligt 12 km zuidoostelijk van Sint Maartendijk, zeker een uur te paard of met koets. Het echtpaar is begin 40 en wellicht in rustiger vaarwater terechtgekomen, hoewel van notaris Jan nog wel latere akten voorkomen zoals in 1712.
Van de hofstede is precies gedocumenteerd wie er wanneer leefde dankzij de genealogische website van de Familie van de Velde.
De geschiedenis van het huis gaat terug tot 1403, als hertog Aelbrecht van Beieren de gronden voor de latere Broodeloospolder aan Hughe Lauwenssoen Reynouts geeft die de hofstede bewoont, om die te dycken tot een coerenlande.
Een van de eerste bewoners van hofstede Vrouwe Belia is Gregorio del Plano, die er van ca. 1580 tot 1604 woonde. Het is de tijd van de Spaanse overheersing en de Spanjaard Del Plano, afkomstig uit Castilië, is door de Hertog van Parma benoemd tot rentmeester en dijkgraaf van Kruiningen en baljuw van Tholen. De baljuw is de rechtstreekse vertegenwoordiger van de vorst, vaak belast met de rechtspraak.
Jan Craan bemachtigt de hofstede met 30 gemeten 207,5 roede land (ca. 1,2 hectare) uit een executieverkoop, formeel op 6 februari 1709. De vorige eigenaar kan de achterstallige dijkgeschoten niet meer betalen. Jan is blijkbaar in goeden doen want hij verkrijgt daarnaast ook;
|
Johan Craan betrekt het huis nadat het 6 jaar van de Dijkage van Tholen is geweest. De hoeve ligt tegen de noordkant van de dijk die de grens markeert met de Deurloopolder. Circa 8 jaar na Jan's dood verlaat ook zijn weduwe de hofstede, en gaat het eigendom over (met een tussenstap) naar Johan Plevier, baljuw, dijkgraaf en rentmeester van Tholen.
Het originele huis van de hofstede is rond 1909 afgebroken en op de locatie is een nieuw huis gebouwd met een knechtswoning. De aangeplante boomgaard is nog lang in gebruik geweest; tegenwoordig (2014) wordt het huis privé bewoond en heet nog steeds ‘’Huize Vrouw Belya’’. Het adres is Ceresweg nr. 1, Tholen.
Vloed na vloed...
In het broze patchwork van eilanden en bedijkte kleine poldertjes had het water in Zeeland, zowel rivieren als zeestromen, vrij spel. De Zeeuwen liepen constant gevaar. Uit het pre-Deltawerkentijdperk zijn er zeker 120 verdronken kerkdorpen bekend, inclusief enkele stadjes. Daarnaast nog tientallen verdronken polders, buurtschappen en kapeldorpen.
Voordat de familie Craan ging wonen in de Vrouw Belia-polder was de Broodeloospolder, ten zuiden van de Deurlopolder, al voorgoed verloren gegaan bij de Allerheiligenvloed van 1570.
Voor veel Zeeuwen in die tijd staat het verlies van de historische stad Reimerswaal in hun geheugen gegrift. Reimerswaal lag op een eiland in de Oosterschelde amper 1 km ten zuiden van de Craan-hoeve. Opeenvolgende stormen verwoestten dijken en in de 16e eeuw volgden de watersnoden elkaar in snel tempo op. De meeste inwoners verlaten het eiland en trachtten in Tholen of Zierikzee hun nering voort te zetten en een nieuw bestaan op te bouwen.
Aan het eind van de zeventiende eeuw resteert van Reimerswaal enkel een klein eiland met een paar ruïnes. Reymerswale is op de kaarten op deze pagina nog te zien.
Ook in de tijd dat de familie Craan in de hofstede Vrouwe Belia woont komt het gevaar akelig dichtbij. Op 3 maart 1715 vloeit de Deurloopolder, ten zuiden van de dijk waar ze tegenaan leven andermaal over als gevolg van een dijkdoorbraak. Het bestuur besluit nu de zeedijk met 1,20 meter te verhogen en de vrijstelling van de Statenlasten (belasting) met 14 jaar te verlengen ter tegemoetkoming in de hoge kosten van herstel.
Na een korte eeuw van relatieve rust slaat de rampspoed weer toe. In januari 1808 breekt de zeedijk op vijf plaatsen en komt ook polder Vrouw Belia tot een diepte van 3,60 meter onder water te staan. Hetzelfde lot ondergaan de aanliggende polders, maar de Craantjes waren toen gelukkig al lang verhuisd....
Petrus Craan (1700)
Petrus Craan is zoon van Jan Craan en is in 1700 geboren in Sint-Maartensdijk, Zeeland. Een archief uit Kaapstad waar hij later zal vertoeven, althans een latere aantekening in het origineel, meldt:
|
Wellicht is er een jaartje afgelogen als hij in 1724 wil trouwen met Elisabeth Sigismund; voor zijn 25se heeft hij namelijk ouderlijke toestemming nodig. Daarover in de paragraaf Overspel in Ambon meer.
Petrus studeert van 1718 tot ca. 1723 theologie in Harderwijk, destijds een van de vijf universiteiten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In Middelburg wordt hij bevestigd als predikant.
Zijn levensverhaal wordt beschreven in de volgende paragrafen. Samengevat; na een verblijf in Kaapstad, waar hij trouwt, Batavia en Ambon wordt Petrus in 1733 gerepatrieerd wegens schandelijk gedrag. Petrus Craan heeft maar één geregistreerd kind:
|
Het vermoeden bestaat dat Jacobus Johannes Craan is verwekt bij een Ambonese vrouw. Eenmaal terug in het vaderland predikt Petrus Craan in Oost-Kappele en zeer vermoedelijk ook in Antwerpen. Hij sterft op 51-jarige leeftijd in Middelburg (1751).
Predikant op loonlijst VOC
Petrus Craan wil predikant worden in Nederlandsch-Indië en treedt daarvoor in dienst van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC).
Het is de vroege Gouden Eeuw en de VOC, opgericht in 1602, is ten tijde van Petrus Craan verwikkeld in een enorme expansiezucht. Er is een chronische behoefte aan werkkrachten en soldaten in de Oost, de arbeidsmarkt is krap en de VOC rekruteert in binnen- en buitenland. Onder de in totaal ruim 655.000 dienaren die voor de VOC naar de Oost zijn uitgereisd zaten ongeveer 600 predikanten.
De meesten van deze predikanten waren pas afgestudeerd net zoals Petrus Craan. Of Petrus uit noodzaak of roeping ging is onbekend. Sommige proponenten konden geen gemeente in Nederland krijgen vanwege een predikantenoverschot of omdat ze weinig geschikt waren voor het ambt. Zoals Petrus helaas ook zal overkomen liepen dominees in Indië geregeld vast door ruzie, ergerlijk gedrag, seksuele misdragingen, drankzucht, huwelijkse onmin of financiële problemen. Daarover in deze paragraaf meer.
Vertrek uit Rammekens
Petrus tekent voor een 5-jarig contract en stapt op donderdag 1 juni 1724 aan boord van het schip 't Hof niet altijd Winter. Het schip vertrekt van de rede bij fort Rammekens, destijds de zeehaven van Middelburg. De eerste bestemming is Kaapstad, Zuid Afrika. De eindbestemming is Batavia, de hoofdstad van Nederlandsch-Indië, het huidige Jakarta, hoofdstad van de Republiek Indonesië.
Dankzij de uitloopboeken van het archief van de VOC weten we dat het de maiden trip was van het fluitschip 't Hof niet altijd Winter; een typisch buikig cargoschip uit 1723 van 130 voet lengte (40 meter), 650 ton laadvermogen, en maximaal een 150-koppige bemanning. Het schip zou driemaal op en neer varen tussen Zeeland en Batavia via De Kaap (Kaap de Goede Hoop) en doet daarbij ook een keer Ceylon aan. In totaal maakt het schip 7 grote tochten waarna het in Batavia in 1747 wordt verkocht.
De route die Pieter Craan volgt naar Indië gaat via Kaapstad. Volgens vaartips.nl, zie foto, koersen de Indiëvaarders kort langs de Afrikaanse kust, om daarna de Spaansche Zee (de Atlantische oceaan) over te steken. Ze blijven een tijd dicht onder de Braziliaanse kust varen, om gebruik te maken van gunstige winden. Ook na het ronden van de Kaap gebruikt men de constante westenwinden om pas ten zuiden van de Straat van Soenda op noordelijke koers te gaan, dicht onder de Australische kust
Gort, stokvis en amandelgebak
Als Petrus Craan 5 maanden later op 30 oktober 1724 aanmeert in Kaapstad zijn, conform de attestatie van de scheepschirurgijn, 18 van de 171 personen aan boord overleden. Dat lot zal vooral bemanning en soldaten voor de mast getroffen hebben. De hoge heren zoals opperstuurmeester, opperkoopman en de chirurgijn, maar ook gasten aan boord en de predikant vertoeven achter de mast waar het leven vergeleken met dat aan de voorkant van het schip overmatig luxueus is.
Voorin leeft men tussen plunjekisten, kanonnen en handelsgoederen, en slaapt men in hangmatten in het tussendek. Achterin heeft ieder zijn eigen hut, variërend van klein en bescheiden tot comfortabel en voorzien van tafel, stoelen, bed (met matras!), kast en soms een bank. Ook had men betere en meer afgeschermde gemakken of secreten (toilet) waar men zijn gevoeg kon doen. |
Belangrijk voor de leefkwaliteit is het voedsel. Het gewone scheepsvolk eet in groepen van zes of zeven man gezamenlijk uit één bak. De maaltijden zijn eenzijdig, te zout en veel te vet; 's morgens gort met pruimen en boter, 's avonds erwten, bonen of rijst met boter, en vier maal per week gepekeld vlees (rund of varken) of stokvis ... met boter. Per dag is er ruim een liter bier en een mutsje (1 dl.) wijn of jenever. |
Achter de mast is er (in het begin) verse groente en vlees, en daarnaast vele soorten ingemaakt vlees, vers gevangen vis, poffertjes, pannenkoeken, rijst met krenten, en tijdens de middagthee confiture, noten en amandelgebak. |
De omstandigheden verslechteren echter naarmate de tocht vordert. Slechte hygiëne, vervuiling, ondervoeding, uitdroging en het tekort aan vitaminen beginnen dan hun tol te eisen. Scheurbuik en de ziekten malaria, beriberi, tyfus en dysenterie, houden zo huis onder de scheepsbemanning, dat gemiddeld 15 procent sterft. |
Op het schip 't Hof niet altijd Winter zitten 63 soldaten en 108 overige zeevarenden, zoals de bemanning en andere VOC-werknemers. Een sterfte van 18 gevallen is dus iets onder het gemiddelde. Men is ook blij dat men Kaapstad ongeschonden bereikt; de kans dat een schip gekaapt wordt of schipbreuk lijdt is 3 op honderd, namelijk 35 schepen in de periode 1650-1700.
Predikant Pieter Craan is er vermoedelijk dus niet bekaaid afgekomen aan boord; hij heeft zijn eigen hut in de kajuit, verkeert in goed gezelschap en nuttigt gevarieerd voedsel.
Het is onduidelijk of hij ook de geestelijke verzorging op zich heeft genomen. Normaal is dat in handen van de ziekentrooster of krankbezoeker, een predikant zonder universitaire opleiding. Deze moet 's-morgens het ochtendgebed en 's-avonds het avondgebed uit een boekje lezen en één of twee psalmen zingen. 's-Zondags moet hij een preek houden en enkele psalmen meer zingen. Als iemand ziek is of op sterven ligt moet de ziekentrooster hem troosten en enkele gebeden voorlezen. Maar ook een 'ongestudeerde' geestelijke verzorger heeft het kajuits-tractement; een eigen kamertje in de kajuit.
Flitsverloving in Kaapstad
Na zijn aankomst op maandag 30 oktober 1724 is het de bedoeling dat hij weer doorreist naar Batavia op hetzelfde schip. Kaapstad is alleen een verversingsstation; het schip wordt gereinigd, zeilen vervangen, proviand ingenomen en personele zaken geregeld. De Voorburg zal een maand later op 26 november 1724 weer doorreizen.
Petrus Craan wil echter langer blijven om de weduwe Elisabeth Sigismund te huwen. Mogelijk is het huwelijk gearrangeerd, maar Elisabeth is pas twee jaar weduwe, een krappe tijd om alles geregeld te krijgen tussen Zuid-Afrika en Nederland.
Hij mag zijn reis niet zomaar onderbreken; daar is toestemming voor nodig van het bevoegde gezag:
|
Elisabeth en haar lage afdakje
Petrus Craans verloofde is geboren in 1697 in Amersfoort, dochter van Sebastiaan Sigismund, ook Sigmund of Siegmund genoemd, met zijn tweede vrouw Catharina Brunt uit Amsterdam. Haar moeder is kort na haar geboorte overleden, vermoedelijk in het kraambed. Over zijn eerste echtgenote Margrita Dollichen zijn geen gegevens.
Haar vader is oirlogiemaker op de camp in Amersfoort en wil als smid naar Batavia. Hij reist voor zijn familie uit maar onderbreekt zijn reis wegens zijn slechte gezondheid en blijft in de Kaap achter in 1700. Hij krijgt toestemming van de Politieke Raad om zich te vestigen als baas smit. Zijn inmiddels derde echtgenote (Gertrud Mabelis uit Rheinberg) en zijn dochter Elisabeth volgen en komen in 1703 mee naar Zuid-Afrika.
Zijn zwakke gezondheid weerhoudt Sebastiaan Sigismund niet om voor de vierde keer te trouwen, nu in Kaapstad in 1712 met Anna Pieters uit Batavia, weduwe van Lambert Adriaans. Net als Catharina Brunt zullen zijn andere twee echtgenoten vermoedelijk vroeg overleden zijn, aangezien scheiden een zeldzaamheid was vaak gepaard aan veel schande.
Elisabeth is dus al bijna haar hele leven in Zuid-Afrika. Van ene Elisabeth Sigismund is bekend dat zij in 1708 een slaaf koopt van Petrus Tarenraad, te weten; Philander, een15-jarige Afrikaanse jongen uit Madaga, Gabon. Het is maar een kleine gemeenschap, dus kan het haast niet anders zijn dan 'onze' Elisabeth, hoewel ze maar 11 jaar oud is.
Elisabeth is weduwe. Ze trouwde als 15-jarige in 1713 met Francois Poulle, die in 1708 als soldaat naar de Kaap is gekomen. Francois Poulle is opgeklommen tot onderkoopman en kassier onder commissaris Hendrik Becker, en overlijdt rond 1722.
Elisabeth wordt ook genoemd in de jaarlijxe reekening der arme penningen, soo van de Caab, Stellenbos als Drakensteijn, het financieel jaarverslag van de armenzorg van de kerk, die 23 Januari 1725 'voormiddags' wordt vastgesteld. Daarin worden een stuk of 15 huisjes met bewoners vermeld waarvan de afdaken te laag zijn en beneden de maat, en dat geeft brandgevaar; in die tijd werd alles opgetrokken uit hout. Men kan de bewoners niet dwingen tot renovatie maar de brandmeester moet er aandacht aan besteden...
|
Nog even de slaven verkopen
Op 3 december 1724 trouwt Petrus Craan uiteindelijk met zijn verloofde Elisabeth Sigismund. In de acte wordt hij genoemd als bedienaar des godelijken woords. Wellicht heeft hij een 'verlofbriefje' van de gouverneur nodig gehad, hetgeen in ieder geval in Batavia gold vanaf 1654 voor elk voorgenomen huwelijk, De verklaring die daarvoor in de missive (ambtelijk schrijven) gegeven wordt...
|
Haar krakkemikkige afdak zal Elisabeth Sigismund een worst wezen; de just married weduwe wil mee naar Indië met haar man. Op 29 januari 1725 komt het verlossende woord. De Raad van de Kaap de Goede Hoop besluit als volgt:
|
Voordat hij afreist wordt Petrus Craan door ene Bosman voorgedragen om de overleden predikant van Aken op te volgen. Bosman gaat zijn perkje te buiten, omdat Craan dit aanbod niet wil en ook niet mag aannemen. Hij is VOC-dienaar en voorbestemd om naar Indië te gaan; company rules.
Ook moet Petrus Craan nog een andere zaak regelen. Op 26 februari 1725 verkoopt hij twee slaven, namelijk; Perkut, een Makassar-slaaf, aan Johannes Pleunis voor 65 Rand, en Barent, een Balinese slaaf, aan Samuel Wakyers voor 90 Rand.
Dat deze slaven Indisch zijn is niet curieus. De meeste waren afkomstig uit Zuidoost-Azië en India. Zij waren populairder dan de slaven uit naburig Madagaskar en Mozambique vanwege hun grotere vaardigheden als handwerkslieden. De meeste Indische slaven kwamen naar de Kaap in het gevolg van repatriërende compagniesdienaren, die hen aldaar van de hand deden, met name nadat de Heren XVII in Nederland, de bazen van de VOC, in 1713 bepaald hadden dat iedere slaaf die voet aan wal zou zetten in de Republiek vrij zou zijn. |
Op naar Batavia
Ergens in april of mei 1725 gaan Petrus Craan en Elisabeth aan boord van het VOC schip "De Voorburg" richting Batavia. Elisabeth neemt haar 10-jarige dochter Catharina Theodora Poulle mee uit haar eerste huwelijk, geboren in Kaapstad in 1715.
Deze reis is korter dan het eerste traject naar Kaapstad en kan in twee maanden afgelegd worden, maar gezien de aantredende winter zal het eerder tegen de 4 maanden zijn geweest.
De weersomstandigheden in de winter van het zuidelijk halfrond zijn namelijk niet optimaal. Men profiteert lang van de constante westenwinden om pas ten zuiden van de Straat van Soenda op noordelijke koers te gaan, dicht onder de Australische kust. Deze westenwinden zijn echter minder krachtig 's winters. Ook kent de reis risico's. Het is zaak om op tijd de koers te verleggen voor het Zuidland (Australië). Vaak merken de kapiteins de verhulde gevaarlijke koraalriffen en rotsen pas op als ze er tegenop slaan. Vanwege de vele VOC-wrakken is het gebied nu een ideaal duikgebied. |
Petrus Craan en zijn vrouw Elisabeth komen op 30 juli 1725 aan in Batavia. Het aanmeren van het schip Voorburg wordt beschreven in het Daghregister gehouden in ‘t Casteel Batavia, dat begint met de geestelijke aan boord en het feit dat hij getrouwd is in Kaapstad.
Dat het zoveel aandacht krijgt, nog voordat de kostbare lading wordt beschreven (!), komt wellicht omdat het niet vaak gebeurt dat er een gestudeerde predikant meekomt. Het Daghregister is moeilijk leesbaar en slecht te ontcijferen; NB: mocht iemand zich geroepen voelen... zie de foto met link.
|
Het schip 'De Voorburg' vertrekt 20 november 1725, 4 maanden later, weer voor de retourvaart naar Kaapstad. Het zal vergaan in de Indische oceaan op de 31e breedtegraad zuid. De lading ter waarde van fl. 192.640,- gaat verloren.
Predikant in Amboina
Petrus Craan en zijn vrouw reizen na aankomst in Batavia snel door naar het eiland Ambon in de Indonesische eilandengroep de Molukken, vermoedelijk hetzelfde jaar nog (1725).
In de 17e eeuw werd Ambon Amboina of Amboyna genoemd. Nadat de Nederlanders de Portugezen hebben verjaagd in 1609, wordt de lucratieve monopolie op de kruidnagelhandel overgenomen en met harde hand door de VOC verdedigd. Ambon is een van de kleinere eilanden van de archipel der Molukken waar ook het centraal gezag van de Nederlanders is gevestigd. |
Voor Petrus en zijn vrouw is het wederom een lange reis, ongeveer 2500 kilometer. We weten uit journalen dat een dergelijke reis rond 1636 ca. 1,5 maand bedroeg.
Petrus is in totaal acht jaar predikant in Ambon, leert de Maleisische taal en predikt ook in die taal. Naast Ambon werkt hij ook in Hila en in 1730 wordt hij geroepen om enige tijd op het nabijgelegen eiland Saparoea in de nederzetting Siri-Sori te verblijven.
Meer soldij dan een koopman
Mogelijk dat François Valentijn Petrus Craan heeft geïnspireerd om naar Indië te gaan. In het jaar dat Petrus Craan vertrekt (1724) verschijnt van zijn hand het 764 pagina's tellende boek Beschryving van Amboina:
|
François Valentijn vatte zijn taak als dominee ruimer op dan de zorg voor het zielenheil van de bemanning en de bekering van de inheemse bevolking. Hij verbleef 13 van zijn 18 'tropenjaren' in Ambon, en publiceerde veel over Oost-Indiën. Hij was een goed verteller en geeft opmerkelijk brede en precieze beschrijvingen, gelardeerd met kaarten en etsen.
Uit een van zijn citaten blijkt begrip voor de inheemse volkeren die onderworpen worden.
|
Daarnaast was hij ook een nationalistische, zelfingenomen en ijdele historicus die de Nederlandse macht en het imperium in Azië verheerlijkte. Zijn magnum opus is het vijfdelige boekwerk Oud en Nieuw Oost-Indiën, beschouwd als de encyclopedie van de VOC-gebieden. De originele serie is nog te koop voor € 27.000.
Van Valentijn komen we ook te weten dat het traktement van een predikant zeker niet laag is. Zijn soldij bedraagt meer dan ƒ 100 (gulden) per maand, tweemaal zo veel als een predikant in het vaderland en anderhalf maal zoveel als het salaris van een opperkoopman.
Daarnaast zijn de secundaire arbeidsvoorwaarden ook goed. Voor ongeveer hetzelfde bedrag ontvangt hij vergoedingen en zaken in natura zoals:
|
Dit somt op tot ƒ 2320,- jaarlijks.
Nederlanders hebben altijd iets te klagen en Valentijn (1926) vermeldt dan ook bij dat bedrag:
|
... en bonus voor Maleis
Uit een staatje gedateerd 1720 uit een boek van François Valentijn blijkt dat het beheersen van de lokale taal aangemoedigd wordt met een bonus:
Indien hy Maleits predikt, 2 Lasten Ryst jaarlijks, waardig 60 Ryksdaalders; f 144-0-0 |
Petrus Craan predikt op een gegeven moment ook in de Maleisische taal en zal zijn inkomen zien stijgen dus.
In een later boek (1726) schrijft François Valentijn niets meer over deze bonus. Wel refereert hij naar vergoedingen voor het reizen, die voor predikanten met of zonder Maleisische beheersing gelijk is, en passant nog even de zware omstandigheden schetsend van dergelijke reizen.
|
Overspel in Ambon
Het huwelijk van Petrus Craan en Elisabeth Sigismund strandt in 1733. Het wordt ontbonden op klagte van desselfs huisvrouw over zijn schandelijk gedrag. Na beschuldigingen van overspel volgt een proces dat slecht uitpakt voor Petrus. Dit wordt uit de doeken gedaan in de paragraaf De dubbele vuyle zaek Craan. Het schandelijk gedrag wordt ernstig opgevat; hij mag zijn ambt niet meer uitoefenen en wordt heengezonden naar het vaderland. In Batavia wordt pas later formeel de scheiding uitgeroepen (1734).
De verleidingen overzee in Indië waren de VOC niet onbekend. Ook François Valentijn schrijft erover in zijn vele boekwerken. Een citaat:
|
|
De VOC noteert alleen 'laatste vermelding' als reden voor zijn uitdiensttreding op 7 maart 1733. In mei 1733 vertrekt hij met het schip Strijkebolle naar Batavia waar hij op het eilandje Edam in de baai van Batavia moet blijven in afwachting van zijn vertrek naar het vaderland.
Wanneer hij daadwerkelijk terugreist is niet bekend. Van de retourreizen ontbreken lijsten met opvarenden; het is nauwelijks bijgehouden of mogelijk verloren gegaan in de Koloniën. Er zijn indicaties dat hij via Ceylon is gerepatrieerd.
Petrus' enige geregistreerde kind Jacobus Johannes Craan is geboren in Ambon in 1728, en mogelijk verwekt bij een Ambonese vrouw. Zijn ex-vrouw Elisabeth Sigismund overlijdt 2 jaar na de scheiding (11 mei 1735) in Batavia op 38-jarige leeftijd. Ze is begraven op het Hollands kerkhof.
De (dubbele) vuyle zaek Craan
Het schandelijk gedrag en overspel van Petrus Craan leidt tot twee processen die gedocumenteerd zijn en te raadplegen in de archieven van de Classis, de regionale vergaderingen van de Nederlandse Hervormde Kerk in Amsterdam en Walcheren.
Het komt erop neer dat Elisabeth Sigismund haar man Petrus Craan beticht van een aantal onfrisse zaken:
|
De zaak komt aan het rollen als zijn vrouw vlucht en 4 maart 1733 een schriftelijke aanklacht indient bij de gouverneur van Ambon die de zaak laat onderzoeken.
Op grond van diverse getuigenverklaringen wordt Petrus Craan door de gouverneur uit zijn dienst gezet. Hij wordt op het kasteel Victoria geconfineerd.
Hoewel Petrus Craan alle beschuldigingen ontkent stemt hij toe in een scheiding van tafel, bed en gemeenschap van goederen die in 1733 wordt uitgesproken, en ook met zijn vertrek naar Batavia. Zijn verzoek om zijn zoon Jacobus te mogen meenemen wordt afgewezen.
In mei 1733 vertrekt hij met het schip Strijkebolle naar Batavia waar de kerkeraad na hernieuwd onderzoek oordeelt dat hij op het eilandje Edam in de baai van Batavia moet blijven in afwachting van zijn vertrek naar het vaderland.
De reden is niet zozeer dat men geloof hecht aan de tegen hem ingebrachte beschuldigingen -men acht de gevolgde procedure zelfs onwettig-, maar dat Petrus uiterlijke tekenen van zinneloosheid (krankzinnigheid) vertoont.
Het eilandje Edam is amper 400 bij 800 meter groot is ligt 15 km uit de kust ter hoogte van Batavia. Het hoort bij een reeks eilanden onder de vlag van het Koninkrijk Jaccatra, die de Nederlanders namen gaven als Vader Smit, Leyden (Leiden), Alkmaar en Enkhuisen (Enkhuizen). |
De eilanden werden op verschillende manieren gebruikt. Purmerent (Purmerend) had een hospitaal voor melaatsen en andere besmettelijke ziekten, Onrust werd gebruikt voor het repareren van schepen en Edam had eenige Pakhuizen, een Zaagmolen en een Lynbaan. Veroordeelde Europeanen moesten werken op deze lijnbaan. |
De autoriteiten laten Petrus Craan een verzoek ondertekenen om in zijn volle fatsoen en met de gepermitteerde goederen te mogen repatriëren en aldus geschiedt, zij het dat hij aan boord de dienst van leraar niet mag exerceren.
In december 1733 brengt de kerkeraad van Batavia rapport uit aan de Heren XVII en aan de classis Amsterdam van de hervormde kerk; één zin van het antwoord van de classis van januari 1735 typeert de zaak treffend:
|
Weer terug bij af
Petrus Craan zal als impotent aan boord zijn gegaan; een persoon waarvan het dienstverband met de VOC was beëindigd; op de schepen die terugvoeren was dat ruwweg 10% van de opvarenden.
Het is niet te traceren, maar het is onwaarschijnlijk dat Petrus Craan nog dezelfde privileges geniet achter de mast als bij zijn heenreis naar de Oost. Het enige voordeel is dat er op de terugreis minder opvarenden zijn. Veel mensen bleven in de koloniën en de ruimen werden volgestouwd met handelswaar.
Petrus mag achteraf van geluk spreken dat hij heelhuids de Nederlanden haalt. Hoewel sommigen rijk terugkomen, wordt bijna de helft van de 600 predikanten ziek en sterft binnen de aanstellingstermijn.
Dat geldt vooral voor de West-Afrikaanse kust, waar de West-Indische Compagnie heerst, en die bekend staat als het 'kerkhof der blanken'. Daar sterven veel predikanten, ziekentroosters en schoolmeesters binnen een paar maanden na aankomst. Geregeld vallen er daardoor kerkdiensten en scholen uit.
Eenmaal terug pakt Petrus Craan de draad weer op als predikant, getuige de vermelding in een kerkelijk archief van september 1738 van benoemingen landsbreed. Bij het eiland Walcheren staat het volgende genoteerd, waarbij Ambonia voor Ambon staat;
|
Ook is er sprake van ene predikant Petrus Craan die van november 1739 tot 1741 verbonden is aan de (destijds protestantse) Cruys-Kerke, genaamd 'de Brabantsche Olijfberg' in het overwegend katholieke Antwerpen. De kans is groot dat dit 'onze' Peter is. De kerk in Antwerpen-Noord bestaat nog. Het is zwaar geteisterd gedurende de Napoleontische tijd en wordt in 1821 herbouwd.
Peter Craan sterft op 51-jarige leeftijd in Middelburg (1751).
Betrouwbare VOC-boekhouding
Veel informatie over Petrus Craan kon achterhaald worden dankzij de minutieus bijgehouden administratie van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC).
Voor elk schip dat tussen 1700 en 1795 afvoer, werd een lijst van opvarenden opgesteld en per werknemer noteert de VOC een uitgebreide salarisberekening. De 'soldijboeken' bevatten gegevens van zo'n 655.000 matrozen, soldaten en ander personeel. Voor de VOC was het belangrijk om bij te houden wat men voor een opvarende had uitgegeven, voor een scheepskist , uitrusting, maandbrief of de veelgebruikte schuldbrief; een voorschot op het salaris waar de VOC uiteraard rente voor vroeg.
De gegevens zijn per werknemer genoteerd en de salarisrekening opent met de datum waarop het schip de rede verlaat. De rekening sluit met de uitbetaling, bij het einde van het dienstverband, van wat de opvarende of zijn rechthebbenden nog tegoed hebben van de VOC.
Van Petrus Craan weten we precies wanneer hij vertrokken is met welk schip, het aantal opvarenden en het aantal doden tijdens de reis. In de soldijboeken is hij niet te vinden. Hij maakte geen gebruik van de financiële opties (leningen en vooruitbetalingen) die veel armlastige opvarenden wel van node hadden en waar de VOC grof aan verdiende wegens de hoge rentetarieven. Als lid van een goed gesitueerde familie had Petrus Craan hier vermoedelijk geen behoefte aan.
Jacobus Johannes Craan (1728)
Jacobus Johannes Craan, zoon van Petrus Craan, is geboren in Ambon in 1728. Zijn jeugd is niet florissant. Nadat zijn vader na beschuldiging van ‘schandalig gedrag' gedwongen is gerepatrieerd, blijft Jacobus in 1733 achter in Batavia als 5-jarig jongetje met zijn moeder die twee jaar later overlijdt.
Wellicht ontfermt zijn stiefzus Catharina Theodora Poulle zich daarna over hem. Ze is bij het overlijden van haar moeder Elisabeth ca. 20 jaar. Ze is meegekomen uit de Kaap en trouwt in 1731 op Ambon met Jan van Oordt. De band met haar stiefbroer blijft hecht. Bij de doop van Cornelis Hendrik, eerste zoon van Jacobus Johannes, is Sara Maria van Oordt, dochter van Catharina Theodora, doopgetuige.
Indische Nederlander
Jacobus Johannes Craan is mogelijk een Indische Nederlander, tegenwoordig Euraziaat genoemd. Het vermoeden is dat hij een kind is van een Ambonese vrouw en dus gemengd bloed heeft. Ook zijn vrouw is mogelijk een Indisch-Nederlandse.
In 1753 huwt hij met de 15-jarige Johanna Henriëtte Breekpot (ca. 1738), geboren in Japara, een district op het eiland Java. Zij is de dochter van Cornelis Breekpot (1710) en Margaretha Sophia Ongewassen.
De vader van Johanna, Cornelis Breekpot, is VOC-Commandeur van Malabar, ofwel de Peperkust in het zuidwesten van India. Zijn vrouw Margaretha Sophia Ongewassen is mogelijk ook Euraziaat, zoals zijn schoonzoon Jacobus Johannes Craan. Ze worden beschreven op de pagina's Familie Breekpot respectievelijk Familie Ongewassen.
Van vier kinderen van Jacobus Johannes Craan zijn er gegevens:
|
Van Riemsdijk wordt Kijdsmeir
Er wordt beweerd dat Jacobus Johannes kinderen verwekt bij andere (Indische) vrouwen in zijn huishouden, alleen weten we niet welke. Bij een zoon kan de gegeven achternaam een indicatie zijn; een jongen krijgt vaak een andere (verzonnen) naam mee als het 'niet zuiver' is verwekt, bijvoorbeeld de omgekeerde achternaam 'Kijdsmeir' bij de vele onechtelijke kinderen van de Van Riemsdijken. Maar dat geldt niet altijd.
Bij een meisje maakt het niet uit omdat die toch haar naam verliest bij het trouwen. De kans dat Catharina Margaretha meer Indisch bloed heeft dan haar broers is dus groter. Zoals de foto aan het begin van deze paragraaf laat zien heeft haar kleindochter Dina Cornelia van Riemsdijk (1807) duidelijk Indische trekken, ook omdat in de huishoudens van de Van Riemsdijken na Jacobus Johannes de praktijk van het 'buitenechtelijk verwekken' voortduurt.
Dochter Catharina Margaretha huwt in 1773 met Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk, zoon van Jeremias van Riemsdijk (1712), gouverneur-generaal van de VOC, die vijf keer getrouwd was met vooraanstaande Euraziatische vrouwen, en wiens bestuursperiode wordt gekenmerkt door verspilling, praalzucht, nepotisme en corruptie.
Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk is landheer van de Tjampea landen te Buitenzorg (Bogor). In het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek van 1927 wordt niet lichtzinnig geoordeeld over Catharina's echtgenoot Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk en zijn vader.
|
Jacobus en Johanna overlijden beiden in 1780 in Batavia kort na elkaar; zij op 3 oktober, hij op 17 oktober. Johanna Breekpot wordt begraven op het Hollandse Kerkhof in Batavia, in de grafkelder van de familie Breekpot, die vader Cornelis Breekpot (1710) heeft laten bouwen.
Johanna's laatste resten leggen de weg af van haar tuinhuis aan de weg Molenvliet naar de grafkelder op het Hollandse Kerkhof. Deze begraafplaats, Tanah Abang of Weltevreden, is niet meer en wat overblijft staat in het Taman Prasasti Museum.
Van kindsoldaat tot hoge Indische bestuurder
Jacobus Johannes Craan begint als jongetje onderaan de ladder en treedt met zijn 13e in 1741 in het leger als soldaat aan de pen in Amboyna (Ambon). Hij trotseert discriminatie maar lift uiteindelijk mee met een nieuwe trend in het Bataafse politieke leven van de achttiende eeuw; hij bekleedt posten die normaal voorbehouden zijn aan mannen die geboren of opgevoed zijn in Europa.
Jacobus Johannes Craan maakt carrière binnen het apparaat van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en klimt op tot hoofdbestuurder van Makassar, een belangrijke VOC-post in het zuidwesten van Sulawesi (het vroegere Celebes).
In 1772 wordt hij buitengewoon lid van de Raad van Indië(raad-extraordinair), het hoogste bestuursorgaan direct onder de gouverneur-generaal van Indië, en verhuist naar Batavia.
Ook verwerft hij in 1775 de lucratieve positie van directeur van de Amfioensociëteit, het bedrijf dat het monopolie heeft op de handel in opium. Van de aandelen die hij verkrijgt hebben zijn zonen nog veel profijt.
De bekroning van zijn carrière is zijn aanstelling in 1780 tot gewoon lid van de Raad van Indië (raad-ordinair). Hij zal dit zelf echter niet meer meemaken. De 'missive 'van de bewindhebbers inhoudende zijn benoeming, valt op zijn deur(kokos)mat als hij al overleden is. Opmerkelijk dat er bijna 5 maanden zit tussen zijn benoeming (25 mei) en zijn overlijden (10 oktober); koloniale snailmail?
De carrière van Johannes Johannes Craan, onder welker uitstekendste ambtenaren uit de laatste helft der 18de eeuw hij eens zou gerangschikt worden, wordt beschreven in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW). Zijn vele ambten illustreren het complexe bureaucratische apparaat van het koloniale bestuur, dat in handen was gegeven aan de particuliere handelsonderneming VOC. Een overzicht:
|
Landgoed Groeneveld
Jacobus Johannes Craan koopt in 1763 een villa in Batavia met uitgebreide percelen grond er omheen dat Groeneveld heet.
Het twee verdiepingen tellende gebouw was een mix van Europese en Indonesische stijl. Deuren van kamers waren versierd met houtsnijwerk van teakhout met plantenmotieven; boven de hoofdingang prijkte een kraanvogel, symbool van de familie Craan. Huize Groeneveld overleeft de koloniale en moderne tijd maar gaat in mei 1985 in vlammen op als gevolg van een explosie in de keuken.
De geschiedenis van dit landgoed en hun bewoners Craan en van Riemsdijk wordt beschreven op de pagina Landgoed Groeneveld.
Het opulente koloniale leven
Voordat het verging werd huize Groeneveld beschouwd als een van de mooiste koloniale woningen in Jakarta. De bezitting en het leven in die tijd wordt beschreven in de Jakarta Post. Het gehele artikel staat op de pagina Landgoed Groeneveld. Hier een fragment:
|
Zoons verplicht naar Nederland
De drie zonen van Jacobus Johannes Craan worden naar Nederland gestuurd voor scholing. Dit heeft hij testamentair vastgelegd. Ook mogen zijn zoons niet vóór hun meerderjarigheid naar hun geboorteland terugkeren. Dit 'voorrecht' is niet voorbehouden aan zijn legitieme dochters; het wordt niet nodig geacht voor hun sociale ontwikkeling.
Het is niet bekend wanneer de drie jongens naar Nederland zijn gestuurd; ze zijn bij het overlijden van hun vader hooguit 12 jaar. In Nederland begint voor hen een nieuw leven. Zus Catharina Margaretha bouwt in Oost-Indië een hecht bestaan op en vele generaties na haar blijven er geworteld. Er is geen indicatie dat de broers überhaupt nog zijn teruggekeerd naar Indië; het is weinig waarschijnlijk dat broers en zus elkaar dus nog ooit weerzien hebben.
Cornelis Hendrik Craan (1768)
Een kort en bewogen leven
Cornelis Hendrik Craan, zoon van Jacobus Johannes Craan wordt geboren in 1768 in Batavia en is gedoopt in de Portugese kerk aldaar.
Doopgetuigen zijn directeur-generaal Hendrik Breton (later voogd van de dopeling) en zijn echtgenote Sara Maria van Oordt. Sara is, net als Cornelis Hendrik, een kleinkind van de wettelijke oma Elisabeth Sigismund, uit diens eerste huwelijk met Francois Poulle.
Cornelis Hendrik Craan is in zijn tienerjaren maar wellicht al eerder met zijn broers naar Nederland gekomen. Volgens het testament van zijn vader moeten hij en zijn broers in Europa worden opgevoed en mogen niet voor hun meerderjarigheid naar Indië terugkeren. Na het overlijden van hun vader in 1780 in Batavia worden Cornelis en zijn broers onder voogdij geplaatst van Paulus Gevers Deynoot.
Cornelis Hendrik zal tweemaal trouwen en bij iedere vrouw één dochter verwekken. Hij overlijdt jong op 30-jarige leeftijd in 1798.
Maus von Köhler nr. 1 (Catharina)
Cornelis Hendrik Craan trouwt in 1786 op18-jarige leeftijd met de 14 jaar oudere Catharina Theresia Maus von Köhler in Utrecht. Catharina is weduwe van Andreas Bernardus de Bons en al tweemaal moeder.
Paulus Gevers Deynoot legt in 1786 bij notaris M.M. van der Loeff te Rotterdam vast:
|
Cornelis Hendrik en Catharina wonen na hun huwelijk eerst in Grave en later in Maastricht, waar vier jaar na haar huwelijk hun enige dochter wordt geboren (1789); Catharina Wilhelmina Theresia Craan. In hetzelfde jaar overlijdt Catharina Theresia Maus von Köhler.
Maus von Köhler nr. 2 (Johanna)
Vijf jaar na de dood van zijn eerste vrouw Catharina Theresia Maus von Köhler hertrouwt Cornelis Hendrik Craan in 1794 in Kleef met de 20 jaar jongere zuster van Catharina; Johanna Georgia Maria Theresia Maus von Köhler. Kleef, was destijds een hertogdom, nu deel uitmakend van Duitsland.
Maar één dochtertje: Anna Craan
Na twee jaar (1796) wordt hun enig kind en dochter geboren op Heumen, het kasteel dat haar vader in 1791 heeft gekocht:
|
In 1798, twee jaar na de geboorte, sterft ook Cornelis Hendrik; hij wordt maar 30 jaar oud. Zijn broer Jacobus Johannes, burgemeester van Heumen, is betrokken bij de executie van zijn testament en de administratie van zijn effecten. Deze Jacobus Johannes trouwt met Henriëtte Theresia de Bons, een dochter van Catharina Maus von Köhler (echtgenote van zijn broer Cornelis Hendrik Craan) uit een eerder huwelijk. Ze zijn ongeveer even oud; hij is uit 1771, zij uit 1772.
De weduwe Johanna Maus von Köhler hertrouwt 6 jaar later (1804) met Frederik Stork, de 'stadsdoctor' van Zutphen. Johanna is een goede partij voor hem want zij is mede-erfgenaam van het Kasteel te Heumen. Derk Willem Stork, de latere man van haar dochter Anna Craan, is de 10 jaar jongere broer van Johanna's nieuwe man.
Via het artikel Medische rel in het negentiende-eeuwse Zutphen van J. van der Kluit weten we iets meer van Frederik Stork:
|
De jonge koper van een kasteel
Even ten zuiden van Nijmegen, in de uiterwaarden dichtbij de Maas en de Maasbrug lag ooit het imposante Kasteel te Heumen. Als Cornelis Hendrik Craan de ruine van dit kasteel koopt (1791) is hij pas 23 en al weduwnaar van zijn eerste vrouw.
Hij is meester in de rechten en woont in Maastricht. Na in 1788 een huurhuis in de Tongersestraat te Maastricht te hebben bewoond en een koophuis aan de St.Pieterstraat (1791), verkoopt hij dit huis om het Kasteel te Heumen te kopen, waarmee hij beleend wordt. Hij verbouwt het kasteel, maar kan er maar kort van genieten; 7 jaar na de aanschaf sterft hij.
Zijn dochter Anna Craan zal de eerste 13 jaar van haar leven met haar moeder op het kasteel wonen totdat het in 1809 verkocht wordt. Over dat laatste vermeldt staat A.G. Schulte in zijn boek Het Rijk van Nijmegen, Zeist 1982, het volgende
|
De Zinking Ziekte
Cornelis Hendrik bezwijkt op 30-jarige leeftijd aan een Zinking Ziekte, onder welke term veel aandoeningen schuilgaan die nog niet helemaal begrepen worden. Het ging in het algemeen over
|
Wat eronder viel varieerde van griep tot zenuwinzinkingen, waar ook de term zinken in voorkomt. Bij Cornelis ging de ziekte gepaard met een hevige Koorts, zodat het vermoedelijk griep is geweest. Berucht zijn influenza-epidemies, zoals de Russische zinkingskoorts die zich in 1782 over Europa verspreidde. Bij ongecompliceerd verloop was de ziekte niet gevaarlijk doch in de door de catarrhale ziekte gepraedisponeerde lichamen werd de grondslag gelegd tot pleuris en rheumatike.
Wellicht was Cornelis Hendrik bevattelijk voor griep; hij heeft immers zijn kindstijd doorgebracht in Nederlands-Indië. Misschien lag het aan het kasteel Heumen dat hij verbouwde. Het kan er klam en tochtig zijn geweest; het kasteel had een slotgracht, lag aan de oever van de Maas en werd lange tijd verbouwd .
De weduwe Johanna noemt vier kinderen bij het overlijdensbericht van haar man, terwijl ze samen maar één kind hebben; Anna Craan. Dat is even puzzelen maar Johanna heeft blijkbaar de kinderen onder haar hoede genomen van twee eerdere huwelijken van haar omgekomen zus Catharina; twee kinderen uit het huwelijk met de omgekomen Andreas de Bons, en het kind uit het huwelijk van de omgekomen Cornelis Hendrik.
Lucratieve opiumaandelen
Jacobus Johannes Craan is vanaf 1775 directeur van de Amfioensociëteit. Dit bedrijf krijgt in 1745 van de VOC het monopolie op de handel in opium, destijds amfioen of amphioen genoemd, in de Oost. De VOC zit namelijk met een probleem.
De VOC vervoert zelf Bengaalse opium naar Batavia, waar het geveild wordt of geruild tegen specerijen of andere goederen. Opium is gewild in Azië. Vooral China vormt een gretige afzetmarkt voor dit verslavend genotmiddel en medicijn. Als de Nederlanders rond 1670 het roken van een mengsel van tabak en opium introduceren wordt de verslaving nog laagdrempeliger. Ook Javanen nuttigen het voor meer dapperheid in de oorlog en een beter sexleven. De kopers in Batavia zijn dan ook meest Chinese handelaren die hun waar naar Aziatische bestemmingen vervoeren.
Opium is daarnaast een cruciaal ruilmiddel. Aangezien Europese goederen niet populair zijn in Azië, moeten de Nederlanders afrekenen met cash. Goud en zilver worden steeds schaarser en gevaarlijker om te vervoeren gezien piraterij. Aan opium is echter makkelijk te komen, en is ook dichter bij huis te verkrijgen; de Nederlandse handelspost in Bengalen handelt direct met opiumplantages in de buurt. Bengalen is tegenwoordig Bangla Desh en het aangrenzend oostelijke deel van India.
Als de sultan van Mataram in ruil voor geleverde oorlogsdiensten de VOC het monopolie op de import van opium in Batavia gunt, wordt opium een van de belangrijkste pijlers van de onderneming VOC. De inter-Aziatische handel zal op een gegeven moment die naar Europa overtreffen.
Wat is dan het probleem? Smokkel en speculatie. Door de handzaamheid en de hoge prijzen, blijkt opium in kleine hoeveelheden uitermate geschikt als smokkelwaar. Opvarenden en andere VOC-werknemers tot in de hoogste kringen in Batavia smokkelen opium. Ook wordt er druk gespeculeerd en de prijzen fluctueren enorm. Om dit in te tomen wordt in 1745 te Batavia de Sociëteit tot den handel in Amphioen opgericht.
Deze particuliere instelling krijgt het alleenrecht op de verkoop van opium in Batavia in ruil voor een verplichte minimale afname tegen een vastgestelde prijs van de VOC. De VOC kiest niet voor prijsregulering en repressie maar voor een innovatieve oplossing die de VOC een stabiele afzet garandeert, het risico bij anderen legt, particulier initiatief stimuleert en de handel redelijk vrij laat.
De uitgifte van 300 aandelen à raison van 2000 ryksdaalders ieder, is al binnen enkele weken overschreven. De aandelen worden praktisch allemaal gekocht door hoge VOC-bestuurders, zoals de gouverneur-generaal Jacob Mossel. Het wordt ook aangemoedigd; VOC-dienaren zullen immers smokkel en speculatie hard aanpakken als dit ten koste gaat van hun eigen winst.
De broertjes Craan profiteren volop
Door de jaren heen komen de aandelen in handen van erfgenamen van de oorspronkelijke aandeelhouders. Tientallen jaren na oprichting wonen zodoende veel aandeelhouders niet in Indië, maar in de Republiek.
Zo is het ook vergaan met de aandelen van Jacobus Johannes Craan. Wanneer hij zijn aandelen bemachtigt is onbekend; hij is pas 17 jaar oud als de emissie plaatsvindt. Wel is bekend dat na zijn overlijden er 6 aandelen in totaal op naam staan van zijn drie zonen in Nederland; 2% van het totaal aantal uitgegeven aandelen.
Het rendement is groot; per aandeel wordt naar schatting gemiddeld 15% van de nominale waarde uitgekeerd per jaar, oftewel 300 rijksdaalders, en dit duurt voort tot het laatste jaar van het bestaan van de Sociëteit. Voor de gebroeders Craan komt dat neer op zo'n ƒ 1.500 (gulden) per jaar per man; twee- tot driemaal het jaarsalaris van een opperkoopman, kapitein of bestuurder, dat varieerde tussen ƒ 500 en ƒ 800. Een boer of ambachtsman verdiende destijds ca. ƒ 300, een arbeider of boerenknecht ƒ 60. De zonen hebben vermoedelijk 14 jaar lang jaarlijks dividend opgestreken; vanaf hun vaders dood (1780) tot de dissolvatie (ontbinding) van de Amphioensociëteit in 1794. Met zulke jaarlijkse douceurs kunnen de gebroeders Craan een vermogen opbouwen en ze zullen niet onbemiddeld zijn geweest.
Dissolvatie van de Amfioensociëteit
De Engelsen nemen rond 1760 de politieke macht over in Bengalen, en de Nederlanders moeten opium van de Engelsen inkopen tegen hogere prijzen. Het wordt moeilijker voor de VOC om aan de verplichtingen ten opzichte van de Sociëteit te voldoen. In de negentiger jaren besluiten de VOC-bestuurders dat de Amfioensociëteit geen nieuw octrooi meer krijgt; de VOC gaat weer zelf handelen in amfioen.
In 1794 wordt de Amfioensociëteit opgeheven en vindt een laatste dividenduitkering plaats. Tot dit laatste jaar blijft de sociëteit winst maken. Pas in 1802 volgt de afrekening; de einduitkering bedraagt per aandeel ca. 4.580 rijksdaalders uitgekeerd (ƒ 11.450,-), zijnde de nog resterende dividenden en de waarde van de aandelen. Uitbetaling vindt daarna plaats, maar onbekend is in welk jaar.
Jacobus Johannes Craan heeft bij zijn testament bepaald dat de aandelen niet in handen komen van zijn zonen maar overgaan naar hun achterkleinkinderen.
Dat wordt duidelijk in een publicatie uit 1836 over de weeskamer binnen de stad Rotterdam die de gelden beheert. De Staat is de twee oudste broers ieder nog ƒ 12.000 schuldig, en de jongste Willem Benjamin ƒ 14.000. Uitkering is echter onderworpen aan testamentaire voorwaarden van hun vader, namelijk:
|
Curieus dat er gerefereerd wordt naar de gedissolveerde sociëteit, terwijl vader Craan dit niet heeft meegemaakt; hij overleed 14 jaar eerder maar had misschien een voorzienige geest. Waarom de schuldbedragen (bestaande uit werkelijke schuld en uitgestelde schuld) lager zijn dan de verwachte ca. ƒ 23.000,- voor twee aandelen per broer Craan is onbekend.
Verwaterde erfenis
Als ergens begin 20e eeuw het laatste kleinkind van Cornelis Hendrik Craan is overleden, moet het vastgezette kapitaal van de gedissolveerde Amphioensociëteit vrijgekomen zijn. Ervan uitgaand dat er minstens 75 achterkleinkinderen zijn erven zij maximaal zo'n ƒ 160 van de in totaal ƒ 12.000.
Onder de erfgenamen en hun familie zitten grote tegenstanders van kwakzalverij, zoals Charles Theodorus Stork, en Hendrik Jan Ekker, echtgenoot van erfgename Wilhelmina (Mina) Stork. Ironisch dat zij in hun regulier blad ageren tegen preparaten met ... opium.
|
De immorele opiumpolitiek
Het Nederlandse opiumbeleid van zelfverrijking over de ruggen van grote aantallen verslaafde Aziaten wordt in de 19e eeuw zwaar gehekeld. Zo schrijft Eduard Douwes Dekker (Multatuli), ambtenaar in Nederlands-Indië en zelf trouwens liefhebber van opium over amfioenketen, smerige gebouwtjes waarin de inlanders hun opium roken; Ik vergeet niet licht den indruk, dien het gezicht van een amfioenkit op mij maakte. In een brief aan Koning Willem III schrijft hij in 1860:
|
De Engelsen, die het monopolie op opium van de Nederlanders met geweld overnemen eind van de 18e eeuw, zetten hun kwalijke praktijken nog tot in de 19e eeuw voort, en voeren twee opiumoorlogen met China om hun opiuminkomsten zeker te stellen.
Kaartenmaker Benjamin
Willem Benjamin Craan (1776 - 1848), de acht jaar jongere broer van Cornelis Hendrik Craan is net zoals zijn broer in Batavia geboren en jong naar Nederland gestuurd voor zijn opvoeding. Hij studeert aan de Universiteit Leiden en behaalt een doctoraat in de rechten in 1795. In hetzelfde jaar huwt hij Joanna Frederika Hahn in Hillegom.
Willem is niet geïnteresseerd in een carrière als jurist. Hij wijdt zich aan wiskundige studies, muziek en wordt landmeter. In Brussel, destijds onderdeel van de Nederlanden, groeit hij uit tot een beroemd cartograaf. Beginnend als kadastrale landmeter (Aix-la-Chapelle, 1810) klimt hij op tot hoofd van het kadaster van Lippe, Duitsland. De val van het Napoleontische keizerrijk in 1814 maakt hem werkloos. Hij vertrekt naar Brussel, waar prins Willem (later koning Willem 1) hem benoemt tot hoofd van het kadaster van het departement Dijle. Hij wordt bekend door een gedetailleerde kaart van de Slag van Waterloo (zie verder) en van de stad Brussel.
Willem Craan is een 'early adopter' van nieuwe technieken die elkaar snel opvolgen in de vroege negentiende eeuw, en geeft deze een nieuwe impuls, zoals;
|
Zijn roem wordt niet in Nederland onderkend: Er is alleen een Engelstalige Wikipedia pagina over hem.
Waterloo op de kaart
Zijn internationale roem dankt hij aan een kaart van het slagveld van de Slag van Waterloo. Als deze slag woedt, 18 juni 1815, bevindt Willem Benjamin zich in Brussel, 15 km noordelijker.
Hij ziet kans gewonde officieren van zowel Franse als geallieerde kant te interviewen. Ook spreekt hij Pruisische generaals na bemiddeling van prins Frederik. In september 1816 publiceert hij een gedetailleerde kaart van de slag met alle stellingen van de betrokken legers en een toelichting onder de titel Plan du Champ de Bataille de Waterloo, avec notice historique.
De Prins van Oranje, die een legerkorps heeft ingezet bij de slag, en de hertog van Wellington keuren de kaart goed. Tsaar Alexander I van Rusland is zo gecharmeerd van de kaart dat hij Craan beloond met een kostbare ring.
Zijn kaart weerspreekt een aantal 'historische feiten' door bijvoorbeeld aan te tonen dat de Nederlands-Belgische Bylandt-brigade, die werd blootgesteld aan een bombardement van de Franse artillerie, zich niet voor maar achter een richel bevond op dat moment.
Zijn dochter Virginie Frederique Wilhelmine Aspasia, ook bekend als la belle Hollandaise, trouwt overigens met de commandant van deze brigade; Willem Frederik van Bylandt. Ze krijgen 11 kinderen.
Fotogalerij vroege familie Craan
Oost-Indische bootsgezel. Onderschrift: ‘k Heb vog’len teegoed aapen; ‘k Brand om bij jou te slapen. Ets van uitgever Abraham Allard over de losbandigheid van OostIndiëvaarders. Het is gedateerd ca. 1700, het geboortejaar van Petrus Craan, die 24 jaar later zal aanmonsteren richting Kaapstad en Batavia (Collectie Stadsarchief Amsterdam).]]
De reguliere route die Indiëvaarders zoals Pieter Craan volgen naar Indië via Kaapstad volgens vaartips.nl.
Origineel titelblad van het boek Beschryving van Amboina van François Valentijn, dat in het jaar dat Petrus Craan naar Indië vertrekt(1724) verschijnt. Mogelijk is Petrus Craan hierdoor geïnspireerd.
origineel (links, 18e eeuw) en latere ingekleurde facsimile (rechts, 19e eeuw) van boeken van de populaire François Valentijn, door wie Petrus Craan mogelijk is geïnspireerd.
Foto die de dimensies weergeeft van een VOC-schip; de replica van de Batavia in de buurt van Oostvaardersdijk in Lelystad. De originele Batavia is later (1728) gebouwd dan 't Hof niet altijd Winter (1723) waar Petrus Craan op vaart. De Batavia is ook een spiegelschip (platte achterkant) terwijl het fluitschip 't Hof niet altijd Winter een rond achterschip had. De Voorburg was minder lang (ca. 40m ipv 54m bij de Batavia) maar wel 'buikiger'.
Overzicht van de reis van de opvarende Petrus Craan. Het deel van de 'doorreis' van Kaapstad naar Batavia klopt niet; hij pakte een boot later. Deze inzichtelijke indexservice is een gezamenlijk initiatief van een aantal archiefdiensten en Universiteiten.
VOC-schip 'Slot Ter Hooge' bij de rede van Rammakens waar Petrus Craan in 1724 inscheept voor Zuid-Afrika (18e eeuw Afbeelding & collectie: Zeeuws maritiem muZEEum)
Weer een VOC-schip bij de rede van Rammakens waar Petrus Craan in 1724 inscheept voor Zuid-Afrika
De riffen aan de West-Australische kust zijn een paradijs voor duikers vanwege de vele VOC-schepen die daar schipbreuk hebben geleden. Dat lot is Petrus Craan bespaard gebleven. Foto/afbeelding: [1].
Fotogalerij Jacobus Johannes Craan
Plaatje 1 van 3 van de VOC-carrièretijger Jacobus Johannes Craan; de 13-jarige soldaat in Amboyna (1741).
Plaatje 2 van 3 van de carrièretijger Jacobus Johannes Craan; als 27-jarige is hij opperkoopman (1752).
Plaatje 3 van 3 van de carrièretijger Jacobus Johannes Craan; de 49-jarige heeft vier functies, waaronder buitengewoon lid van de Raad van Indië, het hoogste bestuursorgaan direct onder de gouverneur-generaal van Indië, en directeur van de in opium handelende Amfioensociëteit, een lucratieve positie. (1774)