Nispen van, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(NL 1990)
(NL 1990)
Regel 95: Regel 95:
  
 
Digna Bollaert overlijdt vroeg, op ca. 34-jarige leeftijd (1596) in Vlissingen. Abraham Adriaens overlijdt in 1638, ook in Vlissingen.
 
Digna Bollaert overlijdt vroeg, op ca. 34-jarige leeftijd (1596) in Vlissingen. Abraham Adriaens overlijdt in 1638, ook in Vlissingen.
 
==== NL 1990 ====
 
11
 
 
Nispen als grootvader en vader van Abraham Adriaens te aanvaarden,
 
hoewel zij hun geslachtsnaam mogelijk nooit hebben gevoerd.
 
We aanvaarden ook Marinus van Oosten en zijn dochter
 
Marie, al blijft de authentieke vorm van Marie’s naam aan
 
twijfel onderhevig bij gebreke van een document, dat ons hierover
 
inlicht. Met de grootmoeders van Abraham Adriaens is het
 
verschillend gesteld. Jaqueline van Wissenkercke draagt een geslachtsnaam
 
van hoger maatschappelijk niveau dan Abraham’s
 
ouders en grootouders eigen was, zodat we haar met recht als
 
een product van genealogische fantasie mogen beschouwen 17.
 
De andere grootmoeder Digne van der Schoof is zonder twijfel
 
aan de werkelijkheid ontleend. H a a r voornaam is juist. Van
 
haa r geslachtsnaam, die geen zweem van deftigheid vertoont,
 
is zeer wel denkbaar, dat manlijke verwanten die te eniger tijd
 
zijn gaan voeren en dat de samensteller van de kwartierstaat
 
zich ook in h aa r geval veroorloofd heeft hierop te anticiperen ’8.
 
 
Over de totale kwartierstaat van Christiaen van Nispen kan
 
het oordeel kort en bondig luiden, dat wij vijf van de acht
 
overgrootouders dienen a f te keuren. Vijf andere personen wekken
 
het vermoeden, dat zij de hun toegekende geslachtsnaam
 
niet plachten te voeren. Dit geldt, nad a t we Jaqueline van Wissenkercke
 
als overgrootmoeder hebben afgevoerd, voor alle kwartieren
 
van vaderskant met uitzondering wel te verstaan van
 
Marinus van Oosten.
 
 
II. De hoofdpersonen in onderling verband.
 
 
Van de behandelde personen zijn sommigen naa r mijn idee
 
een nadere studie waard.
 
 
Als de heer Greidanus schrijft „Abraham Adriaens zal wel
 
ongeveer even oud als zijn vrouw Digna Bollaert zijn geweest
 
en dus omstreeks 1565 zijn geboren”, heb ik reden mij hier
 
van harte bij aan te sluiten. De verklaring bij gelegenheid van
 
Abraham's ondertrouw in 1588 dat hij een vrij jonggezel zonder
 
ouders of voogden was, wijst erop, dat hij toen de meerderjarige
 
leeftijd van vijfentwintig ja a r nog niet had bereikt. Bij een
 
volwassen bruidegom pleegt het ontbreken van voogden nimmer
 
te worden vermeld, want het spreekt vanzelf, dat een
 
volwassen man het zonder voogd kan stellen. Abraham verkeerde
 
dus in een bijzondere positie: minderjarig, toch geen voogd.
 
Abraham zal op ongeveer twintigjarige leeftijd - we kunnen het
 
ons heel goed voorstellen - zijn vader of voogd door de dood
 
 
17. Het geslacht, waartoe Jaqueline w ordt gerekend, is „afkomstig van Noord-
 
Beveland en tot aanzien en rijkdom gekomen door het rentmeesterschap
 
van Zeeland bewester Scheld” . Aldus M. G. de Boer in Nieuw Nederlandsch
 
Biografisch Woordenboek, Eerste deel (Leiden, 1911), kol. 1581.
 
We moeten er ons overigens voor hoeden de onaanvaardbare kwartieren
 
van de kwartierstaat aan de beruchte falsaris J e a n de Launay toe te
 
schrijven, want J h r. Mr. A. J . M. van Nispen tot Pannerden heeft in
 
navolging van Rietstap’s Wapenboek van den Nederlandschen Adel in
 
De Nederlandsche Leeuw 64ste jrg .-1947, kol. 382 van het echtpaar Aernout
 
van Nispen -Jacqueline van Wissekerke aangetekend: „ontbreken bij de L au nay”
 
.
 
 
18. V ooralsnog staat noch van Digne van der Schoof noch van h a a r m an Marinus
 
Jansz- van Oosten de plaats van herkomst vast. Digne’s geslachtsnaam lijkt
 
erop te duiden, da t zij van het platteland afkomstig was. Marinus van
 
Oosten wordt in 1548 als poorter van Bergen op Zoom vermeld. Indien
 
hij zich met zijn vrouw vóór 1548 van elders komende in de stad heeft
 
gevestigd, dan kunnen we voor hun herkomst niet op zijn poorterinschrijving
 
afgaan, want de poorterboeken ten Gemeente-archieve van Bergen
 
op Zoom vertonen een hiaa t van 1522-1629. Misschien, da t in de stadsrekeningen
 
nog iets te vinden zou zijn in verband met de verantwoording
 
van het verschuldigde poorterrecht.
 
 
12
 
 
hebben verloren. Hij was toen in staat zelf in zijn levensonderhoud
 
te voorzien, zodat hij een voogd in feite niet meer nodig
 
had en hij voor handlichting of, zoals de Latijnse term luidt:
 
„venia aetatis” in aanmerking kwam.
 
 
Opvallend is in dit verband, dat de getuige bij Abraham’s
 
ondertrouw Symon Jaspers (Perduyn) helemaal geen familie van
 
hem was. De heer Greidanus noemt hem een stiefoom. Hij was
 
gehuwd met de weduwe van Abraham’s oom Christiaen Mariniszn.
 
Dit was bepaald ongewoon. Het laat zich alleen verklaren, als
 
we aannemen, dat er een zeer hechte band tussen Abraham en
 
zijn oom Christiaen heeft bestaan, een nauwe relatie, die op de
 
weduwe Digna Porrenaer en tenslotte ook op haar tweede echtgenoot
 
is overgegaan. We kunnen dit denkbeeld nog iets a an scherpen:
 
Oom Christiaen moet Abraham’s voogd en pleegvader
 
zijn geweest. Dientengevolge was Symon Jaspers (Perduyn), die
 
ooms plaats in de familie had ingenomen, de aangewezen persoon
 
om bij Abraham’s huwelijk het „zonder ouders en voogden”
 
uit te spreken. Duidelijk lijkt bovendien, dat Christiaen van Nispen,
 
Abraham’s tweede zoon, de voornaam van zijn oudoom
 
heeft gekregen. Dit zou niet recht denkbaar zijn, als oom Christiaen
 
in Abraham’s leven niet een bijzondere rol zou hebben
 
gespeeld als voogd en pleegvader en wellicht ook nog als erflater!
 
 
Vóór de geduchte brand van 1911 bevatte de Grote of Oude
 
Kerk te Vlissingen, bij de stichting aan St. Jacob gewijd, oom
 
Christiaen’s grafschrift met naam en overlijdensdatum: „Christiaen
 
Marinisse van Oosten (de) alias Cramer sterf den 13 September
 
a° 1584” . Deze overlijdensdatum past volkomen in het
 
beeld: Abraham als minderjarige zonder voogd achterblijvend,
 
nochtans in staat zich zelfstandig in de maatschappij te han d haven.
 
Merkwaardig is, dat in dit grafschrift abusievelijk „Oostende”
 
staat in plaats van „Oosten” . Voor P. K. Dommisse
 
was het een reden om de laatste lettergreep van „Oostende”
 
tussen haakjes te zetten 19. Mr. P. G. Bloys van Treslong Prins
 
daarentegen geeft de integrale tekst zonder wijziging of commentaar
 
°. Eerstgenoemde merkt in zijn toelichting nog op,
 
dat Christiaen 29 mei 1579 voorkomt als deken van de schutterij
 
21. Heel interessant is een rekeningpost van 1568, waarin wij
 
Christiaen betrappen in de uitoefening van zijn kramersbedrijf:
 
 
„Betaelt Christiaen Mariniszn. de somme van driendertich ponden drie scellingen
 
zes penningen over zeeckere leveringe van nagels ende anders, ghelevert
 
tot behouffvan ’s konincx wercken tot Vlissinghe binnen ’t ja e r dezer rekening-
 
 
19. P. K. Dommisse, Eenige grafschriften uit de afgebrande St. Jacobskerk
 
te Vlissingen met archivalische toelichtingen in A rchief van het Zeeuwsch
 
Genootschap der Wetenschappen XIX-1913, blz. 41-42 onder nr. 42.
 
 
20. P. C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden
 
in en uit de kerken der provincie Zeeland (Utrecht, 1919),
 
blz. 304 onder no. 42.
 
 
21. De auteur geeft als verwijzing: „Extract Resolutieboek, gemerkt no. 13,
 
op 29 mei 1579” . Volgens het Voorwoord (1913), blz. 11 was de bergplaats
 
toen: „Bibl. O. Arch. Vliss. no. 4050” . Thans: Gemeente-archief van
 
Vlissingen inv. no. 5112 „Extracten uit de resolutiën van wet en raad
 
1578-1760 (ca. 1760)” , afkomstig van Mr. Johannes Mauritz, blz. 2. Met
 
betrekking tot de dekens van de drie traditionele schuttersgilden - de
 
handboogschutters onder p a tro n a at van St. Sebastiaan, de kruis- of voetboogschutters
 
onder pa tro n a at van St. Joris en de schutterij van den
 
Bussche ofwel de Kolveniers - constateert dezelfde auteur op grond van
 
voornoemde bron, d a t ze omstreeks 1580 door het stadsbestuur van Vlissingen
 
nog wel in belangrijke zaken werden geraadpleegd, hier nog aan
 
toevoegend, da t de regenten der stad uit de voornaamste leden van de
 
schuttersgilden plachten te worden gekozen: P. K. Dommisse in Archief
 
van het Z eeuwsch G enootschap der Wetenschappen X V I -1910, blz. 149.
 
 
13
 
 
PLAATJE
 
 
Eigenhandige kwitantie van Christiaen Marinissen
 
Craraer voor de betaling van geleverde spijkers
 
bestemd voor de geconfisqueerde huizen dd. 12 april 1576
 
Afb. 1; foto Rijksarchief in Zeeland
 
 
he, volgende zijn billiet ende quictancie hier overeelevert, ergo hier de voors...
 
X X X I I I £ I I I s. VI d.” 22.
 
 
Afkomstig van Bergen op Zoom is Christiaen 14 mei 1569
 
poorter van Vlissingen geworden23. Een samenvatting van onze
 
nieuw verworven kennis kan als volgt luiden:
 
 
Christiaen Marinisz. van Oosten alias Cramer, kramer van beroep,
 
leverancier van spijkers en ander materiaal aan Philips
 
II in 1568 ten behoeve van in Vlissingen uit te voeren werken,
 
poorter van Vlissingen sedert 1569, vermeld als deken van de
 
schutterij in 1579, j Vlissingen 13 september 1584.
 
 
We kunnen hieraan nog toevoegen, dat Christiaen in 1577 en
 
1578 het huis de Flessche aan de Zuidstraat te Vlissingen als
 
eigenaar blijkt te bewonen24.
 
 
Digna Porrenaer, zijn vrouw, behoorde tot een Vlissings regen-
 
 
22. Algemeen Rijksarchief’s-Gravenhage, Archief van de Xassause Domeinraad
 
inv. Hingman no. 10002 „Reeckeninghe Jasp e rs Mulders rentmeestere
 
van den demeynen ancommende de Conincklijke Majesteit binnen
 
der stede van Vlissinghe van den ja re beginnende Catherina XVC zevenentzestich,
 
eyndende ten ghelijcken dage XVC achtentzestich” (St. Catharin
 
a vallende op 25 november), fol. 17. Helaas is de bijbehorende kwitantie
 
niet bewaard gebleven. Wel tro f de heer Greidanus in het archief van de
 
Rekenkamer van Zeeland een andere kwitantie in verband m et de levering
 
van spijkers aan, door Christiaen Marinissen Cramer 12 april 1576 eigenhandig
 
geschreven en getekend, die hier wordt afgebeeld. Zie hierna noot 41.
 
 
23. Gemeente-archief van Vlissingen, bibliotheek no. 4507 Alfabetische
 
naamlijst van Simon van der Swalme: Christiaan Marinus met verwijzing
 
n a ar het oorspronkelijke poorterboek, fol. 71 verso. Vgl. noot 8.
 
 
24. Gemeente-archief van Vlissingen, collectie P. K. en C. P. I. Dommisse
 
inv. no. 4: Afschrift van het kohier van de honderdste penning van Vlissingen
 
van 1577, d a t in het Rijksarchief in Zeeland verloren is gegaan,
 
blz. 1 met verwijzing n a a r het oorspronkelijke kohier, fol. 1. - Gemeentearchief
 
van Vlissingen inv. no. 5424 Afschrift van het kohier van de
 
twintigste penning van Vlissingen van 1578, da t eveneens in het Rijksarchief
 
van Z eeland ontbreekt, blz. 1 met verwijzing alsvoren. - Fotocopieën,
 
die ik van de gemeente-archivaris van Vlissingen mocht ontvangen, wijzen
 
uit, da t het huis in 1577 getaxeerd werd op ruim 133 pond, in 1578 op
 
ruim 166 pond. Vgl. Jaarverslagen betreffende het Archiefwezen en de
 
Oudheidkundige Verzameling der gemeente Vlissingen over het ja a r
 
1907, blz. 11. Zie tevens noot 52 hierna.
 
 
14
 
 
tengeslacht2a. Christiaen zelf is ondanks deze verbintenis, al wist
 
hij het tot deken van de schutterij te brengen, nooit voor een
 
regentenfunctie in aanmerking gekomen. Zijn Doopsgezindheid
 
stond dit naar mijn oordeel in de weg. Heel terecht heeft
 
de heer Greidanus opgemerkt, dat Abraham Adriaens zijn Doopsgezindheid
 
aan zijn moeder’s familie o n tleen t26.
 
 
Aan Simon Jaspers Parduyn alias Perduyn, geboortig van Veere,
 
heeft C. de Waard een levensbeschrijving gewijd, die helaas
 
al te beknopt en hierdoor weinig bevredigend is uitgevallen27.
 
Prins Willem van Oranje heeft hem kort voor hij door moordenaarshand
 
zou vallen op voordracht van de Staten van Zeeland
 
tot notaris benoemd. Als zodanig werd hij door het Hof van
 
Holland en Zeeland 27 ju n i 1584 met Veere als standplaats
 
geadmitteerd28. Bij gebreke van minuut-akten is het de vraag,
 
of hij het notariaat ooit uitgeoefend heeft. Al in de aanvang
 
van 1586 treffen wij hem te Middelburg in een totaal andere
 
positie aan: als rentmeester van Walcheren en „appenditiën”
 
tot betaling van ten laste van de Staten van Zeeland uitstaande
 
re n te n 29. Bovendien is zijn huwelijk met Digna Porrenaere, de
 
weduwe van Christiaen van Oosten alias Cramer hier 25 mei 1586
 
gesloten, is hij bij de vernieuwing van de wet vervolgens schepen
 
van Middelburg geworden en 24 augustus 1586 ouderling
 
van de Hervormde gemeente. Regentenfuncties vielen hem de
 
komende jaren met een zekere regelmaat ten deel: zo was hij
 
raad van Middelburg, toen hij Abraham Adriaense in 1588 als
 
bruidegom begeleidde, is hij tot drie maal toe als burgemeester
 
opgetreden en twee ja ren lang door de stad in de Staten van
 
Zeeland afgevaardigd tot hij uiteindelijk 26 oktober 1596 als
 
lid van de pas opgerichte Rekenkamer van Zeeland werd beëdigd
 
30. Hij bekleedde dit ambt vanwege Prins Maurits als
 
Eerste Edele tot zijn overlijden te Middelburg op 5 oktober
 
 
25. C. A. van Woelderen, Lijst van Baljuws, Burgemeesters, Schepenen,
 
Raden, Pensionarissen, Secretarissen en Rentmeesters van Vlissingen in
 
Ja a rb o ek van het Centraal Bureau voor Genealogie 11-1948, blz. 19-20
 
onder de nrs. 64, 75 en 93. Vgl. P. K. Dommisse (1913), blz. 48 en 50
 
de grafschriften nrs. 53 en 54 met toelichting.
 
 
26. Kenmerkend voor de Doopsgezinden was destijds, d a t zij geen regentenfuncties
 
konden bekleden, kenmerkend evenzeer hun afwijzing van wapengeweld.
 
Pas v ijfja a r na Christiaen van Oosten’s dood, in 1589 konden de
 
Doopsgezinden te Vlissingen voor het eerst de door hen gewenste vrijstelling
 
van de wacht afkopen tegen betaling van 150 pond per ja a r: H. P.
 
Winkelman (1875), blz. 33. Overigens was de algemene burgerwacht of
 
dienstplicht buiten de schuttersgilden om in wijkverband georganiseerd:
 
P. K. Dommisse (1910), blz. 149.
 
 
27. C. de Waard in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Derde
 
deel (Leiden, 1914), kol. 958. Voor zover niet anders aangegeven zijn de
 
verstrekte gegevens a an dit artikel ontleend.
 
 
28. L. W. A. M. Lasonder, De archieven van de rechtbanken, weeskamers
 
en notarissen, die over het tegenwoordige grondgebied der provincie Zeeland
 
gefungeerd hebben. De Zeeuwsche eilanden 1456-1811(1852)-
 
(’s-Gravenhage, 1914), blz. 612-613. Vgl. Algemeen Rijk sarch ief’s-Gravenhage,
 
Archief H o f van Holland en Zeeland inv. no. 5929 Admissieregister
 
van notarissen 1525-1647, fol. 96.
 
 
29. Jh r. Dr. G. F. Sandberg vermeldt in zijn Inventaris van de archieven
 
van de Rekenkamer van Zeeland, Deel I I (1973) onder no. 996 Symon
 
Parduyn’s eerste rekening betreffende de „rentieren” , de rentetrekkers op
 
Walcheren over 1586, d.w.z. het rendantsexemplaar met verwijzing n a ar
 
het ook bewaarde exemplaar van de Rekenkamer. Zoals gebruikelijk
 
opent deze rekening met zijn aanstellingsakte d.d. 9 december 1585. Aan
 
de benoeming waren - zo blijkt - zeven ja re n van trouwe dienst aan den
 
lande van Zeeland voorafgegaan, kennelijk in lagere functies.
 
 
30. Afgevaardigd in de Staten van Zeeland sedert 1 november 1594: gedrukte
 
Notulen van de Staten. Benoeming in de Rekenkamer van Zeeland: idem
 
d.d. 21 augustus en 4 oktober 1596. Zijn rentmeesterschap moest S.
 
Parduyn in verband met deze benoeming opgeven.
 
 
15
 
 
PLAATJE
 
 
Anoniem olieverf op paneel, 73,5 x 62
 
Simon Jasp e rs Parduyn (f 1612)
 
Afb. 2; Zeeuwsch Museum
 
foto Wim Riemens, Middelburg (legaat J h r. Mr. J . de Witte van Citters)
 
 
1612. Treffend is het in dit verband, dat hij op zijn portret in
 
het Zeeuws Museum een gouden keten draagt m et een penning,
 
die het borstbeeld van de Prins v e rto o n t31.
 
 
Vermoedelijk is het aan het fortuin, dat Digna Porrenaere ten
 
huwelijk meebracht, te danken, dat Simon Parduyn zich ook als
 
koopman heeft onderscheiden. Zo behoorde hij tot de vierentwintig
 
vooraanstaande kooplieden, die zich te Middelburg in
 
1589 onder leiding van Balthasar de Moucheron aaneensloten om
 
de overzeese handel in goede banen te leiden en hiertoe als
 
„college der consuls” de sanctie van het stadsbestuur kregen32.
 
Van Simon en zijn broeder Willem Parduyn, de apotheker, is
 
voorts bekend, dat zij in hun hof als eersten in Zeeland zeldzame
 
uitheemse planten kweekten33.
 
 
Er is alle reden ons nu tot Abraham's ouders te wenden:
 
Adriaen Aertsz. en Maeycke Marinusdr. (van Oosten). Hun geboortejaren
 
zijn bij benadering te bepalen. Daar Adriaen 2 april
 
1540 poorter van Vlissingen is geworden, zal hij omstreeks
 
 
31. E. W. Moes, Iconographia Batava II (Amsterdam, 1905), blz. 186 onder
 
no. 5738. C. de Waard (1914), kol. 958. De Conservatrice v an het Zeeuws
 
Museum liet op mijn verzoek een foto maken, die hierbij wordt gereproduceerd.
 
 
32. J . H. de Stoppelaar, Balthasar de Moucheron — Een bladzijde uit de
 
Nederlandsche handelsgeschiedenis tijdens den Tachtigjarigen Oorlog
 
(’s-Gravenhage, 1901), blz. 46-47. Vgl. W. S. Unger in Economisch-Historisch
 
Ja arboek, Drie en twintigste deel — 1947, blz. 4-5. Simon Perduyn
 
blijkt in 1593 met Balthasar de Moucheron in rekening-courant te staan:
 
Rijksarchief Z eeland, Handschriftenverzameling inv. no. 195.
 
 
33. W. S. Unger, De geschiedenis van Middelburg in omtrek (Middelburg,
 
1954), blz. 67-68.
 
 
16
 
 
1513/’15 geboren zijn. Zijn zwager Hans Marijnszn. van Ooslen
 
kwam - naar we reeds vaststelden - omstreeks 1538 te wereld.
 
Maeycke's geboorte laat zich stellen op omstreeks 1533/’35. Tussen
 
man en vrouw constateren we dus een groot leeftijdsverschil.
 
Voor Adriaen zou het een tweede huwelijk geweest kunnen
 
zijn, maar het heeft weinig zin hierover te speculeren. Toen
 
hun zoon Abraham geboren werd, was de vader omstreeks vijftig
 
ja a r, de moeder omstreeks dertig ja a r oud. Hier mogen we het
 
wel op houden.
 
 
Het beperkte bronnenmateriaal, dat ons ter beschikking
 
staat, levert voor Adriaen aanvullende gegevens op, die we niet
 
genoeg kunnen waarderen. Maeycke houdt zich op de achtergrond
 
helaas onzichtbaar.
 
 
Allereerst is daar de rekening, die ons Christiaen Marinszn.
 
toonde in de uitoefening van zijn kramersbedrijf. De beide
 
zwagers - zo blijkt - kwamen toen - in 1568 - in hun beroep
 
overeen:
 
 
„Betaelt Adriaen Aertszn. de somme van zesse ponden vijff scellingen zes
 
penningen over de leveringhe van zeeckere nagels bij hem ghelevert binnen
 
tijde dezer rekeninghe, zoe tot behouff van de ghevangenis als anders volgende
 
zijn billiet ende quictancie hier overghelevert, ergo hier de voors... V I £ V s
 
VI d .” 34.
 
 
Een kanttekening bij het opschrift van de betrokken afdeling
 
„Reparatiën ghedaen an de ghevangenisse tot V lissinghe” luidt
 
als volgt:
 
 
„Bij zekere brieven van mijnen heeren van der finantie in date den XXen
 
octobris X V 'L X V III is desen rentmeester belast geweest de gevangene poirte
 
te doen souffissantelijck repareren hem niettemin eerst informerende oft ’t
 
zelve tot laste van Zijne Majesteit behoirt te commen ende daernaer vernomen
 
hebbende heeft bevonden da t de reparatien der voirs. gevanckenisse altoos
 
gestaen hebben tot laste van den heere soe oick van gelijcken doen reparatien
 
van de gevanckenisse tot M iddelburg, die van de penningen van Zijne M ajesteit
 
betaelt werden, zoe de voirs. rentmeester verclaert heeft” 3o.
 
 
Adriaen Arents(sen) blijkt in 1577 en 1578 woonachtig te zijn
 
in een huurhuis aan de Lange Noordstraat te Vlissingen36.
 
 
Kort geleden - het bovenstaande was reeds geschreven -
 
wist de heer Greidanus van Mevrouw M. L. J . van Nispen tot
 
Sevenaer-barones van Voorst tot Voorst toestemming te verkrijgen
 
tot het raadplegen van de brieven van C. de Waard,
 
die de heer Kruimel al in 1983 had benut. Dit leverde nog een
 
aantal zeer welkome gegevens o p 37.
 
 
Uit het onderzoek van C. de Waard leren wij Adriaen Arentsz.
 
Cramer kennen als borg voor de pacht van een molen: 28 september
 
155738. Als een der dekens van de schutterij is hij
 
betrokken bij de aankoop van een gebouw voor een nieuw
 
 
34. Aangehaalde rekening, fol. 31 verso. Vgl. noot 22.
 
 
35. Idem, fol. 30.
 
 
36. Aangehaalde kohieren van 1577 en 1578, respectievelijk blz. 75 met verwijzing
 
n a ar fol. 16 verso en blz. 57 met verwijzing n a a r fol. 18. Dank
 
zij de van de gemeente-archivaris van Vlissingen ontvangen fotocopieën
 
viel vast te stellen, da t de getaxeerde huurwaarde van ruim 33 pond
 
aanzienlijk beneden die van het huis van Christiaen Marinussen blijft. Vgl.
 
noot 24 en P. K. Dommisse (1913), blz. 112, noot 1. Zie tevens noot 52
 
hierna.
 
 
37. Voor zover mogelijk heb ik met behulp van de heer Greidanus de huidige
 
vindplaats opgespoord, maa r dit is niet altijd gelukt.
 
 
38. Voor de desbetreffende akte gold destijds als verwijzing: Verspreide stukken
 
in bibliotheek van handschriften te Vlissingen 1540-1600, doch ze is
 
thans onvindbaar. C. de Waard heeft waarschijnlijk niet het bezegelde
 
charter, m aa r een afschrift onder ogen gehad. De in noot 22 aangehaalde
 
rekening wijst in elk geval uit, dat de wind- en watermolens te Vlissingen
 
ten bate van de heer verpacht werden.
 
 
17
 
 
stadhuis te Vlissingen: 30 oktober 15593y. Adryaen Arts „kramar
 
tot Vlissingen” treedt te Axel als borg op voor Joorys Schepyns
 
of wel Schepens; de desbetreffende, ongedateerde akte, die van
 
omstreeks 1570 moet zijn, toont zijn ondertekening met naam,
 
beroep en m e rk 40. Adriaen Aertsz■ betaalt van 1573 tot 1575 de
 
door hem verschuldigde huur voor een huis, vermoedelijk een
 
pakhuis, aan de Korte Zelke41.
 
 
PLAATJE
 
 
Handtekening van Adriaen Arts, kramer te Vlissingen,
 
als borg voor de nakoming van een contract met
 
inbegrip van zijn koopmansmerk ca. 1570
 
Afb. 3; foto Alg. Rijksarchief Gemeente-archief Axel
 
 
Het echtpaar laat zich thans op grond van de bijeengebrachte
 
gegevens als volgt beschrijven:
 
 
Adriaen Aertszn. alias Arents(en), afkomstig van Bergen op
 
Zoom, poorter van Vlissingen 2 april 154*', kramer en deken
 
van de schutterij aldaar, leverancier van spijkers aan Philips
 
II in 1568 ten behoeve van herstelwerkzaamheden aan de gevangenis,
 
woonachtig in een huurhuis aan de Lange Noordstraa
 
t te Vlissingen, f vóór 1 mei 1584, trouwde (mogelijk in
 
tweede echt) Maeycke Marinusdr. (van Oosten), f vóór 1 mei 1584,
 
dr. van Marinus Jansz■ van Oosten en Digne N.N.
 
 
N.B. Abraham Adriaense moet zijn ouders vóór 1 mei 1584 verloren
 
hebben, omdat de kerkrekeningen, waarin het begraafrecht verantwoord
 
is, op deze d atum een aanvang nemen en hun namen in deze
 
rekeningen niet voorkomen. Toen moeder Maeycke overleden was -
 
misschien reeds vóór 1580, maa r op zijn laatst niet lang da arn a -
 
moet h a ar broeder Christiaen van Oosten alias Cramer als voogd van
 
moederskant zijn opgetreden. Denkbaar is, da t er bij het overlijden
 
van vader Adriaen geen familielid van zijn kant bij de hand was om
 
zijn plaats in te nemen en Abraham hierdoor nooit een voogd van
 
vaderszijde heeft gehad.
 
 
39. Volgens C. de Waard gaat het om twee akten van dezelfde datum. Ze
 
moeten m.i. in het Rijksarchief in Zeeland deel hebben uitgemaakt van
 
een dossier, da t - n a ar P. K. Dommisse (1910), blz. 94 meedeelt - toen
 
nog niet geordend was. Spijtig genoeg viel niet na te gaan, wat er sinds
 
1910 van dit dossier geworden is.
 
 
40. Gemeente-archief van Axel - eertijds Rijksarchief Zeeland, Rechterlijk
 
archief van Axel en Axelambacht inv. no. 767 tussen stukken betreffende
 
de boedel van Aechte Bens. De gemeente-archivaris van Axel was zo goed
 
mij fotocopieën te verschaffen. De handtekening van Adriaen Aerts wordt
 
hier afgebeeld.
 
 
41. C. de Waa rd verwijst n a ar de rekeningen van de rentmeester Michiel
 
Adolfs van de geconfisqueerde wereldlijke goederen te Vlissingen van
 
1573-1578: RijksarchiefZeeland, A rchiefvan de R ekenkamer, Rekeningen
 
B 2444-2448. Deze zijn echter in 1940 tenietgegaan, terwijl de acquitten
 
bewaard zijn gebleven. Onder de acquitten behorend bij de rekening van
 
1 mei 1573 tot 1 mei 1574 B 2444 bevindt zich een lijst inzake de verhuring
 
van de betrokken panden van 21 april 1573 voor de termijn van één jaa r.
 
Hierin komt Adriaen Aertszn. voor als h u u rd e r van het huis van Mr. Adriaen
 
Iseman aan de „Corte Selcke” n aast „de backerie van Anthuenis Godefroidt”.
 
Alle acquitten van genoemde ja re n zijn tezamen ondergebracht in een
 
omvangrijk pak. Bij de acquitten B 2446 w erd de hier afgebeelde kwitantie
 
van Christiaen Marinissen aangetroffen.
 
 
H. L. Kruimel heeft opgemerkt, dat Abraham’s maatschappelijke
 
positie boven die van Adriaen Aerts alias Arents uitstak.
 
Vader Adriaen stond in financiële welstand onmiskenbaar bij
 
zijn zoon Abraham, maar ook bij zijn zwager Christiaen van Oosten
 
ten a c h te r42. Aan de andere kant dient Adriaen’s maatschappelijke
 
positie als deken van een der drie schuttersgilden te Vlissingen
 
toch niet te worden o nderschat43. Nageslacht van Christiaen
 
van Oosten is niet bekend. Het heeft er alle schijn van, dat
 
hij geen kinderen heeft nagelaten en dat Abraham zijn fortuin
 
aan oom Christiaen te danken had. Mijns inziens lijdt het geen
 
twijfel, dat het fortuin, dat we bij vader Adriaen nog missen,
 
maar dat de zoon Abraham volop ter beschikking had, de m a a tschappelijke
 
opgang van het geslacht in hoge mate heeft bepaald.
 
 
Verheugend is het dat we een nieuwe stamreeks nog met
 
een oudere generatie kunnen beginnen:
 
 
I. Aert Claussone, volgens een Bergen op Zoomse rentebrief
 
t vóór 7 februari 1527, tr. Magdalene P e te rsd r f na 7 februari
 
1527.
 
 
N.B. De stamvader liet vier minderjarige kinderen na: Jan, Adriaen,
 
Lynken en Heylken, die onder voogdij stonden van zijn broeder Jan
 
Claussone van Nispen u .
 
 
Als mogelijke ouders van Adriaen Aertszn., die 2 april 1540
 
poorter van Vlissingen werd, heeft Jh r. Mr. A. J . M. van
 
Nispen tot Pannerden ons Aerde Claussone en Magdalena Petersdr.
 
in zijn eerder vermelde verhandeling voorgesteld. Nu deugdelijk
 
aangetoond is, dat Adriaen Aertszn. de vader van Abraham
 
Adriaens en de grootvader van Christiaen van Nispen moet zijn,
 
is het mijns inziens verantwoord Jan Claussone van Nispen als
 
zijn oom te erkennen40.
 
 
Genoemde auteur heeft de oom en voogd met aan zekerheid
 
grenzende waarschijnlijkheid weten te identificeren met Jan
 
Claeszn. alias Jan Clauszn. van Nispen, geboren omstreeks 1477,
 
timmerman van beroep, eigenaar van het huis het Ho f van
 
Gelre aan de Vismarkt te Bergen op Zoom, van 1518 tot 1549
 
vermeld. Opmerking verdient, dat de auteur zijn Bergen op
 
Zoomse gegevens in hoofdzaak te danken had aan onderzoek
 
door C. A. de Kruijff al vóór 1900 voor de familie verricht.
 
 
De tweede generatie, Adriaen Aertszn. alias Arentsen en Maeycke
 
Marinusdr. (van Oosten) werd inmiddels behandeld. We mogen
 
bij nader inzien constateren, dat man en vrouw in maatschappelijk
 
niveau met elkaar overeenkomen, nu gebleken is, dat de
 
één een timmerman te Bergen op Zoom tot oom, en de ander
 
een timmerman in die stad tot vader had.
 
 
42. Dit laatste werd al eerder in noot 36 geconstateerd.
 
 
43. C. de Waard kon vaststellen, gelijk vermeld, da t Adriaen Aerts in zijn
 
hoedanigheid van deken van de schutterij 30 oktober 1559, toen Vlissingen
 
een nieuw stadhuis nodig had, betrokken was bij de aankoop van een
 
daartoe bestemd gebouw. Vgl. noot 21.
 
 
44. Gemeente-archief van Bergen op Zoom, Rechterlijke archieven inv. R.
 
334, fol. 11 verso. Dankbaar ben ik de gemeente-archivaris van Bergen
 
op Zoom, die een fotocopie te mijner beschikking stelde. ,Jan Claussoene
 
van Nispen” treedt hier op „als voight ende tot behoeff van Aerde Claussoene
 
zijns broeders vier weeskinderen geheeten Jan, Adriaen, Lynken ende Heylken,
 
dair moeder aff is Magdalene Petersdochter”. De voornaam Aerde behoort
 
n a ar mijn mening tot Aert te worden herleid, als het om de man zelf, niet
 
om de kinderen gaat.
 
 
45. Merkwaardigerwijze is de redactie van Nederland’s Adelsboek hierop
 
vooruitgelopen door in d e jrg n . 1969 en 1977 de veronderstelde stamvader
 
het aureool van zekerheid te geven om hier enkele ja re n later - in 1984
 
- van terug te komen.
 
 
19
 
 
Abraham Adriaens vormt in een nieuwe stamreeks de derde
 
en laatste generatie, die zich zonder geslachtsnaam pleegt aan
 
te dienen:
 
 
III. Abraham Adriaens (van Nispen), geb. Vlissingen, koopman
 
aldaa r sedert 1586, pachter van de bierimpost 1586-1589, collecteur
 
van de verse vistol 1590, gegoed in Vlissingen, tevens
 
in Breskens, Groede en West-Souburg, gezworene van het waterschap
 
Groede en Baanst in 1618, schonk zijn helft van een
 
huis aan de Peperdijk te Vlissingen aan de Doopsgezinde gemeente
 
aldaar in 1637, f Vlissingen (begraafrecht betaald 13)
 
maart 1638, tr. Middelburg 7 augustus 1588 Digna Bollaert,
 
ged. Antwerpen (St. Walburgskerk) 6 februari 1565, j Vlissingen
 
(begraafrecht betaald 17) jan u a ri 1596, dr. van Anthonis
 
Bollaert en Digna Piggen.
 
 
N.B. Ook voor Abraham wist de heer Greidanus in de brieven van
 
C. de Waard nog nadere gegevens te vinden: hij procedeert te Vlissingen
 
al in 158646, als collecteur van de verse vistol a ldaar in 15904'.
 
Voor zijn functie van gezworene vermocht de heer Greidanus een
 
verwijzing te geven n a ar het archief van het waterschap Groede en
 
B a an s t48.
 
 
Hiermede zijn drie generaties voor een nieuwe stamreeks
 
geboden. Dank zij een moderne klapper op de poorterboeken
 
ben ik bij aanvullend onderzoek in het Gemeente-archief van
 
Bergen op Zoom nog een zeer welkom gegeven van vóór 1518
 
op het spoor gekomen: Jan Clausz-, timmerman van beroep,
 
afkomstig uit Nispen, is er 12 februari 1501 als poorter ingeschreven49.
 
Met deze vondst is het onderhavige geslacht tot
 
zijn oorsprong herleid. Bovendien staat nu'duidelijk vast, dat
 
de geslachtsnaam aan de plaats van herkomst ontleend door
 
de stamvader en diens nakomelingen ruim een eeuw niet gevoerd
 
is, m.a.w. latent is gebleven - een verschijnsel, dat bij
 
ervaren genealogen bekend is.
 
 
Tenslotte heb ik in verband met mijn bewijsvoering nog het
 
een en ander onder de aandacht te brengen. De heer Greidanus,
 
die zijn onderzoek met zeldzame volharding voortzet, verrast
 
mij op het allerlaatst met een rekeningpost uit de oude archieven
 
van Breskens: „Sr. Abraham Adriaensen van Nispe aen interest
 
van 60 £ Vlaems verscheenen tot den 23en November 1632 de
 
somme van - - £ 3-7-0” 50. Hier doet zich de hoge uitzondering
 
voor, dat Abraham nog tijdens zijn leven een drieledige naam
 
 
46. Rijksarchief Zeeland, Archief van de landsvierschaar te Vlissingen inv.
 
no. 1262, fol. 268 verso: een vonnis van 7 okt. 1586, waarbij de vleeshouwer
 
Comelis Jansen tot betaling aan Abraham Adriaensen wordt veroordeeld wegens
 
geleverd bier met inbegrip van de accijns. Nader onderzoek heeft
 
de heer Greidanus geleerd, da t Abraham destijds geen pachter van de
 
bieraccijns was. Het betreft evenwel een vordering van 1582. Christiaen
 
Marinissen blijkt toen pachter geweest te zijn. Het komt mij derhalve
 
aannemelijk voor, d a t Abraham hier optreedt als erfgenaam van zijn oom.
 
 
47. Gemeente-archief V eere - eertijds Rijksarchief Zeeland, Rechterlijk a rchief
 
van Veere inv. no. 251 rol van civiele zaken, fol. 247, 261 verso en
 
265: inschrijvingen van 7 juli, 25 sept. en 2 okt. 1590.
 
 
48. Oud-archief van het waterschap Groede en Baanst inv. no. 191, fol. 56
 
verso en inv. no. 619 d.d. 15 aug. 1618.
 
 
49. In de chronologische lijst van poorters komt Jan Clausz. voor onder no.
 
1484. Een Aert Claesz. vinden we 31 augustus 1520 als poorter ingeschreven
 
onder no. 2374. De vraag, of hi] Jan Clauszns. broeder zou zijn, laat zich
 
wel stellen, maa r niet beantwoorden, d a a r in zijn geval de plaats van
 
herkomst onvermeld is gebleven evenals trouwens zijn beroep.
 
 
50. Gemeente-archief Oostburg, Oude archieven van Breskens inv. no. 37
 
originele parochierekening afgehoord 14 dec. 1637, bevattende achterin
 
„Staet ende inventaris daermede de stede Breskens jegenwoordicht is
 
belast” . Het gaat in deze staat om de vierde post van boven.
 
 
20
 
 
voert: voornaam, patronym en geslachtsnaam in de voor zijn
 
tijd, voor iemand van zijn positie zo normale combinatie. Al
 
eerder heb ik aangetoond, dat Abraham’s toenaam Adriaense als
 
patronym dient te worden opgevat51. We vinden het hier bevestigd.
 
Wie het zou wagen aan deze rekeningpost te tornen, laadt
 
de verdenking op zich de bronnen naa r zijn hand te willen
 
zetten. Dit kan de ware genealoog zich evenmin als de ware
 
historicus permitteren. Overigens legt deze rekeningpost ons
 
de plicht op Abrham’s geslachtsnaam in de stamreeks toe te
 
voegen, zij het tussen haakjes, zoals ik inmiddels heb gedaan.
 
 
Dank zij de heer Greidanus kan nog een belangrijk gegeven
 
tot klaarheid worden gebracht. Ditmaal is C. de Waard weer
 
de goede geest op de achtergrond. H. L. Kruimel ging er reeds
 
van uit, dat Abraham Adriaense poorter van Vlissingen moest
 
zijn geweest en voelde het als een pijnlijk gemis, dat elke aanduiding
 
hieromtrent leek te ontbreken. Daarentegen leidde hij
 
uit een van zijn voorgangers brieven af, dat Abraham 5 mei
 
1601 als poorter van Middelburg voor zou komen. Ik moet
 
bekennen, d a t ik met dit poorterschap van Middelburg anno
 
1601 niet goed raad wist. Inmiddels kon de heer Greidanus
 
achterhalen, dat C. de Waard zijn bron weliswaar in het Rijksarchief
 
in Middelburg vond, maar dat het niettemin om het
 
poorterschap van Vlissingen g a a t51.
 
 
Nu we weten, dat Abraham Adriaens (van Nispen) poorter van
 
Vlissingen is geweest, terwijl tevens vaststaat, dat hij daar ter
 
stede niet als nieuwe poorter staat ingeschreven, is de onafwendbare
 
conclusie, dat Abraham zijn poorterschap aan zijn
 
vader ontleent. Christiaen van Nispen is hiermee als vader van
 
Abraham eens en voor al uitgesloten. Hij was geboren Dordtenaar
 
en evenmin als Abraham heeft hij het poorterschap van
 
Vlissingen op latere leeftijd verworven. Men treft zijn naam
 
onder de nieuwe poorters van Vlissingen niet aan. Voor Christiaen
 
van Nispen is deze uitslag in zoverre positief, d a t zijn nagedachtenis
 
nu van alle blaam gezuiverd is: hij heeft geen dubbelleven
 
geleid tussen Dordrecht en Vlissingen, geen vrouw en
 
kind te kort gedaan.
 
 
In de nieuwe opzet van de stamreeks kon de aanduiding
 
„poorter van Vlissingen” bij Abraham Adriaens (van Nispen) gevoegelijk
 
achterwege blijven. Het spreekt hier immers vanzelf,
 
d at het poorterrecht sinds 1540 van vader op zoon is overgegaan,
 
in feite op alle nakomelingen in de manlijke lijn zo lang
 
ze te Vlissingen gevestigd bleven32.
 
 
III. Epiloog.
 
 
Dit artikel heeft de bedoeling Adriaen, de traditionele vader
 
van Abraham Adriaens (van Nispen) te rehabiliteren. Een analyse
 
 
51. Het lijkt mij dienstig in dit verband nog een treffende bijzonderheid aan
 
te tekenen. Toen ik na van de heer Greidanus bepaalde aanwijzingen
 
ontvangen te hebben persoonlijk het Rijksarchief in Zeeland bezocht,
 
bleek mij, da t in het archief van de Rekenkamer van Zeeland D 6067
 
David Oillaertszn. in de „Extracten” behorend bij zijn derde rekening als
 
aangehaald in noot 6 op Abraham’s toenaam een bijzondere schrijfwijze
 
toepast: „Adriaens sn” met een kleine open ruimte tussen „Adriaens” en
 
„sn” , een spelling, die ons m.i. verbiedt deze toenaam als achternaam
 
op te vatten. We treffen deze schrijfwijze tweemaal aan: 12 okt. 1600 en
 
8 mei 1601. De tweede keer wordt Abraham als „poorter dezer stede” ,
 
d.w.z. poorter van Vlissingen aangeduid.
 
 
52. Uiteindelijk blijkt het kohier van de twintigste penning van Vlissingen
 
in noot 24 als ontbrekend opgegeven toch in het Rijksarchief in Zeeland
 
aanwezig te zijn. Als voorlopige signatuur geldt: Archief R ekenkamer C
 
(acq.) 860*.
 
 
21
 
van de gepubliceerde kwartierstaat heeft zijn geloofwaardigheid
 
aangetoond. Een aansluitend onderzoek heeft bovendien
 
aangetoond, dat Abraham’s toenaam Adriaens(e) niet als geslachtsnaam
 
heeft gefungeerd en daarom op te vatten is als
 
een zuiver patronym. Vervolgens is het gelukt Adriaen Aertsz.,
 
die 2 april 1540 poorter van Vlissingen werd, als Abraham’s
 
ware vader te herkennen, doordat hij de hiervoor vereiste hoedanigheden
 
in zijn persoon bleek te verenigen.
 
 
De laatste schrijver over een bepaald onderwerp is altijd in
 
het voordeel ten opzichte van zijn voorgangers. Dit geldt voor
 
mij in betrekking tot de artikelen van onze medeleden H. L.
 
Kruimel (1983) en Mr. G. J . J . van Wimersma Greidanus
 
(1989). De lezer zal beseffen, dat ik het met de strekking van
 
deze artikelen niet eens ben. Aan de andere kant zou ik mijn
 
eigen verhandeling niet hebben kunnen schrijven, als ik niet
 
van de vele waardevolle gegevens in deze artikelen gebruik
 
had kunnen maken. Bovendien kon ik profiteren van welkome
 
aanwijzingen, die de tweede auteur mij in nader contact heeft
 
verstrekt.
 
 
Mocht mijn bijdrage naa r algemeen oordeel Abraham’s afstammingsprobleem
 
tot een oplossing hebben gebracht, dan
 
hoop en vertrouw ik, dat dit als resultaat van ons drieër inspanning
 
zal worden gezien. Hierbij teken ik aan, dat ook het werk
 
van overleden onderzoekers zoals C. A. de Kruijff, C. de W aard
 
en J h r. Mr. A. J . M. van Nispen tot Pannerden mijns inziens
 
in ere dient te worden gehouden.
 
 
Het laatste woord over de Van Nispen-afkomst!
 
 
door M r . G . J J - v a n W im er sm a G r e id a n u s .
 
 
De titel van mijn vorige artikel over dit onderwerp 1 bestond
 
uit een vraag, waarop het antwoord „neen” bleek te luiden:
 
van verschillende zijden werd ongeloof erover uitgesproken dat
 
iemand met de naam Adriaens een Christiaen tot vader zou kunnen
 
hebben. Ons medelid Drs. J . Fox heeft zich tot tolk der
 
ongelovigen gemaakt door niet alleen mijn stelling te bestrijden
 
maar bovendien met een alternatief te komen. Aan de hand
 
van zijn betoog wil ik hieronder mijn zienswijze toelichten en
 
de juistheid ervan aantonen.
 
 
De stelling van Drs. Fox dat Abraham Adriaense een zoon zou
 
zijn geweest van Adriaen Aertsen uit Bergen op Zoom, die op 2
 
april 1540 poorter van Vlissingen werd, is naar mijn stellige
 
overtuiging onhoudbaar, zoals hieronder zal blijken. Zolang
 
die stelling onbewezen is, wijst trouwens niets erop dat deze
 
Adriaen Aertsen iets met een familie Van Nispen of met de plaats
 
Nispen te maken heeft gehad en de naam Van Nispen van Abraham’s
 
nageslacht blijft aldus onverklaard. Weliswaar herhaalt
 
Drs. Fox de poging van Jh r. van Nispen tot Pannerden om het
 
gezochte verband te leggen door de veronderstelling dat Adriaen
 
Aertsen dezelfde zou kunnen zijn als Adriaen die op 7 februari
 
1527 in Bergen op Zoom wordt vermeld als een der vier minderjarige
 
kinderen van wijlen Aerde Claussone, broer van Jan
 
Claussone van Nispen, maar dat is niet meer dan een hypothese,
 
 
1. Tot goed begrip dient het onderstaande te worden gelezen in samenhang
 
met „Het laatste woord over de Van Nispen-afkomst?” in: De Nederl.
 
Leeuw 1989, k. 66 e.v.
 
 
2. Ondanks het ontbreken van enig bewijs heeft de redactie van Nederland’s
 
Adelsboek deze visie in de ja a rg an g 1969 overgenomen en in 1977 herhaald.
 
 
22
 
 
waarvan de laatstgenoemde auteur zich trouwens terdege bewust
 
i s 2. Ook is het waar dat Amandus van Nispen3 een in het
 
Frans vertaalde Adriaen Aertsen als vader van zijn overgrootvader
 
Abraham ten tonele voert in de kwartierstaat van zijn grootvader
 
Christiaen van Nispen, maar de gegevens van deze kwartierstaat
 
kunnen onmogelijk van Abraham afkomstig zijn, gezien
 
het onjuiste geboortejaar van diens zoon en de onjuiste namen
 
van diens echtgenote’s grootouders: hij moet in ieder geval
 
toch geweten hebben d at zijn schoonvader een Anthonis zoon was.
 
 
Op zichzelf beschouwd, behoeft de inhoud van de kwartierstaat
 
nog niet direct op bemoeienis van Je a n de Launay te
 
wijzen. Echter, het deel 2D van de collectie Van Spaen bij de
 
Hoge Raad van Adel, waarin de kwartierstaat van Christiaen
 
van Nispen voorkomt, bevat tevens een verder uitgewerkte kwartierstaat
 
Van Nispen-Bollaert4 en daar blijkt onmiskenbaar de
 
invloed van De Launay bij de vermelding van de echtparen
 
Pierre van Nispen x Florence de Vriese van den Oostende en Arnoul
 
van Nispen x Dorothee van Lanchriet. Immers, Je a n de Launay
 
noemt deze echtparen eveneens in zijn „geslachtboom, bevestigt
 
ende voor Edel bewaerheyt binnen Brussel den X X IV der
 
Maent Julie 1666” laatstgenoemde Arnoul van Nispen is bij De
 
Launay de vader van Adrien van Nispen, echtgenoot van Marie
 
van Oosten. Amandus van Nispen heeft na deze Arnoul twee generaties
 
tussengevoegd, namelijk Arnoul van Nispen x Anne van
 
Schengen en Arnoul van Nispen x Jaqueline van Wissenkercke6, zodat
 
Adriaen van Nispen bij Amandus een Arnoudszoon blijft, maar een
 
andere moeder krijgt. Het bestaan van al deze echtparen kon
 
nimmer door authentieke stukken worden aangetoond en inmiddels
 
werd J e a n de Launay ontmaskerd als fantast en falsaris.
 
Alleen al om die reden lijkt het onverantwoord om de door
 
hem opgediste Adriaen van Nispen in enig verband te brengen
 
met Adriaen Aertsen die in 1540 poorter van Vlissingen werd.
 
Gaan wij ten overvloede nog na wie de opdracht voor de vervaardiging
 
van d e geslachtsboom aan De Launay kan hebben
 
gegeven, dan leert ons een blik op de genealogie der Zeeuwse
 
Van Nispen’s (bij wie de gegevens van De Launay uitmonden)
 
dat alleen Amandus van Nispen of diens oom en voogd Jacob van
 
Nispen in aanmerking kunnen komen. Gezien zijn kennelijke
 
belangstelling voor deze zaken is het overduidelijk dat Amandus
 
van Nispen de opdrachtgever moet zijn geweest.
 
 
3. Zijn personalia, medegedeeld in De Nederl. Leeuw 1989, k. 76, behoeven
 
op één punt verbetering: hij was geen kapelaan in Goes, maar pastoor
 
van de landsparochie van Zuid-Beveland van 1680 tot 1682 en vestigde
 
zich aansluitend in Gouda alvorens n a ar Zoetermeer te vertrekken (de
 
katholieke doop- en trouwregisters werden over deze periode door hem
 
bijgehouden; zie verder: Kerkgeschiedenis van Goes, door pa te r Franciscus
 
Claus, 18de eeuw). Volgens Batavia Sacra, sive Res Gestae etc.
 
(Brussel, 1714) was Amandus van Nispen tevoren pastoor in Middelburg
 
(deel II, blz. 281).
 
 
4. Pag. 193 t/m 203. De mededelingen die Amandus van Nispen hier doet zijn
 
op sommige punten strijdig met die van pag. 2: de moeder van Maria
 
van Oosten heet op pag. 2 Digna van der Schoof, op p ag. 195 Helena van der
 
Schoof. Jaqueline van Wissenkercke is op pag. 2 dochter van Antoine, op pag.
 
195 dochter van Fran^ois.
 
 
5. J . B. Rietstap, Wapenboek van den Nederlandschen Adel, deel II, blz.
 
40 e.v.
 
 
6. Rietstap schrijft deze tussenvoeging aan Van Spaen toe, niet wetend dat
 
het desbetreffende deel in diens collectie van de hand van Amandus van
 
Nispen is. Dit laatste blijkt zonneklaar bij vergelijking met het handschrift
 
van Amandus als pastoor v an de landsparochie van Zuid-Beveland (DTB
 
’s-Heerenhoek 13, dd. 9 jan . 1680 en later; op die pagina zijn notitie:
 
„Me Amando van Nispen Agri Goezani vulgo dicti Zuitbeverlant Pastore
 
Baptizati” ).
 
 
23/24
 
 
PLAATJES
 
 
Afb. 1
 
 
18de eeuw (1758)
 
Interieur van de Doopsgezinde kerk te Vlissingen
 
Doopsgezinde gemeente, Vlissingen
 
 
Afb. 2
 
 
Ca. 1895
 
Gebouw waarin de Gereformeerde kerk te Vlissingen diensten hield voordat de
 
zgn. Middelkerk aan de Korte Vrouwenstraat werd gebouwd en in gebruik
 
genomen, 1890-1899. Dit gebouw stond a an de Peperdijk
 
(thans Scheldeterrein). Vóór 1890 was het de Doopsgezinde kerk
 
Gemeente-archief Vlissingen
 
 
Afb. 3
 
 
De handtekening van Abraham Adriaens dd. 5 sept. 1622
 
Oud-archief van het Waterschap
 
Groede en Baanst, inv. nr. 330, fo. 36
 
 
Afb. 4
 
 
De handtekening van Christiaen Abrahams van Nispen dd. 20 m aa rt 1631
 
Archief R aad van Vlaanderen,
 
Afb. 4 inv. nr. 125, akte nr. 12.
 
 
25
 
 
Een ander argument dat tegen Adriaen Aertsen als vader van
 
Abraham Adriaense en als echtgenoot van Maria van Oosten pleit,
 
is het wel zeer vroege ja a r van zijn poorterschap: 1540 ligt nog
 
ruim vóór de eerste vermelding van Maria''s vader (1548). Maria1
 
s (vermoedelijk oudste, want naa r zijn grootvader genoemde)
 
broer Hans of Jan van Oosten was bij zijn executie in 1569
 
ongeveer 30 ja a r oud; hij moet dus omstreeks 1540 zijn geboren.
 
Adriaen Aertsen, die in dat ja a r poorter werd, was derhalve het
 
tijdsbestek van een generatie ouder dan Maria, hetgeen hem
 
als haa r echtgenoot weliswaar niet uitsluit, maar toch minder
 
waarschijnlijk maakt.
 
 
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat een Adriaen Adriaensen
 
uit Bergen op Zoom op 17 september 1583 poorter van Vlissingen
 
w e rd 7. Hij past chronologisch beter dan Adriaen Aertsen,
 
maar ook bij hem is er geen enkele Nispen-relatie aanwijsbaar.
 
Dat laatste is wèl het geval bij de nog beter in de tijd passende
 
Adriaen Joess van Nispen, wiens dochter Maeyken Aeriaens op 4
 
november 1587 te Bergen op Zoom ondertrouwde met Roeland
 
der Weduwe uit Brussel . Dit spoor, dat zo’n kleine eeuw geleden
 
reeds gevolgd w e rd 9, blijkt echter eveneens dood te lopen: in
 
tegenstelling tot Roelof der Weduwe komt Abraham Adriaense in
 
het geheel niet voor in het rechterlijk archief van Bergen op
 
Zoom en deze Adriaen Joess van Nispen heeft kennelijk geen andere
 
kinderen gehad dan de bedoelde dochter.
 
 
Het is trouwens ondenkbaar dat een toponymische achternaam,
 
zoals door Drs. Fox verondersteld, pas door de derde
 
generatie, bijkans een eeuw na de vestiging in Vlissingen voor
 
het eerst zou zijn gebruikt en even ondenkbaar is het dat een
 
bestaande familienaam langer dan een eeuw (van 1527 tot
 
1631) in onbruik zou zijn geweest om dan plotseling zo uitbundig
 
te herleven.
 
 
Van meer importantie dan dit alles is echter de hoogst merkwaardige
 
omstandigheid dat Abraham Adriaense nooit ofte nimmer
 
de naam Van Nispen heeft gebruikt. Dit is onverklaarbaar
 
als hij werkelijk een zoon zou zijn geweest van Adriaen Aertsen
 
(van Nispen?) of van Adriaen Joess van Nispen of van enige andere
 
Adriaen van Nispen, in aanmerking genomen dat Christiaen Abrahams
 
reeds geruime tijd voor zijn vaders dood de naam Van
 
Nispen wèl gebruikte. Kennelijk was „Adriaens” niet combineerbaa
 
r met „van Nispen”, want de consequentheid waarmee Abraham
 
Adriaens(e) uitsluitend onder die naam naa r buiten trad,
 
is dermate opvallend dat zij niet kan worden afgedaan als een
 
simpele weglating van „van Nispen”, hetzij als tijdsbeeld, modeverschijnsel,
 
nonchalance of iets van dien aard: er moet meer
 
achter zitten. Neem bij voorbeeld de akte van 20 nov. 1641 10,
 
waarbij compareren Christiaen Abrahams van Nispen en Heyndrick
 
Grave causa uxoris, „erfgenamen ten sterffhuyse van Abraham
 
Adriaenssen haerl. vader salr.”: wat had er nu meer voor de
 
hand gelegen dan hier de naam Van Nispen te herhalen achter
 
Abraham Adriaenssen, wanneer deze werkelijk de zoon van een
 
Adriaen van Nispen zou zijn geweest? In hetzelfde archief bevindt
 
zich een reeks van akten van het ja a r 165011 die telkenmale
 
worden gevolgd door retroacta en wel uit de ja ren 1612, 1614,
 
1615, 1618, 1619, 1620 en 1625, waarbij verscheidene percelen
 
land en schorren in Groede en omgeving door Abraham Adriaense
 
 
7. G.A. Vlissingen, Bibliotheeknr. 4507.
 
 
8. DTB Bergen op Zoom.
 
 
9. C.B. v. Genealogie, Coll. Van Oo rd t van Bunschoten 4e, dossier Van
 
Oosten I.
 
 
10. Arch. Vrije van Sluis 720, nr. 61.
 
 
26
 
 
werden gekocht. Steeds heet hij in die retroacta Abraham
 
Adriaense en steeds heet zijn zoon in 1650 Christiaen Abrahams
 
van Nispen, dit laatste met één uitzondering: op 21 april 1650
 
heet de zoon alleen Christiaen Abrahams12; dat is nu zo’n voorbeeld
 
van nonchalance. Het w aterschapsarchief toont hetzelfde
 
beeld: Abraham Adriaens komt verscheidene malen onder die
 
naam voor als ingelande en gezworene en zelfs verschijnt in
 
1622 en 1623 zijn originele handtekening: „Abraham Adriaenss”
 
z o n d e r „van Nispen”. Christiaen van Nispen daarentegen ondertekent
 
in de ja ren 1641-1650 steeds mèt „van Nispen” en Abraham
 
van Nispen doet dat in 1652 eveneens l3.
 
 
Voor dit consequent volhouden van de benaming van vader
 
en zoon moet een verklaring bestaan en deze kan m.i. niet
 
anders luiden dan dat er geen Adriaen van Nispen als vader van
 
Abraham Adriaense geweest is. Met andere woorden: Adriaense is
 
geen patroniem. Conclusie: Abraham gebruikte de a c h t e r n
 
a a m Adriaense en dat is volkomen verklaarbaar w anneer zijn
 
oom en tante Adriaen Adriaense en Anna van Nispen zich als pleegouders
 
over hem ontfermden toen hij nog een kind was. Bij
 
Adriaen Adriaense zelf was „Adriaense” al geen patroniem meer;
 
zijn vader heette immers Daniël Adriaense Daniëlszone 14.
 
En laten we wèl zijn, het feit dat vroegere onderzoekers het
 
 
11. Arch. Vrije van Sluis 728, resp. fs. 235, 105, 241, 102, 233, 108, 236, 96,
 
36 en 99. Ook in de ononderbroken reeks rekeningen van de dubbele
 
honderdste penning sta at Abraham Adriaens consequent aldus te boek als
 
eigenaar van een boomgaard in West-Souburg in alle jaren van 1603 t/m
 
1640; in 1641 staan Abram Adriaens’ erfgenamen als eigenaars genoteerd,
 
in 1642 en later (zijn schoonzoon) Heyndrick {de) Grave (Arch. Rekenkamer
 
van Zeeland C 4874-4913). Die boomgaard was, jo n g beplant, op 6 mei
 
1592 door Abraham Adriaens gekocht en deze werd toen biersteker binnen
 
Vlissingen genoemd (Recht. arch. Zeeuwse Eilanden 1458).
 
 
12. Arch. Vrije van Sluis 728, f. 96. - Christiaen noemt zich reeds op 20 m aa rt
 
1631 voluit „Christijaen Abrs van Nispen” in een eigenhandig geschreven
 
en ondertekende verklaring over gebruik van de dijk van de Pieter de
 
Roodepolder (Arch. Raad van V laanderen, in Recht. arch. Zeeuws V laanderen
 
125, akte nr. 12).
 
 
13. Oud-archief van het Waterschap Groede en Baanst, inv.nrs. 326 (1616/
 
’17), fs. 5v, 17; 328 (1618/’19), f. 21; 329 (1619/’20), fs. 1, 23, 24 (de
 
handtekening van Abraham Adriaens is uitgeknipt, tegelijk met die van
 
Jacob Cats\); 330 (1620/’21), f. 36 (handtekening dd. 5 sept. 1622); 331
 
(1622/’23), fs. 20 (Abraham Adriaenss heeft 200 gleuij, d.w.z..schoven riet
 
of stro, geleverd), 24 (zijn handtekening dd. 13 sept. 1623); 332, f. 28
 
(proces over de havenschorren van Groede dd. 18 april 1624); inv.nrs.
 
345-354 (1641-1650); 356 (1651 / ’52), f. 15v. - Uit processtukken over de
 
eigendom van de Havenschorren (inv.nr. 234) blijkt dat Jan Lambrechts
 
Cool, Pieter van Hecke en Abraham Adriaens deze schorren in 1610 hadden
 
bedijkt en d a t er in 1613 en 1618 al over de eigendomsrechten geprocedeerd
 
werd. De omloper van 1617 (inv.nr. 249) laat zien da t Abraham
 
uiteindelijk 156 gemeten 203 roeden land in het waterschap bezat, verdeeld
 
over een groot aantal percelen en gedeeltelijk samen met Pieter van
 
Hecke. Ca. 1640 blijkt alles te zijn verdeeld tussen Abraham’% zoon en
 
schoonzoon enerzijds en de erfgenamen van Pieter van Hecke anderzijds
 
(inv.nr. 250).
 
 
14. De N ederl. Leeuw 1983,k. 2 30.-Abraham Adriaense komt tientallen malen,
 
steeds onder die naam (dikwijls afgekort tot Ab Adrns) voor in de legger
 
van gebouwde en ongebouwde eigendommen in de stad Vlissingen betreffende
 
transporten en plechten (R.echt. arch. Zeeuwse Eilanden 750, 751
 
en 752) in de periode 1622-1637 (ook op 20 dec. 1599 met zijn weeskind
 
Adriaen en op 3 nov. 1611 met zijn drie wezen; resp. 750, f. 304 en 751,
 
f. Ir, f. lv). Toch is er één uitzondering op h et gegeven d a t Abraham Adriaens
 
niet als Van Nispen vermeld wordt: in de op 14 dec. 1637 afgehoorde
 
parochierekening van Breskens staat de boeking van rente over 60 pond
 
door de stad geleend kapitaal (evenals in de voorgaande rekening van
 
1634) ten gunste van Abraham Adriaenss, maar achterin, in de rubriek
 
„Staet en inventaris daer mede de stede Breskins jegenwoordicht is b elast”
 
wordt hij „Sr. Abraham Adriaenss van Nispe” genoemd (Oude archieven
 
van Breskens, inv.nrs. 37 en 40). Tegen het einde van zijn leven was
 
blijkbaar in bredere kring bekend da t Abraham een Van Nispen was, ook
 
 
27
 
 
vanzelfsprekend vonden en er geen probleem van maakten om
 
Adriaense als patroniem op te vatten, is er nu ju ist de oorzaak
 
van dat in al die ja re n geen oplossing kon worden gevonden.
 
Precies drie eeuwen voordat Jh r. van Nispen tot Pannerden in
 
1967 de mogelijkheid .van Adriaen Arents als vader van Abraham
 
Adriaense voor het eerst opperde, toverde - zoals wij zagen -
 
J e a n de Launay al een Adriaen van Nispen uit zijn hoed nadat
 
hij van Amandus van Nispen had vernomen dat diens overgrootvader
 
Abraham Adriaense heette. En ruim twee eeuwen later,
 
toen, n a a r aanleiding van de verschijning van de stamreeks
 
Van Nispen in Rietstap’s Wapenboek van den Nederlandschen
 
Adel, hernieuwde pogingen werden aangewend om de waarheid
 
te achterhalen, werd nog steeds naa r een Adriaen van Nispen
 
gezocht die de vader van Abraham Adriaense zou moeten zijn.
 
Het lijkt inderdaad zö vanzelfsprekend om een dergelijke „gewone”
 
gang van zaken te veronderstellen dat alle vroegere
 
onderzoekers van die vanzelfsprekendheid het slachtoffer zijn
 
geworden en ook Drs. Fox ontkomt niet aan voortborduring
 
op het gebruikelijke stramien. Maa r nu pas, nu de archieven
 
beter toegankelijk zijn geworden, blijkt de bovenbedoelde consequentheid
 
van de naamgeving in zijn volle omvang, zodat
 
ook nu pas de reeds geformuleerde conclusie kan worden getrokken.
 
 
Drs. Fox noemt Adriaen Abrahams, het in 1599 en 1600 vermelde
 
weeskind van Abraham Adriaense en stelt dan dat dit kind
 
Adriaen Adriaense had moeten heten als Adriaense een geslachtsnaam
 
is. Die term heb ik niet gebruikt, maar zelfs in dat geval
 
zou ik die conclusie niet willen trekken: het kind was een Abrahamszoon
 
en kan dus heel goed Abrahams genoemd worden. Wèl
 
zou ik een andere conclusie willen trekken uit het feit dat het
 
kind Adriaen Abrahams zonder „van Nispen” heet, en ook zijn
 
zuster niet als Van Nispen voorkomt (wel na h a a r dood, maar
 
dat kan aan de naam van haa r broer Christiaen van Nispen ontleend
 
zijn), terwijl anderzijds Christiaen (vrijwel) steeds mèt de
 
naam Van Nispen verschijnt. Deze conclusie luidt dat Christiaen
 
van Nispen een bestaande namencombinatie was en dat in deze
 
broer een Christiaen van Nispen vernoemd werd die werkelijk
 
geleefd heeft. Dat kan alleen Christiaen van Nispen uit Dordrecht
 
zijn geweest.
 
 
Drs. Fox loochent de D ordtse connectie van Abraham Adriaense.
 
M a a r die connectie werd door Kruimel aangetoond - althans
 
zeer aannemelijk gemaakt - met zijn ontdekking dat Abraham
 
 
al bleef deze zelf zich tot zijn dood Adriaense noemen. Wij zijn getuige
 
van het ontstaan van het grote genealogische misverstand da t na drie en
 
een halve eeuw nog steeds blijkt te bestaan: de boekhouder vat door „van
 
Nispe” toe te voegen achter „Abraham Adriaenss” deze laatste naam als
 
patroniem op. Abraham was er niet bij aanwezig om de man op zijn
 
vergissing a tten t te maken.
 
 
Het hoeft nauwelijks betoog d a t de wijze w aarop Adriaense gespeld werd
 
(voetnoot 51 van Drs. Fox) volslagen irrelevant is: iedere klerk schreef
 
de namen zoals hij gewend was en velen van hen zullen, begrijpelijkerwijze,
 
in de naam Adriaense een patroniem hebben gehoord en dienovereenkomstig
 
hebben gespeld. Zo komen naast Adriaens, Adriaenss, Adriaense,
 
Adriaensse, Adriaensen en Adriaenssen ook Adriaensz (b.v. Rekenkamer C 9,
 
f. 6 en D 6066, f. 4), Adriaens z (Recht. arch. Veere 252, f. 228 en idem
 
404, akte dd. 29 mei 1593) en zelfs, afgekort, Adr z (Rekenkamer C 4874,
 
f. 30v) voor. Typerend is d a t dezelfde transactie verschillende spellingswijzen
 
kan opleveren indien hij door verschillende klerken geregistreerd
 
werd: bij de plecht van 20 dec. 1599 ten behoeve van Abraham's weeskind
 
werd zijn toenaam „Adriaensz” gespeld in Rekenkamer D 6066, f. 4 maar
 
„Adriaense” in Recht. arch. Zeeuwse Eilanden 750, f. 304. Wèl van belang
 
is u iteraard hoe Abraham Adriaens zijn naam zelf spelde. Blijkens zijn
 
handtekening deed hij d a t met een lange dubbele slot-s.
 
 
28
 
 
Adriaense zijn echtgenote vond in de kring van aanverwanten
 
van Adriaen Adriaense, de echtgenoot van Anna van Nispen uit
 
D o rd re ch tl5. Naar m ijn mening trouwde Abraham Adriaense met
 
het nichtje van zijn pleegvaders zwager Alexander van Eyewerve.
 
Bovendien was Adriaen Adriaense’s oom Gheerde van Baerle verwant
 
aan Abraham Adriaense’% schoonmoeder Digna Piggen16.
 
Dat alles zou in de lezing van Drs. Fox puur toeval moeten zijn.
 
 
Omgekeerd kan na de bedoelde vondst van Kruimel geconstateerd
 
worden dat het Dordtse geslacht Van Nispen een Christiaen
 
van Nispen heeft voortgebracht op een zodanig tijdstip dat
 
hij precies past als grootvader van die latere Christiaen van
 
Nispen, Abraham’s zoon. Er zijn geen vernuftige kunstgrepen
 
nodig om tot het inzicht te komen dat de oudste Christiaen van
 
Nispen natuurlijk de grootvader moet zijn van zijn jongere
 
naamgenoot. De consequentheid waarmee Abraham zich uitsluitend
 
en alleen Adriaens(e) noemt, doet de rest: hij gebruikte die
 
naam als achternaam omdat hij behoorde tot het gezin van
 
een Adriaense en het lijkt toch niet te ver gezocht om deze laatste
 
dan te vereenzelvigen met Adriaen Adriaense, de zwager van
 
Christiaen van Nispen, die in het nabije Middelburg woonde. (In
 
dit verband zij opgemerkt dat bij de ondertrouw van Abraham
 
Adriaense met Digna Bollaert in Middelburg op 23 juli 1588 niet
 
vermeld stond dat het huwelijk ook in Vlissingen werd afgekondigd;
 
dit wijst erop d at Abraham toen in Middelburg woonachtig
 
was 17).
 
 
Als Abraham Adriaense een echte zoon van Adriaen Adriaense
 
geweest was, dan zou hij zich misschien ooit Abraham Adriaense
 
Adriaenszone hebben genoemd, zoals Adriaen Adriaense zelf zich
 
soms Adriaen Adriaense Danielszone noemde. Ook zouden dan
 
Abraham’s kinderen de naam Adriaens(e) hebben gedragen.
 
Maar Abraham combineert de naam Adriaense nooit met een
 
patroniem en zijn kinderen heten geen Adriaense. Conclusie:
 
Abraham gebruikte wel de naam Adriaense, maar hij behoorde
 
 
15. De Nederl. Leeuw 1983, k. 251/252.
 
 
16. De Nederl. Leeuw 1983, k. 234 en 251. Alexander van Eyewerve woonde in
 
1585 te Middelburg. In 1584/’85 was hij pachter van de impost op de
 
malerij aldaar; in 1585/’86 van de malerij binnen Arnemuiden (Rekenkamer
 
C 6, fs. 3v en 28v).
 
 
17. Verzameling stukken betreffende de familie V an N ispen, geinventariseerd
 
door H. L. Kruimel, inv.nr. 8, brieven van C. de Waard, nrs. 13 en 16:
 
als het huwelijk ook in Vlissingen was afgekondigd, dan had da t in
 
Middelburg vermeld moeten zijn. „j.g. van Vlissinghe” betekent: d aar
 
geboren, niet d a a r wonend of onlangs gewoond hebbend. De Waard
 
concludeert: „het is niet onwaarschijnlijk da t Abraham met of zonder zijn
 
ouders (van ca. 1580 tot 1588) te Middelburg heeft gewoond” . De akte
 
van 7 okt. 1586 van de landsvierschaar van Vlissingen (Recht. arch.
 
Zeeuwse Eilanden 1262, f. 268v) waarin Abraham Adriaensen voor de eerste
 
keer genoemd wordt, vermeldt zijn woonplaats niet; er moet aan hem
 
worden betaald wegens koop en levering van bier en excijs volgens het
 
boek van Cornelis Thomas anno 1582. Vermoedelijk treedt Abraham Adriaens
 
hier op namens de weduwe van deze Cornelis Thomas, want ook op 2 nov.
 
1588 procedeert hij namens h a a r in Veere (Recht. arch. Zeeuwse Eilanden
 
289, f. 160). Cornelis Thomas (van Ziericxzee) was in 1581/’82 pachter van
 
de bierimpost in de stad en ten plattenlande van Vlissingen, in 1582/’83
 
van de bieren binnen de stad (deze pacht werd op 1 april 1582 voor zes
 
maanden onderbroken door die van Abraham’s oom Christiaen Marinusz■
 
van Oosten) en van de wijnen ten plattenlande, in 1583 van de bieren
 
binnen Middelburg (Arch. Rekenkamer van Zeeland C 4, fs. 16, 26 en
 
37v; 5, f. 3). - Overigens is het onjuist d a t Abraham Adriaense op 5 mei
 
1601 als poorter van Middelburg zou zijn vermeld (De Nederl. Leeuw
 
1983, k. 253 en 1989, k. 74); dit berust op verkeerde interpretatie van
 
brief nr. 12a van C. de Waard: ten rechte koopt Abraham Adriaenss op 8
 
mei 1601 een huis in Vlissingen, als poorter van die stad (Bijlagen 40e
 
penning, Extracten uit het register van verlijden en passeringen der stad
 
Vlissingen, in Acquitten Rekenkamer D 6067).
 
 
29
 
 
niet tot het geslacht Adriaense. Dat is verklaarbaar als hij geen
 
echte, maar een pleegzoon van Adriaen Adriaense was. Geheel
 
en al hypothetisch is dit dus niet: er is sprake van een wel
 
degelijk beredeneerbare gevolgtrekking.
 
 
De volgorde van naamgeving van Abraham’s kinderen lijkt
 
mij niet van wezenlijk belang: het is zeer wel denkbaar dat
 
Abraham zich nader heeft gevoeld tot zijn pleegvader dan tot
 
zijn echte vader die hem al in zijn prille jeugd ontvallen was,
 
en zodoende eerst zijn pleegvader en pas d aa rna zijn echte
 
vader heeft vernoemd. Het gebruik van de achternaam Adriaense
 
wijst eveneens in die richting.
 
 
Als Adriaens(e) werkelijk een patroniem zou zijn, is het onverklaarbaar
 
dat Abraham zich n o o i t „van Nispen” noemt.
 
Mocht zijn doopsgezinde eenvond daarvan de oorzaak zijn,
 
waarom heeft deze zich dan niet bij zijn eveneens doopsgezinde
 
zoon Christiaen, die zich altijd „van Nispen” noemt, gemanifesteerd?
 
Nogmaals: het is ondenkbaar dat Abraham in zijn lange
 
leven en zelfs in zijn handtekening, terwijl hij een Van Nispen
 
was, altijd met een patroniem zou hebben volstaan. Wederom
 
moet de conclusie zijn: Adriaense was géén patroniem en het
 
zoeken naa r een Adriaen als vader van Abraham is zinloos. Een
 
„ongewone” oplossing is bittere noodzaak!
 
 
Laten we thans de twee achttiende-eeuwse overleveringen
 
onder de loupe nemen die Abraham ten tonele voeren met p atroniem
 
èn familienaam, respectievelijk Abraham Adriaenszoon van
 
Nispen en Abraham Christiaenszoon van Nispen. De eerste naam
 
komt voor in een stuk geschiedschrijving van de doopsgezinde
 
gemeente van Vlissingen anno 1757 „uit kerkelijke papieren
 
en andere egte stukken nagespoort” 18 en is ontleend aan het
 
inmiddels verloren gegane rekeningboek dat op 27 maart 1637
 
a a n v in g 19. Op die datum zou „Abraham Adriaensz van Nispen”
 
zijn helft van een woon- of pakhuis op de Peperdijk aan de
 
Doopsgezinde gemeente hebben geschonken, terwijl de andere
 
helft van „deszelfs zoon Christiaan Abrahamsz van Nispen en eenen
 
Hendrik de Greve” werd gekocht20. Het is nog maar de vraag of
 
er in de rekening van 1637 werkelijk Abraham Adriaensz van
 
Nispen heeft gestaan, maar zelfs als dat zo zou zijn, behoeft dat
 
geen verwondering te wekken: men wist ju ist bij de doopsgezinde
 
gemeente natuurlijk heel goed dat Abraham, hoewel hij zich
 
 
18. Arch. Doopsgezinde gemeente Vlissingen 31, p. 6.
 
 
19. Arch. Doopsgezinde gemeente Vlissingen 31, p. 133.
 
 
20. In werkelijkheid werd het huis op 27 m aa rt 1637 door Heyndrick de Grave
 
en Christiaen Abrahams van Nispen - kennelijk namens de doopsgezinde
 
gemeente - gekocht, toen het bij ordonnantie van de ontvanger der stadsrenten
 
openbaar verkocht werd. Op 21 ju li 1628 had Abraham Adriaens
 
een hypotheek van 200 pond op het huis verstrekt. In de ja re n 1640/’41
 
werd het verbouwd tot doopsgezinde vermaning. Als belending van een
 
huis achter de W alstraat staat het te boek als „Ab Adrns huys genaempt
 
de dooperschekercke” . Aangezien de doopsgezinde gemeente aanvankelijk
 
geen rechtspersoonlijkheid bezat, bleef het huis op naam van de familie
 
Van Nispen staan; bij stadsresolutie van 4 sept. 1773 werd de kerkeraad
 
gelast het gebouw met erf in het register van eigendom op naam van de
 
kerk te doen transporteren (arch. Doopsgez. gem. Vlissingen 67, iuncto
 
Recht. arch. Zeeuwse Eilanden 751, resp. fs. 248 en 183). Hetzelfde
 
gebeurde met het huis en erf op de hoek van de Korte Vrouwestraat en
 
de Korte Vlamingstraat „genaamt de Mennonite Erve” (751, f. 219): het
 
stond en bleef staan op naam van „Ab Adriaense” . Voordat de Vlissingse
 
doopsgezinden hun kerk a an de Peperdijk betrokken, vergaderden zij aan
 
de Oostzijde van de Oude Haven, in het vierde huis van de Kerkstraat
 
(en wel in het achterhuis bij de Grote kerk), welk huis eveneens eigendom
 
was van Abraham Adriaens en later van Hendrik Grave (751, f. lv. iuncto
 
arch. Doopsgez. Gem. Vlissingen 31, p. 5); Abraham had da t huis gekocht
 
op 8 mei 1601 (zie noot 17).
 
 
30
 
 
steeds Adriaens (e) noemde, eigenlijk een Van Nispen was. Toevoeging
 
van die toenaam in een boeking, waarbij Abraham niet zelf
 
compareerde en waarin Christiaen Abrahams van Nispen eveneens
 
voorkwam, lag dan wel zeer voor de hand. Het feit dat Abraham
 
zèlf uitsluitend de naam Adriaens(e) gebruikte, wordt er niet
 
door aangetast.
 
 
De tweede overlevering dateert van ongeveer dezelfde tijd,
 
1754, en komt eveneens uit de doopsgezinde hoek. Het betreft
 
de aankoop in 1622 door „Abraham Christiaen van Nispe” van
 
enkele huizen.in de Korte Vrouwestraat ten behoeve van noodlijdende
 
of bejaarde mennonieten. De huizen waren in 1754
 
nög steeds in het bezit van Abraham’s nazaten, in casu Pieter
 
Jasper van Nispen en diens zuster Alida en zij dienden nog steeds
 
voor hetzelfde doel, hoewel de familie intussen al lang niet
 
meer doopsgezind was. De stadsbeschrijver JasperJaspersen Brasser
 
vernam van zijn zwager Pieter Jasper van Nispen (die gehuwd
 
was met Anna Jaspersen Brasser) dat de huizen in 1622 waren
 
gekocht door Abraham Christiaen van Nispen. Nu waren in die
 
tijd in deze. kringen twee voornamen hoogst ongebruikelijk
 
(.Pieter Jasper had er twee, m aar hij leefde dan ook anderhalve
 
eeuw later) en wij weten trouwens d a t Abraham slechts één
 
voornaam had. De naam Christiaen staat hier dus kennelijk als
 
patroniem. Het is niet uitzonderlijk dat het patroniem eruitziet
 
als tweede voornaam: dat kwam veelvuldig voor, zowel bij
 
mannen als bij vrouwen; bij vrouwen is onmiddellijk te zien
 
dat het om een patroniem g a a t21, bij mannen kan er twijfel
 
zijn of het om een patroniem of om een tweede voornaam gaat.
 
In dit geval is er voor zulke twijfel geen ruimte. Wij zien hier
 
dus niet een optreden van Abraham zelf (in de koopakte heeft
 
hij zich stellig - zoals steeds - Abraham Adriaense genoemd),
 
maar een in het hofje levende overlevering betreffende de stichter,
 
die hem bij zijn ware naam noemt: Abraham Christiaenszoon
 
van Nispen. Ook al kan deze overlevering op zichzelf niet als
 
een volledig bewijs worden opgevat, zij vormt toch een sterke
 
aanwijzing in de juiste richting en kan mijns inziens wel degelijk
 
dienen als bevestiging van hetgeen op andere gronden reeds
 
geconcludeerd werd.
 
 
Wat de afscheidsbrief van Hans van Oosten betreft, blijf ik van
 
mening dat de in één adem genoemde „suster tot Vlissingen”
 
en „ Christiaen” een echtpaar vormen, evenals verderop Hendrik
 
en Maeyken stellig een echtpaar zijn. Bij de woorden „Yde met
 
haren m an ” blijkt dat Hans van Oosten de echtelieden, voor
 
zover daarvan sprake is, bijeen groepeert. Als Drs. Fox stelt
 
dat hij zou hebben geschreven „ik heb het zuster en zwager
 
ook gebeden” , dan kan met evenveel recht gesteld worden dat
 
er in diens visie „ik heb het zuster en broeder ook gebeden”
 
had moeten staan. Maar er is meer: om te beginnen was Christiaen
 
van Oosten niet doopsgezind, althans tien ja a r later niet,
 
want toen was hij deken van een der schuttersgilden (een ambt
 
dat hij als doopsgezinde niet zou hebben geambieerd), maar
 
toch ook in 1569 niet, want toen is hij kennelijk bereid geweest
 
om de poortereed af te leggen. Christiaen uit de brief moet
 
bepaald wèl doopsgezind zijn geweest, anders had Hans van
 
 
21. Zie b.v. de in De Nederl. Leeuw 1989, k. 69 noot 15 aangehaalde akte
 
van 1582 waarbij Anna Gerrit van Nispen land in Moordrecht verkoopt.
 
De desbetreffende transportakte is m et het Vlissingse stadsarchief verloren
 
gegaan. Het wel bewaard gebleven summiere uittreksel in de rekening
 
van de 40ste penning vermeldt als koper van „een hoff en drie woonhuyskens”
 
(vermoedelijk wel de latere Mennisten erve) op 15 nov. 1621 alleen
 
Abraham Adriaense’s compagnon Mr. Job Porrenare (Rekenkamer D 6088,
 
f. 3v).
 
 
31
 
 
Oosten zijn kind niet speciaal in diens zorg aanbevolen. Christiaen
 
uit de brief is dus niet Christiaen van Oosten. Bovendien wordt
 
Drs. Fox’ stelling ondermijnd door het feit dat Adriaen Aertsen,
 
die de echtgenoot van Maria van Oosten zou zijn, niet in de brief
 
voorkomt; de auteur heeft hem trouwens zelf al gemist.
 
 
Het allerbelangrijkste argument blijft voor mij de naamgeving.
 
Evenmin als ik in de visie-Kruimel kon geloven dat een
 
vader zijn zoon zou noemen naar zijn overleden oom van moederskant,
 
kan ik dat doen in de visie-Fox, waar eveneens een
 
oom van moederszijde (maar de moeder is een andere) zou
 
zijn vernoemd. Ouders en eventuele vroegere echtgenoten plegen
 
het eerst te worden vernoemd, d aarna grootouders, vervolgens
 
broers en zusters en desnoods d aa rna pas verdere familieleden
 
als ooms en tantes. En als er dan ondanks dat alles toch
 
een oom van moederskant door de doopsgezinde Abraham
 
Adriaense zou zijn vernoemd, dan ware daarvoor veeleer de
 
martelaar Jan (Hans) van Oosten in aanmerking gekomen dan
 
de gereformeerde Christiaen van Oosten, zelfs als deze Abraham’s
 
voogd geweest is. Abraham Adriaense noemde zijn zoon voluit
 
Christiaen van Nispen; het kan gewoon niet anders of ook zijn
 
vader moet die naam hebben gedragen, daa r vaststaat dat zijn
 
schoonvader anders heette. We kunnen nog een stap verder
 
gaan: uit de hardnekkigheid waarmee Abraham, hoewel hij een
 
Van Nispen was, vermeed om zich Adriaens van Nispen te noemen,
 
blijkt dat zijn vader in ieder geval n i e t Adriaen heette. Hoe
 
die vader dan wèl heette blijkt uit de naam van Abraham’s zoon
 
Christiaen van Nispen.
 
 
Overigens lijkt het zeer wel denkbaar dat Abraham Adriaense’s
 
oom van moederskant Christiaen van Oosten inderdaad zijn voogd
 
geweest is. Althans onderhield Abraham nog in 1614 en 1620
 
een compagnonschap met de neven van zijn tante Porrenaer,
 
t.w. Jan Lambrechtsen Cool, burgemeester van Vlissingen (diens
 
vrouw Jacomintje Porrenaers werd in ju li 1597 - kort na hun
 
huwelijk - lidmate van de gereformeerde kerk) en Mr. Job
 
Porrenaere, pensionaris van Vlissingen22. Aan vaderskant zal
 
Abraham Adriaense dan zeker eveneens een voogd hebben gehad
 
en ongetwijfeld was dat zijn oom Adriaen Adriaense, de echtgenoot
 
van Anna van Nispen, welk echtpaar - zoals wij zagen -
 
tevens de rol van pleegouders op zich moet hebben genomen.
 
Abraham schijnt zijn beide ooms en voogden korte tijd n a elkaar
 
te hebben verloren: zoals Drs. Fox mededeelde, overleed Christiaen
 
van Oosten op 13 sept. 1584, terwijl Adriaen Adriaense op 3
 
sept. 1583 voor het laatst vermeld w o rd t23.
 
 
Voor wat het waard is, kan tenslotte worden stilgestaan bij
 
de wapenvoering. Het oudstbekende wapen van de Dordtse
 
Van Nispen’s vertoont drie geplante dorre bomen naast elkaar,
 
de middelste behangen met een schildje waarop een onherkenbare
 
figuur; helmteken: een dorre boom. Dit betreft een schepenzegel
 
van Adriaen Gerrits van Nispen anno 155024 (hiermee
 
is meteen aangetoond dat de door Balen gesuggereerde afstam-
 
 
22. Arch. Vrije van Sluis 728, resp. fs. 105 en 37. Ook Oud-arch. Waterschap
 
Groede en Baanst 332, f. 28.
 
 
23. De Nederl. Leeuw 1983, k. 234-236. Adriaen Adriaense zal zijn overleden
 
tussen 21 febr. 1586 en 9 mei 1588: op laatstgenoemde datum gaf Cornelis
 
Gerritsz. van Nispen, poorter van Dordrecht, machtiging aan Cornelis Schrijver,
 
procureur te Middelburg, om voor schepenen van Middelburg te
 
zweren da t hem uit koop een rentebrief competeerde die door Adriaen
 
Adriaenss verleden was op de eerstgenoemde d atum (Oude rechterl. arch.
 
Dordrecht 718, p. 132, nr. 167).
 
 
24. G.A. Dordrecht, zegelcollectie, W 58. Verg. Ons Voorgeslacht 1967, blz.
 
75 en 78.
 
 
32
 
 
ming van de Dordtse Van Nispen’s uit de Bredase onhoudbaar
 
is). Adriaen’s zoon Henrick van Nispen zegelt in 1587: gedeeld; I
 
een omgewende leeuw; II drie geplante dorre bomen naast
 
elkaar; helmteken: de leeuw, komend uit een k u ip 25. Een wapenbord
 
van omstreeks 1600 vertoont als wapen van Henrick’s
 
dochter Maria alleen een gekroonde klimmende leeuw26. Aan
 
de grote wapenkenner Muschart ontlokte deze gang van zaken
 
de uitroep „Ra, ra, hoe zit dat?” 27. Maar hoe dat ook zij, Pieter
 
Jasper van Nispen, de afstammeling van Abraham Adriaense, zegelt
 
in 1751 met een gekroonde leeuw en een geblokte schildzoom;
 
helmteken: de leeuw, komende uit een kuip, in de poten een
 
vaantje houdende beladen met een leeuw2 . De leeuw uit de
 
kuip lijkt de ja ren te hebben getrotseerd en de Dordtse connectie
 
te bevestigen. Moge dit op het eerste gezicht een wat al te
 
gewaagde veronderstelling lijken, dan zij erop gewezen dat
 
Pieter Jasper van Nispen in zijn brief van 13 ju li 1766 schrijft over
 
neef Amand van Nispen te Zoetermeer in 1687 en te Leuven in
 
1675 „volgens getuygenis van neeSAdriaen van Nispen, licentiaat
 
in de rechten, gewoond in den Hage” 29. Deze Adriaen van Nispen
 
behoort tot de Dordtse tak van de familie30. Nu zal Pieter Jasper
 
zeker niet precies geweten hebben op welke wijze hij aan Adriaen
 
van Nispen in Den Haag verwant was, maar wel is goed denkbaar
 
dat bij de Zeeuwse familie een algemeen besef van verwantschap
 
met de Dordtse familie levend was gebleven.
 
 
Wij kunnen nu de balans opmaken door een opsomming te
 
geven van feiten die pleiten voor Christiaen van Nispen en niet,
 
of in mindere mate, voor Adriaen Aertsen als vader van Abraham
 
Adriaense:
 
 
de voornaam Christiaen van Abraham’s zoon, omdat vernoeming
 
van Abraham’s vader waarschijnlijker is dan vernoeming
 
van Abraham’s oom;
 
 
de achternaam Van Nispen van Abraham’s zoon Christiaen,
 
omdat deze ook voorkomt bij Christiaen van Nispen uit Dordrecht,
 
terwijl bij Adriaen Aertsen uit Bergen op Zoom enige
 
relatie met een familie Van Nispen of het dorp Nispen hypothetisch
 
blijft;
 
 
de volle naam Christiaen van Nispen van Abraham’s zoon,
 
omdat van diens drie kinderen alleen Christiaen bij leven
 
met de naam Van Nispen voorkomt, hetgeen wijst op vernoeming
 
van iemand met dezelfde volle naam;
 
 
de consequentheid waarmee Abraham Adriaens(e) uitsluitend
 
onder die naam naa r buiten treedt en nimmer met
 
de toenaam Van Nispen, omdat dit erop wijst dat er geen
 
Adriaen van Nispen als vader van Abraham geweest is en
 
derhalve Adriaense geen patroniem is;
 
 
de handtekening van Abraham Adriaens, omdat daaruit
 
blijkt d at hij welbewust en opzettelijk de naam Van Nispen
 
n i e t gebruikte, hetgeen alleen verklaarbaar is als hij geen
 
Adriaen van Nispen tot vader had en Adriaens dus geen p atroniem
 
was;
 
 
de afscheidsbrief van Hans van Oosten, omdat daarin echtelieden
 
bij elkaar staan, Adriaen Aertsen niet genoemd wordt,
 
en de wel genoemde Christiaen doopsgezind moet zijn ge
 
 
25. G.A. Dordrecht, zegelcollectie, W 105.
 
 
26. De Nederl. Leeuw 1947, k. 158 e.v.
 
 
27. De Nederl. Leeuw 1947, k. 275/276.
 
 
28. De Nederl. Leeuw 1902, k. 124. De beschrijving van dit wapen door Jh r.
 
Mr. A. J . M. van Nispen tot Pannerden in De Nederl. Leeuw 1947, k.
 
381 is dus onvolledig.
 
 
29. Taxandria 1915, blz. 249.
 
 
30. De Nederl. Leeuw 1989, k. 76, noot 48.
 
 
33
 
 
weest, terwijl Christiaen van Oosten dat niet was; dit alles
 
wijst erop dat met „Christiaen” veeleer de echtgenoot dan
 
de broer van Maria van Oosten bedoeld is;
 
 
de overlevering betreffende de M ennisten erve, welks stichter
 
Abraham Christiaen van Nispe wordt genoemd;
 
 
het huwelijk van Abraham Adriaense m et Digna Bollaert, omd
 
at zij behoorde tot de kring van aanverwanten van Adriaen
 
Adriaense, de echtgenoot van Anna van Nispen uit Dordrecht;
 
 
de naam Anna van Abraham’s kleindochter, omdat deze
 
wijst op een relatie tussen Abraham en Anna van Nispen,
 
zuster van Christiaen van Nispen uit Dordrecht;
 
 
het feit dat bij Abraham’s ondertrouw geen melding wordt
 
gemaakt van huwelijksafkondiging in Vlissingen, omdat
 
dit erop wijst dat Abraham toen, evenals Anna van Nispen,
 
in Middelburg woonde;
 
 
de leeuw uit de kuip oprijzend als helmteken van de wapens
 
van Henrick van Nispen in Dordrecht en Pieter Jasper
 
van Nispen in Vlissingen;
 
 
het feit dat Pieter Jasper van Nispen in Vlissingen Adriaen
 
van Nispen uit de Dordtse tak „neefF’ noemt.
 
 
Omgekeerd pleit voor Adriaen Aertsen en tegen Christiaen van
 
Nispen als vader van Abraham Adriaense alleen de traditie, die
 
echter afkomstig blijkt te zijn van de notoire falsaris De L aunay,
 
terwijl dit argument - zoals wij zagen - nog verder wordt
 
afgezwakt door het zeer vroege tijdstip waarop Adriaen Aertsen
 
poorter van Vlissingen werd. En waarom trouwens zou deze,
 
de schrijfkunst machtig zijnde, met een handmerk ondertekenen
 
als hij werkelijk een Van Nispen was? Drs. Fox kent, onder
 
het afroepen van sombere dreigementen over ieder die het zou
 
wagen eraan te tornen, bewijskracht voor zijn stelling toe aan
 
de boekingspost van 1637 in Breskens 14. Toch levert deze allerminst
 
een tweede argument voor Adriaen Aertsen op. Het is
 
namelijk niet waar dat de naam Abraham Adriaens van Nispen
 
hier door de betrokkene gevoerd wordt: deze compareert immers
 
niet. Hij wordt slechts zo genoemd door de boekhouder,
 
maar ten onrechte, want zelf voerde hij uitsluitend de naam
 
Abraham Adriaensie). Ook vormt Abraham’s poorterschap van
 
Vlissingen geen argument voor Adriaen Aertsen of tegen Christiaen
 
van Nispen als zijn vader, want Abraham ontleende dat poorterschap
 
eenvoudig aan zijn geboorte binnen die s ta d 31.
 
 
31. Pas in de loop van de 17de eeuw zijn e r in Vlissingen poorterinschrij vingen
 
van personen die in Vlissingen zelf waren geboren. Vóór 1600 komen
 
zulke inschrijvingen niet voor; blijkbaar was geboorte binnen de stad
 
voldoende en poorterschap van de vader nog geen vereiste. In het bijzonder
 
over de Doopsgezinden schrijft Jasper Jaspersen Brasser in zijn Beschrijvinge
 
der Stadt Vlissinge, na te hebben gememoreerd da t zij van Prins
 
Willem I van Oranje vergunning hadden gekregen om in ondertrouw te
 
mogen aantekenen en n a gegane geboden te trouwen in hun eigen kerk,
 
mits man en vrouw beiden doopsgezind waren: „Zij werden tot burgers
 
der stad aangenomen, tenzij zij in de stad geboren zijn en van nature
 
burgers zijn, of het burgerschap hebben verkregen door aankoop. Zij
 
werden in alle gilden en ambachten gepermitteerd”- (G. A. Vlissingen,
 
inventarisnr. 5574, p. 441). Ind e rd a ad is het ook mogelijk d a t Abraham
 
Adriaense het poorterrecht in 1588 of 1589 heeft gekocht zonder de poortereed
 
a f te leggen (dat zal hij als doopsgezinde niet hebben willen doen)
 
en daardoor alleen in de stadsrekening, m aa r niet in het poorterboek
 
geregistreerd werd. Ingevolge een plakkaat van 13 m aa rt 1590 zal men
 
in Vlissingen geen mennonieten tot poorter admitteren tenzij zij de eed
 
doen (Arch. Doopsgezinde gemeente Vlissingen 180); voordien gebeurde
 
d a t dus wel. O p IOnov. 1620 w orden Mr. Job Porrenare en Abraham Adriaens
 
„borgeren” van Vlissingen genoemd (Arch. Vrije van Sluis 728, f. 37),
 
maa r meestal heet Abraham zonder meer „coopman tot Vlissingen” : het
 
kan tenslotte nog zijn d a t de woorden „poorter” en „borger” niet formeel
 
zijn bedoeld, maar eenvoudig staan voor „inwoner” .
 
 
34
 
 
De stand is 12-1. Het is duidelijk naa r welke zijde de balans
 
doorslaat! Ik moge daarom besluiten met een poging tot chronologische
 
reconstructie van de gang van zaken.
 
 
1565 geboorte van Digna Bollaert in Antwerpen.
 
 
1565/’67 Christiaen van Nispen uit Dordrecht sluit voor de
 
doopsgezinde voorganger te Vlissingen een z.g. geheim
 
huwelijk met Maria van Oosten uit Bergen op
 
Zoom. Geboorte van hun zoon Abraham in Vlissin-
 
 
1568
 
gen.
 
Christiaen van Nispen, voornemens vanuit Vlissingen
 
n aa r het buitenland (overzee?) te gaan, verzwijgt
 
tegenover de autoriteiten in Dordrecht zijn huwelijk
 
met een doopsgezinde (en zijn eventuele bekering
 
tot dat geloof) en ontvangt de door hem gevraagde
 
verklaring van goed gedrag met vertaling in het
 
L a tijn 32.
 
 
1569-1575 Christiaen en Maria wonen in Vlissingen; Christiaen
 
vertrekt en overlijdt. Maria van Oosten voedt haa r
 
zoon Abraham op, wellicht met hulp van de doopsgezinde
 
gemeente en neemt hem mee n a a r de doopsgezinde
 
kerk. Bij afwezigheid in Vlissingen van familie
 
aan vaderskant wordt Maria’ s broer Christiaen
 
van Oosten voogd.
 
 
1575/’76 Maria van Oosten sterft. Christiaen van Nispen’s zuster
 
Anna treedt in het huwelijk met Adriaen Adriaense uit
 
Antwerpen; zij vestigen zich in Middelburg en ontfermen
 
zich over Abraham, haa r broers zoon, die nu,
 
op ca. 10-jarige leeftijd, volle wees is geworden (erg
 
veel jonger kan Abraham niet geweest zijn, want dan
 
was het doopsgezinde geloof niet bij hem aangeslagen:
 
zijn pleegouders waren niet doopsgezind33; en
 
erg veel ouder kan hij evenmin zijn geweest, want
 
dan had hij tegenover de buitenwereld al Abraham
 
Christiaens van Nispen geheten). Adriaen Adriaense
 
wordt voogd van vaderskant.
 
 
1577-1588 Abraham wordt door zijn oom en tante Adriaen
 
Adriaense en Anna van Nispen in Middelburg verder
 
grootgebracht, wordt door de buitenwereld als hun
 
kind beschouwd en gebruikt, naa r buiten optredend,
 
zijn pleegvaders achternaam; hij noemt zich
 
dus Abraham Adriaense.
 
 
1579 voor schepenen van Dordrecht wordt de nalatenschap
 
van Gerrit van Nispen de oude en de jonge,
 
vader en broer van Christiaen en Anna van Nispen,
 
verdeeld. Over Abraham Adriaense wordt niet gerept
 
omdat de schepenen hem zouden beschouwen als
 
onwettig kind van Christiaen van Nispen en/óf omdat
 
de erfgenamen hem ook daa r laten doorgaan voor
 
 
32. Vermoedelijk heeft Christiaen van Nispen de verklaring van goed gedrag
 
reeds nodig gehad voor zijn verblijf in Vlissingen: in 1567 is er sprake
 
van een ordonnantie betreffende vreemdelingen die bescheid van voorgaand
 
goed leven moeten overbrengen van gerecht en pastoor in de laatste
 
woonplaats; wie zulk een bescheid niet heeft, moet vertrekken (Extraordinaire
 
domeinrekening van Zeeland Bewesterschelde anno 1567, in Arch.
 
Rekenkamer I 297, f. 46v).
 
 
33. Anna van Nispen werd op 11 jan . 1604 lidmate van de gereformeerde
 
gemeente in Middelburg (De Nederl. Leeuw 1983, k. 235, ontleend aan
 
brief nr. 12 van C. de Waard). Zij en h a a r man komen niet voor op de
 
naamlijst van Doopsgezinden te Middelburg in 1581 (De Navorscher
 
1933, p. 120; deze lijst, evenals een van 1580, ook in Arch. Doopsgezinde
 
gemeente Vlissingen 179).
 
 
35
 
 
een kind van Adriaen Adriaense en Anna van Nispen °4.
 
 
1584 Abraham!% oom en voogd van moederskant Christiaen
 
van Oosten overlijdt,
 
 
ca. 1587 zijn oom en voogd van vaderskant, tevens pleegvader
 
Adriaen Adriaense sterft eveneens.
 
 
1588 Abraham Adriaense trouwt met Digna Bollaert, de achternicht
 
van zijn pleegvaders zwager; hij wordt
 
daarbij geassisteerd door zijn stiefoom (de tweede
 
man van de weduwe van Christiaen van Oosten), die
 
verklaart dat Abraham Adrianse een vrij jonggezel is,
 
zonder ouders of voogden. Het paa r vestigt zich in
 
Vlissingen, waar Abraham geboren poorter is.
 
 
ca. 1589 hun eerste kind w ordt geboren, maar het sterft reeds
 
in maart 1590 (als het een zoon was zou ook hij
 
reeds Christiaen van Nispen kunnen hebben geheten,
 
of Antonis naa r de grootvader van moederskant; als
 
het om een dochter ging kan zij Digna hebben geheten
 
naa r de grootmoeder, of Anna n a a r Abraham’s
 
pleegmoeder of ook reeds Maeycken naa r Abraham’s
 
moeder).
 
 
ca. 1591 geboorte van zoon Adriaen, genoemd naa r Abraham’s
 
pleegvader;
 
 
ca. 1593 geboorte van dochter Maeycken, genoemd naa r Abraham’s
 
moeder Maria van Oosten. Zij zou later o.a. de
 
dochters Anna en Dina krijgen, respectievelijk genoemd
 
naar haa r vaders pleegmoeder, die zij als
 
grootmoeder van vaderskant had gekend (Anna van
 
Nispen overleed na 2 ju n i 160935) en naa r haa r moeder
 
en grootmoeder van moederskant,
 
 
ca. 1595 geboorte van Christiaen van Nispen, met naam en
 
toenaam genoemd n a a r zijn vaders echte vader
 
Christiaen van Nispen36.
 
 
Hoewel geen enkele der twaalf hierbovengenoemde feiten op
 
zichzelf voldoende bewijs levert dat de zojuist geschetste gang
 
van zaken werkelijk aldus heeft plaatsgevonden, verschaffen
 
zij te zamen een dusdanige zekerheid dat ik het volledig verantwoord
 
acht om het vraagteken in de titel te vervangen door
 
een uitroepteken. Een bevestigende authentieke akte is daartoe
 
niet meer nodig!
 
 
34. Een andere mogelijkheid zou nog kunnen zijn dat Christiaen van Nispen
 
tevoren, en dan wellicht in verband met zijn voorgenomen vertrek naar
 
het buitenland, was uitgeboedeld, zodat zijn zoon niet tot de erfgenamen
 
behoorde. Van zo’n uitboedeling is in Dordrecht echter geen schepenakte
 
te vinden, zodat het ondershands zou moeten zijn gebeurd (Met dank
 
aan Drs. L. J . van der Klooster voor zijn opmerking).
 
 
35. De Nederl. Leeuw 1983, k. 235, 236; Not. arch. Amsterdam 116, f. 74.
 
 
36. Christiaen Abramsen van Nispen was omtrent 45 ja a r oud op 28 ju n i 1639
 
(Recht. arch. Zeeuws Vlaanderen 2151x, akte nr. 209).
 
  
 
==== REST ====
 
==== REST ====

Versie van 12 feb 2017 om 15:09

UNDER CONSTRUCTION

Inderdaad: flarden tekst en ontbrekende passages. Er wordt aan gewerkt. Keer terug naar de Hoofdpagina en kom later graag eens terug!

tekst
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe
Ekker
Stork
Craan
Breekpot
Grave > Haak
van Nispen
Breuseghem > Bollaert

Deze pagina beschrijft de voorouders van Maycke Abrahamsdr. van Nispen, overleden voor 1662, dochter van Abraham Adriaens (overl. 1638). Maycke van Nispen is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker.

Door Maycke's huwelijk met Heyndrick Grave verdwijnt de achternaam Van Nispen bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

Dispuut over de afstamming

Met de Dordtrechtse tak van de Van Nispens waar de afgebeelde Margaretha van Nispen toe behoort, is tot nu toe geen connectie gevonden. Het ligt gezien de beperkte kliek van gegoede Van Nispens in de Zuidelijke Nederlanden wel voor de hand dat er enige relatie is met onze Vlissingse tak. Portret van de reder Gillis Hooftman (1521) met zijn echtgenote Margaretha van Nispen (1545). Ze staan in een kamer voor een tafel waarop een klok, handschoenen en een brief liggen (Maerten de Vos, 1570, Rijksmuseum).

De oorsprong van het patricisch en adellijk geslacht Van Nispen is in nevelen gehuld. Wel staat vast dat Christiaen Abrahamsz., zoon van onze voorouder Abraham Adriaens (overl. 1638), de eerste is die zich Van Nispen noemt, van waaruit voornoemde adellijke tak zich ontwikkelt.

In de zeventiende eeuw gaat een lid van de familie aan de Universiteit van Leuven studeren en bekeert zich tot het katholicisme. Zijn nazaten huwen met katholieke regenten- en adelsgeslachten.

Van wie precies Abraham Adriaens, vader van Christiaen Abrahamsz. van Nispen, afstamt, is niet onomstotelijk vastgesteld. Complicerende factor is dat Abraham nergens de naam Van Nispen hanteert en het onduidelijk is of de toevoeging Adriaans een patroniem of geslachtsnaam is.

Er zijn drie solide onderbouwde reconstructies gemaakt van Abrahams afstamming, allen gepubliceerd in De Nederlandsche Leeuw. Rijksarchivaris Johan Fox, werkt zijn versie uit (1990) in reactie op een eerder artikel van Mr. G.J .J . van Wimersma Greidanus (1989), die op zijn beurt weer reageert op H.L. Kruimel (1983). Het is een lastig dispuut; alle drie komen ze tot andere voorouders.

Voorlopig hangen we hier de versie van Johan Fox aan. Deze stelt zich als buitenstaander objectief op en baseert zich op meer vanzelfsprekende en realistische aannames dan Kruimel (vooringenomen) en Wimersma Greidanus (speculatief en vergezocht).

Aert Claussone (overl. 1527 of eerder)

Aert Claussone (zoon van Claus) huwt Magdalene Petersdr. Hun kinderen zijn:

  1. Jan Aertzn.
  2. Adriaen Aertzn.
  3. Lynken Aertzn.
  4. Heylken Aertzn.

Aert Claussone overlijdt vòòr 7 februari 1527 volgens een volgens een rentebrief uit Bergen op Zoom. Zijn vier kinderen zijn dan nog minderjarig kinderen en komen onder voogdij van Aert Claussone's broer Jan Claussone (van Nispen), volgens een akte uit Bergen op Zoom:

als voight ende tot behoeff van Aerde Claussoene zijns broeders vier weeskinderen geheeten Jan, Adriaen, Lynken ende Heylken, dair moeder aff is Magdalene Petersdochter.

Broer Jan Claeszn., geboren rond 1477, is timmerman van beroep. Hij wordt van 1518 tot 1549 vermeld als eigenaar van het huis het Hof van Gelre aan de Vismarkt in Bergen op Zoom.

Adriaen Aertzn. (overl 1584 of eerder)

Adriaen Aertzn., alias Arents of Arentsen, zoon van Aert Claussone, huwt mogelijk Maria (Mayke) Marinsdr. van Oosten, mogelijk zijn tweede vrouw. Zij is de dochter van Marinus Janszn. van Oosten en mogelijk een vouw genaam Digne.

Abraham Adriaens is hun kind.

Adriaen Aertzn. is afkomstig van Bergen op Zoom, en wordt op 2 april 1540 poorter van Vlissingen. In 1559 wordt hij in Vlissingen vermeld als kramer en deken van de schutterij. Hij woont in een huurhuis aan de Lange Noordstraat in Vlissingen. Hij wordt ook genoemd als leverancier van spijkers aan koning Philips II in 1568 ten behoeve van herstelwerkzaamheden aan de gevangenis.

Adriaen Aertzn. overlijdt vòòr 1 mei 1584.


42. Aangehaalde kohieren van 1577 en 1578, respectievelijk blz. 75 met verwijzing n a ar fol. 16 verso en blz. 57 met verwijzing n a a r fol. 18. Dank zij de van de gemeente-archivaris van Vlissingen ontvangen fotocopieën viel vast te stellen, da t de getaxeerde huurwaarde van ruim 33 pond aanzienlijk beneden die van het huis van Christiaen Marinussen blijft. Vgl. noot 24 en P. K. Dommisse (1913), blz. 112, noot 1. Zie tevens noot 52 hierna.

43. C. de Waard kon vaststellen, gelijk vermeld, da t Adriaen Aerts in zijn hoedanigheid van deken van de schutterij 30 oktober 1559, toen Vlissingen een nieuw stadhuis nodig had, betrokken

Abraham Adriaens (overl. 1638)

Bestand:Handtekening Abraham Adriaens 1622 Christiaen Abrahams van Nispen 1631.jpg
De handtekeningen van Abraham Adriaens (boven, in 1622), respectievelijk zijn zoon Christiaen Abrahamsz. van Nispen (in 1631).

Abraham Adriaens, zoon van xxx (overl. voor 1579), is geboren in Vlissingen. Hij huwt Digna Bollaert in 1588 in Middelburg. Digna Bollaert, dochter van Anthonis Anthoniszn Bollaert en Digna Piggen, is gedoopt in 1565 in de St. Walburgis in Antwerpen.

Hun kinderen zijn (volgorde onzeker):

  1. Adriaen Abrahamsz. van Nispen, overleden vóór 27 maart 1637.
  2. Maria (Maycke) Abrahamsdr. van Nispen, overleden voor 1662, huwt Heyndrick Grave.
  3. Christiaen Abrahamsz. van Nispen, overleden in 1652 in Vlissingen, lakenkoopman in Vlissingen, huwt Josina van de Steenkiste.

Digna Bollaert overlijdt vroeg, op ca. 34-jarige leeftijd (1596) in Vlissingen. Abraham Adriaens overlijdt in 1638, ook in Vlissingen.

REST

koopman aldaar, pachter van de bierimpost 1588/'89, vermeld als poorter van Middelburg 5 mei 1601, kocht een boomgaard in West-Souburg (1603) en land in Groede en omgeving, gekozen tot gezworene van het waterschap 15 aug. 1618, schonk zijn deel van een perceel grond in Vlissingen aan de Doopsgezinde Gemeente aldaar 27 maart 1637

Adriaen Aertszn. en zijn vrouw Maeycke Marinusdr. van Oosten staan maatschappelijk op vergelijkbare hoogte. Adriaen had een timmerman in Bergen op Zoom tot oom terwijl Maeycke's vader ook timmerman is.

Abraham Adriaense moet zijn ouders vóór 1 mei 1584 verloren hebben, omdat de kerkrekeningen, waarin het begraafrecht verantwoord is, op deze d atum een aanvang nemen en hun namen in deze rekeningen niet voorkomen. Toen moeder Maeycke overleden was - misschien reeds vóór 1580, maa r op zijn laatst niet lang da arn a - moet h a ar broeder Christiaen van Oosten alias Cramer als voogd van moederskant zijn opgetreden. Denkbaar is, da t er bij het overlijden van vader Adriaen geen familielid van zijn kant bij de hand was om zijn plaats in te nemen en Abraham hierdoor nooit een voogd van vaderszijde heeft gehad.

H. L. Kruimel heeft opgemerkt, dat Abraham’s maatschappelijke positie boven die van Adriaen Aerts alias Arents uitstak. Vader Adriaen stond in financiële welstand onmiskenbaar bij zijn zoon Abraham, maar ook bij zijn zwager Christiaen van Oosten ten a c h te r42. Aan de andere kant dient Adriaen’s maatschappelijke positie als deken van een der drie schuttersgilden te Vlissingen toch niet te worden o nderschat43. Nageslacht van Christiaen van Oosten is niet bekend. Het heeft er alle schijn van, dat hij geen kinderen heeft nagelaten en dat Abraham zijn fortuin aan oom Christiaen te danken had. Mijns inziens lijdt het geen twijfel, dat het fortuin, dat we bij vader Adriaen nog missen, maar dat de zoon Abraham volop ter beschikking had, de m a a tschappelijke opgang van het geslacht in hoge mate heeft bepaald.

Van doopsgezind naar katholiek naar adel

3e generatie Adriaen van Nispen, kleinzoon van Abraham Adriaens via zijn zoon Christiaen Abrahamsz. van Nispen, is geboren in Vlissingen maar verhuist naar Leiden (poorter in 1643) waar hij lakenkoopman wordt.

Hoewel de familie Van Nispen van oudsher doopsgezind is zullen nazaten van Abraham Adriaens, via zijn zoon Christiaen Abrahamsz. van Nispen overgaan tot het katholieke geloof.

Abraham en zijn zoon Christiaen (2e generatie), lakenkoopman van beroep, zijn nog trouwe mennonieten en schenken in 1637 delen van hun huis aan de Peperdijk in Vlissingen aan de doopsgezinde gemeente.

Op zijn beurt treedt Christiaens zoon Adriaen van Nispen (3e generatie, overleden ca. 1654) op als leraar van de doopsgezinden in Middelburg. Hij is evenals zijn vader lakenkoopman. Gedurende enkele jaren oefent hij zijn bedrijf uit in Leiden, waar hij in 1645 huwt met Johanna van Hoogmade.

4e generatie Christiaen (Christianus Franciscus) van Nispen (1653), want jongste zoon van Adriaen vestigt zich definitief als lakenkoopman in Leiden. Zijn oudste broer Abraham (Amandus) ontfermt zich over hem na de dood van hun ouders. Abraham is in 1671 overgegaan tot het rooms-katholiek geloof en in Leuven gaan studeren, waar hij in 1675 tot priester wordt gewijd.

Vermoedelijk onder invloed van deze broer bekeert ook Christiaen zich in dat jaar tot het rooms-katholicisme, hoewel lijfsbehoud ook een reden kan zijn; als doopsgezinde waren je lijf en goed nooit zeker bij de voortdurende godsdiensttwisten. Nazaten van 4e generatie Christiaen van Nispen zullen huwen met katholieke regenten- en adelsgeslachten.

Bronnen en verantwoording

Uitgaven van De Nederlandsche Leeuw:

  1. H.L. Kruimel, De oudste generaties van het geslacht Van Nispen en hun verwanten, jrg. 100 (1983), 225 - 254.
  2. G.J.J. van Wimersma Greidanus, Het laatste woord over de Van Nispen-afkomst?, jrg. 106 (1989), 66 - 78.
  3. J. Fox, De ouders van Abraham Adriaens van Nispen, jrg. 107(1990), 2-21
  4. G.J.J. van Wimersma Greidanus, Het laatste woord over de Van Nispen-afkomst?, jrg. 107 (1990), 21-35.
Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen