Swertz, Familie
Over de voorouders van Jan Swertz, neergestreken in Limburg uit Noordrijn-Westfalen. De vroege telg Jan Hendrik (1736) en zijn vrouw die 86 en 90 jaar oud worden, alsof wij 110 zouden worden. Zij is van de Belgische familie De Stuers die op dubieuze manier aan adellijke titels komt. Limburg is toch te klein voor ze; hoe ze zich ontpoppen als reislustige koopmannen, van Rostock, Brussel tot Parijs, maar uiteindelijk in Amsterdam neerstrijken. | Hoe ze gebroederlijk handel drijven in tabak, tapijten, koralen en kramerijen, en winkeltjes openen. Sommigen worden rijk, anderen gaan failliet. De zakenman Johann Carl, voor wie niets te gek of te groot is om verhandeld te worden; maaimachines, stoomboten en complete oliefabrieken. | Of de aanleg van een telegraafnet in Amsterdam gelukt is weten we niet; hij kreeg wel de vergunning. En dan Carolus, de ongetrouwde zakenman die neven en nichten veel geld nalaat bij zijn dood. Over een verre neef uit Limburg met een strafblad; met zijn samengegroeide wenkbrauwen het Lombrosiaanse stereotype van de 'geboren boef'. |
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
De Haan-Swertz | |
Swertz-Ekker | |
Swertz-Armee | |
Swertz | Armee |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Joannes Maria Antonius (Jan) Swertz (1897) tot en met zijn grootvader Johann Carl Swertz (1815). Jan Swertz (1897) en zijn vader Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz (1862), worden elders beschreven.
Koopmannen voor wie Limburg te klein was
De ons bekende voorouders van Jan Swertz gaan terug tot de achtste generatie. De roots zijn traceerbaar tot het Limburg van de 17e eeuw.
Dank is mede verschuldigd aan Carel Swertz (1932), zoon van Johan Carel Maria (Carel) Swertz (1899), de jongere broer van Jan Swertz. Carel 'junior' stelde niet alleen foto's en archiefstukken ter beschikking, maar deed ook veel speurwerk. Uit zijn familie is de “Geboortelijst van de Familie Swertz” afkomstig, opgesteld door zijn vader. Het schoonschrift is moeilijk te lezen; we zijn daar tegenwoordig niet meer zo bedreven in.
Waar zitten de Swertzen?
Een volkstelling uit 1947 levert op dat de achternaam Swertz in Nederland 72 maal voorkomt. het grootste deel daarvan neemt Limburg voor zijn rekening (32), gevolgd door Noord-Brabant (13).
Ook in 2007 zit de grootste populatie nog in Limburg. Volgens de familienamenbank van het Meertensinstituut herbergen twee gemeenten in Noord-Limburg relatief gezien de meeste "Swertzen"; Bergen (0,09% van de bevolking) en het daarboven gelegen Gennep (0,07%). Zoals hierna blijkt liggen rond Bergen ook de roots van Jan Swertz.
De oorsprong van de naam Swertz
De herkomst van de familienaam is onduidelijk; de meest voorkomende verklaring is dat het een gesubstantiveerd adjectief is. In gewoon Nederlands; een naam die is afgeleid van een beschrijving zoals 'die Zwarte', op basis van fysieke of mentale kenmerken.
Verschillende haarkleuren hebben verschillende familienamen opgeleverd, zoals De Wit voor een witharig of helblond persoon, De Roode of De Rooij voor een roodharige, De Bruin voor een donker- of bruinharige en Swart of De Zwart voor een zwartharige. Naast haarkleur is een donkere huidskleur ook een mogelijke verklaring.
Een andere verklaring wordt gegeven in het boek De Nederlandsche Geslachtsnamen van Johan Winkler (1885);
|
Deze verklaring lijkt niet aannemelijk vanwege het dialect dat in Duitsland-Limburg gesproken werd; Sohn vom Wirt leidt niet zo snel naar Swertz.
De verklaring dat de naam is afgeleid van 'zwart' is het plausibelst. De oudste Swertz komt uit Duitsland en de naam lijkt erg op het Duitse Schwartz. Een bekende Nederlandse familie genaamd Swarts is bijvoorbeeld afkomstig uit Dortmund.
Ook zijn er in de Limburgse taal veel varianten op zjwart (zwart) die fonetisch aanschurken tegen Swertz zoals sjwertsel (zwartsel) en sjwertsele (zwart schilderen).
Tussen Zwart en Swertz
Vanaf eind 18e eeuw wordt de achternaam in de opvolgingslijn consequent gehanteerd met de schrijfwijze SWERTZ. Daarvoor vind je ook veel SWERTS. In het grensgebied van Noord-Limburg en Duitsland waar de oudste sporen zijn te vinden werden verschillende talen en dialecten gesproken en er was geen gestandaardiseerde spelling zoals nu. Er zijn vele klankvarianten van S, SJ en Z en de klanken A en E liggen dicht bij elkaar.
Het is dus een wirwar; soms komt dezelfde persoon in verschillende documenten voor met verschillende spellingen. Er zijn veel verwante familienamen met waarschijnlijk dezelfde ontstaansgeschiedenis; Zwart (de), De Zwarte, De Swarte, (de) Swart, De Swaert, De Zwert, De Swer(d)t, (de) Sweert, De Zweert, Swarten, Swerten, (de) Swerts, Sweerts, Zwerts, Zwart(s), Swarts en natuurlijk Swertz. In het Duits heb je dan ook nog varianten met een Umlaut.
Carel Swertz (1932), de zoon van Carel Swertz (1899), kwam tot 119 varianten en misspellingen. Zijn dochter Charlotte verzamelde nog eens 23 namen. Leuk is de naam “Smeris” op een bestelbon voor Carel Swertz (1899) . Deze was namelijk Hoofdinspecteur van Politie.
Heinrich Swertz, de oudst bekende stamvader (vóór 1685)
De oudst bekende stamvader en achtste generatie is Heinrich Swertz,waarschijnlijk geboren vóór 1685 en afkomstig uit Duitsland; hij staat in het doopregister van Kervenheim geregistreerd als ouder bij de geboorte van zijn zoon Hendrik Willem. Zijn achternaam wordt gespeld als Swerts.
Kervenheim ligt in de regio Nederrijn, dat nu de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen is. Destijds was het onderdeel van het Duitse hertogdom Kleve, in die tijd een stabiele omgeving, anders dan de aangrenzende Nederlandse gebieden waar veel oorlogen woedden en die vaak van eigendom overgingen tussen Frankrijk, Spanje, het Oostenrijkse rijk en de Zeven Provinciën.
Heinrich is getrouwd met Helena Daems en ze hebben samen tenminste drie kinderen. Onduidelijk is of de twee laatste hun kindertijd hebben overleefd:
|
Volgens het 'Kirchenbuch' van het St. Antonius Abt in Kervenheim overlijden beide echtgenoten kort na elkaar: 'Henricus Sviers' sterft op 15 oktober 1712 in Civi [vermoedelijk 'in civitate', binnen de stad of stadsmuren] en 7 maanden later (25 mei 1713) zijn vrouw Helena Daems.
Hendrik Willem Swertz (1704)
Henricus Wilhelmus (Hendrik Willem) Swertz, zoon van Heinrich Swertz is geboren in 1704. Hij is geboren in het Duitse Kervenheim maar voor zijn trouwen vermoedelijk verhuisd naar Well, een klein plaatsje vlak onder Bergen in Noord-Limburg op ca. 20 kilometer afstand van Kervenheim.
Well ligt aan de rechteroever van de Maas vlak bij de Duitse grens. Een groot deel van het huidige Limburg behoorde destijds niet tot de 'Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden' maar viel binnen het grote Pruisische Rijk; Pruisisch Opper-Gelre. Veel familie van Hendrik Willem Swertz is in de achttiende eeuw terug te vinden in dit gebied, in dorpjes als Well, Afferden, Blitterswijk en Goch, dat nu in Duitsland ligt. Veel van die dorpjes behoren nu tot de gemeente Bergen.
Hendrik Willem trouwt driemaal; zijn eerste twee echtgenoten overlijden vroeg. Hij huwt zijn eerste vrouw Maria Hoen op 20 mei 1729. Samen krijgen ze twee kinderen; Petronella (1730) en Helena (1732).
Maria overlijdt 5 dagen na de geboorte van Helena, als ze vermoedelijk tussen de 25 en 30 jaar oud is. Hendrik Willem hertrouwt een half jaar na de dood van zijn eerste vrouw op 1732 met Gudula Hoogen (1704 - 1737), die even oud is als hij. Zij is de dochter van Heinrich Hooghen en Catharina Janssen. Gudula baart vier kinderen:
|
Ook Gudula overlijdt vroeg; drie weken na haar laatste kind. Zij is pas 33 jaar oud. Het is tragisch dat Hendrik Willem zijn beide vrouwen verliest, zo kort na de bevalling. Toch was dat niet ongewoon. Door de beperkte hygiëne en de gebrekkige medische kennis overleden veel moeders met hun geboren of ongeboren kind in het kraambed. In de volksmond werd gezegd dat een overleden kraamvrouw rechtstreeks naar de hemel ging, omdat zij 'in pijnen en smarten' gestorven was.
Hendrik Willem hertrouwt voor de tweede maal, nu anderhalf jaar later in 1739 met Margarita Thijssen. Er zijn geen kinderen geregistreerd. Ook is onbekend wanneer Hendrik Willem overlijdt. Zijn laatste vrouw overlijdt 19 jaar na het huwelijk in 1758. Alle familiaire activiteit, van huwelijk tot het dopen van de kinderen speelt zich af in Well.
Jan Hendrik Swertz (1736)
Johann Henricus (Henri) Swertz, ook Jan Hendrik en Heinrich genoemd, zoon van Hendrik Willem Swertz is geboren op 23 juli 1736 in Bergen.
Hij huwt Louise Johanna Cristine Stuers (1739 - 1829), ook Steurs genoemd, in Well (1762). Cristine, soms Christine gespeld, is ca. drie jaar ouder en telg uit een oud Belgisch geslacht dat na de Napoleontische tijd geridderd wordt. Zij is de dochter van Jean Francois Stuers en diens tweede vrouw, Anna Catharina Louise de Fliegh. Met Cristine krijgt Jan Hendrik acht kinderen, waaronder vijf zoons:
|
In het Roermonds archief komt Johann Henricus Swertz voor als Henri Swertz uit Bergen aan de Maas met als beroep receveur des droits du roi; belastingontvanger des konings. Bij de bruiloft van zijn zoon Joannes Franciscus wordt hij Jean Henrij Swertz genoemd en is zijn beroep koopman.
Alle kinderen zijn in Well of Bergen geboren. Alle burgerlijke gegevens van de Swertzen zijn tot ca. 1800 nauwgezet en in het Latijn bijgehouden in de Rooms-Katholieke doop- trouw- en begraaf-boeken en registers. Wellicht hielp het dat Jan Hendrik van beroep ontvanger ter Secretarie was in het nabijgelegen Blitterswijk. Zijn naam komt ook veelvuldig voor bij registraties van burgerlijke gegevens van andere families. Hij is dan getuige en verrassend genoeg ook heel vaak peetvader. Jan Hendrik wordt ook als organist genoemd.
Jan Hendrik en zijn vrouw worden opmerkelijk oud voor die tijd; Jan Hendrik overlijdt op een leeftijd van 86 jaar (26 augustus 1822 in Bergen), zijn vrouw als ze 90 oud is. Als je rond 1800 je jeugd had overleefd, was je levensverwachting zo'n 60 jaar; de levensverwachting vanaf je geboorte was overigens maar ca. 30 jaar. Jan Hendrik moet dus nog zijn achterkleinzoon Johann Carl Swertz hebben gekend, toen die 5 jaar oud was. De verbazing over hun ouderdom blijkt uit de annonce van hun 60-jarige huwelijksfeest:
|
Jan Hendrik sterft 8 maanden na dit feest. Zijn overlijdensbericht in de krant luidt als volgt:
|
Door zijn lange leven heeft hij veel tumultueuze momenten uit de Limburgse geschiedenis kunnen meemaken, bijna net zoveel als zijn zoon Franciscus Adrianus. Zoals;
|
Pas na het Congres van Wenen (1815) kwam er stabiliteit voor dit gebied; het werd onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, waarvoor Willem I de naam Limburg bedacht, geleend van een nabij gelegen hertogdommetje.
De Stuers; oude Belgisch-Nederlandse adel
De familie Stuers waar Louise Johanna Cristine Stuers (1739) toe behoort, echtgenoot van Jan Hendrik (Henri) Swertz, wordt beschreven in Nederland’s Adelsboek 1952, 45e Jaargang.
De wortels van de familie Stuers gaat terug naar 1435, in welk jaar Jean Stuer, voorvader van Louise Johanna Cristine Stuers, wordt genoemd als houder van een leengoed, releveerend van de vierschaar van Baersele.
In 1473 treft men een Jean Stuer aan als houder van een achterleen in het land van Waes. In 1528 vindt men Anne en Martine Stuers als houdsters van twee leengoederen te Haesdonck. Vanaf het einde van de 16de eeuw treft men dit geslacht aan te Nieukerken bij St. Nicolas in het land van Waes.
Jean Francois Stuers (1705), de vader van Louise Johanna Cristine, is raad en administrateur der domeinen van den Koning van Pruisen te Turnhout, en daarna ontvanger-generaal (ook rentmeester) te Well. Hij huwt driemaal. De eerste maal met een vrouw met achternaam Soust de Borckenfeldt, ook Sonst van Berckenfeldt genoemd. De tweede maal met Anna Catharina Louise de Fliegh, uit welk huwelijk Louise Johanna Cristine is ontsproten. Zijn derde vrouw was Anna Maria Peeters.
Pierre Jean Joseph Bernard de Stuers (1744, Turnhout), de jongere broer van Louise Johanna Cristine Stuers uit het zelfde huwelijk van hun vader, is momboir, raad-fiscaal en wapenheraut van de Soevereine Raad van Oostenryksch Gelderland in Roermond. Hij is stamhouder van één van de twee Nederlands-Belgische adellijke takken van de familie De Stuers.
Zijn zoon Lambertus Josephus Corneille Antoine Marie de Stuers (1784-1866), wordt in 1846 in de Belgische adel verheven met de titel van ridder bij eerstgeboorte. Deze tak sterft uit bij het overlijden van Lamberts zoon ridder Ferdinand de Stuers (1835) in 1900.
Het Nederland’s Adelsboek met aanhangsel ,,Veertig jaren Nederland’s Adelsboek” uit 1949 van de hand van W. J. J. C. Bijleveld werpt een kritische blik op de adellijkheid van deze familie:
|
Franciscus Adrianus Swertz (1763)
Franciscus Adrianus Swertz, zoon van Jan Hendrik Swertz, is geboren op 5 februari 1763 in Well. Van hem is weinig bekend, wel is zijn geboorte nauwgezet geregistreerd, zoals van al zijn broers en zussen:
|
Franciscus huwt Maria Carolina Waarzoek, in 1790 in Bergen. Zijn vrouw komt ook voor onder de naam Eliza, Charlotta, en met de achternaam Waertsack. Zij is afkomstig uit Magdeburg en van Lutherse achtergrond.
Om te kunnen trouwen vraagt pater Geerlink in Deventer aan het bisdom van Roermond cum dispensatie in Bannis ab Epischopo aan; een ontheffing van de voorgeschreven afroepen die voorafgaande aan het huwelijk in de kerk moeten geschieden.
Het echtpaar is blijkbaar na het trouwen gaan reizen, getuige de verschillende geboorteplaatsen van de enige twee bekende kinderen:
|
Het blijft gissen wat het echtpaar beweegt om zich tweemaal elders te vestigen. Het kan zakelijk zijn en misschien heeft de onveiligheid van de grensstreek ermee temaken. De bende Bokkenrijders hield medio 18e eeuw huis in Zuid-Limburg. Het zou een geheim genootschap zijn dat een eed op de duivel had afgelegd. Het beest hielp hen om hun geheim te bewaren. 100 personen werden opgehangen, levend verbrand of gevierendeeld.
Haarlem is voor het echtpaar geen slechte keuze; in de tweede helft van de 19e eeuw begint de economie van de stad op te krabbelen en er ontstaan nieuwe industrieën, waaronder rijtuigen- en spoorwagonfabrieken.
Goes is echter een vreemde keuze. Eind 18e eeuw is de welvaart in Zeeland drastisch afgenomen, na de bloeiperiode tijdens de 16e en 17e eeuw waarbij Zeeuwse steden als de VOC-stad Middelburg en Vlissingen een grote rol speelden als internationale havensteden.
Zijn broer Friedrich Joseph (1780)
Meer is bekend over zijn 17 jaar jongere broer Fredericus Josephus (1780), ook Friedrich Joseph genoemd. Hij is blijkbaar een ondernemer zoals zovelen in zijn familie. Als deze sterft (1846) verkopen de erfgenamen zijn bedrijf en aanzienlijke bezittingen:
|
Carel Lodewijk Swertz (1791)
Carel Lodewijk Swertz is zoon van Franciscus Adrianus Swertz en overgrootvader van Jan Swertz. Hij is geboren op 20 november 1791 in Goes. Hij trouwt met de even oude Johanna Catharina Heijer, ook wel Heuer genoemd.
Carel Lodewijk en Johanna Catharina krijgen 8 kinderen, waaronder 5 dochters. Carel Lodewijk is van beroep koopman en verhuist blijkbaar veel. Kinderen zijn o.m. geboren in achtereenvolgens Rostock, Breda, Brussel, Goch, Parijs, en wederom Brussel.
|
Het echtpaar woont ten tijde van het huwelijk van hun zoon Johann Carl Swertz weer in Limburg in Gennep, dicht bij Goch. Ze zijn dan beiden ca. 60 jaar oud.
Carel Lodewijk is, net zoals zijn opa, een lang leven beschoren, bijzonder voor die tijd; hij overlijdt in Amsterdam als hij 81 is, zijn vrouw Johanna Catharina Heijer (Heuer) 14 jaar eerder op een leeftijd van 67 jaren.
Op de voorzijde van zijn bidprentje een aparte tekst van Jacques-Bénigne Bossuet, een Franse geestelijke:
|
Vrij vertaald; laten we allereerst aanleren ons te ontdoen van iedere ambitie en de grootheden in de wereld te verachten. Wellicht is Carel Lodewijk geïnspireerd geraakt toen hij nog in Parijs woonde door deze geestelijke met zijn blijk van nederigheid en het loslaten van materiële zaken.
Zijn enige broer Johan Godefriedus trouwt met Catharina Verkinderen in Delft (1833). Er is wel een annonce in de krant van de geboorte van een kind maar verder geen referenties, wellicht dus vroeg overleden. 10 jaar na de dood van zijn vrouw overlijdt Godefriedus in het huis van zijn nichtje Wilhelmina Jacoba Huberta, dochter van zijn broer. Zij drijft een tabakswinkel in Haarlem.
Johann Carl Swertz (1815)
Johann Carl Swertz, ook voorkomend onder de naam Johannes Carel, Carl Johann en Carel Johannes, is de zoon van Carel Lodewijk Swertz, en daarmee grootvader van Jan Swertz. Hij is geboren op 27 december 1815 in Rostock.
In 1851 huwt hij op relatief hoge leeftijd (36 jaar) Sophia Arnolda Maria Hol, een 10 jaar jongere vrouw uit Amsterdam. Sophia is de dochter van Henricus Hol (Junior), die al overleden is voor het huwelijk, en Adriana Maria Demkens, van beroep sleeperijhoudster. Haar ouders wonen ter andere zijde, wellicht aan de andere kant van het IJ. Het huwelijk vindt plaats in 1851 in Amsterdam.
Een sleperij in de 19e eeuw was een bedrijf voor het slepen van vracht; men maakte gebruik van sleden waarvoor paarden waren gespannen. Het gebruik van koetsen en karossen (met wielen dus) in Amsterdam was aan beperkingen onderhevig en voorbehouden voor personenvervoer. Tijdens het slepen van de slede werden de ijzeren glijders van de slee door jongens voortdurend met olielappen of oliepoets glad gehouden; vandaar de termen smeerlap en smeerpoets. |
Bij hun trouwen is de 79-jarige Franz Danížek getuige, oom van de bruid. Hoe de zakelijke en familiaire band tussen de Swertzen en de families Hol en Danížek zich ontwikkelt wordt beschreven in de paragraaf de firma Danížek.
Johann Carl en Sophia krijgen 13 kinderen, waarvan vier jong overlijden. Johann wordt nog vader op zijn 53e. De kinderen die de volwassenheid behalen;
|
Pijnlijk zijn de vier annonces in de krant van de kinderen die niet overleven: zo is Carolus Johannes Remigius (1854) amper 5 maanden oud bij overlijden, Fredericus Remigius Carolus (1857) zeven maanden, Maria Carolina Theresia (1858) vijf weken, en Henricus Johannes (1861) een jaar.
Van een ander kind is alleen de geboortedatum bekend; 1853. Het ontbreken van een naam en ieder ander spoor daarna doet vrezen dat dit kind direct na zijn geboorte is overleden.
Dat kinderen overlijden is niet verwonderlijk, een kindersterfte van 15% tot 20% was normaal in die tijd, maar vijf van je 13 kinderen verliezen is natuurlijk wel veel. Sophia Hol’s huwelijk wordt gekenmerkt door 17 jaar lang bijna ieder anderhalf jaar een kind baren. Ze overlijdt 10 jaar na haar laatste kind op een leeftijd van 53 jaren (1879). Johann Carl overlijdt 5 jaar later als hij 68 jaar oud is (1884).
Rostock, de geboorteplaats van Johann Carl, is een Noord-Duitse havenstad aan de Oostzee in de deelstaat Mecklenburg. Rostock is tot de 16e eeuw een rijke en onafhankelijke Hanzestad. Daarna vermindert haar macht maar in de negentiende eeuw raakt Rostock weer in opkomst door de bloei van de scheepsbouw. De handel daaromheen zal voor zijn vader Carel Lodewijk de reden geweest zijn om zich hier te vestigen. |
Net als zijn vader 'Carl Ludewig', laat Johann Carl zich voorstaan op zijn Duitse voornaam. Hij houdt privé zijn Duitse naam aan in Nederland, zoals te zien is in familieadvertenties, maar in zakelijke stukken staat hij vermeld als Johannes Carel. Hij is van beroep commissionair.
Zoon Carolus Wilhelmus Swertz
Carolus Wilhelmus (Carel) Swertz (1864), een twee jaar jongere broer van Frits Swertz is handelaar. In 1911 worden hij en zijn compagnon F. J. A. van der Wouden procuratiehouders van de “Handelsvereeniging van DUDOK DE WIT & Co en MATTHES & BORMEESTER”.
In 1944 woont hij met zijn broer, de weduwnaar Johannes Henricus Franciscus (Henri) Swertz (1869) in Apeldoorn (Arnhemseweg 250). Als ongetrouwde zakenman laat Carel zijn neven en nichten veel geld na bij zijn dood in 1947.
Zoon Frans Swertz
Franciscus Carolus Henricus (Frans) Swertz (1852), de 10 jaar oudere broer van Frits Swertz (1852) is op zijn 75e getuige bij het huwelijk van Jan Swertz, de zoon van zijn broer. Op de huwelijksacte wordt hij vermeld als 'leraar schoonschrijven', blijkbaar zijn beroep na het faillissement van de zaak die hij met zijn vader en broers dreef. Frans heeft een verleden als koopman in zaken met zijn broers en vader, en is woonachtig in Amsterdam.
Hij huwt 11 september 1884 met Antoinetta Susanna (Antoinette) Asseler en samen kregen ze drie dochters: Maria Petronella Carolina, Sophia Johanna Theodora Maria en Constance Carolina. Frans overlijdt 6 juli 1929 in Den Haag op 77-jarige leeftijd, zijn vrouw Antoinette 12 jaar later op 83-jarige leeftijd.
Kooplieden, handelaars en winkeliers
Zijn de voorouders van Jan Swertz in de 18e eeuw nog brave inwoners van Noord Limburg, de nazaten in de 19e eeuw vliegen uit en ontpoppen zich als kooplieden, handelaars en winkeliers.
Er zijn veel firma's actief die ook wel eens failliet gaan. Of dit het gevolg is van gedurfd ondernemerschap of slecht management is niet te achterhalen. Ook kunnen de diverse economische crises in de late 19e eeuw mee hebben gespeeld.
Schroefstoomboten en zo meer
Johann Carl Swertz is een van de prominentste zakenmannen onder de Swertzen. Onder de naam Carel Johan Swertz richt hij met compagnon Johannes Keyser op 13 januari 1849 de Firma KEYSER & SWERTZ op; de eerste firmant komt ook voor onder de namen Keijser of Keijzer. Swertz is dan 34 jaar oud.
Er zijn meer Johan Swertzen die met hun tweede voornaam door het leven gaan, zoals zijn twee zonen Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz (1862) en Johannes Henricus Franciscus (Henri) Swertz (1869) en zijn kleinzoon Johan Carel Maria (Carel) Swertz (1899).
De Vennootschap handelt in alle soorten van Machinerien en verdere gegoten en geslagen IJzerwerken. Elders treffen we aan dat de zaak dient tot het uitoefenen van den Commissiehandel in Stoom- en andere Werktuigen.
De zetel is Amsterdam en het kantoor wisselt nogal eens van locatie, misschien vanwege expansie. Zo verhuist het bedrijf in 1856 naar het Rokin, hoek Olieslagerssteeg (D89), is het adres in 1858 Oudezijds Voorburgwal (K 514), en volgt wederom een verhuizing in 1860 naar Blaauwburgwal (SS 95), tegenwoordig Blauwburgwal.
KEYSER & SWERTZ wordt op 6 december 1863, na 14 jaar, ontbonden, gevolgd door liquidatie. De reden is onbekend. Het bedrijf speelt in op de vernieuwingen op het gebied van stoomwerktuigen en andere mechanisatie die typisch zijn voor dit tijdperk. Ze weten veel waar te halen uit Engeland, de bakermat van de industriële revolutie; ze zijn agent c.q. verkopen machines van John Whitehead, Burgess and Key, Barrett en Ransomes, waarvan een aantal destijds innovatieve bedrijven waren op het gebied van landbouw- en produktiemechanisatie.
Zo luidt een van hun advertenties:
|
Niets te gek of te groot om te verhandelen
Aan hun waar te zien is niets te gek of te groot om verhandeld te worden, als het maar modern is. In diverse advertenties in kranten zien we een scala aan produkten:
|
Ze handelen ook -als intermediairs- in complete fabrieken, zoals een etablissement, ingericht voor een olieslagerij, cement- en pelmolen, door water en windkracht gedreven, en een stoomoliemolen met patent-oliefabriek.
Bij een landbouwtentoonstelling slepen ze in 1858 de 2e prijs in de wacht vanwege hun uitmuntende landbouwwerktuigen.
Bij de tentoonstellingen van 1860 en 1861 halen KEYSER & SWERTZ voor dezelfde machines de eerste prijs:
|
Ook begeven ze zich in de bouw; alleen bij hen is een nieuw soort dakbedekking te verkrijgen, genaamd Steinpappe, eene soort gecement bord papier.
Geheel in de geest van vandaag zijn er testimonials die het product roemen om de weinige zwaarte en de digtheid;
|
Telegraafvergunning
In 1862 verkrijgen Johannes Keyser en Johann Carl Swertz namens den Koning een vergunning voor de aanleg en het gebruik van electromagnetische telegrafen binnen de gemeente Amsterdam.
Telegrafie begon zijn opmars in 1845 in Nederland en mondde uit in de oprichting van de Rijkstelegraaf in 1852.
Voor die tijd bestond er alleen de zeer ingewikkelde optische telegrafie. Tot 1852 hielden zich ook particulieren met de telegrafie bezig, totdat de staat kleine particuliere exploitanten uitkocht en het een staatsmonopolie werd.
Vooral het Nederlandse bedrijfsleven raakte snel gewend aan deze moderne en razendsnelle wijze van berichtgeving. In 1860 werden 413.000 telegrammen verstuurd, in 1870 waren het er al 1,8 miljoen. Het zal nog tot 1877 duren voordat de telefoon mondjesmaat zijn intree doet.
Gezien het monopolie van de Rijkstelegraaf is het merkwaardig dat er 1862 nog vergunningen worden afgegeven, wellicht alleen voor kleine afgemeten gebieden. Keyser & Swertz krijgen veel vrijheid bij de uitvoering:
|
De vergunning wordt afgegeven ca. één jaar voordat de firma KEYSER & SWERTZ ontbonden wordt, maar is op naam van de heren verleend en niet aan hun bedrijf. Het is onbekend hoe dit project geëindigd is.
De firma Danizek
Zakelijke en amoureuze belangen gaan hand in hand bij de Swertzen, niet ongewoon in die tijd.
Theresia Hol, een tante van Sophia Arnolda Maria Hol, vrouw van Johann Carl Swertz, is getrouwd met Franz Danížek, een man met een Slowaakse naam, afkomstig uit de Bohemen, een regio in het westen van Tsjechië, en geboren in 1774. Uit gegevens van het Amsterdams archief blijkt dat Franz Danížek met vrouw en nicht Sophia Arnolda Maria Hol aan de Damrak 87 in Amsterdam wonen.
In 1851 gaat Johann Carl Swertz, eenmaal getrouwd met Sophia Arnolda Maria, hier ook inwonen. In het pand worden de eerste twee kinderen Swertz geboren, de tweede jong gestorven.
Rond of na de dood van Franz Danížek (1854) wonen ze aan het Damrak nr. 89. Dit is mogelijk een omnummering geweest en geen verhuizing, vooralsnog onduidelijk. De rest van de kinderen wordt er geboren.
Ten tijde dat Danížek er nog woonde was er steeds één inwonende dienstmeid; over een periode van 5 jaar drie verschillende.
30 jaar later en circa 5 jaar na de dood van Johann Carl verlaten de laatste kinderen Swertz het huis (november 1889) waarna het echtpaar Johannes Wilhelmus Merkelbach en Maria Antonia Schaick en kinderen erin trekken (juli 1890). Merkelbach drijft er een speelgoedwinkel.
Na de dood van Franz Danížek (1854) zet zijn weduwe Theresia Hol een handel in ‘Koralen en Kramerijen’ voort onder de naam Firma Wed. F. DANIZEK. Het adres is hetzelfde als het woonhuis van de Swertzen; Damrak nr. 89.
Theresia Hol overlijdt in 1860. In 1884, inmiddels 24 jaar na de dood van de weduwe Hol bestaat het bedrijf nog steeds en wordt als vennootschap voortgezet door Johann Carl Swertz en twee van zijn zoons; Petrus Adrianus Johannes (nog steeds wonend aan het Damrak nr. 89) en Franciscus Carolus Henricus (Frans) (Vijzelstraat nr. 73). Dit zijn twee oudere broers van Frits Swertz, de vader van Jan Swertz.
Johann Carl Swertz overlijdt twee maanden na het oprichten van deze vennootschap op 69-jarige leeftijd. Wellicht moest e.e.a. geformaliseerd worden voor zijn dood; in de oprichtingsacte staat dat de firma ‘wordt gerekend een aanvang te hebben genomen den 1sten Januari 1884’, drie maanden eerder.
De firma Wed. F. DANIZEK op de Damrak 89 in Amsterdam gaat 5 jaar later alweer over de kop. Petrus Adrianus Johannes en Franciscus Carolus Henricus (Frans) worden op 12 Juli 1889 in staat van faillissement verklaard.
Tabak, snuif en sigaren
Veel Swertzen leven ook van de tabak ... en van elkaar. De 16 jaar jongere zus van Johann Carl Swertz; Wilhelmina Jacoba Huberta Swertz (1831) drijft een tabakswinkel in Haarlem. Mogelijk dat zij haar koopwaar betrok van een andere broer, namelijk Johannes Petrus (Pieter Johan) Swertz (1818) en diens zoon die zowel tabak verwerkten als verhandelden.
Johannes Petrus (Pieter Johan) Swertz (1818) vestigt zich rond 1840 in het vak van TABAK, SNUIF en SIGAREN in Amsterdam, op de Grimburgwal, in het Wapen van Amerika, waar hij ook woont. Hij richt de Firma Swertz & Co., Grossierderij en Negotie in tabak op. Hij trouwt de jongere zus van de vrouw van zijn broer Johann Carl; Maria Geertruida (Gertruda) Hol. Hij trouwt 13 jaar eerder dan zijn broer. In 1844 voegt zich de nog minderjarige Willem Abeleven bij ‘'Swertz en Compagnie'’ en later nog een broer. Pieter Johan treedt ook als curator op, zoals in 1844 bij het faillissement van de Firma van VAN MEEGEN en GROOTE in Amsterdam en Tabakshandelaars in het Groot.
De zoon van Pieter Johan; Henricus Johanus Adrianus (Henri Johan) Swertz (1843), zit ook in de tabak. In 1877 ontbindt deze Swertz zijn Firma SWERTZ & VAN OLIJ tot uitoefening eener Sigarenfabriek die hij samen met zijn compagnon J. H. Sperwer van Olij 10 jaar lang runde. In 1879 staat de naam van Pieter Johan Swertz onder een annonce in de Amsterdamse krant: OPENING Zaterdag 15 November van het Sigaren-Depot H. I. A. Swertz, Passage Rust, Kalverstraat 48. Op 14 november 1901 wordt deze Swertz, winkelier in sigaren, toen wonend aan het Damrak nr. 56, failliet verklaard.
Een andere zoon van Pieter Johan, Carolus Petrus Johannes (Peter Carel) Swertz (1845), commissionair in Manufacturen gaat in 1880 een vennootschap aan voor 10 jaar met Laurentius Cornelis Wilhelmus Bol, agent in Manufacturen onder de firma H. MEIJER. Ze handelen in ... hoe kan het ook anders ... manufacturen; voortbrengselen uit handen- of fabrieksarbeid. Het is een typisch begrip uit de 19e eeuw, met de opkomst van de industrialisering; van kleine werkplaatsen tot fabrieken. Veel gebruiksgoederen vielen eronder, maar in de praktijk ging het vooral om textiel; bewerkte stoffen van zijde, katoen, linnen of wol.
Een enkele boef
Van ene Johannes Hubertus Swertz (1888, Afferden) is een scherpe foto uit het politiearchief bekend. Hij is een derde-graadsneef van Frits Swertz (de vader van Jan Swertz); zijn grootvader (Joannes Franciscus Swertz, geboren 1767) is namelijk een vier jaar jongere broer van stamvader Franciscus Adrianus Swertz.
De grootmoeder van Johannes Hubertus Swertz, Margaretha Lepourceaux, is organist, maar dat heeft hem niet heeft weerhouden van het rechte pad af te wijken. Hij heeft vastgezeten vanwege brandstichting en krijgt ontslag op 25-jarige leeftijd (1914).
Zijn signalement (samengegroeide wenkbrauwen) beantwoordt aan het destijds in zwang zijnde Lombrosiaanse stereotype van de geboren boef, arme Hubertus:
Hij is klein; 1,624 meter om exact te zijn, ca. 10 cm. kleiner dan gemiddeld voor die tijd. Hij heeft lichtblond haar en lichtgrijze ogen en heeft volgens de beschrijving:
|
De tak waar Johannes Hubertus toe behoort is blijkbaar in Noord-Limburg blijven wonen; hij is geboren in Afferden dat net zoals Well aan de Maas ligt, ca. 14 km. stroomafwaarts naar het Noorden. Ca. 30 jaar eerder zijn er meer Limburgse Swertzen die over de schreef gaan. In de politiebladen staan er minstens drie:
|
Stamboom Swertz
De stamboom begint bij Hendrik Willem Swertz, de een-na-oudst-bekende Swertz, en gaat door tot en met de broers Jan en Carel Swertz en hun vrouwen. Vermeld zijn ook aangetrouwde personen en zijtakken voor zover relevant, bijvoorbeeld die van de criminele 4e graadsoom Johannes Hubertus van Jan Swertz.
De details zijn het beste te zien door het plaatje aan te klikken en als deze in de nieuwe pagina verschijnt wederom aan te klikken. De stamboom is als laatste bijgewerkt op 16 juli 2017.