Lodensteyn, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Een groot debakel)
(De korte versie)
Regel 216: Regel 216:
  
 
==== De korte versie ====
 
==== De korte versie ====
 +
 +
[[File:dereisvanmahuend00wied_0201 v3.jpg|thumb|325px|De begrafenis op zee van Admiraal Mahu gaat gepaard met veel trompetgeschal, tromgeroffel en kanongeschut. Afbeelding uit het boek ''Wijdtloopigh Verhael'']]
  
 
Het konvooi onder leiding van  [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacob_Mahu Jacques Mahu], na diens dood [https://nl.wikipedia.org/wiki/Simon_de_Cordes Simon de Cordes], doet gezamenlijk de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Kaapverdi%C3%AB Kaapverdische eilanden], [https://es.wikipedia.org/wiki/Cabo_L%C3%B3pez Kaap Lopes] en [https://nl.wikipedia.org/wiki/Annob%C3%B3n Annobon] aan in Afrika. Na de doorsteek naar Zuid-Amerika passeren de schepen de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Straat_Magellaan Straat Magellaan] en raken, als zij de Grote Oceaan invaren, elkaar uit het zicht.
 
Het konvooi onder leiding van  [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacob_Mahu Jacques Mahu], na diens dood [https://nl.wikipedia.org/wiki/Simon_de_Cordes Simon de Cordes], doet gezamenlijk de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Kaapverdi%C3%AB Kaapverdische eilanden], [https://es.wikipedia.org/wiki/Cabo_L%C3%B3pez Kaap Lopes] en [https://nl.wikipedia.org/wiki/Annob%C3%B3n Annobon] aan in Afrika. Na de doorsteek naar Zuid-Amerika passeren de schepen de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Straat_Magellaan Straat Magellaan] en raken, als zij de Grote Oceaan invaren, elkaar uit het zicht.

Versie van 28 okt 2016 om 22:37

Treurende putti, mollige kinderengeltjes, rond de gedenksteen uit 1644 voor Jan (Johan) van Lodensteyn, zoon van Joost Jansz. van Lodensteyn (1536) in de de Oude Kerk van Delft (recente foto).
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe
de Haan
Swertz
Ekker
Stork
Craan
Breekpot
Ongewassen
Voltelen
Ramp > Helm > Ram
Lodensteyn

Deze pagina beschrijft de voorouders van Machteld Joostendr. van Lodensteyn (1558), dochter van Joost Jansz. van Lodensteyn (1536). Zij is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker.

Door Machtelds huwelijk met Adriaen Gerritsz. Ramp verdwijnt de achternaam van Lodensteyn bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

Aan de wieg van de VOC

Exemplaar van de krant van 1602 die de tv-serie de Gouden Eeuw ondersteunde in 2012.

De Van Lodensteyns domineerden met andere machtige Delftse families, Meerman, Van der Dussen, van Bleyswijck, het bestuurlijke Delft van de Gouden Eeuw. Ze bekleden functies als burgemeester, schepen, veertigraad of kerkmeester. 'Onze' Van Lodensteyns zijn zeilmaker en tinnegieter.

Twee Van Lodensteyns, Johan (1557) en Arent (1560) respectievelijk (een late) zoon en een kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500), behoorden tot de eerste bewindhebbers van de VOC-Kamer Delft bij de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1602.

Ook waren ze al betrokken bij de zogenaamde voorcompagnieen, die aan de VOC voorafgingen.

Een ornament van de VOC Delft siert de gevel van het Oostindisch huis (Oude Delft 39, Delft), voormalig hoofdkwartier van de VOC-Kamer Delft.

De achternaam komt ook voor als Lodensteijn en Lodenstein, en in de varianten zonder tussen-'n' en met een dubbel 'o'; Lodesteyn, Lodesteijn, Lodestein.

Heel soms komt Loodensteijn of Loodensteyn voor.

Jan Jansz. van Lodensteyn (1500)

Jan Jansz van Lodensteyn is geboren in 1500. Hij zal driemaal trouwen. Hij huwt zijn eerste vrouw Machteld Gijsbertsdr. Ambrosius in 1524. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen bekend:

  • Maartgen van Lodensteyn (1525), kinderloos.
  • Jan van Lodensteyn (1528).
  • Gijsbert van Lodensteyn (1531) huwt Annetje Arends.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw huwt hij Jacomina van Bleyswijk, dochter van Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk in 1533. Elf kinderen zijn bekend, waarvan er zeker zes de volwassenheid bereiken.

Jan Jansz. van Lodensteyn is zeilmaker. De prent uit Spiegel van 't menschelyk bedryf van Jan en Caspar Luyken verbeeldt een zeilmakerswerkplaats (fotomechanische herdruk van uitgave 1767).

Van de andere vijf vermoedelijk overleden kinderen zijn niet meer gegevens bekend dan hun geboortejaar; Willem (1537), Cornelis (1539), Machteld (1541), Willem (1543) en Maartje (1545). De zes waarvan meer bekend is zijn:

  1. Jacob van Lodensteyn (1534 - 1580), Veertigraad van Delft, huwt 1) Margrieta Arendsdr. van der Graaf, 2) Catharina Robbregts. Zijn zoon Arent (1560-1637) wordt bewindhouder van de VOC.
  2. Joost Jansz. van Lodensteyn (1536 -1601), huwt Barbertje Pietersdr.
  3. Machteld van Lodensteyn (1547), huwt 1) Hendrik Dominicusz. Bosboom, 2) Huybert Willemsz. Rodenburg
  4. Cornelis van Lodensteyn (1552 - 1636), kerkmeester en Regent der charitaten te Delft (1622), huwt 1) Sophie Joosten van Berendrecht, 2) Onbekend. Diens zoon Joost van Lodensteyn (1584-1660) burgemeester van Delft, wiens zoon Jodocus (1620-1677) theoloog, dichter en exponent van het Nederlands piëtisme.
  5. Marietje van Lodensteyn (1554), huwt Jan Aperst.
  6. Jan (Johan) van Lodensteyn (1557 - 1626), burgemeester, huwt 1) Maria Cornelisse, 2) Maria van Bleyswijk Evertsdr. Zijn zoon Everard (1599-1668) wordt ook burgemeester van Delft.

Jan van Lodensteyn krijgt nog tot zijn 57e kinderen.

De Nederlandsche Scheepsbouwkunst opengestelt' van Cornelis Gillisz van Yk uit 1697

Na het overlijden van Jacomina van Bleyswijk in 1572, huwt hij voor een derde maal met Maartje Willemsdr. Hij is dan al 72 jaar oud. Jan van Lodensteyn overlijdt 79 jaar oud (1579) en ligt begraven in de Nieuwe kerk van Delft.

Zeilmaker in Delft of Delfshaven?

Jan is zeilmaker, een ambacht waar vooral linnen doeken verwerkt werden tot sterke zeilen. Wind was de enige vorm van voorstuwing en zeilboten waren het belangrijkste transportmiddel ter zee en op de rivier. Hoewel het maken van zeil pas echt een lucratieve bezigheid werd in de 17e eeuw, met de oprichting van de VOC, was Nederland al een zeevarende natie eind 16e eeuw; de visserij maakte langzaam plaats voor handel.

Scheepswerven ontstonden in de 15e eeuw en verschaften werk aan een bont gezelschap van ambachtslieden; scheepstimmerlieden, blokkenmakers, smeden, touwslagers, taanders, kuipers en ... zeilmakers. Ze woonden vaak dicht bij de werf.

De werkplaats van Jan van Lodensteyn kan mogelijk in Delfshaven hebben gelegen. Deze voorhaven van Delft huisde sinds haar ontstaan ca. 1400 een groeiend aantal scheepswerven. Naast de branderij en geneverstokerij was visserij en visverwerking de belangrijkste bron van inkomsten, totdat de VOC-Delft er haar schepen begon te bouwen begin zeventiende eeuw.

Zoon Johan peetvader prins Willem II

Aan een pilaar van de Oude Kerk van Delft hangt nog steeds een gebeeldhouwd gedenksteen voor Johan van Lodensteyn en Maria van Bleyswijk. Deze epitaaf verschijnt ook op een schilderij van Hendrick Cornelisz. van Vliet, een bekende schilder van kerkinterieurs uit de Gouden Eeuw..
Johan van Lodensteyn is peetvader van Prins Willem II, hier afgebeeld.

Zoon Johan van Lodensteyn huwt eerst Maria Cornelisse, met wie hij drie kinderen krijgt, allen jong gestorven.

Hij huwt voor de tweede keer Maria van Bleyswijk Evertsdr.

Johan volgt het patroon van vele andere familieleden en wordt burgemeester van Delft, in welke rol hij peetvader wordt van Prins Willem II.

De gedenksteen voor zoon Johan van Lodensteyn en Maria van Bleyswijk in de de Oude Kerk van Delft met vijf treurende putti, mollige kinderengeltjes eromheen. Recente foto).

Hij wordt in 1599 veertigraad, in 1609 Havenmeester, later Schepen, Thesaurier, Regent van de charitaten, Commissaris der huwelijksche zaken, Vader van het meisjeshuis, en bewindhebber van de VOC.

Hij is begraven in de Oude Kerk van Delft op het koor. Aan een pilaar hangt een epitaaf, een gebeeldhouwde gedenksteen met inscriptie. De bijbehorende grafzerk lag oorspronkelijk in het koor maar is verplaatst naar de zuiderzijbeuk tegen de muur ter hoogte van de tweede paal vanaf het orgel.

De gedenksteen in wit marmer heeft een cartouche, omgeven door vijf treurende putti, mollige kinderengeltjes. Aan de bovenzijde het wapen van Van Lodensteyn en Van Bleyswijck, en aan de onderkant een schedel. De inscriptie in het Latijn vermeldt dat Eduard van Lodensteyn, hun enige zoon, dit gedenkteken voor zijn ouders in 1644 heeft doen plaatsen.

Theatrale grafsteen kleinzoon Joost

De theatrale en allegorische grafsteen van burgemeester Joost Cornelisz. van Lodensteyn (gestorven 1660) en zijn echtgenote Maria van Voorburch in de Oude kerk van Delft. Hij is de kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn via diens zoon Cornelis (1552) en niet via onze stamhouder Joost (1536).

Burgemeester Joost Cornelisz. van Lodensteyn (gestorven 1660) is kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn via diens zoon Cornelis (1552). Met zijn echtgenote Maria van Voorburch rust hij onder een van de best bewaarde grafstenen in de Oude kerk van Delft, tevens ook een van de meest theatrale en allegorische.

De voorstelling is zwanger van symboliek. Een skelet verschijnt als in een toneelstukje tussen twee gordijnen heen en stelt De Dood voor. Hij staart, deels bedekt door een lijkwade, de kijker doordringend aan met zijn lede oogkassen.

Zijn schedel lijkt omringd door een halo, een lichtkrans waarmee heiligen vaak worden afgebeeld. Bij nader inzien is het een Ouroboros; een slang die in zijn eigen staart bijt. Het oeroude mythische teken symboliseert de cyclische aard van de natuur, het eeuwige terugkeren en de eenheid van alles, en daarmee dus ook hoop.

Magere Hein draagt geen obligate zeis, ook geen speer of pijl en boog zoals vaak het geval. In plaats daarvan lijkt het of hij net een zandloper heeft omgegooid, een teken dat aangeeft dat de tijd is gekomen voor de overleden Joost Cornelisz. en zijn nakomelingen.

De fakkel die hij met zijn linkerhand vasthoudt biedt gelukkig hoop. Hij brandt namelijk; een traditioneel teken van leven tijdens processies.

De sarcofaag op leeuwenvoeten doet dienst als cartouche; de ovale omlijsting bevatte een inscriptie die is uitgesleten en gepolijst door duizenden voetstappen door de eeuwen heen.

Schuin aanzicht van de grafsteen. Zou de uitzonderlijk goede staat te verklaren zijn uit het feit dat mensen misschien met een boogje om de macabere steen heen liepen?

De inscriptie vermeldde dat, naast Joost van Lodensteyn en zijn vrouw, ook zijn twee zonen Jodocus en Dirk van Lodensteyn begraven zijn met de echtgenote van de laatste.

De afbeelding past goed in de Pietistische leer die Jodocus van Lodensteyn aanhing; een Lutherse splisting die strenge vroomheid en zuiverheid predikt; de kale waarheid van de Dood wordt niet geschuwd. Jodocus at bijna nooit vlees, verdunde zijn wijn met water, leefde alleen, ging om negen uur naar bed en stond om drie uur op. Hoewel vermogend, ontzegde hij zich elke vorm van luxe in zijn statig buitenhuis, ver van het stadsgewoel. Rijkdom en pracht telden voor hem niet, alleen de liefde van God.

Joost Jansz. van Lodensteyn (1536)

Joost Jansz. van Lodensteyn is tinnegieter, hier afgebeeld. Prent uit Spiegel van 't menschelyk bedryf van Jan en Caspar Luyken, (fotomechanische herdruk van uitgave 1767).

Joost Jansz. van Lodensteyn, zoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500), is geboren in 1536. Hij huwt Barbertje Pietersdr. Zij krijgen de volgende kinderen:

  1. Pieter Joostensz. van Lodensteyn, huwt 1) Jannetje Dirks van Zorgen, 2) Jacobmijntje Valk. Zijn gelijknamige kleinzoon (1621-1675) wordt veertigraad en schepen van Delft.
  2. Jan Joostensz. van Lodensteyn, koopman in Japan en het Verre oosten (ca. 1556 - 1623, Formosa)
  3. Machteld Joostendr. van Lodensteyn (1558 - 1625, beiden Delft), huwt Adriaen Gerritsz. Ramp (overleden voor 1623), kleermaker, laeckenbereijder en impostmeester in Delft.
  4. Jacob Joostensz. van Lodensteyn, huwt Jannetje Idiers Goetgeluk,
  5. Jacobmina Joostensz. van Lodensteyn, huwt Teunis Hendriksz. Hasius alias Martshouk.
Gegoten tinnen kan, gemaakt in Delft rond 1620.

Joost van Lodensteyn overlijdt op een leeftijd van 65 jaar (1601), zijn vrouw Barbertje Pietersdr. in 1613. Beiden zijn begraven in de Nieuwe kerk van Delft.

Joost van Lodensteyn is tinnegieter, waarvan er veel in Delft werkzaam waren. Door zijn lage smeltpunt (232 gr) is tin ongeschikt om in oven te gebruiken of mechanisch te bewerken zoals koper of goud. Het leent zich juist wel goed om voorwerpen te gieten. In de Gouden Eeuw werd tin dan ook veelvuldig toegepast om lepels, bekers en borden mee te maken. Wellicht had Joost van Lodensteyn een werkplaats met tinnegieters.

Zoon Jan Joosten wordt Yayosu

Het konvooi met de (anders gespelde) schepen 'De Blijde Boodschap, ‘t Gheloof, De Hoope, De Liefde met Jan Joosten aan boord, en De Trouw komt aan in Annobon; een eiland voor de kust van het Afrikaanse Equatoriaal-Guinea.

Jan Joostensz. van Lodensteyn (wikipedia), ook simpelweg bekend als Jan Joosten, is zoon van Joost Jansz. van Lodensteyn. Hij neemt deel in 1598 aan een handelsreis om de wereld, maar raakt verzeild in Japan. Hij is een van de eerste Nederlanders die vriendschappelijke handelsrelaties aangaan met Japan. Ook adviseert hij de Shōgun, de militaire heerser van Japan, over handelszaken en is mede-oprichter van de eerste handelspost (1609) op het eiland Hirado. Hij aardt als Yayosu in Japan, huwt een Japanse vrouw en komt in 1623 om bij een schipbreuk voor de kust van Vietnam.

Om den geheelen Werelt Cloot

Detail van de titelprent van het boek Wijdtloopigh Verhael met het schip de Liefde

Jan Joostensz. van Lodensteyn gaat in 1598, waarschijnlijk als koopman, aan boord van het schip De Liefde, dat in een konvooi schepen vanuit Rotterdam het ruime sop kiest voor een handelsreis om de wereld.

Pieter van der Hagen en de steenrijke Johan van der Veken, oorspronkelijk handelaren uit Antwerpen, organiseren en financieren deze expeditie, vier jaar voor de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1602. Het doel is om kostbare specerijen mee terug te nemen. Zij richten daarvoor in 1598 de Magelhaensche Compagnie op, een zogenaamde voorcompagnie (dus vóór de VOC) in Rotterdam. Een tweede kleinere expeditie onder leiding van Olivier van Noort vertrekt een paar maanden later.

Het konvooi bestaat uit vijf schepen; De Blijde Boodschap, ‘t Gheloof, De Hoope, De Liefde en De Trouw. Ze moeten een westelijke route naar Azië vinden via Zuid-Amerika door de Straat Magellaan heen en specerijen zoals nootmuskaat, kaneel en peper mee terugnemen. Ze nemen als handelswaar mee; wollen dekens, textiel, spiegels, brillen en glazen kralen.

Er gaan ook wapens en soldaten mee aan boord. Zoveel dat men moeilijk kan volhouden, in latere verhoren door Spanjaarden, dat dit alleen diende om zich te verdedigen in vreemde gebieden. Het is duidelijk dat men ook Spaanse gebieden in Zuid-Amerika wil bemachtigen of plunderen.

De belangrijkste expedities van Europese ontdekkingsreizigers vóór het afreizen van het konvooi van de Magelhaensche Compagnie in 1598. Alleen de reis van Hudson is van later (1609). De reis die als voorbeeld geldt is die van Magellaan (1519-1522)

Er staan in totaal ca. 500 bemanningsleden onder leiding van admiraal Jacques Mahu, vijf afzonderlijke scheepskapiteins en de Engelse stuurman William Adams.

De reis wordt ondernomen in het vroege begin van de Hollandse zeereizen naar Indië. Anno 1598, het begin van de Nederlandse Gouden Eeuw, zijn al grote delen van de aardbol verkend door Europese ontdekkingsreizigers:

  • Kaap de Goede Hoop (Dias, 1487)
  • de Cariben (Columbus, 1492)
  • India (Vasco da Gama, 1497)
  • Zuid-Amerkia (Vespucci, 1501)
  • Panama (Balboa, 1510)
  • Mexico (Cortes, 1519)
  • Peru (Pizarro, 1532).
Jan Joosten van Lodensteyn en Ferdinand Magellaan , hier afgebeeld, ondernemen ongeveer dezelfde route om de wereld om niet te wederkeren.

Niet alles is 'ontdekt'. De omgeving rond de Grote Oceaan en Australië zijn terra (en mare) incognita. Men veronderstelt nog een groot continent, namelijk Terra australis incognita, het onbekende zuidland dat later niet blijkt te bestaan. Het ijzige noorden is ook onontgonnen; Willem Barentsz. is anno 1598 wederom noordwaarts vertrokken, maar zal niet terugkeren van Nova Zembla.

Ferdinand Magellaan (ook Magelheas), onderneemt in 1519 de eerste geslaagde reis rond de wereld. Hij sneuvelt zelf in de Filipijnen zodat het Bakische bemanningslid Juan Sebastián Elcanoal met de eer wegloopt de eerste man te zijn die de wereldbol heeft rondgevaren.

Voor de Hollandse reders van die tijd is deze westelijke route naar Indië van Ferdinand Magellaan het onderzoeken waard. Het is een ongebruikelijke route via Zuid-Amerika (Chili en Peru) dat doorgestoken moet worden via de Straat Magellaan (vroeger Straat van Magelhaes genoemd) die later ook door Francis Drake succesvol is gerond (1577).

Het vormt een alternatief voor de oostelijke route (via Zuid Afrika), eerder ontdekt door de Portugezen en Spanjaarden. De staat van oorlog met deze aartsvijanden maakte dat men eigen routes naar Indië probeerde te vinden.

Een groot debakel

Het gereconstrueerde traject dat het schip De Liefde heeft afgelegd. Het eerste deel van dit traject voer het konvooi van Mahu nog gezamenlijk. Na de Straat Magellaan in Zuid-Amerika versnipperde de vloot en gingen alle schepen hun eigen weg. Google Earth Path (KZM nog AANVULLEN).
Titelprent van het boek Wijdtloopigh Verhael

De expeditie loopt uit op een regelrechte ramp en er komt letterlijk niets terecht van de onderneming. Uitgezonderd één schip dat voortijdig terugkomt, vergaan of worden de andere schepen in beslag genomen. De bemanning komt grotendeels om. De reders konden naar hun centen fluiten; Pieter van der Hagen raakt failliet.

Het verhaal van de expeditie, althans het gedeelte dat het schip ‘t Gheloof meemaakt, is opgetekend door M. Barent Jansz. Cirurgijn met tekeningen van Barent Jansz Potgieter, in een boek uitgegeven door de Amsterdamse uitgever Zacharias Heyns in 1600:

Wijdtloopigh verhael van tgene de vijf Schepen die int jaer 1598, tot Rotterdam toegherust werden, om door de Straet Magellana handel te dryven ... etc..

De basis voor het rijk geïllustreerd boek vormen de verhalen van de teruggekeerde kapitein Sebald de Weert die de reis onderbrak om eerder met zijn schip terug te keren naar Nederland. Hij had wel wat uit te leggen.

De korte versie

De begrafenis op zee van Admiraal Mahu gaat gepaard met veel trompetgeschal, tromgeroffel en kanongeschut. Afbeelding uit het boek Wijdtloopigh Verhael

Het konvooi onder leiding van Jacques Mahu, na diens dood Simon de Cordes, doet gezamenlijk de Kaapverdische eilanden, Kaap Lopes en Annobon aan in Afrika. Na de doorsteek naar Zuid-Amerika passeren de schepen de Straat Magellaan en raken, als zij de Grote Oceaan invaren, elkaar uit het zicht.

  • ‘t Gheloof met kapitein Sebald de Weert en De Trouw keren in de Straat van Magallaan terug. ‘t Gheloof zet de reis niet voort en keert terug naar Holland.
  • De Trouw met kapitein Balthasar de Cordes raakt toch weer in de Grote Oceaan, landt op de Chiloé Archipel, plundert de stad Castro, en steekt over naar De Molukken. Bij Tidore wordt het schip door de Portugezen ingenomen en de bemanning grotendeels vermoord.
  • De Blijde Boodschap met kapitein Dirck Gerritsz. Pomp geeft zich in Valparaíso over aan de Spanjaarden.
  • De Liefde met kapitein Jacob Quackernaeck en De Hoope doen de Chileense kust aan en zeilen naar Japan, waar alleen De Liefde aankomt. De Hoope verdwijnt voorgoed in een storm.

De wijdlopige versie

De vloot krijgt al na enkele maanden te maken met voedseltekorten, scheurbeuk en andere ziekten zoals malaria, en besluit uit te wijken naar Annobon; een eiland voor de westelijke kust van het Afrikaanse Equatoriaal-Guinea. Inwoners van de Portugese nederzetting voorkomen dat ze aan land gaan, waarna het oord uit pure noodzaak bestormd wordt. De Portugezen en hun inheemse bondgenoten steken hun eigen huizen in brand en vluchten de heuvels in.

Na een verblijf van een maand in Annobon, en nog voordat Amerika wordt aangedaan, is een flink deel van de bemanning al overleden, inclusief admiraal Mahu. Dan wordt duidelijk dat men niet langs de Kaap gaat varen maar de oceaan zal oversteken. De kapiteins hebben de riskante en deels nog onontgonnen route geheim gehouden voor de bemanning.

Op de Pinguïneilanden in de Straat Magellaan vangen de schippers 1300 pinguïns om zich in leven te houden in de gure wintermaanden. Afbeelding uit het boek Wijdtloopigh Verhael

De doorsteek van de lastige 570 km lange Straat Magellaan wordt een uitputtingsslag van 5 maanden. Ongunstige winden wisselen af met winterse stormen van sneeuw en hagel en men houdt zich in leven met pinguïnvlees.

Eenmaal in de Grote Oceaan beland komen de schepen weer in een heftige storm terecht en worden uit elkaar geslagen; ze verliezen elkaar uit het oog. ‘t Gheloof en De Trouw worden weer de Straat ingeblazen. Er dreigt muiterij op het schip ‘t Gheloof zodat kapitein Sebald de Weert uiteindelijk besluit terug te keren naar Nederland.

Uit elkaar gedreven en rampspoed

Ten tijde van de expeditie was het wereldbeeld nog verre van compleet. Boven: de kaart van Matthias Quad uit 1660 (met het zuiden links) die veronderstelde dat de Straat Magellaan twee continenten scheidde; namelijk Terra australis incognita (het onbekende zuidland dat later niet blijkt te bestaan) en Amerika. Onder: de daadwerkelijke route van het konvooi door de Straat.

De Trouw landt op Chiloé, een eiland voor de kust van Chili, en de bemanning verovert een Spaans fort, dat weer snel heroverd wordt. Met veel verliezen steekt men de oceaan over naar Tidore, een eiland in de Molukken in Indonesië, waar de Portugezen het schip buitmaken en de meeste Nederlanders doden. Overlevenden worden gevangengenomen en naar Goa in India afgevoerd.

De Blijde Boodschap, ook bekend als het Vliegend Hart, wordt door tekort aan provisie gedwongen de Spaanse haven Valparaíso aan te doen. In deze stad van het tegenwoordige Chili wordt de bemanning gevangen; kapitein Dirck Gerritsz. Pomp blijft jarenlang gevangen in Peru.

De overgebleven schepen De Hoope en De Liefde verliezen een groot deel van de bemanning in gevechten met Indianen in Zuid-Amerika , die wellicht dachten met Spanjaarden te maken te hebben. Zo gaat de kapitein van het schip De Liefde, Gerrit van Beuningen, met bemanningsleden aan wal in Chili om proviand te halen, maar wordt door inboorlingen vermoord.

Ook De Hoope treft een dergelijk lot; op het eiland La Mocha roeit bevelhebber Simon de Cordes met 27 man naar de wal voor verversing. Ze lopen in een hinderlaag en worden tot de laatste man gedood.

Beide schepen vinden elkaar weer terug bij een vooraf afgesproken rendez-vous, en zetten koers naar Japan, wellicht denkt men daar beter de lading, waaronder nog textiel en wollen kleding, aan de man te kunnen brengen dan in zuidelijke tropischer gebieden.

Eind februari 1600 zijn de schepen een groot deel de Stille Oceaan over (naar beweerd wordt doen ze daarbij Hawaï aan) maar worden weer door een storm uit elkaar geslagen. De Hoope moet met man en muis vergaan zijn; er is nooit meer iets van gehoord.

Gestrand in Japan

Replica van De Liefde in het thematisch park Huis Ten Bosch in Nagasaki.

Het vijfde overgebleven schip De Liefde strandt bijna twee jaar na aanvang van de expeditie op 19 april 1600 in de buurt van het kleine eilandje Kuroshima (黒島) in de baai van Usuki (臼杵市) op Kyushu (九州), het zuidelijkste grote subtropische eiland van Japan.

Van de oorspronkelijke 110 bemanningsleden overleven slechts ca. 20 (18 tot 24 volgens verschillende overleveringen) de reis, waaronder de schipper Jacob Quackernaeck, de Engelse stuurman William Adams, koopman Melchior van Santvoort en Jan Joosten van Lodensteyn.

Hondsziek en uitgeput van de ontberingen -slechts 6 van hen kunnen nog op hun benen staan- moeten ze toekijken hoe snel toevarende Japanners het schip beroven totdat gelukkig de autoriteiten ingrijpen, maar wel het schip en alle handelswaar en kanonnen in beslag nemen.

Diogo do Couto, bekend chroniqueur van Portugees Indië, schrijft over de aankomst van de Liefde.
Erasmus, hekbeeld van het galjoen De Liefde, sierde haar achtersteven. Het is het enige restant van het schip en staat symbool voor het begin van de Nederlands-Japanse handelsrelatie (Nationaal Museum van Tokio).

Diogo do Couto, bekend chroniqueur van Portugees Indië, schrijft over de aankomst van de Liefde. Hij doet dit in 1611, dus vele jaren na het gebeurde.

Hij baseert zich op informatie van paters Jezuïeten die het voorval meemaken. Deze missionarissen, in het kielzog van Portugese ontdekkingsreizigers meegekomen, zijn vooral invloedrijk op het eiland Kyushu waar duizenden Japanners tot het katholieke geloof zijn bekeerd.

(...) In het jaar 1600, waarover wij handelen, kwam rond dezelfde tijd een Nederlands schip aan op de eilanden van Japao. Het was niet de tijd van de moessons wanneer schepen uit China of de Filipijnen komen.
Het leek de vaders van de gemeenschap die daar woonden (red: bedoeld worden de Jezuïeten) , dat het een schip kon zijn dat van Nieuw Spanje op weg was naar Lusoes, en door een storm uit haar koers was gedreven.
Ze waarschuwden de koning van Bungo, opdat hij hulp zou inroepen mocht een ramp het schip overkomen, hetgeen hij snel deed. Op hetzelfde moment gingen twee vaders van het genootschap, die in de buurt van Xativai woonden, bij het zien van het schip, ernaartoe met een aantal boten voor bijstand.
Toen ze in de buurt kwamen en ontdekten dat het een Hollands schip was, keerden ze terug. Ze stuurden bericht aan Tirazava, gouverneur-generaal van dit gewest, dat het schip van Lutherse zeerovers was, vijanden van de Portugezen en alle christenen.

Verderop in het relaas wordt de inventaris van het schip opgesomd, waaruit de Couto (terecht) concludeert dat de 'zeerovers' uit waren op verovering en kolonisering:

  • 11 grote kisten met grove wollen kleding.
  • Een koffer met 400 snoeren van koraal en evenzoveel van amber.
  • Een grote kist van glazen kralen van verschillende kleuren.
  • Een aantal spiegels en brillen, en veel kinderpijpjes.
  • 2000 cruzados in realen.
  • 19 zware bronzen stukken geschut, een paar kleinere, en 500 musketten
  • 5000 gietijzeren kanonskogels, 300 kettingkogels, en 50 kwintaal (a 100 pond) buskruit
  • 3 grote kisten met maliënkolders waarvan driekwart voorzien van harnassen (kuirassen) en stalen borststukken
  • 350 brandpijlen
  • een grote hoeveelheid spijkers, ijzer, hamers, zeisen en spaden en andere soorten gereedschappen
Alles wat Japan bereikte, Engelse, Portugezen, Hollanders, kwam uit het zuiden. De vreemde roodhuidige en stinkende Europese snuiters aan boord van deze schepen met hun ruwe gewoonten werden daarom Zuidelijke Barbaren genoemd. Begrijpelijk; het was meest rapalje op die schepen en na jaren op zee was ook vaak het laatste restje beschaving verdwenen. Japans boek met afbeeldingen van Westerlingen.

De Portugese jezuïeten dringen er bij de Japanners op aan de ketterse zeerovers te executeren. De bemanning wordt echter relatief vriendelijk behandeld. De Japanners gaan niet in op de smeekbeden van de Jezuïeten, maar nemen de Nederlanders wel in hechtenis. Ze worden in bescherming genomen door Ōtomo Yoshimune, de feodale heer van Bungo (豊後国).

Verhoord door de -bijna-Shōgun

De vreemdelingen wakkeren de nieuwsgierigheid aan van de Japanners; drie weken later moeten ze voor verhoor naar de heerser Tokugawa Ieyasu (徳川 家康) in Sakai/Osaka) (堺市). William Adams, de meest pientere van de overlevenden, wordt alleen vergezeld door Jan Joosten. Waarschijnlijk zijn Melchior van Santvoort en andere opvarenden te uitgeput en ziek.

Het paleis is kostbaar en verguld in overvloed. Heerser Tokugawa Ieyasu toont een vriendelijk gelaat en tracht zich door tekens verstaanbaar te maken. Als er een tolk wordt ingeschakeld worden de zeelieden dieper ondervraagd; uit welk land zij komen, waarom zij zover zijn gekomen, of hun land met andere naties in oorlog is, hoever de westerse scheepvaart en overzeese handel voortschrijdt, waarin ze geloven.

Jan Joosten en de andere overlevenden van het gestrande schip De Liefde worden ontboden bij Tokugawa Ieyasu, hier afgebeeld, vanaf 1603 Shōgun (将軍), oftewel heerser van Japan.

Ieyasu raakt onder de indruk van William Adams en beveelt hen naar Edo (江戸), het voormalige Tokio, af te reizen.

Hun schip, overgenomen door een Japanse bemanning, raakt ernstig beschadigd in een storm tijdens de reis van Sakai/Osaka waar Ieyasu het schip nog kon bekijken, naar Uraga (浦賀), bij de ingang van de baai van Edo (Tokio). 11 of meer kanonnen worden gered en helpen Ieyasu in de beslissende Slag bij Sekigahara (関ヶ原の戦い) in 1600 om uiteindelijk in 1603 Shōgun (将軍), oftewel de heerser van heel Japan te worden.

In Hollandse en andere kronieken en brieven uit die tijd wordt vaak naar Ieyasu gerefereerd als de keizer maar dit is niet correct. De keizer van Japan (Tennō, 天皇) heeft sinds 700 voor Christus tot vandaag de dag een ceremoniële functie met symbolische en religieuze aspecten. Opeenvolgende keizers hadden zich te voegen in de grillen van militaire heersers, zoals ook het geval was bij keizer Go-Yozei (後陽成天皇) ten tijde van Ieyasu.

Jan Joosten wordt hatamoto

De interesse van heerser Tokugawa Ieyasu' voor de Westerlingen strekt verder dan alleen militaire know how. Het onder zijn hand geünificeerde Japan was een groot en welvarend land, met ca. 15 tot 20 miljoen even dichtbevolkt als Europa. De bevolking was koopkrachtig, maar de Portugezen, de enige vreemde handelaars, dreven handel alleen met mondjesmaat.

Detail van een schilderij van de grote Slag bij Sekigahara in 1600 die beslissend was voor de heerschappij van Tokugawa Ieyasu. De kanonnen van het schip De Liefde speelden daarbij een rol.

Uitbreiding van de handel was voor Ieyasu dus een zaak van belang en zijn grote voorraden edelmetaal, met name zilver, stelden hem in staat om de handel aan te jagen.

Reconstructie van William Adams op basis van een oude afbeelding.

De overlevende officieren van het schip krijgen een compensatie tot een bedrag van 50.000 reals per persoon. Het wordt hen echter verboden om Japan te verlaten. De gewone bemanning mag terug als ze wil.

Jan Joosten en zijn bekendere scheepsmaat William Adams, gaan de Shōgun dienen als speciale adviseurs (komon). Beide lieden mogen de titel hatamoto voeren.

Beweerd wordt dat Adams en Jan Joosten zich ook samurai mochten noemen, krijgers in directe dienst van de Shōgun. Daarmee zouden ze de eerste niet-Japanners zijn geweest ooit met deze titel, in hun geval puur ceremonieel en gepaard met het dragen van twee zwaarden.

Bestand:Edo P detail.jpg
Jan Joosten verkrijgt huizen en land dicht bij het hof in Edo (Tokio) en het keizerlijk paleis, hier afgebeeld.
De huidige wijk Yaesu in Tokio, genoemd naar Jan Joosten, met erachter het keizerlijk paleis.

Een dergelijke 'promotie' was niet ongebruikelijk in het Oosten. Ook andere Europeanen vielen in de gunst van lokale heersers vanwege hun talenten op het gebied van diplomatie, artillerie, vestingbouw en navigatie.

Jan Joosten verkrijgt huizen en land dicht bij het hof in Edo (Tokio) en het keizerlijk paleis. Zijn naam verbastert tot Yan Yōsuten, en later Yayōsu (耶楊子). Zijn landgoed staat bekend als Yayosu-gashi, later Yaesu-guchi wat letterlijk betekent; de rivieroever van Jan Joosten.

Daarmee is hij uiteindelijk de naamgever van de wijk Yaesu in het stadsdeel Chuo in Tokio. De oostelijke uitgang van het hoofdstation van Tokio heeft nog de oude naam Yaesuguchi. In de buurt Yaesu staan nog twee monumenten die herinneren aan Van Lodensteyn en het schip De Liefde waar hij mee aankwam.

Ook heeft Jan Joosten bezittingen in Nagasaki (長崎市), waar in de haven later het kunstmatig eiland Dejima (出島) verrijst, vanaf 1641 het enige overgebleven contact tussen de westerse wereld en het afgesloten Japan.

Zijn bezoldiging is hoog: ca. 100 koku (石高), 500 schepel rijst per jaar, genoeg om 100 mensen voor een jaar te voeden. Hij huwt een Japanse, heeft een dochter en twee geadopteerde kinderen op Hirato-jima.

Hij is betrokken bij de oprichting van de eerste Nederlandse handelspost in Japan op het eiland Hirado (平戸市) bij Nagasaki in 1609. Die komt er pas jaren nadat Quaeckernaeck, schipper van de voormalige De Liefde, de felbegeerde handelspas van Tokugawa Iesayu ontvangt.

De handelspas die Shōgun Tokugawa Iesayu de Hollanders in 1605 overhandigt, hier afgebeeld, leidt pas in 1609 tot daadwerkelijke handel tussen de VOC en Japan.

Quaeckernaeck onderneemt in 1605 een poging om terug te keren naar Nederland om de pas over te brengen, maar wordt in de buurt van Singapore door de Portugezen gedood. De handelspas die hem toevertrouwd was komt wel in Nederland aan.

In antwoord daarop schrijft prins Maurits van Oranje een brief terug, die pas in 1609 aan Tokugawa Ieyasu wordt overhandigd. Het markeert het begin van de handel van de VOC met Japan en een langdurige handelsrelatie tussen beide landen.

Koopman met het rode zegel

Ondanks dat het ze verboden was naar patria terug te keren, krijgen Jan Joosten en andere voormalige bemanningsleden ruim toestemming om in Azie te reizen en handel te voeren.

Jan Joosten voert handel in heel Zuidoost-Azië en wordt een gefortuneerd zakenman. Zijn handel drijft op typische Japanse jonken, zoals hier afgebeeld.

Jan Joosten ontpopt zich als een gewiekst en onafhankelijk koopman die handel drijft met de VOC (een groot deel van de handel sinds 1609 ging door zijn handen) maar ook met Engelsen, Spanjaarden en Portugezen en Japanners.

Jan Joosten drijft handel met o.a. Vietnam, destijds uit drie gebieden bestaand; Cochinchina, Annam en Tonquin.

Hij zal in de eerste jaren hard gewerkt hebben om zijn eigen jonken (Aziatische handelsschepen) te verkrijgen.

Begin 1612 ontvangt hij van de Shōgun een vergunning met het zogenaamde rode zegel (shuirin), waarmee hij gemachtigd wordt handel te drijven op landen in Zuidoost-Azië, waar hij samen met zijn voormalige scheepsmaat Melchior van Santvoort een fortuin maakt.

Hij handelt vooral in Siam (Thailand), Vietnam, en soms verder, zoals India. Vietnam bestond destijds uit drie gebieden; Cochinchina (Zuidelijk Vietnam), Annam (Midden-Vietnam), en Tonquin (Noordelijk Vietnam).

De status van Jan Joosten blijkt uit een brief van admiraal Jan Dircksz. Lam aan de bewindvoerders van de VOC (oktober 1617). De Nederlandse admiraal verblijft tijdelijk in de factorij in Hirado na een tegenvallende zeeslag in de Filipijnen tegen de Spanjaarden;

Alhier in Japan leyt een zeecker persoon genaemt Jan Joosten Loodensteyn, van Delft, wiens oom tot Delft Bewindhebber is die ons in vele saecken dienstich is, alsoo bij den Keyser ende de principaalste Heren wel gesien ende groote correspondentie heeft.
Hij is tot diversche malen met onze Gecommitteerde (die jaarlijcx nae bouen aen zijne Mat. reverentie gaen doen) daer geweest ende heeft onze saecken (die principalijck als nu vrij wat dubieus stonden), wel uytgevoert, door dien hier eenige jaaren gelegen ende deses landts costuymen hem bekent zijn. Hij laet hem oock zeer gewillich in dienste vande Compagnie gebruycken.

1615 en 1516 zijn Jan Joostens topjaren. Hij houdt er vier knechten op na: Matthys, mogelijk een Hollander of een Japanse christen die hem bij zijn veelvuldige afwezigheid vervangt, en drie Japanners: Jongere, Sangoda en Mangouska. Hij is een drukke handelaar die afwisselend in Iedo, Hirado en Nagasaki vertoeft, terwijl zijn knechten voor hem naar Siam gaan.

In een van de vele toneelstukken, in de stijl van Kabuki die over hem geschreven zijn, verandert Tenjiku Tokubei een steen in een goddelijke maar monstrueuze vuurspuwende pad, de vader van Godzilla. Tokubei reist enkele malen met Jan Joosten mee naar India. 18e eeuwse prent

Zijn aanzien, zowel bij de Japanners als de Hollanders , groeit allengs. Als hij zijn broer uit Nagasaki op het schip bezocht heeft, worden er bij zijn vertrek zeven kanonnen afgevuurd, en als hij Hirado verlaat om weer naar Meaco (Kyoto) te gaan, schieten de Hollanders negen kanonnen af.

Tokubei reist met hem mee

Tenjiku Tokubei (1612) is een befaamd avonturier en schrijver in zijn geboorteland Japan. Vanaf zijn 15e maakt hij vele reizen naar Zuid-Azie, o.a. naar China, Vietnam, Siam (het huidige Thailand) en India, zeldzaam voor een tijd waar Japanners amper het land verlaten.

Hij keert rijk terug en legt zijn avonturen op schrift vast. In de legendevorming is Tokubei uitgegroeid tot een ninja met magische krachten die zichzelf onzichtbaar kon maken. Er zijn vele toneelstukken, in de stijl van Kabuki over hem gemaakt.

De hoekboog, een vroeg navigatie-instrument.

Een van zijn vroege reizen maakt Tokubei als 18-jarige mee aan boord van een handelsschip van Jan Joosten. Met hem doet hij tweemaal India aan en mogelijk Thailand.

Het verhaal gaat dat Jan Joosten hem het gebruik van de hoekboog aanleerde, een vroeg navigatie-instrument.

Overmoedig en grofgebekt

afbeelding van Matsura Takanobu, de daimyō (heerser) van Hirado. Deze neemt het Jan Joosten zeer kwalijk gepasseerd te zijn bij een verzoek voor een afspraak bij de sjogun (Matsuura Historical Museum collection).

Vanaf 1618 zien we een overmoedige en grofgebekte Jan Joosten voor wie het spreekwoord hoogmoed komt voor de val niet toepasselijker kon zijn. E.e.a. is opgetekend door de Engelsman Richard Cocks, van 1613 tot 1623 hoofd van de handelspost van de Britse Oost-Indische Compagnie in Hirado.

Vermoedelijk Richard Cocks in een Japans scherm, collectie A Maetins Janeira.

Cocks heeft wel reden om Jan Joosten zwarter af te schilderen dan dat hij in werkelijkheid is. De Hollander is langdurig een geduchte onafhankelijke handelsconcurrent.

Er staan vermakelijke passages in het dagboek van de deftige Richard Cocks vanaf 1615 waaruit blijkt hoe weinig ingenomen hij is met het aanmatigende optreden van zijn tegenpool Jan Joosten.

Jan Joosten vaart blind op zijn directe contacten met de Shōgun. In 1617 raadt hij landgenoten aan om direct naar de Shōgun te gaan, zonder de daimyō van Hirado, Matsura Takanobu daarin te kennen.

Deze neemt het affront zeer kwalijk en het luidt zijn val in. Volgens Cocks verliest Jan Joosten de gunst van het hof ook mede vanwege zijn vuile tong. Hij noteert in juli 1618:

For Jno. Yoosen, their countryman, was out of favour with temperer and other princes by means of his fowle tong.
Jacques Specx, opperhoofd voor de VOC op Hirado, mijdt zijn landsman Jan Joosten als hij naar het hof moet, en neemt liever William Adams mee. Anonieme schilder, Rijksmuseum Amsterdam.

Cocks zet hem ook neer als iemand die veel schulden heeft en deze niet betaalt, een andere reden waarom hij het blijkbaar verbruid heeft bij de daimjo, die zich volgens Cocks laat ontvallen;

He was of no accompt and very indetted in the countrye.

Dat hij schulden niet betaalde, wordt door latere transacties trouwens weerlegd: mogelijk had hij door zijn vele ondernemingen vaak gebrek aan contanten en leende hij veel.

Hij verkeert ook in onmin met zijn vroegere scheepsmaat Adams, de man die het met iedereen goed kan vinden. In juli 1618 zorgt Jacques Specx, opperhoofd voor de VOC op Hirado, ervoor dat niet zijn landsman Jan Joosten, maar William Adams hem vergezelt naar het hof.

We horen nog vier jaar van Jan Joosten, maar het gaat zienderogen achteruit. Vanaf 1618 kan hij alleen tegen hogere prijzen in Hirado handelsartikelen inkopen. De Shōgun krijgt hij niet meer te zien. Hij moet verscheidene dagen met zijn onaangenomen geschenk blijven wachten, blootgesteld aan de hoon van hovelingen. Een tweederangs beambte vraagt hem spottend of zijn geschenk gestolen goed was.

Minder fatsoenlijke transacties

In 1621, na de dood van William Adams, wordt hij betrapt op een minder fatsoenlijke transactie. Adams had voor zijn dood nog een gosjon (handelspas) gekregen, waarmee een jonk naar Bantam (op Java, Indonesië) zou kunnen gaan. Terwijl Specx hierover onderhandelt met de zwager van Adams, haalt Jan Joosten Adams kinderen op listige wijze over de helft van een jonk kopen, waarvan hij de andere helft bezit. Zo verbindt hij het lot van Adams kinderen met het zijne en kan hij zelf gebruik maken van de gosjon. Specx kiest de wijste partij en koopt Jan Joosten de halve jonk af.

In het volgend jaar, 1622, speelt een nog vreemdere zaak. De daimjo van Hirado heeft zes Engelsen gevangen genomen en naar Nagasaki gezonden. Daar komen ze om onduidelijke redenen in handen van Jan Joosten, die ze in zijn jonk gevangen houdt. Als een zeerover dreigt hij de gevangenen naar Jakatra (de oude benaming van Batavia) te vervoeren, als de Engelsen ze niet loskopen voor de niet bescheiden som van 20.000 tael. Cocks repliceert daarop dat de hele wereld weet dat Jan Joosten nog geen 20 pence waard is. Niet bekend is hoe het afloopt.

Concluderend: Jan Joosten is een van de eerste van een zeer spaarzame reeks van onafhankelijke handeldrijvende Hollanders, een direct gevolg van de aankomst van het schip De Liefde in 1600. Ze moeten echter op den duur wijken voor de toenemende macht van het apparaat van de VOC. Jan Joosten zal zijn handel hebben zien afkalven, misschien de reden waarom hij zich overgeeft aan kwade praktijken, de enige manier om zijn standing hoog te houden.

Schipbreuk Zuid-Chinese zee

Bestand:Jan joosten pracel schipbreuk v3.jpg
De noodlottige plaats waar Jan Joosten schipbreuk lijdt (blauwe pijl, kader). De Paracel eilandengroep tussen Cochinchina (Vietnam) en Formosa, het huidige Taiwan, kent verraderlijke ondiepe riffen en banken.

Jan Joosten verdrinkt tijdens een handelsmissie; zijn jonk lijdt schipbreuk in de Zuid-Chinese zee. Aldus een missive van de gouverneur-generaal van de VOC tussen 1623 en 1638;

Jan Joosten Lodenstein is met sijne joncke op de droochte van Pracel, omtrent d'eylanden Cecir (in 't keeren na Japan) gebleven ende verdroncken.

Met Pracel kan niet anders dan de Paracel eilanden bedoeld worden, en met de droochte de verraderlijke ondiepe riffen en banken rond deze eilandengroep. Deze uitgestrekte groep eilanden ligt tussen Vietnam en Formosa, het huidige Taiwan.

Japan sluit zich weer af

De handelsvrijheid komt, nadat het een aantal jaren behoorlijk voor de wind gaat, rond 1638 tot een abrupt einde.

tekst

Jan Joosten is dan al 15 jaar overleden. De Shōgun laat de Hollandse handelspost in Hirado met de grond gelijkmaken en laat alle kooplieden uit het Westen verjagen. Later besluit hij alleen het contact met de Hollanders te handhaven. Japan wordt een gesloten land; niemand mag er meer in of uit met uitzondering van een handjevol Chinezen en Hollanders.

Ruim 200 jaar zal Nederland voor Japan het enige venster naar de wereld vormen.

Jan Joosten herdacht

Links en midden het borstbeeld van de hand van Leo Braat (1908 - 1982) van Jan Joosten in het Yaesu winkelcentrum in Tokio. Rechts detail van de plaquette aan de Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), ook in Tokio.

In Japan herinnert een aantal gedenktekens en -plaatsen aan de schipbreuk van de Liefde en Jan Joosten van Lodensteyn, in Delft alleen een plein (althans het naamplaatje daarvan) en een privaat initiatief; Memory of the Ocean.

Bronzen beelden op het eilandje Kuroshima. Vlnr; een replica van het hekbeeld van De Liefde, Jan Joosten en de Engelse stuurman William Adams,

Kuroshima

Op het eilandje Kuroshima in de baai van Usuki waar op 19 april 1600 het galjoen De Liefde zeer vermoedelijk strandde herinneren een aantal gedenktekens daaraan.

Kroonprins Willem-Alexander onthult e.e.a. op 19 april 2000.

Zo staan er bronzen borstbeelden van Jan Joosten en de Engelse stuurman William Adams, een replica van het hekbeeld van De Liefde, een mozaïek met een afbeelding van de route die het schip vanaf Rotterdam aflegde, en een klein museum met foto's van herdenkingen en een model van De Liefde.

Kroonprins Willem-Alexander onthult e.e.a. op 19 april 2000 in aanwezigheid van de Japanse kroonprins Naruhito.

Het schip de Liefde in staal, door Louk van Meurs-Mauser vervaardigd in 1980. Het staat voor het Marunouchi gebouw aaan de westkant van het Centraal Station in Tokio.

Tokio, Marunouchi gebouw

In Tokio voor het Marunouchi gebouw (2nd street in de wijk Marunouchi aan de westkant van het Centraal Station) staat een stalen schip dat de Liefde voorstelt in onstuimige wateren.

Het is vervaardigd door Louk van Meurs-Mauser. Een plaquette vermeldt in Japans en Nederlands dat het beeld door de Nederlandse Minister-President van Agt aan de Japanse regering werd aangeboden op 22 april 1980.

Tokio, winkelcentrum Yaesu

in het Yaesu winkelcentrum in Tokio, het grootste ondergrondse winkelcentrum van Japan, staat een vitrine en een borstbeeld van Jan Joosten. Het is vervaardigd door Leo Braat (1908 - 1982) en staat ten oosten van het Centraal Station van Tokio, naast Exit 7, die toegang geeft tot de zuidelijke hal aan de Yaesu-zijde van het station (langwerpige afbeelding in deze paragraaf).

Bestand:JanJoostenMonument3.jpg
De plaquette met twee cirkels in de middenberm van de Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), bij de kruising met de Chuo-dori in Tokio.

Tokio, middenberm Yaesu-dori

Ook in Tokio, in de middenberm van de Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), bij de kruising met de Chuo-dori, staat een grote schuingeplaatste plaquette met twee cirkels omzoomd door navigatie-instrumenten.

De linkercirkel is gewijd aan Jan Joosten en toont een kopie van het andere borstbeeld van Jan Joosten, gemaakt door Leo Braat, dat een paar honderd meter verder in het Yaesu winkelcentrum staat.

Sculptuur van het schip de Liefde; Memory of the Ocean van de hand van de Japanse kunstenaar Kouji Ohno, geschonken door de kunststichting World Art Delft.

De rechtercirkel is gewijd aan het schip de Liefde. De inscripties in Japans en Nederlands vertellen het verhaal van de stranding van de Liefde en het begin van de vriendschappelijke relaties tussen Japan en Nederland.

Delft, Memory of the Ocean

In Delft, de geboorteplaats van Jan Joosten, is zijn nagedachtenis wat kneuteriger aangepakt, althans door de gemeente. Er is een nauwelijks te vinden Jan Joostenplein met de obligate bewegwijzering. Mochten budget en tijd het probleem zijn geweest om iets meer te doen, dan had men vermoedelijk met weinig moeite en met veel enthousiaste samenwerking van Japanse kant, een replica van een van de andere monumenten kunnen plaatsen.

Japanse bezoekers aan Delft hebben gelukkig één ander aanknopingspunt; een privaat initiatief. In het seniorencomplex aan het Jan Joostenplein staat een houten sculptuur, van het schip de Liefde; Memory of the Ocean. Het kunstwerk van de hand van de Japanse kunstenaar Kouji Ohno, onthuld op 20 juni 2010, is geschonken door de kunststichting World Art Delft.

Broer Jacob ook in Japan

Jan Joosten refereert in brieven een aantal keren aan zijn broer die hem in Japan bezoekt. Zeer vermoedelijk is dit Jacob Joosten Lodensteyn die in augustus 1614 schipper op de Hasewint is, maar overstapt in juni 1615 op de jonk van zijn broer Jan Joosten.

Hij maakt er reizen mee naar Bantam (op Java, Indonesië), de Molukken en Achter-Indië. Na een repatriëring in 1616 vertrekt hij in 1619 weer naar Indië. Op de terugreis van de Banda-eilanden (Molukken, Indonesië), in 1620 wordt hij, naar men zegt door de onvoorzichtigheid van commandeur Aert Gijsels, in een boot voor Japara door Javanen gedood.

Bronnen en verantwoording

Van Lodensteyn algemeen

  1. Gens Nostra. Maandblad Der Nederlandse Genealogische Vereniging. Jaargang XXXVII. Januari 1982
  2. Mr. J. E . van Someren Brand. De Lodensteyns en hun magen. 1890. Nederlandse Leeuw , 1917, 1969 en 1986
  3. Nederlandse Leeuw , 1917, 1969 en 1986.
  4. Centr. Bur. v. Genealogie, Coll. J. P. de Man, dossier Van der Meer van Barendrecht (afstammelingen van Lambert van der Meer x Aleyd van Hodenpijl).

Jan Joosten van Lodensteyn specifiek

  1. Dr. F. C. Wieder. Linschoten-Vereeniging. (1923). De reis van Mahu en de Cordes door de Straat van Magalhaes naar Zuid-Amerika en Japan 1598-1600. Delen 1 t/m 3. 's-Gravenhage. Martinus Nijhoff
  2. Barent Jansz. Potgieter. (1600). Historisch ende wijdtloopigh verhael, van 'tghene de vijf schepen ... etc. Amsterdam. Zacharias Heyns.
Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen