Haan de, Familie
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
De Haan-Swertz | |
De Haan-Waterreus | |
De Haan-Peeters | |
de Haan | Peeters |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Marcus Jacobus Caspar Maria (Max) de Haan (1920) tot en met zijn overgrootvader Caspar (Jebke) (Cas IV) de Haan (1821).
De achternaam komt in vroege archieven voor als de Haen, de Haene, d'Haene, d'Haen en de Hane. Pas vanaf het midden van de 18e eeuw, rond de geboorte van Gasparis (Caspar III) de Haan (1776), wordt de achternaam de Haan consequent gebruikt.
Deze pagina is grotendeels gebaseerd op het speurwerk naar de voorvaders van de Hanen, verricht door en Jos de Haan (1924 - 2017), vijfde kind van Cas VI de Haan (1889).
Joannes (Jan) de Haen (ca. 1550)
Joannes (Jan) de Haen is geboren rond 1550 in Bornhem. Het enige dat bekend is over hem is dat hij vòòr 1631 is overleden en dat zijn vrouw Catherine van Tannerijen hem overleeft. Haar afstamming wordt op de pagina over de Familie van Tannerijen beschreven.
Jan de Haen is lang het sluitstuk geweest van het genealogisch onderzoek van Mr. A.L.G.M. van Agt en Jos de Haan (1924 - 2017) uit 1976 waarop de huidige stamboom is gebaseerd . Naar zijn geboorte, huwelijk en overlijden is het slechts gissen. In 2024 speurt Jos' zoon en nazaat Hugo de Haan verder en stuit op nieuwe informatie.
Een notariële akte van 14 juni 1631 (Kasteelarchief Bornem) beschrijft de overdracht van grond uit de erfenis van wijlen juffrouw Catherine van Tannerijen. De comparerende wettelijke erfgenamen zijn:
- Jan de Haene.
- Marie de Haen en haar man Godevaert van Conincxloo.
- Elisabeth de Haen en haar echtgenoot Joos Gordebeke.
Jan de Haene treedt mede op als vertegenwoordiger van de drie 'achtergelaten wezen', dochters van zijn overleden andere zus Anna de Haen. Ze heten Cecilia en Elisabeth van den Broeke, en Tanneken van de Vijver, dochter van Pieter van de Vijver. Anna de Haen is blijkbaar tweemaal getrouwd geweest.
De voor de hand liggende conclusie is dat Catherine van Tannerijen getrouwd was met Jan de Haen; al zijn kinderen zijn immers wettige erfgenamen van Catherine. Dit wordt bevestigd door een andere akte (8 oktober 1631) die als titel draagt: Akte van overdracht van grond in de Mieghembemden in Bornem door de erfgenamen van Catherine van Tannerijen (De Haen) aan Elisabeth Boet, echtgenote van Peter Delafaille. Ook wordt Catharina vermeld (met achternaam De Haen, Tennerye of Tenneyere) als getuige en meter bij drie doopplechtigheden binnen de familie.
De akte beschrijft verder het volledig en wettelijk afstand doen van het recht van de erfgenemane op een aantal beemden (vochtige weidegronden) uit Catherine’s erfenis ten gunste van ene vrouwe Elisabeth Boot, getrouwd met Peeter de la Faille, ridder en heer van Tiernais tevens commissaris ord[inai]re van de monsteringhe van de volcke van orloghe van sijne ma[jestey]t, oftewel commissaris-ordinaris van de legerinspectie van de troepen van de Spaanse koning, in dit geval de heersende monarch Philips IV. De vijff daghwanden weidegrond (ca. 6 voetbalvelden) zijn gelegen in de Mighemse beemden, grenzend in het noorden en westen aan de heer de la Faille, in het zuiden aan de erfgenamen van Peeter de Jonge, en in het oosten aan Gillis Boeykens. De comparanten beloven de eigendommen te vrijwaren en te beschermen tegen alle toekomstige aanspraken en lasten.
De nieuwe eigenaars van de stukken grond, Catharina Boot en echtgenoot Peter della Faille, komen uit een familie van welgestelde Antwerpse kooplui. Gronden opkopen op het platteland was voor deze families een vorm van investeren. Er is duidelijk een band met Catherine van Tannerijen en Catharina Boot en echtgenoot Peter della Faille, maar of deze ook familiaal is, blijft vooralsnog giswerk.
We weten nu ook dat Jan de Haene vòòr 1631 overleden is. Verder teruggaan is een lastige klus omdat niet bekend is of Jan de Haen (1550) in Bornem geboren of overleden is. Dit ondanks zijn verschijnen in parochieregisters als peter in 1613 en 1615 bij de doop van zijn kleinkinderen. Is hij ergens anders gestorven of misschien vermist? Verdrinken en elders aanspoelen begraven worden kwam wel vaker voor langs de rivieren.
Geboortejaartallen van zijn kinderen ontbreken en er zijn mogelijk meer zonen dan Joannes. Hij zal daarvan wel de oudste geweest zijn; het was gebruikelijk om de eerstgeboren zoon naar de vader of grootvader te noemen.
|
Joannes (Jan) de Haen (ca. 1586)
Joannes (Jan) de Haen, zoon van Joannes (Jan) de Haen, is geboren rond 1586 in Bornem, tegenwoordig Bornem in België. Bornem ligt aan de Oude Schelde, een arm van de Schelde, ten zuidwesten van Antwerpen (ca. 20 km) in de streek die Klein Brabant genoemd wordt. In 1611 huwt hij de drie jaar jongere Catharina Cauwenberg, ook van Cauenberghe genoemd. Zij is geboren in 1589 in Bornhem.
Ze vormen een kroostrijk gezin. Van de 12 kinderen overlijden er 4 op vroege leeftijd, onder anderen het eerste kind Joannes, naar zijn vader genoemd, Catharina (1616) die maar 2 weken oud wordt, en Franciscus (1617) die 3 jaar oud wordt. Twee kinderen na hen krijgen dezelfde namen. De kinderen die wel overleven:
|
Joannes (Jan) de Haen overlijdt in Bornhem in 1668 op een leeftijd van 82 jaar. Zijn vrouw Catharina overlijdt in 1671 in Bornhem, ook 82 jaar oud. Het is opvallend dat Joannes en zijn vrouw Catharina zo'n hoge leeftijd bereiken; de levensverwachting voor mensen die de volwassenheid bereikten lag een stuk onder de 60 jaar.
Onderbaljuw en Dijkgraaf
Joannes wordt als ca. 33-jarige in 1619 door Pedro Coloma benoemd tot onderbaljuw van Bornhem.
Een baljuw is de rechtstreekse vertegenwoordiger van een vorst, vaak belast met de rechtspraak en belastingen. Deze vorst, Don Pedro Coloma, Señor de Bobadilla, is een Spaanse edelman geboren in 1556 in Nájera/Rioja. Hij is tijdens de Spaanse bezetting met de Hertog van Parma naar de Nederlanden gekomen. Parma's eigenlijk naam is Alexander Farnese.
Coloma verkrijgt in 1587 tijdens de Geuzenoorlogen het leeggeplunderde en vervallen Kasteel Marnix de Sainte-Aldegonde en het land Bornem. Hij herbouwt het kasteel en resideert er tot zijn dood in 1621. Pedro Coloma gaat de geschiedenis in als
Hij is begraven in de St. Leodegariuskerk in Bornem. Zijn praalgraf bevindt zich in een zijnis van de crypte. Het kasteel van Bornem, zoals het tegenwoordig bekend staat, is een massief aandoend kasteel dat dubbel omgracht is en in neogotische stijl herbouwd. Het beschikt over een rijke verzameling kunstschatten met schilderijen-portretten van o.a. keizer Karel V en koning Filips II van Spanje, gravures van Pieter Breughel de Oude, meubelen, kantwerk en Chinees porselein. Het kasteel wordt in 2015 nog bewoond door een nazaat van vroege bezitters; Graaf John de Marnix de Sainte Aldegonde. |
De baron Coloma benoemt op 14 januari 1619 Jan de Hane tot onderbaljuw van Bornhem na overweging van de goede indruk die hij heeft van zijn rechtschapenheid, trouw en bekwaamheden, aldus het charter dat daarvan bewaard is gebleven in de Franse taal.
Joannes de Haen werkt jarenlang samen met zijn zwager Petrus de Vijvere, Griffier en later hoogbaljuw. Het archief van het kasteel van Bornhem bevat een eigenhandig door Joannes de Haen getekende eedsaflegging bij zijn ambtsaanvaarding.
|
|
In 1633 wordt Joannes de Haen door baron Pedro (Peeter) Coloma benoemd tot kapitein van de Baronie en de heerlijkheid Bornhem. Onder de aanstelling staat een eigenhandig geschreven verklaring van Jan:
|
Joannes de Haen noemt zich ook Jan de Haen, dijckgrave alhier, een functie die hij vanaf 1619 uitoefent, en in totaal 14 jaar lang blijft bekleden.
ln 1648 blijken er moeilijkheden gerezen te zijn bij het leenhof van Bornhem. In een charter van 1 april van dat jaar lezen we, dat de heer van Bornhem Jan de Haen, dijkgrave ende dienende leenman in onsen hove alhier geauthoriseerd en aangesteld heeft...
|
Jan was toen 62 jaar en werd kennelijk zeer gewaardeerd door de baron en heer van Bornhem, die hem zulk een vertrouwenspositie gaf.
Zijn zoon Petrus de Haen (1631) volgt hem op als onderbaljuw en dijkgraaf van Bornhem. De facebookpagina van Het Archief en Erfgoed Bornem publiceert een document van eind 17e eeuw over een proces tussen Charles Joseph Coloma, achterkleinzoon van Don Pedro Coloma, Señor de Bobadilla, en Peeter de Haen in verband met een geschil over de pacht van polders en schorlanden in het Spierenbroek.
Gaspar de Haen (1624)
Gaspar de Haen, zoon van Joannes (Jan) de Haen, is geboren in 1624 in Bornhem.
Gaspar de Haen huwt in 1648 op 24-jarige leeftijd met joffer Catharina Adriaenssens in Antwerpen. Vermoedelijk is zij een dochter van Pauwel Adriaenssens, in die tijd stadhouder van Antwerpen. De huwelijksplechtigheid vindt plaats op 24 mei 1648 in de St.-Jacobuskerk te Antwerpen.
Gaspar en Catharina moeten zich rond of voor hun huwelijk gevestigd hebben in Antwerpen; hun kinderen zijn daar geboren. Ze hebben een vruchtbaar huwelijk. Van hun elf kinderen wordt de oudste zoon wederom Joannes genoemd naar zijn grootvader.
Vaststaat dat alle kinderen in Antwerpen geboren zijn. Acht daarvan worden gedoopt in de zuidparochie van de Onze-Lieve-Vrouw-kerk, beter bekend als de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. De jongste drie worden in de kerk van Sint Joris gedoopt. Een aantal daarvan overlijdt vroeg, in ieder geval Vincentius (voor zijn 25e) Maria (ca. 17 jaar) en Clara (voor haar 15e jaar).
De kinderen die hun jeugd wel overleven:
|
Het is niet achterhaald wat Gaspar in de 54 jaar van zijn leven heeft gedaan om aan de kost te komen. Hij volgt zijn vader Joannes niet op als onderbaljuw, kapitein of dijkgraaf van de heerlijkheid Bornhem. Deze functies bekleedt zijn oudere broer Petrus.
Zijn zoon Franciscus de Haen (1650), ook Francisco de Haen genoemd, staat in de archieven als coopman binnen de stadt Antwerpen. Dit is mogelijk de Franciscus de Haen die Philippina Fraes huwt in 1684 in Antwerpen.
Van zoon Gaspar de Haen (1654) is bekend dat hij bij zijn overlijden zijn neven en nichten elk een zesde deel van zijn nalatenschap nalaat, bestaande uit de opbrengst van het huis De Witte Tente aan de Boecxsteeg te Antwerpen.
Gaspar de Haen overlijdt in 1677. In een acte van 5 april 1678 worden zijn dan nog levende kinderen genoemd:
|
Caspar, één van de drie wijzen
Gaspar de Haens doopnaam bij geboorte is Gasparus, in de omgang Gaspar. Binnen de familie gebruikte afgeleide namen zijn Caspar, Casper, Cas maar ook Jaspar en Jasper. Buiten de familie bestaan meer varianten, zoals Gaspard, Jaspaert en Gasparin.
Met die naam zet men de toon voor een serie opeenvolgende Caspars de Haan. Het is pas vanaf zijn kleinzoon Gasparus (Jasper I) de Haen (1688) dat de naam consequent wordt doorgegeven aan iedere eerstgeboren zoon.
Twee broers van Gaspar heten Balthasar en Melchior, een duidelijke verwijzing naar de drie wijzen. Met zoveel kinderen kon men met die namen wellicht weer een paar jaartjes uit de voeten. Ook een andere voorvader, Lambertus van Baerle (ca. 1506), geeft drie kinderen van hem die namen mee.
In de bijbel zijn Caspar, Melchior en Balthasar de gelatiniseerde Perzische namen van drie wijzen uit het oosten die een opgaande ster zagen en daarop de koning der Joden gingen zoeken.
Ze kwamen in Bethlehem aan en vonden daar Jezus, de pasgeboren koning der joden. Ze zouden respectievelijk 20, 40 en 60 jaar oud zijn geweest; getallen die de levenstijdperken van de volwassene symboliseren. In veel landen wordt deze gebeurtenis als Driekoningen op 6 januari gevierd.
Over de herkomst van koning Caspar doen verschillende theorieën de ronde. De Caspar (heilige) zou een Afrikaanse koning zijn. Saint Caspar kwam uit India of bij Indonesië. Ook de betekenis en herkomst van de naam is onduidelijk, mogelijk afgeleid van het Perzische kandschwar, oftewel schatbewaarder.
Joannes de Haen (1649)
Joannes (Jan) de Haen, zoon van Gaspar de Haen is geboren in 1649 in Antwerpen en gedoopt in de parochie Onze Lieve Vrouwe Zuid. Hij huwt op 35-jarige leeftijd (1684) Ida van Rijsinge in Antwerpen. Ida is dochter van van Christiaen Rijsinge, een welvarende koopman en Schepen van Gestel, en Elisabeth van den Broecke.
Door hiaten in de Eindhovense doopboeken zijn van Joannes en Ida slechts vier gedoopte kinderen bekend. Allen zijn in Eindhoven geboren en in de St.-Catharinakerk gedoopt.
|
Joannes overlijdt in 1710 op 61-jarige leeftijd in Eindhoven, zijn vrouw Ida van Rijsinge 31 jaar later (1741).
Voordat Joannes de Haen zich in Eindhoven vestigt gaat hij op 19-jarige leeftijd (1668) medicijnen studeren aan de Universiteit van Leuven, destijds alleen weggelegd voor gegoede burgerzonen. Het Matricule de l'université de Louvain meldt daarover:
|
Bekwame dokter die op de centjes let
Vanaf 1675 duikt dokter Jan de Haen voor het eerst op in de Eindhovense archieven. Hij zal dan al enige tijd een artsenpraktijk hebben. Uit archiefstukken blijkt dat dokter Jan de Haen een bekwame arts is, die tot in de verre omtrek van Eindhoven bij zieken geroepen wordt. Hij behandelt in het dorp Liempde patiënten, in die tijd een dagreis gaans van Eindhoven.
Zijn artsenpraktijk is gevestigd in de Rechtestraat in Eindhoven tot 1686, naast huize de Clock. In 1686 verhuist hij met gezin naar aghter de kerck, de latere Kerkstraat. In deze straat zullen bijna 3 eeuwen lang generaties Hanen wonen.
De persoon van Jan de Haen is omgeven door financiële wederwaardigheden. Het is onduidelijk of hij terecht voor zijn centen opkomt, schraperig aangelegd is, of beide:
|
Seer bedroefde sieckte van roode loop
Eindhoven wordt rond 1676 geteisterd door een zeer besmettelijke ziekte; de notulen van een vergadering van het stadsbestuur:
|
Deze epidemie wordt veroorzaakt door een gebrek aan hygiëne in het stadje, het eten van bedorven voedsel of niet gekeurd vlees, de vervuiling van het water (de Dommel en de Gender) en de voortdurende armoede onder de bevolking. Eindhoven was, na vele rampen die het stadje troffen, verarmd.
In 1676 overweegt het stadsbestuur om een stadtsdocter aan te nemen om de armen en behoeftigen, die normaal geen medische hulp kunnen betalen, bij te staan in desen bedroeffde tijden.
Dokter Jan de Haen verklaart zich daartoe bereid, op voorwaarde van een passende beloning van de stad. Het stadsbestuur wijst zijn eisen af.
Jan en het gilde St.-Sebastiaan
Jan de Haen blijft tot zijn dood lid van het Ridderlijk Gilde St.-Sebastiaan. Hij wordt lid op 35-jarige leeftijd (1684) als hij Ida van Rijsinge huwt. Hij moet dan zijn bruidegomsgeld van ƒ 5,- aan het gilde betalen.
Hoewel uit officiële stukken maar 4 kinderen van Jan de Haen bekend zijn, blijkt uit de administratie van het gilde dat het echtpaar in feite 6 kinderen heeft gehad. Voor twee overleden kinderen betaalt hij ieder ƒ 1,- en 5 stuivers voor het present zijn van het gilde bij de uitvaart. De bijdrage komt voor in zowel in 1692 als 1696, in welk laatst jaar vermeld wordt:
|
Vanwege zijn drukke praktijk bezoekt hij maar zelden de vergaderingen van het gilde. In het jaar van zijn overlijden (1710) volgt zijn zoon Jasper I hem op als gildelid.
Gasparus (Jasper I) de Haen (1688)
Gasparus (Jasper I) de Haen, zoon van Joannes de Haen is geboren begin 1688 in Eindhoven. Zowel zijn geboortedatum als sterfdatum zijn niet exact bekend.
In 1725 verwekt de ongetrouwde ca. 38-jarige Jasper I bij zijn 12 jaar jongere buurvrouw Johanna Cornelia Tournoy een kind. Johanna is geboren in 1700 in Eindhoven, dochter van Josephus Ludovicus Tournoy en Christina de Lauw. Hun onwettige zoon, want buitenechtelijk geboren, wordt ook Jasper genoemd (verder Jasper II) en op 25 januari 1688 gedoopt in de St.-Catharinakerk te Eindhoven.
|
De geschiedenis van deze tak van de Eindhovense familie de Haen zou met Jasper I beëindigd zijn als deze geen kind had verwekt: Alle andere kinderen uit het huwelijk van Jan de Haen en Ida van Rijsinge sterven namelijk zonder nageslacht. De oudste Catharina (1685) blijft kinderloos, Elisabeth (1693) sterft jong (27) en en de jongste Christiaan Melchior (1695) word priester.
Ook de achternaam De Haen zou verdwenen zijn als de familie Tournoy het onwettige kind geadopteerd zou hebben. Jasper I overlijdt op ca. 50-jarige leeftijd in 1737. In 1745 huwt Johanna Cornelia Tournoy alsnog, met ene Franciscus Maas. Zij overlijdt in 1756 in Eindhoven, als zij 55 jaar oud is.
Een zonderling figuur
Jasper I moet een zonderlinge figuur geweest zijn. Hij blijft het grootste deel van zijn leven, met een tussenpoos van 1728 tot 1732, in het ouderlijk huis wonen, is nooit getrouwd geweest en heeft zijn ouderschap ook niet geëcht door een huwelijk met Johanna Tournoy, in die tijd een must. Over zijn opleiding en beroep is niets bekend, wat erop kan duiden dat hij onderhouden werd door zijn moeder met het geld van zijn vader.
Na de geboorte van zijn onechtelijke zoon verlaat Jasper I het ouderlijk huis. Zoon Jasper II wordt opgenomen in het gezin van Josephus Tournoy, vader van Johanna Cornelia. Jasper I blijkt in 1732 weer bij zijn moeder in te wonen maar vertrekt vlak voor zijn dood naar zijn broer Christiaan Melchior de Haen, pastoor in St.-Michielsgestel. Jasper I overlijdt daar op ca. 50-jarige leeftijd in 1737.
De relatie tussen Jasper I en zijn moeder is in zijn laatste levensjaren verslechterd, mogelijk al eerder; Ida van Rijsinge onterft Jasper I vrijwel geheel blijkens haar testament uit 1735. Jasper I zat vermoedelijk ook op zwart zaad, gezien het feit dat zijn moeder bij zijn overlijden notarieel afstand neemt van zijn nalatenschap, vrijwel altijd het geval als deze uit schulden bestaat. Zowel zijn moeder als de verwekster van zijn kind overleven hem.
Het gilde; zijn enige toeverlaat?
Jaspers enige bekende prestatie van formaat tijdens zijn leven is als gildebroeder. In 1724 wordt hij gekozen tot deken van het St.-Sebastiaangilde en schiet zichzelf tot Koning van dit schuttersgilde. Hij is een trouw bezoeker van de gildevergaderingen, meer dan zijn vader.
Zijn moeder Ida van Rijsinge blijft al die tijd de betalingen aan het gilde verrichten voor haar zoon totdat deze ca. 40 jaar oud. Op dat moment zal de onmin tussen beiden vermoedelijk erg hoog zijn opgelopen als gevolg van de geboorte van zijn onwettig kind. Jasper I blijft overigens voorkomen in het gildearchief tot 1735, ca. twee jaar voor zijn dood.
Gasparus Tournoij (Jasper II) de Haen (1726)
Gasparus Tournoij (Jasper II, twee) de Haen, zoon van Gasparus (Jasper I) de Haen. Jasper II is geboren in 1726 in Eindhoven. Hij is tweemaal gehuwd geweest. Het eerste huwelijk met Elisabeth Beijnen in 1749 in Eindhoven brengt geen kinderen voort. Elisabeth is dochter van een schoenmaker uit Den Haag.
Nadat Elisabeth vroeg overlijdt (1765) huwt hij Petronella (Pieternel) Linsen, ook gespeld als Lenssen, in Eindhoven. Pieternel is geboren in 1733 in Maastricht, dochter van Henricus Linsen en Maria Catharina Laval. Hun kinderen zijn:
|
Jasper II sterft op 28 december 1799, kort voor de eeuwwisseling, bijna 74 jaar oud. Hij is begraven op het kerkhof aan de St.-Catharinakerk. Zijn tweede vrouw Pieternel Linsen overlijdt in 1809 in Eindhoven op een leeftijd van 75 jaren.
Opgegroeid bij de Tournoys
Jasper II is filius illegitimus; een buitenechtelijk geboren kind en derhalve onwettig. Hij groeit op bij de familie Tournoy, ouders van zijn moeder Johanna Cornelia Tournoy.
De families Tournoy, Rijsinge (vrouw van dokter Jan de Haen) en de Haen kennen elkaar goed; bij doopplechtigheden zijn leden van de andere families vaak getuige, peter of meter. Ook woonden de Tournoys maar een paar huizen verwijderd van de familie de Haen. De kinderen van Jan de Haen zullen geen onbekenden geweest zijn in het huis van de familie Tournoy.
Dit vormde niet alleen een goede voedingsbodem voor de onechtelijke escapade, waar Jasper II het product van is, maar ook voor de snelle opvang van Jasper II in het gezin van Josephus Tournoy en Christina de Lauw, de ouders van Johanna Cornelia de Tournoy.
Nadat Jaspers vader al snel na de geboorte uit beeld raakt, komt Jasper de neef voor op de lijsten van onvermogenden naast de andere inwonende kinderen; Petrus, Johanna, Maria, Hendrikus, Laurens en Joseph Tournoy. De familie Tournoy figureert op dergelijke lijsten om duidelijk te maken dat ze als arme familie geen hoofdgeld hoefden te betalen. Jasper II groeit op in huize Tournoy en verblijft daar ten minste tot zijn 16e levensjaar.
Struikrovers en plunderende soldaten
Ed Marcelissen maakt in zijn boek Van de verwerije en de glaasenmakerije (1980) gewag van een risicovolle opdracht van Jasper II de Haen, Ergens voordat hij 22 jaar oud is:
|
De eerste glaasemaker en verwer
Als Jasper II de Haen 16 jaar oud is, gaat hij buiten Eindhoven het vak van glazenmaker en schilder leren, oftewel glaasemaker en verwer. Mogelijk krijgt hij zijn opleiding als gezel in Den Haag; zijn toekomstige vrouw Elisabeth Beijnen komt daar immers vandaan, maar dat is niet zeker. Hij leert als eerste van een reeks Hanen het schildersvak.
Enkele jaren na hun huwelijk in 1749 gaan Jasper II en Elisabeth wonen in de Kerkstraat 240 in Eindhoven. Het pand, ook de Geestelijke Tap genoemd, bestond uit 3 woningen. De nummering veranderde nog wel eens door de jaren heen en is anders dan nu.
Ze blijven er ruim tien jaar wonen en huren van eigenaresse Marie van den Bour. In de woningkohieren staat hij vermeld als gebruiker Jasper de Haen.
In 1762 verhuizen Jasper II en Elisabeth naar de Kerkstraat 246, dicht bij hun vorige woning. Nadat Elisabeth kinderloos sterft (1765) verkoopt haar broer, Bartholomeus Beijnen, meesterschoenmaker uit Den Haag, het halve eigendom van dit pand aan Jasper II de Haen, inmiddels meesterglasmaker en –verver.
Jasper II de Haen bezit al de helft van het huis met erf en hof achter de grote kerk van Eindhoven. In dit pand, later genummerd Kerkstraat 7, zal vanaf 1762 tot en met 1869, meer dan 200 jaar, het Schildersbedrijf Caspar de Haan en Zonen gevestigd blijven.
Zeven maanden na het overlijden van Elisabeths huwt Jasper II de Haen, 39 jaar oud, met de 32-jarige Petronella Lenssen uit Maastricht. Hij zal dan al zijn eigen bedrijf zijn begonnen in de Kerkstraat, genaamd:
GLAASEN MAKERIJE EN VERWERIJE JASPER DE HAAN |
Jasper II bouwt zijn schildersbedrijfje uit met behulp van een legaat van zijn tante Catharina de Haen, oudste zuster van zijn vader. Ze is weduwe van Amandus van Mierlo en bedeelt Jasper II in haar nalatenschap 1500 gulden, geen kleinigheid in die tijd. Jasper II krijgt pas in 1777 de beschikking over het geld.
Jasper II wordt daarmee voor zijn tijd een kapitaalkrachtig persoon, getuige een lening van f 500,- aan Jan Otto Bagelaer, regerend schepen en inwoner van Eindhoven. De kwitantie van terugbetaling wordt door Jaspar Il ondertekend met een kruisje. De schrijver van de stad Eindhoven bevestigt erbij dat Jaspar heeft verklaard niet te kunnen schrijven. Zowel Jasper II als zijn tweede vrouw Petronella kunnen niet lezen en schrijven.
Jasper II verkrijgt als vakman allengs meer opdrachten. Aan het einde van zijn leven werken er in zijn bedrijf twee tot drie knechten en zijn eigen zoon Caspar III. Het gereedschap blijkt een van de belangrijkste eigendommen van het bedrijf, getuige het testament van Petronella Lensen. Zij laat haar zoon na:
|
Het St. Catharinagilde
Jasper II is 23 jaar oud als hij toetreedt tot het St. Catharinagilde Eindhoven (1749). Daarmee vestigt hij een traditie die lang in de familie blijft; tot op de dag van vandaag zijn nakomelingen lid van dit gilde.
Het St. Catharinagilde vormt een rode draad door zijn leven, blijkens de archief van het gilde. Het archief, jarenlang verloren gewaand, is in 1959 vrijwel volledig teruggevonden op de zolders van een pand in de Rechtestraat. Caspar Joseph Marie (Cas VI) de Haan (1889) overhandigde de stukken aan het gilde, en jaren later nam zijn zoon, Joseph Anton Marie (Jos) de Haan (1924), de zorg op zich om het archief volledig te publiceren (1966 en 1968).
Het archief vormt een rijke bron waaruit menig belangrijke gebeurtenis in het leven van Jasper II en zijn nazaten, voorkomt; huwelijken, begrafenissen, maar ook opdrachten. Het lidmaatschap van het gilde was ook profijtelijk. Eigen leden hadden voorrang bij het verkrijgen van opdrachten van het gilde, en Jasper II heeft veel werken uitgevoerd voor zowel het St. Catharinagilde als het St.-Sebastiaansgilde. Uit de archieven:
|
Gasparis (Caspar III) de Haan (1776)
Gasparis (Caspar III, nummer drie) de Haan, zoon van Gasparus Tournoij (Jasper II) de Haen is geboren in 1776 in Eindhoven, als enige jongen na drie dochters.
Hij huwt in 1817 Maria Catharina van der Heijden in Eindhoven, geboren in 1794 in Eindhoven, dochter van Antonius Cornelius van der Heijden en Catharina van Leersum. Caspar is dan al 40 jaar, terwijl zijn vrouw 17 jaar jonger is (23 jaar).
Ze brengen 10 kinderen ter wereld, waarvan er vier vroeg overlijden. Het eerste kind, Caspar genaamd, en twee broers na hem sterven voor ze 6 maanden oud zijn. Ook zal dochter Christina jong overlijden op 20-jarige leeftijd. De kinderen die langer blijven leven:
|
Caspar III de Haan overlijdt in Eindhoven in 1845 op een leeftijd van 69 jaren,zijn vrouw in 1869 op een leeftijd van 74 jaren
De oude vrijgezel en het jonge blaadje
Caspar III heeft enig onderwijs genoten en kan, in tegenstelling tot zijn vader en moeder, lezen en schrijven. Hij wordt opgeleid tot verwer (schilder), glaasemaker en kaarsenmaker. Hij werkt jarenlang als leerling mee met zijn vader en de knechten.
Na de dood van zijn vader (1799) zet hij het bedrijf voort en neemt de verzorging van zijn moeder Petronella Linsen op zich, en onderhoudt haar huis en hof. Caspar III is dan pas 23 jaar oud. Hij blijft lang in het ouderlijk huis wonen, samen met zijn moeder.
Een jaar voor haar overlijden draagt moeder Petronella Linsen alle bezittingen van de familie plus een som van 400 guldens over aan Caspar III. De goede verhouding tussen Caspar III en zijn moeder blijkt uit de schenkingsakte, waarbij ze haar zoon Jaspar noemt. Caspar III ondertekent de acte met zijn eigen naam, zijn analfabete moeder zet alleen een kruisje. Een citaat:
|
Twee maanden na het opstellen van de acte overlijdt Petronella Linsen, 75 jaar oud, en Caspar III blijft alleen achter in het ouderlijk huis aan de Kerkstraat, die in de schenkingsacte agter de groote kerk wordt genoemd. Pas 9 jaar later zal de 40-jarige vrijgezel met de 17 jaar jongere en 23 jaar oude Maria Catharina van der Heyden huwen. Het echtpaar blijft wonen in het pand aan de Kerkstraat.
Het bedrijf van Caspar breidt uit
Na de dood van Caspars vader gaat het aanvankelijk slecht met het bedrijf. Caspar III kan zijn rekeningen niet betalen en zijn moeder moet financieel garant staan. Na enkele jaren groeit het bedrijfje echter weer. Er werken 3 tot 4 knechten en het bedrijf breidt uit met een kaarsenmakerij en de verkoop van klompen.
In de zaak werkt ook zijn neef Caspar Antonius van Rooij, de zoon van zijn tante Ida de Haen. Als deze neef bij de loting voor de nationale militie een nummer trekt die hem tot militaire dienst verplicht, wordt er een remplaçant (vervanger) geregeld. Caspar III de Haan tekent hiervoor in 1822 een overeenkomst met ene Wilhelmus van Beek uit Leende, die daarvoor f 340,- opstrijkt. Dezelfde truc van de remplaçant zal een andere voorouder, Frits Swertz, ook toepassen in 1882.
De kern van het bedrijf blijft het schilderen en de glazenmakerij, waar ramen en ruiten worden gezet, ook glas-in-loodramen. Daarnaast maakt hij lijsten, repareert hij lantaarns, en restaureert hij meubelen. De jaaromzetten van Caspars bedrijf zullen rond f 2.000,- hebben gelegen.
Caspar III neemt ook grote onderhoudsopdrachten aan, zoals het opknappen van het hele binnen- en buitenwerk van het huis van de erven Martinus van De Ven. De klus duurt 20 dagen. Als Koning Willem I in 1841 een bezoek komt brengen aan Eindhoven krijgt de hele stad een face lift. Het stadsbestuur spendeert er veel aan, f 500,-. Caspar III de Haan voert voor f 65 opdrachten uit ter verfraaiing van de stad, maar krijgt pas twee jaar later betaald (1843).
Er is een lijst bewaard gebleven van leveranciers van Casper III de Haan, waaruit een breed gamma aan producten blijkt zoals glas, verf, oliën, terpentijn, klompen en rollen bijenwas voor de kaarsenmakerij. Ene Molijn en Van Wijk te Rotterdam levert bijvoorbeeld glas, kwasten en schuurpapier.
In die lijst komt ook ene J. de Brieder uit Utrecht voor. Mogelijk is dit Johannes de Brieder (1811), van beroep essaijeur aan de Waarborg in Utrecht, zoon van een andere voorvader Cornelis de Brieder (1780). De Waarborg in Utrecht is o.a. verantwoordelijk voor de kwaliteit van goud en levert dus mogelijk het dukatengoud dat nodig is om ‘’goudschrift’’ te vervaardigen. Het bedrijf is hier zeker mee bekend; zijn vader verguldde in 1759 in opdracht het vaandel van het Gilde St.-Catharina.
Gesukkel met de gezondheid
Caspar III heeft een motorische stoornis en sukkelt met zijn gezondheid in de tweede helft van zijn leven. Zijn handtekening als getuige bij het huwelijk van zijn neef Caspar Antonius van Rooij is opmerkelijk slecht. Bij zijn eigen huwelijk in 1817 tekent hij nog met vlotte hand.
Later verergert zijn gezondheid met als gevolg dat de bedrijfsomzet daalt. Zowel In 1839 als 1841 moet Caspar III geld lenen met zijn huis, tuin en erf als onderpand. Hij kan beide akten niet meer ondertekenen. De eerste acte niet wegens sterke aandoeningen op het zenuwgestel, en de tweede wegens hoge ouderdom. Caspar III is dan 64 jaar oud en zal 5 jaar later (1845) overlijden.
In 1845, het jaar dat hij overlijdt, is Caspar III ook 50 jaar lid van het St. Catharinagilde. Zijn huldiging wordt een keer uitgesteld wegens zijn zwakke gezondheid. Als het dan toch plaatsvindt, meldt het archief:
|
Caspar III overlijdt drie maanden na zijn jubileum. Zijn gildebroeders begeleiden de uitvaart geheel in stijl en volgens de traditie van het gilde:
|
Het bedrijf wordt voortgezet onder leiding van zijn weduwe, Maria Catharina van der Heyden. Als zijn zoon Jebke (Caspar IV) de zaak overneemt worden de bedrijfscijfers weer gunstig.
Caspar (Jebke) (Cas IV) de Haan (1821)
Caspar (Jebke) (Cas IV, de vierde) de Haan, zoon van Gasparis (Caspar III) de Haan. Jebke is geboren in 1821 in Eindhoven. Hij huwt op 16 mei 1849 (Hemelvaartsdag) als 28-jarige de iets oudere Hendrika Hezemans, geboren in 1820 in Eindhoven. Hendrika is dochter van Mathijs Hezemans en Christina Pietjens, en woont vóór haar huwelijk op de markt in Eindhoven.
Jebke en Hendrika krijgen 8 kinderen, waarvan twee op vroege leeftijd overlijden; Hubertus Johannes enkele weken na de geboorte, en Hubertus Johannes Vincentius op 3-jarige leeftijd. Het zijn hun twee laatste kinderen.
De tweede zoon Caspar IV Franciscus is voorbestemd het familiebedrijf over te nemen. Zijn jongere broer Thijs zal later zijn eigen schildersbedrijf in Eindhoven oprichten. Hun kinderen zijn:
|
Jebke de Haan overlijdt in Eindhoven in 1894 op een leeftijd van 73 jaar. Zijn vrouw Hendrika Hezemans is hem drie jaar eerder voorgegaan (1891) op de leeftijd van 71 jaren.
Wij hadde zoo mooy kind nog niet
Het verlies van Hubertus Johannes, het 7e kind, grijpt Jebke aan. Hij schrijft een ontroerende brief aan een vriend:
|
|
|
|
Kunstzinnig en goedgemutst
Caspar IV, in de dagelijkse omgang Jebke genoemd, gaat al jong bij zijn vader in het bedrijf werken als leerling-gezel. Hij leert het vak van zijn vader en zal daarvoor, vermoedelijk tot zijn 12e jaar, onderwijs hebben genoten omdat hij kan lezen en schrijven.
Op zijn 19e jaar (1840) moet Jebke in dienst, destijds de Nationale Militie geheten. Hij wordt voor één jaar vrijgesteld uit hoofde van een zwak gestel. Als hij een jaar later herkeuring aanvraagt wordt hij afgekeurd uit hoofde van een misvormde borst. Hij zal weinig last hebben gehad van deze kwaal want hij wordt 73 jaar oud.
Uit bewaard gebleven potlood- en pentekeningen blijkt een begaafd tekenaar. Ook zijn decoratiewerken zijn kunstzinnig. Zo verfraaide hij verschillende kerken, zoals de St.-Lambertuskerk te Gestel.
Jebke blijkt over een opgewekt humeur te beschikken. Wanneer hij zijn been breekt op een steiger als hij het schilderwerk van zijn knechten controleert, merkt hij op:
|
Zijn goedgemutstheid blijkt ook uit een los nagelaten briefje:
|
Een florerend bedrijf
Kort voor het overlijden van zijn vader gaat het niet zo best met het bedrijf. Na zijn dood (1845) neemt zijn moeder de leiding van het bedrijf over. Jebke is dan nog ca. 24 jaar oud. Pas in 1854 is het jaarlijkse totaal van de inkoop weer terug op het oude niveau.
Jebke breidt het verf- en glasbedrijf uit met een groothandel in verven, oliën, vernissen, terpentinen, schildersgereedschappen en een glazenwasserij. Later komt daar nog een kleine drogisterij bij. Er werken naast Jebke 4 a 5 knechten. Ze heten Klaas, Sjors, Piet, Driek, Geert en ene Veneman. Zijn vrouw Hendrika, beschreven als hardwerkend, helpt mee in de zaak.
Het pand aan de Kerkstraat wordt verbouwd en achter het woonhuis verrijst een werkhuis en een verfmalerij. De zaak floreert vooral na 1866 en Jebke wordt allengs kapitaalkrachtiger. Hij staat met zijn zwager Jack Hezemans borg voor aannemer Booms bij een opdracht voor de bouw van het nieuwe Eindhovense stadhuis aan de Rechtestraat. Het gaat om een bedrag van f 26.690,-. Later staat hij ook borg voor dezelfde Booms als deze de Paterskerk (Augustijnen) bouwt, hetgeen misloopt als … CHECK.
Het gezin heeft het materieel goed, en ook de kinderen profiteren ervan; moeder Hendrika is royaal en laat ze buitenlandse reisjes maken.
Vanzelfsprekend is Jebke zoals zijn voorouders lid van het St. Catharinagilde. Hij is vanaf zijn 17e lid en vanaf 1854 secretaris. In die hoedanigheid wordt hij na 25 jaar in de bloemetjes gezet; traditioneel gebeurt dat met het marcheren in vol ornaat en met vlag en vaandel.
Bronnen en verantwoording
- Privé-archief van Jos de Haan (1924 - 2017), zoon van Caspar Joseph Marie (Cas VI) de Haan (1889)
- Mr. A.L.G.M. van Agt, 1976, 400 jaar Hanen. Dit boek van A. van Agt, destijds gemeente-archivaris van Eindhoven, beschrijft de geschiedenis van de familie vanaf haar oorsprong in Borne. De genealogie van de 10 generaties de Haan wordt uitvoerig beschreven. Jos de Haan (1924 - 2017) deed daarvoor uitvoerig bronnenonderzoek.
- Ed Marcelissen, 1980, Van de verwerije en de glaasenmakerije. Dit boek kwam uit ter ere van het 225-jarig bestaan van het schildersbedrijf Caspar de Haan in Eindhoven.