Beijen Doens, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Sappige zalmen van 1,5 meter)
(Sappige zalmen van 1,5 meter)
Regel 288: Regel 288:
  
 
Bij de ''staalvisserij'' werden geen netten gebruikt zoals bij de drijfvisserij (sleepnetten) en de zegenvisserij (netten van oever tot oever). Men plaatste een aantal lange stokken (stalen) aan de rand van de rivier, waartussen fuiken werden bevestigd. Eén stok aan het einde waar de vis gevangen zit
 
Bij de ''staalvisserij'' werden geen netten gebruikt zoals bij de drijfvisserij (sleepnetten) en de zegenvisserij (netten van oever tot oever). Men plaatste een aantal lange stokken (stalen) aan de rand van de rivier, waartussen fuiken werden bevestigd. Eén stok aan het einde waar de vis gevangen zit
en twee bij de geleiders waarlangs de vis de fuik ingaat. Een slim geplaatste steek (een vlechtwerk van wilgenteen) vormde een barriere voor stroomopwaarts zwemmende vissen (vaak zalm), waarna de vissen listig de fuiken in worden geloodst waar ze niet meer uitkwamen.
+
en twee bij de geleiders waarlangs de vis de fuik ingaat. Een slim geplaatste steek (een vlechtwerk van wilgenteen) vormde een barriere voor stroomopwaarts zwemmende vissen (vaak zalm), waarna de vissen listig de fuiken in werden geloodst waar ze niet meer uitkwamen.
  
In de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijn-Maas-Scheldedelta Rijn-Maas-Scheldedelta] werd op deze manier veel op zalm gevist, die vroeger net zo overvloedig voorkwam als in Noorse wateren. Als de jonge zalmen na hun verblijf op zee weer de rivieren opzwollen om te paaien konden ze wel 1.50 meter lang zijn en 30 kilo wegen. Zalm werd vroeger veel gegeten, hoewel het duurder was dan 'volksvoedsel' haring.
+
In de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijn-Maas-Scheldedelta Rijn-Maas-Scheldedelta] werd op deze manier veel op zalm gevist, die vroeger net zo overvloedig voorkwam als in Noorse wateren. Als de zalmen na hun verblijf op zee weer de rivieren opzwommen om te paaien konden volwassen exemplaren wel 1.50 meter lang worden en 30 kilo wegen. Zalm werd vroeger veel gegeten, hoewel het duurder was dan 'volksvoedsel' haring.
  
 
Er is veel onderzoek gedaan naar de vraag waarom er vrijwel geen zalm meer te vinden in in Nederlandse wateren. De boosdoener heeft lang overbevissing en watervervuiling geheten, maar ecologen denken tegenwoordig dat de massale introductie van watermolens [http://historiek.net/komt-watermolen-deed-nederlandse-zalm-de-das-om/60756/ de zalm de das omdeed].
 
Er is veel onderzoek gedaan naar de vraag waarom er vrijwel geen zalm meer te vinden in in Nederlandse wateren. De boosdoener heeft lang overbevissing en watervervuiling geheten, maar ecologen denken tegenwoordig dat de massale introductie van watermolens [http://historiek.net/komt-watermolen-deed-nederlandse-zalm-de-das-om/60756/ de zalm de das omdeed].

Versie van 12 dec 2016 om 23:18

Het leven van de Beijens speelt zich generaties lang af op twee vroege Zuid-Hollandse eilanden binnen de heerlijkheid Putten, gescheiden door de Maas; midden-rechts op de afbeelding Putten (eiland) met Gervliet, nuGeervliet, en rechts daarvan Putten over de Maas met Portegale, nu Poortugaal. Reconstructie van de situatie rond 1300.
Zo ziet de omgeving van de oude Putteneilanden er nu uit. Putten (eiland) maakt nu deel uit van het dubbeleiland Voorne-Putte. Spijkenisse heeft Geervliet voorbijgestreefd als grootste gemeente onder de rook van het Botlekgebied. Aan de andere kant van de Oude Maas het eiland IJsselmonde met Hoogvliet en Poortugaal. Kaart uit 2013.
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe
de Haan
Swertz
Ekker
Rijshouwer
van der Sijden
Koornneef > Hoogendijk
Beijen Doens

Deze pagina beschrijft de voorouders van Neeltje Cornelisdr., dochter van Cornelis Doensz. (rond 1485). Zij is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker.

Door haar huwelijk met Dirck Cornelisz. Koornneef verdwijnt het patroniem Beijens van haar voorouders bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

Beije van de eilanden

Bestand:Bij v2.jpg
Voor zover bekend heeft de naam Beije niets te maken met het insekt de bij.

De achternamen Beijen, Beijens, Beyen en Beyens zijn ontstaan uit het patroniem Beije(n)szoon of Beije(n)sz.

De voornaam Beije of Beye is nu vrijwel vergeten, maar was lang geleden gemeengoed op de Zuid-Hollandse eilanden vooral op Voorne-Putten, IJsselmonde en in de Hoekse Waard. Niet toevallig liggen daar ook de plaatsen Oud-, Nieuw- en Zuid-Beijerland.

Pachten en bedijken

De twee eilanden waar de Beijens woonden en werkten. Gemarkeerd de oorden gerelateerd aan de Beijens die op deze pagina terugkomen. Reconstructie van hoe het was rond 1400.
De Beijens op deze pagina leven rond 1250 - 1550, ruwweg de late middeleeuwen. Afbeelding uit die tijd van een feestmaal. Een man onder opgeknoopte worstjes en een gedeeltelijk opgegeten ham doet zich tegoed aan lekkere spijzen . Onderwijl verwarmt hij zijn voeten en vult een bediende drank bij. Belgisch psalmboek midden 13e eeuw, Paul Getty Museum.

De Beijens, vroeger vaak als Beyens gespeld, behoren tot het midden van de 15e eeuw tot een vooraanstaande familie in de heerlijkheid Putten. De Beijens bezitten zelf grond en pachten grond dat in leen is gegeven door de Heren van Putten, de adellijken die Putten in eigendom hebben.

Ook zijn ze betrokken bij het bedijken van stukken land en dragen zo bij aan de inpoldering van het Zuid-Hollandse deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta. Ze zijn terug te vinden op twee vroege Zuid-Hollandse eilanden behorend tot Putten (eiland) en gescheiden door de Maas:

De vroegste generaties

De vroegste generaties van vader op zoon:

  • Rutgher Beijens, geboren 28 december 1228 in Pernis, aldaar overleden.
  • Dirck Rutghersz., geboren in 1260 in Pernis, in 1337 beleend met land te Vlaardingen. Mogelijk zelfde jaar overleden.
  • Rutgher Diddericsz., geboren rond 1288 in Poortugaal en aldaar overleden in 1357 of later. Op 19 juni 1357 neemt Rutgher met Jacob Jan van Moerdrecht, Scildman Pietersz, Hughe Buest Maenkensz van de Heer van Putte Rughezand tussen Hoogvliet en Pernis aan ter bedijking.
Rutgher Diddericsz gaat in 1357 een plaat bedijken die later de polder Roozand wordt bijPernis. Kaart uit 1940
De Rijn-Maas-Scheldedelta bestaat rond 1300 nog uit een patchwork van losse eilandjes. Bij de rode pijl ligt het bedijkte gebied Rughezand dat Rutgher Diddericsz., bedijkt in 1357. Reconstructie van de Zuid-Hollandse eilanden voor 1300.

Rughezand was vermoedelijk geen gors of kwelder, maar een plaat met „rughe zant", dus ruig zand, later de polder Roozand in Pernis.

Beije Rutgersz. (ca. 1324)

Het 'buitenbier' (gebrouwen buiten de stad) mocht niet verder worden vervoerd voordat de pachter van de bieraccijns, zoals Beije Rutgersz., zijn belastingpenningen had ontvan­gen. Detail van een 20e eeuwse schoolplaat die de Hanzenstad Kampen in de 15e eeuw voorstelt.

Beije Rutgersz., zoon van Rutgher Diddericsz., is geboren omstreeks 1324. Hij huwt ca. 1349 met een vrouw, wiens naam niet achterhaald is. Alle gebeurtenissen, geboorten, huwelijken en overlijden binnen de familie vinden plaats in Poortugaal. De kinderen die de volwassenheid behalen:

  1. Ytswij Beijensdr.
  2. Beije Beijensz (ca. 1350)
  3. Willem Beijensz.
  4. Rutgher Beijensz.
  5. Hughe Beijensz.

Uit de vele transacties waar Beije Rutgersz. bij betrokken is zien we hem als pachter van land en bieraccijns en als eigenaar van land. Het is allemaal nauwkeurig vastgelegd:

  • In 1378 en 1379 pacht hij 8 lijn land te Poortugaal tegen 5sc.6d.0gr.4m. Hetzelfde land pacht hij Van 1381 - 1398 tegen 4sc.0gr.
  • In 1379 pacht hij de bieraccijns te Poortugaal tegen 13sc.9d.0gr.
  • In 1379 pacht hij samen met Heyn Bet en Arnt Dircxz 6 gemet land tegen 11sc.3.0gr.
  • In 1383 en 1384 pacht Beije samen met Jan Dericxz de bij Pernis gelegen buitenlanden Oostbroeck tegen 33 1/2 pond hollands en Backersoord tegen 17pond10sc.
  • In 1385 pacht Beije 2 1/2 gemet 7 1/2 roede land te Poortugaal tegen 50sc. hollands en in 1394 6 gemet min 50 roede land te Spijkenisse tegen 6 pond hollands.
  • Op 23 Maart 1393 krijgt Beije een schair op de Oord van het ten oosten van Pernis gelegen 's-Gravenambacht van de Heer van Putten.
  • In 1399 staat hij in Spijkenisse borg voor Willem Wissensz die tegen 20 pond hollands een deel van de bieraccijns aldaar heeft gepacht.
  • Op 8 Juli 1400 wordt Beije als eigenaar van land te Oedenvliet (Hoogvliet) vermeld.
Miniatuur van een tavernetafereel ter illustratie van gulzigheid. Mannen drinken er op los terwijl de keldermeester drank doorgeeft. Verhandeling in het latijn over de zeven ondeugden van Cocharelli. (index Cocharelli) gedateerd 1330-1345, datering: 1330 - 1345
Beije Rutgersz. maakt in de veertiende eeuw het eind mee van de transitie van het bier brouwen door monniken (buiten de kloostermuren was het verboden) naar stadsbrouwerijen om de massale vraag naar bier aan te kunnen. Middeleeuwse afbeelding van een Duitse monnik met biervat.

In 1379 verpacht het bestuur van Poortugaal dus bieraccijnzen aan Beije Rutgersz. Voor een vast bedrag verwerft hij daarmee het recht om accijns (belastingpenningen) te heffen op bier.

De gangbare praktijk in de laatmiddeleeuwen was dat geïnteresseerden enkele malen per jaar konden bieden op de pacht van bieraccijns. Het ging om flinke bedragen, oplopend tot duizenden ponden, en daarom alleen weggelegd voor burgers in goeden doen. Er moest ook vooraf contact afgerekend worden, de reden wellicht waarom Beije een keer tegen 20 pond borg staat voor kort bij kas zittende collega Willem Wissensz .

Aan het innen van bieraccijns kon je je geen buil vallen. In de middeleeuwen dronk iedereen elke dag (slap) bier: kinderen, volwassenen, zwervers en notabelen. Water uit de grachten of rivieren was niet veilig, bier daarentegen wel, en koffie en thee bestonden nog niet. Voor vele stadsbesturen was bieraccijns een van de belangrijke bronnen van inkomsten.

Beije Beijensz. (ca. 1350)

Beije Beijensz. wordt in 1395 met land beleend door Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten en Strijen. Zweder is een van de heren van Putten die vanuit het hier afgebeelde hofcomplex in Geervliet vanaf 1304 regeren over hun heerlijkheid. Het kasteel is in 1823 gesloopt. Gewassen krijttekening van Roelant Roghman, Rijksprentenkabinet Amsterdam

Beije Beijensz., zoon van Beije Rutgersz. (ca. 1324), is geboren rond 1350. Hij huwt rond 1381 Elizabeth (Lijsbeth), geboren in 1354. Alle gebeurtenissen, geboorten, huwelijken en overlijden vinden plaats in Poortugaal. Hun kinderen zijn:

  1. Beije Beijensz. (overleden na 1429)
  2. Doen Beijensz. de Oude (ca. 1382)

Beije Beijensz. overlijdt vóór 8 juni 1408.

Beije Beijensz. wordt vermeld als leenman van Putten. In 1395 en 1396 pacht hij land van Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten en Strijen. Het land ligt bij Poortugaal; de strook grond langs de dijk tussen Poortugaal en Deijffel.

Hij betaalt een kapoen (gecastreerde haan) per jaar tussen 1395 en 1398 voor een hofstad gelegen op de droge dijk tussen Poortugaal en de Eyffel voor zijn weg. De enige weg die op deze dijk uitkomt is de Puttenpoelse weg (later Poortugaalse weg).

De memorielanden

Als je, zoals de Beijens,de armen had geholpen en ervoor gezorgd had dat deze voor je bidden zat je dubbel goed. Je zieleheil ging met sprongen vooruit zodat je maar kort in het vagevuur hoefde te vertoeven voordat je in de hemel werd toegelaten. Afbeelding; personificatie van armoede (pauperitas), zijnde een deugd, uit een serie van veertien deugden en ondeugden. fecit: Heinrich Aldegrever naar prent van Cornelis Anthonisz., Duitsland, 1549

Beije en zijn latere familieleden stichten memorielanden in Poortugaal en omstreken. Beije Beijensz. zelf sticht met zijn moeder een memorie in de Vernellenhouck, ook Vernelle Hoek genoemd.

Het blokje land meet 2 gemet, ca. een hectare, en ligt tussen de Puttenpoelse weg en de Jachtdijk ten noorden van de Varleweg en ten zuiden van de watering de Lange Fluit, die dit land scheidt van het blokje, waarin het land de Cleyne Hole ligt. Zijn zoon Doen Beijensz. vestigt ook zijn memorie op 2 gemet land in Vernellenhouck, te versterven op zijn beurt op zijn zoon Beije Doensz.

In de late middeleeuwen komt het vaak voor dat gegoede burgers een eigen memorieland of vicarieland stichten. Van zo'n land diende een deel van de opbrengst aangewend te worden om de onkosten te dekken van een jaarlijkse zielenmis op de sterfdag van de stichter. Deze moet namelijk in memorie gehouden worden.

Tegelijkertijd kregen de levenden ook aandacht; er werd brood uitgedeeld aan de armen. Het wordt wel gezien als de oorsprong van het latere stelsel met prebendes waarmee de gelden opgebracht moesten worden voor het levensonderhoud van geestelijken.

De stichter bepaalde in de regel dat memorielanden, nadat ze in eigendom overgingen aan de nakomelingen van de stichter, na. een of twee generaties aan de kerk zou komen, als een daad van barmhartigheid.

Na de reformatie worden de inkomsten uit de memorielanden gebruikt voor hulp aan de armen die door de kerk of de diaconie worden onderhouden. Vanaf 1827 worden de memorielanden in Poortugaal beschouwd als normaal te verhandelen eigendom.

Bij de Beijens blijven de memories lang mede-eigendom in de familie en worden gestaag uitgebreid, blijkt uit de registers; zoon Doen Beijensz. wordt bijvoorbeeld genoemd als belender (mede-eigenaar) in de blaffaard (register) van de memorielanden van zijn vader.

De Beijens trachten door het stichten van hun memorielanden het verblijf in het vagevuur zo kort mogelijk te houden. Het thema komt vaak terug in het werk van Jheronimus Bosch; hier een detail van het middenluik van Het Laatste Oordeel (1500-1525) dat mogelijk refereert naar het vagevuur.
Er zijn geen schilderijen of standbeelden bekend van de Beijens. Doen Beijensz. de Oude (ca. 1382), de meeste bekende, moet het doen met een straatnaam in Poortugaal.

Op de secretarie van Poortugaal werd zorgvuldig geadministreerd wie erfgenamen waren. Dit register is mogelijk de oudste parenteel (afstammingslijst) die we kennen in Nederland. De eeuwenlange vergaring van waardevolle historische gegevens is nu natuurlijk een lust voor genealogen.

Beije Beijens zoon, Doen Beijensz, wordt ook wel aangeduid als de vader van de Hoekse Waard en IJsselmonde. Hoewel de mannelijke lijn na een aantal generaties uitsterft, is hij van vele, zoniet alle boerenfamilies in deze streek een stamvader.

De memoriecultuur waar de Beijens zich aan overgeven was een belangrijk onderdeel van de christelijke cultuur van voor het protestantisme. Iemand die geld of diensten had gedoneerd vroeg als tegenprestatie dat men voor hem bad, om de zieleheil van de gulle gever dichterbij te brengen.

In reglementen van bijvoorbeeld hofjes voor ouden van dagen stond vaak precies hoe vaak de bewoners voor de overleden stichter moesten bidden, variërend van eenmaal per jaar tot dagelijks.

Met de gift voldeed een stichter voor een deel aan de zeven daden van barmhartigheid gericht om de armen te helpen; eten geven aan de hongerigen, drinken geven aan de dorstigen, het kleden van de naakten, onderdak bieden aan de reizigers, het bezoeken van de gevangenen, het verzorgen van de zieken en het begraven van de doden.

Je ziel was daarmee verder bevrijd van zorgen en beklemming na de dood, zodat je maar kort in het vagevuur hoefde te vertoeven voordat je in de hemel werd toegelaten. Deze ‘sjacherrelatie’ tot God met de aflaat als uitwas, was een belangrijke reden voor protestanten om zich in de 16e eeuw af te scheiden van het katholieke geloof.

Doen Beijensz. de Oude (ca. 1382)

Jacob van Gaesbeek ((ca. 1390 - 1459), ook Jacob van Abcoude genaamd, was een van de rijkste edelen van de vroege 15e eeuw. In 1429 beleent hij Doen Beijensz. de Oude met een stuk land in Poortugaal.

Doen Beijensz. de Oude, ook Doedijn genoemd, zoon van Beije Beijensz. (ca. 1350), is geboren rond 1382.

Nadat hij zijn eerste vrouw Margriet Heijndricks (geboren ca. 1386), rond 1407 huwt, hertrouwt hij vermoedelijk na haar overlijden. Het is niet bekend van welke moeder onderstaande kinderen zijn.

Alle gebeurtenissen, geboorten, huwelijken en overlijden vinden plaats in Poortugaal.

  1. Ariaentgen/Adriaentje Doen Beyensdr., huwt Dirck Westgeest, burgemeester te Rotterdam, beiden in of voor 1461 overleden aan de pest.
  2. Aegte Doen Beijensdr. geboren ca. 1405.
  3. Huig Doensz.
  4. Beijen Doensz. (ca. 1410)

Doen Beijensz. moet vóór 11 september 1452 overleden zijn, de dag dat zijn zoon Beije Doensz beleend wordt met het leenland van zijn vader. Zijn eerste vrouw Margriet sterft in 1446.

Beleend met Poortugaals land

Bestand:Jacob abcoude.jpg
Miniatuur uit ca. 1450 waarbij Filips de Goede van Bourgondië het register met alle privileges van de Hollandse graven (Remissorium Philippi) in ontvangst neemt. Ook Jacob van Gaesbeek, ook Jacob van Abcoude genoemd, de leenheer van Doen Beijensz. de Oude, komt voor: links van Philips de Goede met onder zijn kin een geknoopte muts (uitsnede).

Tussen 1429 en 1452 is Doen Beijensz. leenman van Putten. Een oorkonde (een van de vele) van Jacob van Gaesbeek legt op 1 april 1429 vast dat hij Doedijn Beyenzoon heeft beleend met een stuk land in Poortugaal 2 gemet groot aan de Hofweg:

Wij, Jacob, heere tot Gaesbeke etc. , doen cond allen luden, dat voir ons ende voir oonsen mannen hiernabgescreven gecomen is Doedijn Beyen soon ende heeft ons upgedragen tot onsen vrijen eygen twee gemeten lants gelegen in Poortegael, dair aen die westzide naist gelant is onse capittel van Gheervliet ende aen die zuutoostzide Beye Lemssoone,
welke twee gemeten lants voirs. wij Doedijn voirscr . weder verlijet hebben ende verlijen mit desen brieve van ons ende onsen nacomelingen hiende sine nacomelingen te houden tot enen rechten erfleen, in deser manieren, dattet altoos comen sal up enen persoen, den outsten ende den naisten ende den jonger man t e gaen voir dat ouder wijf, dair si beyde even na sijn , te verheergewaden also dicke, als't versterven sal, mit enen stoop wijns van den Rijn.
Hier bij ende over waren als onse manne Ector van Elingen , Willem Hugensoon ende Jan Hugensoon.
Ende hebben te orconde etc.
Gegeven opten eersten dach in aprille in 't jair ons Heren 1429.

Tussen 1432 en 1434 en in 1445 komen we Doen Beijensz. tegen als leenmangetuige voor dezelfde Heer van Putten. De belening van het land gaat over van vader op zoon; op 11 September 1452 wordt zijn zoon Beije Doensz beleend met het leenland van zijn vader.

Wederopbouw na de vloed

De Sint Elisabethsvloed met de dijkbreuk bij Wiedrecht. Oorspronkelijk de buitenzijde van de rechtervleugel van een anoniem 15e eeuws kerkaltaarstuk in Wiedrecht.

De heer van Putten noemt Doen Beijensz. de Oude in 1434 een van onsen mannen vant lant van Putte die deel uitmaken van een consortium, dat in 1436, kort na de Sint-Elisabethsvloed (1421), de bedijking van het Oudeland van Strijen op zich neemt.

De voortdurende strijd tegen het water eist regelmatig zijn tol. In de middeleeuwen is het dorp Putten op het gelijknamige eiland na een serie stormvloeden verzwolgen en verloren gegaan.

Een nieuw dieptepunt vormt 1421 als de Sint Elisabethsvloed een groot deel van Brabant en Zuid-Holland in een watervlakte herschept met duizenden doden als gevolg. Door het watergeweld ontstaat het Spui, een nieuwe waterdoorgang die het eiland Putten onder doorsnijdt; het komt deels in de Hoekse Waard te liggen.

Het plaatsje Strijen lag oorspronkelijk aan zee, maar is door inpoldering landinwaarts komen te liggen. Het land van Strijen is rond 11e eeuw een getijdegebied met veel slikken, gorzen en getijdegeulen. Bewoners beginnen met het omkaden van grond en het aanleggen van vliedbergen of ‘hillen’ om gewassen en vee droog op te kunnen slaan.

Ten tijde van de St. Elisabethsvloed worden de dijken rond het drooggevallen land slecht beheerd; ondergraving door het darinckdelven (zoutwinning uit veen) en verwaarlozing vanwege de Kabeljauwse twisten. Door de vloed wordt dan ook het hele gebied weggevaagd.

Voor het herstel wordt geen beroep gedaan op Cisterciënzer monniken, maar op de poorters en boeren uit de omgeving. In 1436 wordt een consortium gevormd met het doel zoveel mogelijk land te heroveren door bedijking en inpoldering. Tot de deelnemers behoren ‘Pieter Renger Willems soon, Doedijn Beijen soon ende Heinric Olerts soon mit horen medegesellen uit Poortegael.

In 1436 wordt de polder Het Oude land van Strijen als eerste herbedijkt, waarmee het één van de oudste polders van de Hoeksche Waard is.

Doen Beijensz. onderhoudt een goede relatie met zijn leenheer, de heer van Putten; in een aantal oorkonden wordt hem land in leen gegeven, zoals in 1455: eenen dijck gelegen an die Moelen binnen onsen lande ende herlicheit van Portegael mitten Zweerdijkcksen dijkck streckende totten ouden Rodensen Dijck. Het leen markeert nu de noordgrens van de Albrandswaardpolder.

Nog meer uit de blaffaard

Uit het register (blaffaard) zijn nog meer gegevens bekend van Doen Beijensz., voornamelijk over de vele memorielanden in zijn familie:

  • Doen Beijensz. heeft land gemeen met Gheen Jansz en diens zwager Simon Bartoutsz op 10 Mei 1442.
  • Doedijn vestigt zijn memorie op 2 gemet land in Vernellenhouck, te versterven op zijn zoon Beije Doensz..
  • Twee dochters van hem stichten ook memorieen, nl. Aechte (of Aegte) Doen Beyensdochter, verzekerd op 2 gemet land in Oedenvliet, genaamd Vranckenland, te versterven op haar zuster, Ariaen DoenBeyensdr., gehuwd met Dirck Westgeest, burgemeester te Rotterdam.
  • Daar Ariaen en haar man op 1 juli 1461 beiden overleden zijn, moet de memorie van Aechte (of Aegte), die kennelijk ongehuwd is, voor deze datum zijn gesticht . Haar zuster, die met haar man o.a. 48 gemet land te Poortugaal nalaat, vestigt haar memorie op 2 gemet land aan de Moelenweg, te versterven op haar jongste kind. Op 24 april 1475 worden door de weeskamer van Rotterdam aan haar kinderen de laatste rentebrieven en juwelen overhandigd.
  • Een kinderloos overleden zoon is Huych (ook Huig) Doensz., wiens memorie is gevestigd op 2 gemet land, genaamd Huych Blixsland, te versterven op Beye Doensz. en vervolgens op de oudste en naaste van Doen Beyensz.

Beijen Doensz. (ca. 1410)

Beijen Doensz., zoon van Doen Beijensz. de Oude (ca. 1382), is geboren rond. 1410. Hij huwt ca. 1433 met Lysbeth of Lijsbeth, geboren ca. 1412. Alle gebeurtenissen, geboorten, huwelijken en overlijden binnen de familie vinden plaats in Poortugaal. Hun kinderen zijn:

  1. Cornelis Beijensz.
  2. Maria Beijensz.
  3. Marritgen Beijensz.
  4. Aert Beijensz.
  5. Doen Beijensz. de Jonge (1460)

Beijen Doensz. overlijdt vóór 8 jan 1485. Lijsbeth overlijdt op 17 december 1485

Teveel om op te noemen

Er is een overdaad aan gegevens over Beijen Doensz., ondoenlijk om een selectie te maken, dus maar alles opgenomen en wat ingedikt.

Details geven inzicht over wat hen zoal bezig hield qua werk en gezinsleven in de laat-middeleeuwse maatschappij; een zus die aan de pest overlijdt en waarvan de kinderen moeten worden overgenomen, het betalen van een kapoen, het pachten van activiteiten, zoals de staalvisserij, lammertiende en de zwaandrift, die een aardig zakcentje zullen opbrengen.

Hoofdactiviteit zal waarschijnlijk, zoals bij de meeste tijdgenoten, de landbouw en de veeteelt zijn geweest op de landerijen die de Beijens in eigendom hebben of pachten.

  • Op 11 September 1452 wordt Beijen beleend met het leenland van zijn vader.
  • Van 1454 tot 1455 en in 1457 wordt Beijen vermeld als leenmangetuige voor de heer van Putten. Van 1458 tot 1462 is hij leenman van de hofstad Putten in Poortugaal,
  • Van 1458 tot 1462 is Beijen schepen van Poortugaal.
  • Hij vestigt zijn memorie op land te Nieuw-Rhoon samen met zijn oudste zoon Aert. Beijen Doenssz' vrouw sticht zelfs een wekelijkse memorie op land in Pernis.
  • Beijen neemt op 8 December 1455 twee droge dijken te Poortugaal in leen. Het betreft hier de latere Kruisdijk en de dijk gelegen langs de korenmolen, die achter de dijk van Albrantswaard zijn komen te liggen. Juist ten noorden van de plaats, waar de beide lenen elkaar ontmoeten, ligt een boerderij tegen de binnenkant van de dijk op de dijkzate, waarvoor jaarlijks één kapoen (gecastreerde haan) moet worden betaald. Deze betaling geschiedt van 1459 tot 1469 door Beijen. De boerderij wordt dan nog naar een vorige eigenaar de Thomashofstede genoemd. In deze periode is hij 32sc. 6d. aan jaarlijkse accijns verschuldigd voor 4 gemet 1 lijn land bij de kerk en 3 pond hollands voor 7 1/2 gemet land, genaamd de Grote Weyde.
  • Van 1459 tot 1465 betaalt Beijen 18sc. hollands voor de quade 6 gemet.
  • Van 1459 tot 1462 pacht Beijen samen met Jan Mattensz de staalvisserij van Battenoert tegen 37 pond hollands en van 1466 tot 1468 de potinge in die Roden als rietbroek en visserij tegen 5 1/2 pond.
  • Van 1461 tot 1465 pacht Beijen de droge dijk tussen het Oostdorp en de Driendijk, de plaats waar zijn leendijken bij de boerderij beginnen, tegen 2 pond 16 1/2, in 1466 tegen 20sc.
  • In 1461 pacht Beijen tienden van Waddenswaert tegen 7 pond 10 1/2 sc. en in 1465 die voor het dorp tegen 10sc. en de lammertiende tegen 4 pond 1sc.
  • Op 1 Juli 1461 wordt Beijen genoemd als voogd over de kinderen van zijn zuster Ariaentge die aan de pest is overleden.
  • Beijen pacht in 1462 een tiende gelegen tot Poortugaal.
  • Beijen zegelt op 1 Mei 1465 voor zijn neef Olaert Hendricksz. Hij vestigt samen met zijn oudste zoon Aert Beijensz een memorie op 2 gemet land in Vernellenhouck, te versterven op zijn zoon Doen. Deze laatste wordt na de dood van zijn vader op 8 Januari 1485 beleend met diens lenen.
  • Beijen pacht de zwaandrift in Poortugaal van 1466 tot 1468 tegen 2 pond 5sc. In 1469 betaalt hij hiervoor 2 pond.
  • Beijen houdt van 1466 tot 1469 2 gemet land aan de Puddikepoelseweg tegen 28sc. samen met Claisz Gout en Wouter Petersz het grootste deel van het land te Poortugaal van het klooster Nieuwlicht in pacht tegen 283 rijnsguldens 9 st.

Sappige zalmen van 1,5 meter

Beijen Doensz. pacht Van 1459 tot 1462 met Jan Mattensz de staalvisserij van Battenoert tegen 37 pond hollands en van 1466 tot 1468 de potinge in die Roden als rietbroek en visserij tegen 5 1/2 pond.

Battenoert, tegenwoordig Battenoord, is een gehucht op het Zuid-Hollandse eiland Overflakkee. Het ligt aan de zuidelijk stromende Grevelingen, en daardoor geschikt voor de visserij.

Bij de staalvisserij werden geen netten gebruikt zoals bij de drijfvisserij (sleepnetten) en de zegenvisserij (netten van oever tot oever). Men plaatste een aantal lange stokken (stalen) aan de rand van de rivier, waartussen fuiken werden bevestigd. Eén stok aan het einde waar de vis gevangen zit en twee bij de geleiders waarlangs de vis de fuik ingaat. Een slim geplaatste steek (een vlechtwerk van wilgenteen) vormde een barriere voor stroomopwaarts zwemmende vissen (vaak zalm), waarna de vissen listig de fuiken in werden geloodst waar ze niet meer uitkwamen.

In de Rijn-Maas-Scheldedelta werd op deze manier veel op zalm gevist, die vroeger net zo overvloedig voorkwam als in Noorse wateren. Als de zalmen na hun verblijf op zee weer de rivieren opzwommen om te paaien konden volwassen exemplaren wel 1.50 meter lang worden en 30 kilo wegen. Zalm werd vroeger veel gegeten, hoewel het duurder was dan 'volksvoedsel' haring.

Er is veel onderzoek gedaan naar de vraag waarom er vrijwel geen zalm meer te vinden in in Nederlandse wateren. De boosdoener heeft lang overbevissing en watervervuiling geheten, maar ecologen denken tegenwoordig dat de massale introductie van watermolens de zalm de das omdeed.

Zwanendrift niet meer van deze tijd

Bestand:Zwanen tuinen-het-kasteel-fontainebleau 2.jpg
Beijen pacht de zwaandrift in Poortugaal. Het bezit van de adellijke vogels in de kasteelgracht droeg bij aan je status. Foto; zwanen bij Chateau de Fontainebleau onder Parijs.

Beijen pacht de zwaandrift in Poortugaal van 1466 tot 1468 tegen een niet gering bedrag van 2 pond. Bij deze aparte vorm van pluimveehouderij worden geringde zwanen gehouden, verhandeld en aan het einde van hun leven vaak door de heer opgegeten.

De zwanen zijn niet gekooid of omheind. Ze zwemmen vrij rond. Om te voorkomen dat ze wegvliegen worden ze jong geleewiekt; het middenhandsbeentje wordt aan één vleugel geamputeerd.

De zwaan werd gezien als een adellijk dier en het bezitten van zwanen in de kasteelgracht droeg bij aan de status. De zwanendrift was vooral populair van de veertiende tot de zeventiende eeuw.

Bestand:Zwanendriiver en leewieken v3.jpg
Een van de laatste zwanendrifters in Nederland aan het werk (2015, links) en een illustratie van het leewieken om te voorkomen dat de zwanen weg kunnen vliegen.

Het houden van zwanen was een vorstelijk, en later heerlijk recht dat door de vorst meestal in leen werd gegeven aan een ambachtsheer of stad. De schout of hoge ambtenaar die ermee belast was werd de pluimgraaf genoemd.

19e eeuws bord over het straffen van zwanenschenders.

Het zwanendriften is pas in 2016 bij wet verboden na druk van dierenrechten-organisaties. Aanleiding was een onfrisse zaak in 2015 waarbij de (laatste) zwanendrifters werden beboet wegens het illegaal driften van wilde zwanen.

Doen Beijensz. de Jonge (1460)

Doen Beijensz. (de Jonge), zoon van Beijen Doensz. (ca. 1410), is geboren in 1460 in Poortugaal, Hij huwt Aeskin (Haesken) in 1480. Aeskin is geboren in 1453. Alle gebeurtenissen, geboorten, huwelijken en overlijden binnen de familie vinden plaats in Poortugaal. Hun kinderen zijn:

  1. Cornelis Doensz. (rond 1485)
  2. Beijen Doensz.
  3. Willem Doensz. (1471 - 1556), huwt Ida Jansdr.
  4. Aert Doensz.
  5. Maartje Doensz.
  6. Liedewij Doensz.
  7. Neeltje Doensz.
  8. Lijsbeth Doensz.

Doen Beijensz. overlijdt vóór 1515 op een leeftijd van hoogstens 55 jaren oud.

opmerkingen 1

  • Doen wordt in 1484 vermeld als Leenman van Putten. In 1491 en 1507 wordt hij genoemd als Schepen van Poortugaal.
  • Doen is de stichter van de grote memorielanden te Poortugaal.
  • Doen wordt op 28 Januari 1485 beleend met de leengoederen van zijn vader.
  • Op 13 Juni 1544 beloofde Roelof Pleunen aan Francois Doeijensz te vrijen met een halve boomgaard te Arkel, zoals Francois in Poortugaal Willem Doeijensz en zijn broer Beije Doeijensz heeft moeten vrijen in de Baljuwschap van Putten en aan Adriaan Willemsz.
  • In 1504 wordt Doen genoemd als belender. Hij vestigde zijn memorie op de helft van 3,5 lijn land.
  • Het is onbekend bij welke vrouw Doen elk van zijn kinderen heeft verwekt. Omwille van het overzicht is ervoor gekozen alle kinderen vooralsnog aan Haaske te relateren.

opmerkingen

Doen Beijensz. wordt in 1495 beleend met de leengoederen van zijn vader, die schepen in Poortugaal is (1491). Zijn vrouw Aeskin vestigt haar memorie op haar huis en erf waarin Cornelis woont.

Hij heeft bij het nageslacht bekendheid verworven door de voormelde „memorie-landen", waarover de omtrent zijn nakomelingschap opgestelde „Geslachtboom ofte de afkomstelingen van Doen Beijense van Driel " — welke in de 17de en de 18de eeuw op de secretarie van Poortugaal werd bijgehouden en waarvan het originele exemplaar zich thans bevindt bij de heer G . J. Vermaat te Poortugaal — het volgende mededeelt:

Doen Beyens testeerde op 06-01-1513 ? WIE IS DAT?

Disponeerende van syne goederen heeft gewild, dat op den oudsten en naasten van syne Descendenten tot een eeuwige memorie soude succedeeren seeckere omtrent een en twintig gemeeten lants, geleegen in Poortugael; mitsgaders nog seeckere omtrent veertien gemeten lants,
geleegen alsvooren, omme by denselven als patroon of patronesse geconfereert te werden, aan yemand van de descendenten, „van den voorgeschreeven fondateur omme den zeiven uit het innekomen van de voorschreeve viccarye te laten stuydeeren, bequaem maken en onderhouden tot een priester.

Als laatste possesseur wordt omstreeks 1825 vermeld Boudewijn Vermaat, schout van Poortugaal. De „fondateur — in de „Geslachtboom" ten onrechte aangeduid met de geslachtsnaam Van Driel — behoorde tot een geslacht, dat reeds in de veertiende eeuw in het land van Putten op de voorgrond trad

Cornelis Doensz. (rond 1485)

Cornelis Doensz, zoon van Doen Beijensz. de Jonge (1460), is geboren rond 1485 in Poortugaal. Hij huwt Aeltje Jansdr., ook Baartje genoemd rond 1530. Aeltje Jansdr. is geboren rond 1474 in Heenvliet. Hun kinderen zijn

  1. Antheunis Cornelisz.
  2. Cornelis Cornelisz.
  3. Lijsbeth Cornelisdr.
  4. Leentje Cornelisdr.
  5. Neeltje Cornelisdr., (1505 - 1569, huwt tweemaal; 1) Willem, 2) Dirck Cornelisz. Koornneef.
  6. Haesje Cornelisdr.
  7. Jan Cornelisz.
  8. Beije Cornelisz.

Cornelis Doensz. overlijdt in 1542, zijn vrouw Aeltje in 1551, beiden in Poortugaal.

opmerkingen

Cornelis Doensz. is schout van Albrandswaard. dijkgraaf en schout. In 1532, ongeveer 62 jaar oud, werd hij Schout in Albrandswaard Nederland. Hij werd Dijkgraaf in Albrandswaard Nederland. Hij werd Leenman in Putten Nederland.

Cornelis wordt vermeld als Leenman van Putten. In 1506 is hij gemachtigde van Neeltje Arnouts, dochter van Arnout Jansz te Hekelingen.

Bronnen en verantwoording

  1. https://genealogie.voorouder.nl/getperson.php?personID=I5416&tree=voorouders
  2. http://home.online.nl/audeman/DoenBeijensz.htm
  3. Nederlandse Leeuw, NL_1965_JRG_82.pdf
  4. J.J. Vervloet, De parenteel van Doen Beijensz, incl. aanvullingen en correcties, Ons Voorgeslacht 1989/2001.
  5. C. Hoek, Het voorgeslacht van Doen Beyensz, bezitter van de grote memorielanden te Poortugaal, OV 1992.
  6. C. Sigmond, K.J. Slijkerman, Drie verwante geslachten Van Driel, Rotterdam 1998).
  7. De aansluiting met PALS in Scheveningen:
  8. M. Spaans, Parenteel Pals - Van Driel in Praaiberichten, 13e jg nr 1 (feb 1999).
  9. kwartierstaat De Hek – Van Oosterhoud
  10. Kwst. Kranenburg op site Herweijer en site Ooms Van Driel: parenteel site Zwart, zie ook site Sigmond.

foto's invoegen nog

tekst
tekst
Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen