Bleyswijck, Familie
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe |
---|
Ekker |
Stork |
Craan |
Breekpot |
Ongewassen |
Voltelen |
Ramp > Helm > Ram |
Lodensteyn |
Bleyswijck |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Jacomina Jacobsdr. van Bleyswijk, dochter van Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk. Zij is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker.
Door haar huwelijk met Joost Jansz. van Lodensteyn (1536) verdwijnt de achternaam van Bleyswijck bij haar verdere nakomelingen.
Vier eeuwen Delfts stadsbestuur
De Van Bleyswijcks zijn een van de oudste Delftse families; de afstamming voert ver terug tot de dertiende eeuw. Ze hebben ruim vier eeuwen zitting gehad in het stadsbestuur van Delft.
De naam komt ook voor in de varianten Bleijswijck, Bleijswijk, Bleysweyck en Bleyswijk. Veel late generaties voeren geen 'c' in hun achternaam.
Vermoedelijk is er een relatie met de Heerlijkheid Bleiswijk dat al vanaf ca. 1200 bestaat.
De tegenwoordige plaats Bleiswijk ligt 16 km oostelijk van Delft, tussen Zoetermeer en Rotterdam.
Bekende Bleyswijckers zijn o.a. Dirk Evertsz. van Bleyswijck (1639-1681), burgemeester en schrijver van Beschryvinge der stadt Delft (1667), Dr. Abraham Cornelisz. van Bleyswijck (1686-1761), burgemeester en anatomicus en Pieter van Bleyswijck (1724-1790) raadpensionaris.
Het zijn nakomelingen van onze stamvader Jacob Claesz. van Bleyswijck (ca. 1358), maar dan via zijn zoons Claes en Jacob Jacobsz. van Bleyswijck en niet via hun zuster, onze stammoeder Erkenraet (Ermtgen) Jacobsdr. van Bleyswijck.
In Delft is een straat en een school vernoemd naar deze familie.
Jacob van Bleyswijck (rond 1298)
Jacob van Bleyswijck is geboren rond 1298. De naam van zijn echtgenote is niet bekend. Zijn vermoedelijke zonen zijn:
|
Zweepslagen en geldboete
Jacob van Bleyswijck komt voor in de boeteboeken van de Grafelijke Rekenkamer van Holland uit de 14e eeuw. Hij moet in Delft een boete van 125 scild (een soort middeleeuwse munt) betalen na het Beleg van Delft in 1359. Uit de hoge boete blijkt dat Jacob van Bleyswijck een vermogend man is. De meeste burgers betalen namelijk 2, 3 of 5 scild.
Het Beleg van Delft vindt plaats tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De stad Delft kiest daarbij voor de Kabeljauwse gezindheid, maar delft het onderspit. Graaf Albrecht van Beieren (1336-1404) laat de stad met succes belegeren en uithongeren, waarna overgave volgt. |
Volgens overlevering moeten alle mannelijke inwoners op blote voeten naar Den Haag lopen en krijgen ze zweepslagen. De vrouwen moeten, in hun beste kleren en met losse haren, dezelfde route afleggen en smeken voor het leven van hun mannen. |
De burgers moeten de stadspoorten, waltorens en muren afbreken en een zware boete betalen. De onderwerping is symbolisch en mag niet teveel schade aan de handel aanrichten. De volgende 40 jaar is het dan ook vrij rustig in het graafschap Holland; alleen in West-Friesland vinden nog beperkte twisten plaats. |
In 1363 treffen we hem aan als hij 9 scild huur betaalt voor een hofstede in de Breesteeg in Delft.
Claes Jacobz. van Bleyswijck (rond 1328)
Claes Jacobz. van Bleyswijck is geboren rond 1328, zoon van Jacob van Bleyswijck. Hij huwt een vrouw genaamd Heyl. De volgende kinderen zijn bekend:
|
Van Claes Jacobz. van Bleyswijck is verder niet zoveel bekend, anders dan zijn 'woon- en grafsituatie'.
In 1363 betaalt hij voor twee huizen hofstedehuur in de Breesteeg in Delft ( 9 respectievelijk 6 scild), wordt vermeld in verband met een rente op een huis aan de Burgwal (1375) in nogal onbegrijpelijk Oud-Hollands:
|
Claes Jacobz. van Bleyswijck koopt met zijn kinderen een graf in de Oude Kerk van Delft en overlijdt aldaar ergens vóór 1378 op een leeftijd van minder dan rond 50 jaar.
Jacob Claesz. van Bleyswijck (rond 1358)
Jacob Claesz. van Bleyswijck is geboren rond 1358, zoon van Claes Jacobz. van Bleyswijck. Hij huwt Aechte Claesdr. de Heuyter, dochter van de bakker Claes Willemsz. die Hoeyter en Baertge Tielmansdr. van Tellinge/Teelhingen.
Dat haar vader Claes Willemsz. die Hoeyter bakker is valt op te maken uit het grafboek van de Oude kerk van Delft:
|
Haar grootvader vader Willem Hoyter wordt vermeld in Delfts tijnsregister anno 1363. Alleen de volgende kinderen zijn bekend;
|
Jacob Claesz. van Bleyswijck overlijdt vóór 1410 op een leeftijd van rond ten hoogste 52 jaar oud; zijn vrouw na 1417. Dit maken we op uit een aantal gedateerde verwijzingen in de grafboeken van de Oude Kerk van Delft, waar ze een graf hebben aangeschaft en waarin ze begraven zijn :
|
De eerste steen van de Nieuwe Kerk
Jacob van Bleyswijck is rond 1396 raadsman in Delft en heeft in 1392 in Rotterdam bezittingen; een huis in het Westvierendeel buitendijks te Rotterdam, en ook binnendijks.
In 1395 verkoopt hij een huis met erf aan de zuidzijde van de Watersloot. In 1397 koopt hij van de graaf die achtende bunre van alle denlande van Nyewe Hellevoeterland”.
Hij legt met drie andere raadsmannen in 1396 de eerste steen van de Nieuwe kerk in Delft, aldus een bijschrift van een afbeelding in de Beschryvinge der stadt Delft uit 1667, op deze pagina weergegeven:
|
Erkenraet (Ermtgen) van Bleyswijck
Erkenraet (Ermtgen) van Bleyswijck, dochter van Jacob Claesz. van Bleyswijck is vermoedelijk ergens tussen 1380 en 1390 geboren. Hij huwt Gerrit Gerritsz. de Wilt. Hij is de zoon van Gheryt Gherytsz. en Gheertruut. Hun kinderen zijn:
|
Gerrit Gerritsz. de Wilt overlijdt vóór 1450; zijn vrouw Erkenraet (Ermtgen) van Bleyswijck ergens daarna.
Gerrit Gerritsz. de Wilt is driemaal schepen van Delft in de periode 1410 -1435. Hij geeft een rente op een huis in de Pepersteeg, en hij zegelt met drie gaande vogels, tussen de bovenste twee vergezeld van een stip of ringetje. Ook zijn vrouw, vermeld als wed. van Gerrijt Gerijtsz. geeft een rente op van dat huis in de Pepersteeg in 1450.
Een deftige dubbele naam De Wilt - Van Bleyswijck
Het is ongebruikelijk een vrouw, namelijk Erkenraet (Ermtgen), in de afstammingslijn op te nemen in deze wiki. Het is echter ver voor de tijd van de introductie van achternamen; ze bestonden eenvoudigweg nog niet in de 15e eeuw, laat staan dat er conventies heersten over hoe deze moesten overgaan op de kinderen.
De twee echtelieden hadden blijkbaar van beide kanten een naam die ertoe deed, reden waarom gekozen wordt hun kinderen de gecombineerde naam De Wilt Van Bleyswijck mee te geven. Ook haar kleindochter Liedewij de Wilt van Bleyswijck geeft haar kinderen haar naam mee.
Jacob Gerytsz. de Wilt van Bleyswijck
Jacob Gerytsz. de Wilt van Bleyswijck, zoon van Gerrit Gerritsz. de Wilt en Erkenraet (Ermtgen) van Bleyswijck, zal ergens rond of vóór 1412 geboren zijn. Hij huwt Jacobmijntgen van den Breijde. Ze komt ook voor onder de naam Jacomijntje van Heerman van den Briel. Zij krijgen tenminste het volgende kind:
|
Jacob Gerytsz. de Wilt van Bleyswijck overlijdt in 1484; zijn vrouw Jacobmijntgen van den Breijde na 1482. Jacob bekleedt verschillende bestuursfuncties, culminerend in het burgemeesterschap van Delft;
|
Hij zegelt documenten met drie gaande vogels, links boven vergezeld van een stip of ringetje in Woudambacht.
Liedewij de Wilt van Bleyswijck (voor ca. 1432)
Liedewij de Wilt van Bleyswijck is geboren voor ca. 1432, dochter van Jacob Gerytsz. de Wilt van Bleyswijck. Zij huwt tweemaal. Haar eerste echtgenoot is Pieter Arentsz. van der Meer (1422-1479), met wie ze drie kinderen krijgt:
|
Na het overlijden van haar eerste man Pieter Arentsz. van der Meer in 1479, huwt ze rond 1480 in Delft Andries (Aris) van Mathijsz., zoon van Mathijs Andriesz. en N.N. Jansdr.
Ze krijgen tenminste het volgende kind:
|
Andries (Aris) van Mathijsz. overlijdt ergens vóór 1506, zijn echtgenoot Liedewij de Wilt van Bleyswijck ergens vóór 1519. Ze worden begraven in het familiegraf van de familie Van der Meer in de Oude Kerk in Delft.
De naam Bleyswijck rules!
Ook hier weer ongebruikelijk om een vrouw, Liedewij de Wilt van Bleyswijck, in de afstammingslijn op te nemen in deze wiki. Hoewel haar kinderen uit het eerste huwelijk de naam van hun vader meekrijgen (van der Meer) noemen de kinderen uit haar tweede huwelijk zich van Bleyswijck. Ook haar grootmoeder Erkenraet (Ermtgen) Jacobsdr. van Bleyswijck geeft haar kinderen haar naam mee.
Weinig is van dit echtpaar bekend, anders dan dat Liedewij de Wilt van Bleyswijck in 1506 een rente schenkt aan het klooster St. Agatha, blijkbaar afkomstig van haar overgrootmoeder Geertruid. Hetzelfde vindt wederom plaats in 1507.
Zoon Vranck Pieter Arends van der Meer
Zoon Vranck (ook Franck) Pieter Arends van der Meer (ca. 1471 - 1554) komt uit het eerste huwelijk van Liedewij de Wilt van Bleyswijck met Pieter Arentsz. van der Meer en is gehuwd met Clara Jansdr. van Berendrecht.
Hij bouwt een lange carrière op in het bestuur van Delft. Na veertigraad (1534) en schout (1497 - 1500) geweest te zijn, is hij achtmaal schepen van Delft (tussen 1505 en 1531) en vijfmaal burgemeester van Delft, dat laatste verspreid over een periode van 18 jaren; tussen 1533 en 1551.
Daarnaast is hij tussen 1506 en 1554 afwisselend weesmeester, regent van diverse instellingen; het Oude Mannenhuis, 'het Weeshuis en het Meisjeshuis, en is ook hoogheemraad van Delfland.
Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk
Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk is de zoon van Andries (Aris) van Mathijsz. en Liedewij de Wilt van Bleyswijck. Hij huwt Anneke Joesten (ook Joosten), dochter van Joost Jacob Gillisz. en Neeltje. Zij krijgen tenminste het volgende kind:
|
Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk overlijdt vóór 1528, zijn vrouw tussen 1565 en 1569.
Jacob van Bleyswijk is brouwer te Delft. Het huis met erf en brouwerij staat aan de westzijde van de Koornmarkt in Delft. Het gaat om het zuidelijke van twee huizen waaruit later Koornmarkt 75 is ontstaan.
Hoewel het brouwen van bier vóór Jacob van Bleyswijk al een lucratieve bezigheid is aan het begin van de zestiende eeuw, markeert vooral het midden van die eeuw de glorietijd voor het Delftse bier. Er worden kapitalen mee verdiend en de brouwers behoren tot de elite van de stad. Volgens Beschryvinge der stadt Delft van Dirk Evertsz. van Bleyswijck (1639) ‘krioelde’ de Koornmarkt driemaal per week van de kooplieden, graanhandelaren en brouwers en was er geen doorkomen aan. |
Na de dood van haar man verkoopt Anneke Joesten in 1528 de brouwerij. Anneke Joesten had ook een huis aan de Oude Delft, en bezittingen in de Zuidpolder van Delfgauw en het ambacht Hodenpijl.
De nalatenschap van de vermogende weduwe Anneke Joesten wordt verdeeld op 30 dec. 1571. Jan Jansz. van Lodensteyn, schoonzoon van Jacob van Bleyswijk, procedeert in 1577 en 1579 als vader van zijn kinderen over de nalatenschap van zijn schoonmoeder.
Bronnen en verantwoording
- Het Delftse Geslacht Van Bleyswijck door H.K. Nagtegaal.
- De Nederlandsche Leeuw, 1914, 1986
- R. Boitet, Beschrijving der Stadt Delft, Naamlijst van de Heeren Veertigen der Stad Delft (1729).
- M. P. Smissaert, Het geslacht Van der Meer, ook genaamd Van der Meer van Berendrecht, in: De Navorscher jrg. 18 (1897), pag. 467-500.
- Kwartierstaat Van der Tas - Einthoven; Kwartierstatenboek XVIII (2003), blz. 223; uitgave van de Genealogische Vereniging Prometheus.
- H.K. Nagtegaal. Wapenboek van het Hoogheemraadschap van Delfland; Wapens en biografieën van de baljuws, dijkgraven en hoogheemraden (1282-1780) (Rotterdam 2010), blz. 47.
- S.W.A. Drossaers, De archieven van de Delftsche Statenkoosters, klooster St. Agatha Reg. 413, blz. 216. Wapen:
- Hoogheemraadschap van Delfland. Wapenboek van het Hoogheemraadschap van Delfland. - G.A. Delft, Archiefnr. 114612, Wapenkaart, Namen en Wapenen der Ed. Agbare Heeren Veertigen der Stad Delft zedert den Jaare 1476.