Voltelen, Familie
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
Ekker | |
Stork | |
Craan | |
Breekpot | |
Ongewassen | |
Voltelen | |
Fockenbergh | Ramp > Helm > Ram |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Susanna Voltelen (1698), dochter van Ds. Arnoldus Voltelen (1666). Zij is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker. Door haar huwelijk met Eldert Ongewassen (1687) verdwijnt de achternaam Voltelen bij haar verdere nakomelingen.
Inhoud |
Hij die uit Voltlage komt
De familie Voltelen is terug te voeren naar de 15e eeuw en het dorpje Voltlage, 25 km noordwestelijk van Osnabrück in het Duitse Nedersaksen op de grens met Noordrijn-Westfalen.
Het gehucht komt in 1582 al voor in het zogenaamde Sachsenbuch dat hertog Hendrik van Saksen dat jaar laat aanleggen door zijn rentmeester in Fürstenau. Voltlagen komt in verschillende schrijfwijzen voor; Voltla, Voltlo, Voltlohe, Foltla, Voltlo, Vultlo of Voltel, maar heet nu nog steeds Voltlage.
Vermoedelijk hadden de ouders van Joist van Voltell in de 15e eeuw een boerenhofstede in Voltlage. Hun zoon vertrok naar Osnabrück , de nabijgelegen stad, waar hij een lid van het geslacht Hamelmann huwt en eigendom verwerft.
Dat is het moment geweest dat hij de Voltlo of de Voltelen zal worden genoemd (hoewel ook de naam Hamelmann voorkomt).
Bij gebrek aan achternamen werden personen vaak vernoemd naar hun vader of naar de plaats van herkomst. Dat is ook de reden dat we in Voltlage zelf geen Voltelens aantreffen.
Nakomelingen van Joist Voltelen voeren ook andere namen; zo komt Voltel en Voelthelen voor, maar ook het gelatiniseerde Voltlagius of Voltlo.
Al predikant wat de klok slaat
Er zijn minstens 15 predikanten bekend onder de nazaten van de eerste Joist Voltelen. Onder onze voorvaders zijn dat er al 4 (en een geestelijke).
Ze zijn erg beweeglijk, niet ongewoon voor een predikantenfamilie; ze waaieren niet alleen uit naar Overijssel, Gelderland, Noord- en Zuid-Holland en Brabant, maar ook buiten de landsgrenzen; Indië, Suriname en Zuid-Afrika.
Joist Voltelen
Joist Voltelen (ook Joost en Jodocus) is vermoedelijk geboren in Voltlage bij Osnabrück in het Duitse Nedersaksen. Het is bekend dat hij omstreeks 1460 in Osnabrück woont, als eigenaar van een huis aan de Beerstrate, grenzend aan dat van Arnold Bodeker.
Hij huwt rond 1485 Eberhardsdr. Hamelmann (voornaam onbekend). Zij krijgen vermoedelijk de volgende twee kinderen:
|
Zoon Johannes Voltelen wordt, evenals zijn broer Eberhard, vermeld als notaris in Rome, alleen 7 jaar later (1518). Wellicht is hij dezelfde als Johannes Hamelman de Osnabrugis (uit Osnabrück) ingeschreven als student in Keulen op 23 April 1505. Joist Voltelen overlijdt vóór 1521. Zijn vrouw overlijdt ergens na 1534
Dr. Eberhard Voltelen (ca. 1490)
Dr. Eberhard Voltelen, zoon van Joist Voltelen, ook voorkomend onder de voornamen Eberhardus en Everd, is geboren rond 1490 in Osnabrück. De naam van zijn concubine cq. echtgenote is onbekend. Drie kinderen zijn bekend, allen geboren in Osnabrück:
|
Dr. Eberhard Voltelen overlijdt vermoedelijk tussen 1535 en 1537. Hij is dan ca. 46 jaar oud.
Vir ingeniosissimus excellentis memoriae
Eberhard Voltelen volgt een deels wereldlijke en geestelijke loopbaan. Hij studeert Art. stud (wetenschappen) in Keulen in 1508 en promoveert aldaar tot doctor decretorum (doctor in geestelijk recht). Na afloop van zijn studie wordt hij ludimagister (schoolmeester) en praeceptor (leraar klassieke talen) aan de Stiftsschool van St. Johann in Osnabrück, waar jonge geestelijken worden opgeleid.
Zijn verblijf aan deze school is van korte duur; in 1511 komen we een vermelding tegen van notaris in Rome. Later ontmoeten we hem als kanunnik van de St. Catharinakerk te Osnabrück (1520), als Pfarrer aan dezelfde kerk (1521) en als Proost aan de Collegiale kerk St. Andreas te Worms (1521).
Eberhard Voltelen blijkt een eerzuchtig man te zijn. Het is voor hem niet mogelijk een zetel te verwerven in het Domkapittel te Osnabrück, het hoge orgaan van het Hoogstift Osnabrück tegenwoordig Prinsbisdom genoemd; alleen leden van de adel komen daarvoor in aanmerking.
Daarom gaat hij voor kanunnik van het Stift St. Johann dat rechtstreeks onder het hoofdstift ressorteert en open staat voor lagere adel of personen van gegoede burgerlijke afkomst.
Dat gaat echter niet zonder slag of stoot.
De dekaan van het Stift St. Johann, Johannes Dailde, verzet zich heftig tegen opname van Eberhard Voltelen in zijn kapittel, maar het lukt Eberhard toch na een uitvoerig proces. Erger nog: Dailde moet in de strijd het onderspit delven. Hij wordt samen met het gehele kapittel van St. Johann geëxcommuniceerd. De ban treft ook de pauselijke kapelaan Dr. jur. Martin de Spinosa.
Eberhard Voltelen blijft verbonden aan het Stift St. Johann en is rond 1535 senior, getuige een aantal ondertekende oorkonden. In dat jaar (1535) komt hij ook voor als domthesaurier in Minden, en proost aan de Collegiale kerk St. Andreas in Worms, een functie die hij al vanaf 1522 bekleedt.
De bekende hervormer Hermann Hamelmann (1526) prijst Eberhard Voltelen later figuurlijk de hemel in. In een document uit 1564 beschrijft hij meus cognatus (mijn bloedverwant) Eberhard Voltelen, als een man met een zeer scherp oordeel en een wonderbaarlijk verstand (vir ingeniosissimus ... etc), en een uitstekend geheugen (memoriae excellentis). Hij heeft deze informatie uit tweede hand; Hendrik Voltelen is vermoedelijk tussen 1535 en 1537 overleden.
De bloedverwantschap is waarschijnlijk terug te voeren op een gemeenschappelijke grootvader; Eberhard Hamelmann (ca. 1430). Voltelen zelf gebruikt ook soms de naam Hamelmann.
Hendrik Voltelen (ca. 1520)
Hendrik Voltelen, zoon van Dr. Eberhard Voltelen (ca. 1490), is geboren in of na 1520 in Osnabrück. Zijn relatie met zijn concubine cq. echtgenote Catharina Krieters wordt geformaliseerd in 1545.
Ze vestigen zich in Dülmen ergens vóór 1549. Dülmen ligt 80 km zuidwestelijk van Osnabrück, onder Münster. Hendrik Voltelen en Catharina Krieters krijgen minstens één zoon:
|
Hendrik huwt na Catharina Krieters een tweede maal. De naam van de echtgenote is niet bekend, wel hun zoon en zijn Deens nageslacht. Het wordt beschreven in de paragraaf Geestelijke met concubine.
Pfaffenkind
In de 16e eeuw leefden vele geestelijken met hun huishoudsters samen. De kinderen die deze hun schonken werden openlijk als de hunne opgevoed; de zogenaamde Pfaffenkinder (Pfaffe = geestelijke). In het schemergebied van de overgang van het katholicisme naar het protestantisme werden ook huwelijken afgesloten die, hoewel ongeoorloofd, wel geldig waren. De kinderen waren dan ook echte kinderen in de woordelijke betekenis. Daarnaast was het niet ongewoon dat zonen van geestelijken zelf ook geestelijken werden. |
Dit gaat ook op voor zowel Hendrik Voltelen als zijn oudoom, de bekende hervormer Hermann Hamelmann (1526); beiden waren Pfaffenkinder die zelf ook Pfaffe worden.
Geestelijke met concubine
Hendrik Voltelen is kanunnik, een soort Rooms-katholieke geestelijke, en bekleedt die functies in het Stift St. Victor (1571, 1572, 1582), en het Stift Borghorst in Bentheim-Steinfurt (1585). Er is een getuigenis van zoon Hendrik Voltelen Junior (1549) uit 1582 die zijn ouders beschrijft als voorbeeldige en vrome burgers;
|
Hoe mooi dit ook klinkt, een heel ander geluid komen we tegen in het verslag van een kerkvisitatie (inspectie) op last van de bisschop van Munster in Westfalen. Op 9 Mei 1572 bezoeken de Heeren visitatoren het Stiftskapittel in Dülmen, waar een aantal kanunniken verschijnen, waaronder Henricus Voltelen. Ze moeten ongeveer 70 pertinente vragen beantwoorden, zoals;
|
Vrij vertaald; zijn er kanunniken die openlijk leven met een concubine en wie zijn deze?
De kanunniken Henricus Voltelen en Hermannus Kuir bekennen dat zij er concubines en keukenmeiden op na houden, en beloven ze weg te zenden.
Het staat allemaal in mooi Latijn in de archieven. Op de vraag of er ketters onder de kanunniken zijn, antwoorden de kanunniken categorisch NEMO! (niemand).
Of Hendrik Voltelen zijn concubine heeft heengezonden is niet bekend, maar niet waarschijnlijk. Hij is een jaar eerder (1571), meer dan vijftig jaar oud, wederom in het huwelijk getreden; de naam van de echtgenote is niet bekend. Met haar verwekt hij een zoon, Just Henrik Voltelen (1577 - 1620), die Obergerichts-assessor in Wenen wordt.
Een zoon van Just Henrik, Jacob Just Voltelen (1602 - 1699), wordt Bergoberst (bergkolonel) in dienst van de Deense koning. Zijn nakomelingen blijven in Denemarken en zijn mogelijk verder verspreid; volgens Namespedia wordt de achternaam Voltelen namelijk wereldwijd het meest aangetroffen in Denemarken.
Hendrik Voltelen (1549)
Hendrik Voltelen, zoon van Hendrik Voltelen (ca. 1520), is geboren in 1549 in Dülmen. Hij zal vijfmaal huwen; zijn vier eerste echtgenoten overlijden allen. Ze worden beschreven in de paragraaf Vijfmaal gehuwd
Onze opvolging gaat verder via zijn derde vrouw Stijne Bodeker die hij huwt in Assen (Westfalen). Stijne Bodeker is de dochter van Gerdt Bodeker, geboren rond 1575 in Beckum, en overleden in 1615 in Ootmarsum op ca. 40-jarige leeftijd.
Uit dit huwelijk zijn 9 kinderen geboren waarvan er zeker drie jong overlijden, en mogelijk enkelen meer van de hieronder genoemden. De kinderen zijn allen in Ootmarsum geboren met uitzondering van eerstgenoemde Gerhardus, die in Neuenhaus is geboren.
|
Hendrik Voltelen overleeft al zijn 5 vrouwen en overlijdt in 1624 in Steinfurt op 75-jarige leeftijd. Hij is begraven in de Grote Kerk aldaar.
Het overlijden van drie andere jonge kinderen, onder andere aan de pest, staat beschreven in de familiebijbel:
|
Zoon Hendrikus Voltelen (1609) is vermoedelijk dezelfde die in 1634 voorkomt in de Resoluties van de Gedeputeerde Staten van Overijssel:
|
Vijfmaal gehuwd
De eerder beschreven Stijne Bodeker is Hendrik Voltelens derde vrouw. Aangevuld door aantekeningen in zijn familiebijbel ziet het totaalplaatje van zijn vijf huwelijken er als volgt uit:
|
Zijn aantekeningen over het overlijden van zijn vrouwen en andere kinderen in de familiebijbel, overgeschreven door zijn kleinzoon Ds. Hermanus Voltelen, zijn confronterend:
|
Een goeden heren met schrijven gediend
Hendrik Voltelen heeft in zijn jonge jaren een goede heeren met schrijven gediend. Hij is namelijk in 1573 secretaris van Bernard de Bever, landcommandeur van het Duitse Huis te Ootmarsum.
In 1582 treffen wij hem aan in de stad Neuenhaus in Westfalen, destijds behorend tot het graafschap Bentheim. Hij heeft zich hier omstreeks 1580 gevestigd en wordt burger (1582), waar hij zich een tijd lang met den woon heeft opgehouden en van zins is volgens zijn gelegenheid nog te willen blijven.
Hij is ook burger in Ootmarsum (1588) maar blijft vermoedelijk in Neuenhaus wonen tot 1588.
Voor zijn burgerschap in Ootmarsum betaalt hij een zodanig hoog bedrag dat hij ook het recht verkrijgt om paard en wagen te houden. Dat is wel handig; hij zal vermoedelijk veel gependeld hebben tussen Neuenhaus en Ootmarsum (12 km).
Ootmarsum is afwisselend in handen van de Spanjaarden en de Staatschen. Na een korte bezetting in de lente van 1580 door de Staatsche troepen blijft het 12 jaar (tot 1592) in handen van de Spanjaarden. Ootmarsum komt van juli 1592 tot september 1593 even weer in het bezit van Prins Maurits maar de Spanjaarden, onder leiding van Frederik van den Bergh, herwinnen het en blijven 4 jaar de baas. Tenslotte wordt Ootmarsum definitief door de Staatschen hernomen (september 1597).
Al die jaren schijnt Rychter Henryck Voelthelen tho Oetmarszn (Hendrik Voltelen, rechter in Ootmarsum), daartoe aangesteld door de Staatschen, rustig in dit stadje te hebben gewoond.
Zijn keurnoten zijn Johan Palthe en Gerhardt Wilmess, die Voltelen in schrijven meinen Coirnoeten noemt; een kornuit is een soort mederechter voor de nodige checks and balances. Gedrieën vormen ze jarenlang de hervormingsgezinde notabelen van Ootmarsum.
Hendrik Voltelen maakt een carrière door in beide steden waar hij burger is:
|
Ds. Salomon Voltelen (1600)
Ds. Salomon Voltelen, zoon van Hendrik Voltelen (1549), is geboren in 1600 in Oostmarsum. Hij huwt Clasina Hendriksdr. Roeterink in 1626, geboren in 1608 in Hasselt.
Van hun 12 kinderen overlijden er vermoedelijk vier vroeg, gezien het gebrek aan verdere gegevens na hun geboorte: Christina (1627), Abraham (1642), Isaac (1644) en Clasina (Clasyntie) (1648). De eerste kinderen worden geboren in Wanneperveen, vanaf Arnoldus in Vollenhove. Van de volgende kinderen is meer bekend over hun volwassenheid:
|
Veel kinderen overleven maar worden toch niet echt oud; Hendricus Johannes (38), Thomas Burchardus (38), Christina (22) en Salomon (36). Aangezien latere Voltelens tuberculose leden, kunnen dezen het ook onder de leden hebben gehad; er was nog juiste diagnose daarvoor.
Ds. Salomon Voltelen is predikant in Wanneperveen (1625) en Vollenhove (1633). Hij staat aan de wieg van een rijke predikantentraditie in zijn familie. Onder zijn talrijk kroost, een teken dat deze familie ook in goeden doen was, zitten vier predikanten. Ook vier zonen van zijn zoon Arnoldus worden predikant. In totaal zijn minstens 15 predikanten bekend in het geslacht Voltelen.
Ds. Salomon Voltelen overlijdt in 1663 in Vollenhove op een leeftijd van 63 jaar oud en wordt begraven in de Grote Kerk van Vollenhove.
Zijn vrouw overlijdt twee jaar eerder in 1661 in Vollenhove op een leeftijd van 52 jaar oud.
De familiebijbel vermeldt daarover:
|
Ds. Arnoldus Voltelen (1630)
Ds. Arnoldus Voltelen, tweede zoon van Ds. Salomon Voltelen (1600), is geboren in 1630 in Wanneperveen. Hij huwt Susanna Fockenbergh in 1654 in Westzaandam. Susanna is de dochter van de rijke Amsterdamse koopman Pieter (de oude) Fockenbergh (Faucquenberghe) en Elisabeth "van Eeckeloo" Pietersdr. Zie de pagina Familie Fockenbergh. Susanna is geboren in 1632 in Amsterdam, gedoopt in de Nieuwe Kerk. Hun kinderen zijn:
|
Susanna Fockenbergh overlijdt in 1671 in Zwolle op een leeftijd van 39 jaar. In 14 jaar huwelijk heeft ze 11 kinderen gebaard, eventuele miskramen of vroegoverlden kinderen daargelaten, hetgeen destijds vaker voorkwam dan nu.
Drie jaar later (1674) huwt Arnoldus Voltelen in Mastenbroek Maria Curtois, weduwe van Jacob van Muyden. Arnoldus Voltelen overlijdt in 1688 in Zwolle op een leeftijd van 57 jaar oud en wordt begraven in de Grote Kerk van Zwolle.
Een predikantenfamilie en een ... spook
In 1650 staat Arnoldus Voltelen ingeschreven als student in Leiden. Dat jaar verdedigt hij tegenover Jacobus Revius, regent van het Collegium Theologicum, zijn disputatie De Transsubstantiatione. In 1651 doet hij hetzelfde met zijn disputatie De cultu imaginum. Arnoldus Voltelen wordt als proponent predikant in 1653 te Westzaandam beroepen. Hij wordt predikant in Gorinchem (1663) en Zwolle (1669). Hij is emeritus in 1687. Hij is de auteur van Overijssels zeegenwensch aan zijne Hoogheid en Afscheid predicatie van Zaandam.
Ook vier van zijn kinderen worden predikant; Salomon (1659) in Waspik en 's Grevelduin, Petrus (1662 in Windesheim, Arnoldus (1666), en Cornelis (1668) in Paramaribo). Zijn dochter Clasina Voltelen (1657) huwt eveneens een predikant, namelijk haar neef Ds. Lubbertus Voltelen. Lubbertus is predikant te Heemse en zoon van (wederom een) predikant Ds. Hermannus Voltelen en Elizabeth Bruining.
Op 20 oktober 1672 preekt hij als eerste in de Onze Lieve Vrouwekerk te Zwolle, nadat deze kerk was verlaten door de katholieken die de Grote Kerk in gebruik hadden genomen.
Ook in de Grote kerk van Zwolle zal hij als eerste preken, als deze in mei 1674 ook door de katholieken wordt ontruimd. Het gerucht gaat dat hij vanaf dat moment niet graag meer in de Grote kerk preekt omdat hij de overleden priester Waeyer als spook naast zich op de preekstoel zag staan.
Ds. Arnoldus Voltelen (1666 )
Ds. Arnoldus Voltelen, zoon van Ds. Arnoldus Voltelen (1630), is geboren in 1666 in Gorinchem. Hij huwt Agnita Ram in 1693, Zij is gedoopt in 1666 in Amsterdam, dochter van Hendrik Bouwesz. Ram en Belia Helm.
Arnoldus Voltelen overlijdt in 1698 in zee op weg naar Ceylon als hij 31 jaar oud is. Het VOC-wingewest Ceylon is het tegenwoordige Sri Lanka. De onfortuinlijke vroege dood van Arnoldus gaf hem geen kans een kroostrijk gezin te stichten, zoals zijn vader en grootvader. Er is maar één kind bekend:
|
Dominee Arnoldus Voltelen studeert filosofie in Groningen in 1684 en vestigt zich in 1693 in Amsterdam in een huis aan de Leidsestraat. Van zijn hand is het werk Belga triumphans super mole invincibile Namurcae (Amsterdam 1695).
Blijkbaar heeft hij ook theologie gestudeerd, want in 1698 wordt hij beroepen als Oost-Indisch predikant met bestemming Ceylon. Arnoldus vertrekt met zijn (wellicht net wel of net niet) zwangere vrouw met het schip de Assendelft naar Kaap de Goede Hoop (vrijdag 2 mei 1698).
Op zee weduwe geworden en zwanger
Arnoldus Voltelen overlijdt gedurende de lange reis van 4 maanden op 12 juli 1698, voordat Kaapstad wordt aangedaan, het verversingsstation voordat men de Oost opgaat. Dat is een maand korter dan dezelfde trip die een andere voorouder Petrus Craan (1700) maakte.
De Assendelft blijft twee weken in Kaapstad (13 september tot 7 oktober 1698) waarna het koers zet richting Ceylon. Het schip vaart de haven van vermoedelijk Galle binnen in Ceylon op 5 januari 1699. Het is wederom een lange reis geweest, drie maanden, die het nodige zal hebben gevergd van de 33-jarige recente weduwe en zwangere Agnita Ram.
Haar dochter Susanna is volgens de boeken geboren in 1698 in Cochin aan de Malabarkust (West-India) en dat duidt op een tegenspraak; moeder Agnita Ram is pas in 1699 gearriveerd, en wel in Ceylon. Wellicht is het kind op zee geboren en naderhand aangegeven maar iedere andere speculatie is valide.
Anoldus' vrouw Agnita Ram zal in Colombo te Ceylon drie jaar later (1701) hertrouwen met Pieter Bout, opperhoofd van Manaar in Ceylon, tegenwoordig Sri Lanka. Hij is zelf weduwnaar van Susanna de Mei.
Bronnen en verantwoording
- H. F. Wijnman, Het geslacht Voltelen, in De Nederlandsche Leeuw 1940.
- De Nederlandsche Leeuw 1969
- Mr. P. C. Bloys van Treslong Prins, Geneal. en herald, gedenkwaardigheden in en uit de kerken van Overijssel, blz. 244, nr. 38.
- Arnold Waeijer, Aartspriester en pastoor te Zwolle, Nopende het aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten deser Nederlanden mitsgaders van eenige gedenckweerdige voorvallen; uitg. door G. A. Meijer, O.P., 1917.