Waterreus, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(De Tijssens; Limburgs en muzikaal)
(De Tijssens; Limburgs en muzikaal)
Regel 178: Regel 178:
  
 
=== De Tijssens; Limburgs en muzikaal===
 
=== De Tijssens; Limburgs en muzikaal===
 
[[File:Henri Tijssen.jpg|thumb|350px|left|[http://nl.wikipedia.org/wiki/Henri_Tijssen Henri Tijssen], Mariekes broer, componist van het Limburgs volkslied ”Limburg mijn vaderland”]]
 
  
 
[[File:Franssen en Tijssen.jpg|thumb|350px|left|Jos Tijssen en Angelina Franssen, de ouders van Marieke Tijssen.]]
 
[[File:Franssen en Tijssen.jpg|thumb|350px|left|Jos Tijssen en Angelina Franssen, de ouders van Marieke Tijssen.]]
 +
 +
[[File:Henri Tijssen.jpg|thumb|350px|left|[http://nl.wikipedia.org/wiki/Henri_Tijssen Henri Tijssen], Mariekes broer, componist van het Limburgs volkslied ”Limburg mijn vaderland”]]
  
 
Hoe Marieke Tijssen en Marcus Waterreus kennismaken is onbekend. Feit is dat Mariekes vader, Petrus Josephus Hubertus (Jos) Tijssen, in de Bakkerstraat in Roermond woont, een zijstraat van de Minderbroederstraat waar de drukkerij van Marcus is gehuisvest. Jos Tijssen drijft daar een eigen bakkerij en de "tameletten van Tiesen" zijn in Roermond geliefd; gekookte gesuikerde siroop in rondjes uitgegoten op stukjes boterpapier en verhard op koude steen.
 
Hoe Marieke Tijssen en Marcus Waterreus kennismaken is onbekend. Feit is dat Mariekes vader, Petrus Josephus Hubertus (Jos) Tijssen, in de Bakkerstraat in Roermond woont, een zijstraat van de Minderbroederstraat waar de drukkerij van Marcus is gehuisvest. Jos Tijssen drijft daar een eigen bakkerij en de "tameletten van Tiesen" zijn in Roermond geliefd; gekookte gesuikerde siroop in rondjes uitgegoten op stukjes boterpapier en verhard op koude steen.

Versie van 14 feb 2015 om 17:31

Over scheef aangekeken katholieke buitenbeentjes in Scheveningen, vissers van legendarische afkomst, en arme schoenlappers. Hoe een Waterreus met de trekschuit vertrekt naar het zuiden voor een betere toekomst. Waar hij voorbeeldig onderwijzer en schrijver wordt in het Bisschoppelijke Roermond. Over de drukker Marcus en zijn neef van der Lubbe die onthoofd wordt vanwege de Reichstagbrand.


Bestand:Marcus Waterreus 2.jpg
Marcus Cornelius Josephus Waterreus, een van de latere telgen uit het geslacht Waterreus wanneer hij ca 70-75 jaar oud is (jaren '30 van de 20e eeuw)

Inhoud

Oorsprong en legende

De familie Waterreus is afkomstig uit Scheveningen en, voor zover bekend, terug te voeren tot één persoon. Alle Waterreuzen stammen af van Dirk Waterreus, geboren in 1545. De familie draagt het patroniem Dirksen (zoon van Dirk, dat weer afgeleid is van Theodorus) maar men noemt zich Waterreus. In Scheveningen is het voeren van een bijnaam in die tijd gebruikelijk.

Het is onduidelijk waarom men de bijnaam Waterreus kiest. Men schrijft het vaak toe aan de legende van de waterreus, die handelt over een verstoten jongeling, net zo buitengesloten als de katholieke Waterreuzen in het overwegend protestants Scheveningen. Ook heeft de legende katholieke symboliek, zoals het "kruisje maken op het voorhoofd" door het meisje Mooi.

Oud half faience bord met vis of zeemonster in blauw op wit fond

Het kan ook zijn dat een familielid te maken heeft gehad met het aanspoelen van een groot zeedier aan de kust, destijds onbekende "zeemonsters". Zo bewaart een kerk van Scheveningen nog een enorme kaak van een potvis van heel lang terug.

Daarnaast wordt gespeculeerd dat de naam staat voor "handelaar in schoon water", "een sterke of grote voorouder nabij een waterloop" of een "voorouder afkomstig uit een overzees land".

Hoe het ook zij; Waterreus wordt van bijnaam een achternaam. De naam wordt voor het eerst officieel geregistreerd bij het huwelijk van Theodorus (Dirck) Waterreus rond 1667.

De waterreus en het meisje Mooi

Aan de familienaam Waterreus is de legende van de waterreus verbonden.

Geen beelden van een waterreus, wel het schilderij "Jongeman bij de zee" van Hippolyte Flandrin (1836)

De waterreus is een jongeling die voor Scheveningen in zee leeft. Hij is vervloekt en gedoemd voor altijd in de golven te leven. Alleen een meisje dat 's nachts met haar wijsvinger drie kruizen op zijn voorhoofd maakt, kan hem redden. Een straatarme weduwe heeft een beeldschone dochter, Mooi genaamd, die elke dag uit vissen wordt gestuurd zodat ze niet verhongeren. De waterreus heeft een oogje op haar en drijft vissen in overvloed in haar netten. Het meisje deelt de vis ruim uit, maar wordt beschimpt door jaloerse dorpsgenoten. Als het meisje de waterreus doorkrijgt moet ze niets meer van hem hebben.

Het meisje staakt haar tochten tot ze op een nacht toch terugkeert naar haar heimelijke bondgenoot. Ze verklaren elkaar de liefde en de waterreus vraagt of ze mee de diepte ingaat naar zijn kristallen paleis. Haar plicht jegens haar behoeftige moeder weerhoudt haar en zij vraagt op haar beurt of de jongeling met haar meegaat. Daarvoor moet ze wel de ban verbreken. Ze doorstaat stormen en monsters maar het lukt haar om drie kruizen op het voorhoofd van de jongeling te slaan. Hij kom aan land, ze trouwen en hebben een talrijk nageslacht.

In jaargang 29 (1865) van De Gids, een cultureel en literair tijdschrift dat sinds 1837 gepubliceerd wordt, staat een artikel dat refereert naar de legende van de Waterreus. De integrale versie is op de pagina Waterreus legende te vinden.

Protestantse omslag in Scheveningen

Achterbuurtje in Scheveningen. De Waterreuzen dragen bewust geen lokale klederdracht zoals op de prent uitgebeeld

Rond 1572 doet de Reformatie zijn intrede in Scheveningen. Als de Spanjaarden Den Haag en Scheveningen voorgoed verlaten wordt de enige pastoor Cornelis Willemsz. protestant. Het is het begin van de Hervormde predikanten. De meeste inwoners scharen zich achter hem met uitzondering van vier gezinnen, die Rooms-katholiek blijven. Daartoe behoort ook de familie van Dirk Waterreus. De omslag gaat bruusk en gepaard met vijandigheid jegens de katholieken. Uit de kerkhistorie van Scheveningen (1965):

(...) De overlevering wil, dat op zekere dag de gehele Scheveningse kerk, de pastoor incluis, en bloc tot de hervormde leer overging. Afgaande op het oordeel van een toenmalige roomse geschiedschrijver over deze pastoor, die hem "een toomelooze monnik en landverwoester" noemt, zou die overlevering wel eens een grond van waarheid kunnen bevatten.
Het jaar 1578 betekende dus, voorlopig althans, het einde van de Rooms - Katholieke Kerk te Scheveningen en men kan vrijwel aannemen dat er op het einde van de 16e eeuw zo goed als geen Roomsen meer waren. Een plakkaat gaf, op boete van ƒ 200,- geen huizen, schepen of velden voor roomse godsdienstoefeningen af te staan. Zij die het waagden deze diensten te leiden werden met levenslange verbanning bedreigd.
Toch gebeurde het wel dat een geestelijke de wet trotseerde. Zo is bekend, dat omstreeks 1630 een zekere Engelbertus Kenniphoven met een draagbaar altaartje de dorpen rondom Den Haag en ook Scheveningen bezocht en bij zijn huisbezoeken tevens kinderen doopte.

Katholieke buitenbeentjes

De Waterreuzen worden vanaf de Reformatie eind 16e eeuw lange tijd min of meer uitgesloten van de visvangst en moeten zich als kleine zelfstandige handhaven in een gesloten vijandige omgeving. Handelen in vis doen ze wel. Ze blijven Rooms-katholieke buitenbeentjes. Als onafhankelijke voerlui dragen ze ook niet de lokale klederdracht van Scheveningen.

Rond 1650 zullen de Waterreuzen in Scheveningen waarschijnlijk contact gehad hebben met de uit België afkomstige priester Zacharias de Metz van de Spaanse Legatie. Vermoedelijk heeft deze priester hen gewezen op de mogelijkheid om in Den Haag in de Statie aan de Oude Molstraat (daterend van 1605) hun Rooms-Katholieke geloof voort te zetten. In het Calvinistische noorden waren de Staties plaatsen waar men heimelijk de eigen godsdienst kon uitoefenen.

De segregatie is ook de reden dat er tot circa 1800 vooral binnen de familie wordt getrouwd. Het leidt tot kenmerkende eigenschappen, waardoor vele waterreuzen nu nog op elkaar lijken. De oorspronkelijke Waterreuzen hebben donkere ogen en krullend haar, typische Frankische kenmerken, in tegenstelling tot de blonde sluikharige Scheveningers die ook veel Fries bloed hebben.

Vanaf circa 1800 verspreiden meer gezinnen Waterreus zich over Nederland, nu ze in aantal zijn toegenomen. Hoewel de meeste Waterreuzen nog in Den Haag en Rotterdam wonen, zijn ze ook in Roermond en Eindhoven neergestreken, waar ze in grotere Rooms-katholieke gemeenschappen beter kunnen assimileren.

Brieven van het strand

Visser in Scheveningse streekdracht. (ca. 1880)

De Gids, een cultureel en literair tijdschrift dat sinds 1837 uitgegeven wordt, publiceert in haar jaargang 29 (1865) een artikel waar de familie Waterreus in voorkomt. Die familie blijkt dan nog heel talrijk te zijn in Scheveningen. De vertaalde "Brieven van het strand" van de Duitse onbekende auteur zijn gericht aan een zekere Emilie. Twee fragmenten daaruit.

Scheveningen, 31 Julij 1864.
Mijne Lieve Emilie!
(...) Even als bij ons de halve bevolking van Pfauheim Müller heet, zoo is er hier een naam, die alle andere beheerscht: Waterreus. Men vindt hier Waterreus den bakker, Waterreus den winkelier in koloniale waren, Waterreus den melkverkooper, Waterreus den verhuurder van rijtuigen, Waterreus den herbergier en nog twintig andere Waterreuzen meer. Ik geloof dat bovendien de helft der visschers Waterreus heet. En in waarheid, geen naam kon meer geëigend wezen voor deze plek en voor dit volk. Waterreuzen (Wasserriesen) zijn het, die lieden, wier gansche leven aan de worsteling met winden en golven gewijd is.
(...) Met regt mogen zij waterreuzen genoemd worden, die stevige, zwaar gebouwde kerels, met dat bruin gezigt onder het stoppelig blonde haar, met die breede borst in het ruime wollen hemd gehuld, zoo als zij bij de terugkomst van hun vaartuig, dat op de golven voor het uitgeworpen anker blijft schommelen, te water gaan en vierkant op hunne stevige beenen door de branding heen naar het land waden, beladen met de vruchten van hunne vangst. Te halverlijve en hooger reiken hun de baren, wier schuimende kruinen hun dikwijls over het hoofd spatten. Maar met rustigen tred schrijden zij voort en duiken met hunne vracht druipend op aan het strand.

Vroege voorvaders

De vroegste voorvaders in volgorde van afstamming.

  1. Dirck Waterreus (1545). Er zijn diverse aanwijzingen dat alle Waterreuzen afstammen van deze ene Dirck Waterreus uit Scheveningen. Dirck draagt nog geen achternaam; dat wordt pas in de Napoleontische tijd ingevoerd. Zijn bijnaam is Waterreus.
  2. Theodorus (Dirck) Waterreus (1568), geboren in Scheveningen. Hij voert het patroniem Dirksen "zoon van Dirk", dat weer afgeleid is van Theodorus. Zoals zijn vader is hij bekend als Waterreus. In 1601 huwt hij Neeltje Pieters in Den Haag. Hij overlijdt in 1643 te Scheveningen op een leeftijd van 75 jaren.
  3. Jacobus Waterreus (1601) uit Scheveningen trouwt in 1623 met Theodora Dirkse met wie hij het volgende kind in deze lijn van afstammeling krijgt. In 1639 hertrouwt Jacobus met Kniertje Dammis. Jacobus overlijdt in 1666.
  4. Theodorus Waterreus (1628) is geboren in Scheveningen en trouwt in 1667 met Maria Joannis van der Lelie.Hij is van beroep voerman. Waarschijnlijk exploiteert hij de trekschuit tussen Scheveningen en Den Haag. Daarom bestaat het wapenschild van de waterreuzen uit een zilveren anker in een blauw veld. Het is geen adelijk wapen maar een aanduiding van de familie die bijvoorbeeld boven de deur van het woonhuis wordt opgehangen (Keizerstraat.,Scheveningen [FROM 1680]? CHECK ). Theodorus is begraven in Scheveningen in 1714.
  5. Jacob Waterreus (1668) is geboren en gedoopt in Scheveningen. Hij trouwt met Digna Teunisse van der Doorn. Hij overlijdt in Scheveningen in 1748.
  6. Marcus Waterreus (1710), geboren in Scheveningen, gedoopt in Den Haag in de Rooms katholieke Kerk in de Oude Molstraat. In dezelfde kerk trouwt hij in 1731 met Maria Petri Catharina (Marijtje) van Duijn. Marcus is schoenmaker. Hij sterft in 1775 in Scheveningen.
  7. Theodorus Waterreus (1744) . Theodorus trouwt in 1773 met Joanna (Anna) de Swart (1745) uit Scheveningen. Hij woont aan de Franswater naast een Branderij in Rotterdam. Hij sterft in 1801/1809 (? CHECK ) in Rotterdam. Jacobus Waterreus uit 1785 is hun zoon.

Jacobus Waterreus (1785)

Jacobus Waterreus, zoon van Theodorus Waterreus (1744) is geboren in 1785 te Scheveningen en is van beroep schoenmaker. Hij huwt Johanna van der Lubbe (1790), dochter van Gerardus van der Lubbe en Joanna van der Doorn. Jacobus Waterreus overlijdt in 1858 te Rotterdam op de leeftijd van 73 jaren, zijn vrouw in 1860. Het gezin is arm. Jacobus Waterreus uit 1824 is hun zoon.

Jacobus Waterreus (1824)

Acte uit 1849 van het huwelijk van Jacob Waterreus Cornelia Adriana Groenewegen in Delft

Jacobus (Jacob) Waterreus is geboren in 1824 te Rotterdam. Zijn vader, de gelijknamige Jacobus Waterreus, is een arme schoenmaker. Jacob Waterreus verhuist naar Delft en trouwt daar In 1849 met Cornelia Adriana Groenewegen, geboren in 1829 in Delft, en dochter van Cornelis Groenewegen en Maria Drabbe. Haar vader is voor het huwelijk overleden en haar moeder is tuinierster.

Volgens de militierapporten is Jacob Waterreus 1,68 m lang, gemiddeld voor die tijd. Daarnaast heeft hij een ovaal aangezigt, ordinair (normaal) voorhoofd, grijze oogen, spitse neus, ronde kin, blond haar en wenkbraauwen, en geen merkbare teekenen. Als jong-volwassene woont hij nog bij zijn ouders in Visschewijk D 314 in Rotterdam (onduidelijk handschrift, dus kan ook anders zijn). Bij zijn beroep staat onderm, mogelijk onderwijs; bij zijn vader staat schoenm (schoenmaker).

Jacob en Cornelia krijgen 13 kinderen waarvan er 5 overlijden; de meesten bij de geboorte. Zeven kinderen halen de volwassenheid.

  1. Anna Maria Cornelia Waterreus (1851, Delft - 1879)
  2. Maria Adriana Theresia Waterreus (1857, Delft - 1922, Den Bosch). Zij trouwt in 1894 met Jan Leonard Joseph Custers.
  3. Cornelia Theodora Maria Waterreus (Kee)" (1859, Delft - 1946,Heugem)
  4. Marcus Cornelius Josephus Waterreus (1861, Delft - 1939, Eindhoven)
  5. Adrianus Antonius Willibrordus Waterreus (1862, Delft, - 1952, Heugem). Hij wordt priester, kapelaan en pastoor.
  6. Dina Maria Anna Gerarda (Digna) Waterreus (1867, Roermond, - 1945, Rosmalen). Zij trouwt in 1890 met Petrus Antonius Maria Stokvis die eenzelfde soort beroep heeft als haar broer Marcus; boekdrukker, uitgever en boekhandelaar.
  7. Adriana Theodora Maria Josepha Pia Waterreus (1872, Roermond - 1892,Roermond)

Twee dochters overlijden jong; de oudste en de jongste. Anna Maria Cornelia (28 jaar) verlaat in 1879 spoorloos het huis. Haar lijk wordt in de Maas gevonden in de nabijheid van de spoorbrug te Buggenum. Ze is vermoedelijk verdronken. Zij leed aan wat destijds "ijlhoofdigheid" werd genoemd. Volgens haar oudere zuster Cornelia (Tante Kee) leed zij aan godsdienstwaanzin. De jongste dochter Adriana overlijdt op 20 jarige leeftijd.

Jacob is onderwijzer en schrijft geschiedkundige en vrome leerboeken en gedichten. Hij overlijdt in 1892 te Roermond op een leeftijd van 67 jaar na een griepaanval. Zijn vrouw Cornelia Adriana Groenewegen overlijdt 16 jaar later (1908), ook in Roermond.

Per trekschuit naar Roermond

Tegelvoorstelling van een trekschuit uit dezelfde periode (1850) waarin de familie Waterreus met de trekschuit van Delft naar Roermond verhuist.

Jacob vestigt zich, als hij 25 jaar is, in Delft; op de hoek van de Wijnhaven en de Voldersgracht. Hij wordt gewaardeerd als onderwijzer en wordt hoofd van een zogenaamde "tweederangs school" te Delft, een openbare lagere school. Voor een katholiek in het door protestanten gedomineerde leerwezen is dat een hele prestatie.

Als Jacob Waterreus een baan in Roermond krijgt, vertrekt het hele gezin in 1865 met al haar hebben en houwen per trekschuit naar Roermond. Aan boord zijn vrouw en zes kinderen. Het jongste kind is pas 1,5 jaar en zal een maand later overlijden. Een andere zoon, Adrianus Anthonius Willebrordus (1862), viert aan boord zijn 3e verjaardag; hij wordt later heeroom (katholieke priesteroom) van de familie en pastoor in Haastrecht.

De positie die Jacob verwerft in Roermand is directeur van de normaalschool van de zusters Ursilinen. Deze school is net opgericht door de stichting van J.C.M. Lamberts "de heilige pastoor van Thildonck“ en ligt aan de Voogdijstraat in Roermond. In het begin worden hoofdzakelijk de eigen zusters opgeleid. De positie staat vacant voor iemand van onbesproken gedrag op wiens gedrag niet het minste aan te merken is. Dat geldt voor Jacob die daarnaast bekend staat als vakman. Zijn kleindochter Angelina zou later aan hetzelfde instituut haar opleiding tot onderwijzeres krijgen.

Het Bisschoppelijk College

Het Bisschoppelijk College in Roermond

Jacobus Waterreus wordt in 1868 de eerste leerkracht en hoofdonderwijzer van de Rooms-katholieke parochiale lagere school van het Bisschoppelijk College van Roermond. Het Bisschoppelijk College met haar internaat stond hoog aangeschreven. O.a. de latere minister-presidenten Louis Beel en Jo Cals waren leerlingen. Hij vervult deze functie 10 jaar totdat de Ursulinen zusters het onderwijs zelfstandig gaan runnen. Jacob wordt ontslagen en richt In 1879 zijn eigen particulier Rooms-katholiek schooltje op, en neemt 33 leerlingen mee van zijn voormalige school. In die tijd woont het gezin nog aan de Munsterstraat B 171, maar verhuist naar het bijgebouw van een pand aan de Minderbroederstraat (C133, later 11) waar Jacob ruimte heeft voor zijn schooltje. Later begint zijn zoon Marcus hier zijn drukkerij.

Op zijn webpagina over het Bisschoppelijk College vermeldt Pieter Simons daarover het volgende.

(...) De voorbereidende klas met vakken van gewoon en uitgebreid lager onderwijs heette officieel Rooms Katholieke parochiale lagere school, maar werd in de volksmond al gauw Klein-College of Paredis-school genoemd. In 1890 kreeg ze eigen gebouwen in de Munsterstraat, waar ze tot de zeventiger jaren van de twintigste eeuw in gehuisvest bleven.
De bekende hoofdonderwijzer J. Waterreus was in 1868 de eerste leerkracht, het algemene toezicht en godsdienstonderwijs werd verzorgd door de priesterleraar Th. Smeyers. Waterreus stichtte in 1879 een nieuwe particuliere Rooms Katholieke school. Aan het kleincollege volgde S. Frencken hem op. De particuliere school kreeg in de loop der jaren steeds minder leerlingen en hield ergens tussen 1887 en 1891 op te bestaan. Door het hoge schoolgeld op het Klein-College waren de leerlingen allen zonen van gegoede ouders.

Schijver en dichter

Jacobs "Eerekrans voor het koninklijk stamhuis in Nederland" wordt beloond met een persoonlijke dankbrief van Koning Willem III.

Jacob is katholiek geëngageerd en schrijft veel. Hij heeft grote belangstelling voor zijn vak, en van zijn hand verschijnt een leerboek van de vaderlandse geschiedenis, en een boek over opvoedkunde.Als schrijver is Jacobus in Roermond actief. Hij schrijft artikelen in het Maandschrift van Onze Lieve Vrouwe van het Heilige Hart, de Piusalmanak, het jaarboekje van Alberdinck Thym, de Maria almanak en het Katholiek schoolblad.

De meest opmerkelijke publicatie van zijn hand is "Eerekrans voor het koninklijk stamhuis in Nederland" (Snelpersdruk van J.J. Romen en zonen) geschreven in februari 1877. Zijn koningsgezindheid wordt beloond met een persoonlijke dankbrief van Koning Willem III. Hij is 25 jaar secretaris van "Geloof en Wetenschappen". Prive is hij een hartstochtelijk kegelaar en sleept een aantal eerste prijzen in de wacht. Daardoor is hij 's avonds vaak van huis.

Akkoorden van een vroom gemoed

In 1986 verschijnt, van de hand van Peter Nissen, het boek De akkoorden van het gemoed, een bloemlezing over het Roermondse literaire leven in de negentiende eeuw. Het openbare leven in de tweede helft van de negentiende eeuw werd gekenmerkt door het voortdurende gekrakeel tussen liberalen en clericalen. Jacob Waterreus behoort tot die tweede stroming. Hij behoort niet tot de welgestelden, die de ontwikkeling, de tijd en de (financiële) middelen hadden om zich voor kunst, cultuur en letterkunde te interesseren, maar produceert juist historiserende vrome gedichten en verhalen. Ter ondersheid noemt Nissen dit type auteurs tweederangs. Uit dit boek:

(...) De andere tweederangsauteur, die hoewel hij zelf geen priester was, toch meer in de clericale hoek geplaatst moet worden, is Jacobus Waterreus. Rond 1865 verhuisde hij als onderwijzer met zijn gezin naar Roermond, en daar begon hij een bijna dertigjarige loopbaan in het onderwijs. Toen hij in 1892 op 67-jarige leeftijd overleed, schreef de Maas- en Roerbode over hem: 'De heer Waterreus was onderwijzer én katholiek met hart en ziel'.
Waterreus had verschillende betrekkingen in het katholieke onderwijs gehad, waarvan de zwaarste wel die was van onderwijzer aan de gevangenis oftewel het ‘Arresthuis’. De Maas- en Roerbode schreef daarover: ‘Hij vatte deze zware taak met zooveel overtuiging en zelfverloochening op, dat menig gevangene den terugkeer tot de deugd aan de kracht van zijn woord en de stichting van zijn voorbeeld heeft te danken.'
Waterreus schreef verschillende boeken voor het onderwijs, zoals een Verkorte gewijde geschiedenis, die maar liefst minstens dertien drukken beleefde. Ook maakte hij vertalingen, bij voorbeeld van een biografie van Louise de Bourbon, Het leven van Hare Koninklijke Hoogheid Maria Immaculata van Bourbon uit 1887.
En in Thijms Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken publiceerde hij verschillende verhalende gedichten, ondermeer over Christoffel, over de Kapel in 't Zand en over het sprekende Christusbeeld in de Minderbroederstraat. Het laatstgenoemde, gepubliceerd in 1870, is een vlotlopende berijming van de legende van Joanna van Randenrath, die elke dag op haar weg van de kathedraal naar de Kapel in 't Zand het Christusbeeld aan de Minderbroederstraat groette. Toen zij dat op een dag in grote haast vergat, werd zij door het beeld zelve terechtgewezen.
Naast dergelijke vrome gedichten over historische onderwerpen publiceerde Waterreus in 1877 ook nog een bundeltje gedichten, opgedragen aan het Koninklijk Huis.

Marcus Cornelius Josephus Waterreus (1861)

Bestand:Marcus Waterreus 3 V3.jpg
Marcus Cornelius Josephus Waterreus rond de eeuwwisseling, ca. 40 oud

Marcus Cornelius Josephus Waterreus is geboren in 1861 te Delft. Hij is de zoon van Jacobus Waterreus en Cornelia Adriana Groenewegen.

Hij trouwt tweemaal. Zijn eerste vrouw, Marieke Tijssen, overlijdt een jaar na hun enige kind. Met zijn tweede vrouw Bernardina Clasina Frerkers kreeg hij 4 kinderen.

Hij heeft een eigen drukkerij en uitgeverij van boeken en tijdschriften in Roermond. Marcus Cornelius Josephus Waterreus overlijdt in 1939 op een leeftijd van 77 jaar in Eindhoven.

Al vroeg weduwnaar

Marcus Cornelius Josephus Waterreus huwt zijn eerste vrouw Maria Elisabeth Hubertina (Marieke) Tijssen in 1888 te Roermond. Marieke Tijssen is geboren in 1867 in Roermond, en is de dochter van Petrus Josephus Hubertus (Jos) Tijssen en Petronella Angelina Hubertina Franssen.

Marieke is pas 19 als ze trouwt. Bij het huwelijk zijn aanwezig; zijn neef Eugene Waterreus (koopman te Rotterdam), haar broer Henry Tijssen (muziekleraar), haar oom Alphonse Franssen (kantoorbediende te Roermond) en zijn beste vriend Frans Gerard Hubert Luijten (secretariebeambte te Roermond).

Bestand:Marieke Tijssen V2.jpg
Marieke Tijssen, de eerste vrouw van Marcus Cornelius Josephus Waterreus, op ca. 24-jarige leeftijd (1892)

Marcus en Marieke krijgen drie kinderen. Twee overlijden op vroege leeftijd, maar de derde, een meisje, blijft leven:

Marieke Tijssen heeft een zwakke gezondheid en overlijdt op 25 jarige leeftijd (1893) in Roermond, één jaar na de geboorte van Angelina, haar enige kind. In tegenstelling tot haar moeder en haar overleden broertjes heeft Angelina een ijzeren constitutie en wordt 95 jaar oud.

Uit de memoires van Angelina Waterreus blijkt dat Marieke Tijssen een vrolijke en opgewekte vrouw was. Als Mariekes schoonvader -een ernstig man van weinig woorden die op de bovenste verdieping woont- uit kaarten gaat roept zij naar haar schoonmoeder; Zoi, noe konne veer beginnen (zo, nu kunnen wij beginnen), om dan met haar schoonmoeder lol te maken en wat te gaan zingen.

Toen ze wist dat ze zou gaan sterven, zag ze de jonge Angelina in de kamer staan en zei Is‘t neet erg te motte sjterve as ze zo’n sjoon kiendje hubst? (is het niet erg om te moeten sterven als je zo'n mooi kindje hebt?).

De Tijssens; Limburgs en muzikaal

Bestand:Franssen en Tijssen.jpg
Jos Tijssen en Angelina Franssen, de ouders van Marieke Tijssen.
Henri Tijssen, Mariekes broer, componist van het Limburgs volkslied ”Limburg mijn vaderland”

Hoe Marieke Tijssen en Marcus Waterreus kennismaken is onbekend. Feit is dat Mariekes vader, Petrus Josephus Hubertus (Jos) Tijssen, in de Bakkerstraat in Roermond woont, een zijstraat van de Minderbroederstraat waar de drukkerij van Marcus is gehuisvest. Jos Tijssen drijft daar een eigen bakkerij en de "tameletten van Tiesen" zijn in Roermond geliefd; gekookte gesuikerde siroop in rondjes uitgegoten op stukjes boterpapier en verhard op koude steen.

Joannes Tijssen, de vader van Jos Tijssen, is koopman in granen, winkelier en tevens schepen van de gemeente Wessem, maar overlijdt vroeg, als Jos Tijssen 5 jaar oud is. Eenmaal wees geworden wordt Jos Tijssen grootgebracht bij een oom en tante in Wessem, en komt daarna als bakkersknecht in de leer bij Guillaume Johannes Hubertus Langenhoff, bakker in Roermond. In 1860 huwt Jos Tijssen in Roermond met Petronella Hubertina Angelina Franssen, dochter van de brouwer Henricus Franssen en Maria Apolonia Pex. Angelina Waterreus is naar deze grootmoeder Angelina Franssen vernoemd. Angelina Waterreus heeft nog enige tijd bij haar grootouders Tijssen gewoond en kwam er regelmatig.

Het echtpaar van Jos Tijssen en Angelina Franssen krijgt acht kinderen van wie er zes volwassen worden. Het gezin heeft muziektalent. Zoon Henri Tijssen, Mariekes broer, is de componist van het Limburgs volkslied Limburg mijn vaderland, bekend van de eerste woorden Waar in ’t bronsgroen eikenhout.... De tekst is van zijn vriend Gerard Krekelenberg.

Een lang verstandshuwelijk

Bestand:1921 waterreus familie.jpeg
Het gehele gezin Waterreus met de Angelina's verloofde/echtgenoot Cas de Haan. De foto kan gemaakt zijn ter ere van hun verloving of trouwen (ca 1918).

Een jaar na de dood van Marieke Tijssen huwt Marcus Waterreus, inmiddels 33 jaar oud opnieuw. Een weduwnaar kan namelijk niet lang alleen blijven met een klein kind, dus wordt er gezocht naar een geschikte kandidaat. Zijn moeder kent nog een achternicht in Delft, die een huwbare stiefdochter heeft en die niet onbemiddeld is; Bernardina Frerkers.

Het wordt een verstandshuwelijk. In 1894 treedt Marcus in Roermond in het huwelijk met Petronella Bernardina Clasina Frerkers. Het echtpaar brengt 5 kinderen voort, waarvan 4 de volwassenheid behalen:

  1. Maria Bernardina Cornelia Josephina (Mia) Waterreus (1897 - 1955). Ze trouwt met Johannes Joordens (1883 - 1962)
  2. Elisabeth Wilhelmina Maria Anthonia (Betsie) Waterreus (1900). Ze trouwt met Alouisius Hendricus Anthonius Ballings (1901 - 1963)
  3. Adrianus Cornelius Josephus Antonius (Arie) Waterreus (1902)
  4. Gerardina Petronella Antonia Maria (Gerry) Waterreus (g. 1905). Ze trouwt met C Koks.
De namen bij de vorige foto

Marcus en Bernardina gaan op latere leeftijd in Deurne wonen, waar Bernardina in 1933 sterft op 64-jarige leeftijd. Marcus overlijdt 6 jaar later (1939) op een leeftijd van 77 jaar in Eindhoven in het huis van zijn dochter Angelina en schoonzoon Caspar die hij graag mocht en waar hij regelmatig logeerde.

Marcus Cornelius Josephus Waterreus is begraven op het St. Catharinakerkhof. Vanwege de bijzondere band die zijn kleinzoon Max de Haan(1920) met hem had, verzocht Max dat de stoffelijke resten van zijn grootvader verplaatst zouden worden naar zijn eigen laatste rustplaats. Dit is ook gebeurd bij zijn overlijden in 2007.

Drukker met pauselijk eerbetoon

Stoomdrukkerij M. Waterreus in Roermond. In de deuropening Marcus Cornelius Josephus Waterreus, zijn vrouw en zijn dochter Angelina Waterreus (ca 1907).

Marcus Waterreus treedt niet in de onderwijssporen van zijn vader en wordt drukker. Voor een vakopleiding tot boekdrukker keert hij tijdelijk terug naar zijn geboortestad Delft; hij woont er bij winkelier Th.F.J. van Leipsig aan de Wijnhaven. Hij blijft drie jaar weg en volgt ook een deel van zijn opleiding in Leiden.

Eenmaal terug begint hij in 1886 een drukkerij in een bijgebouw in de tuin, waar zijn vader nog een tijdlang een eigen schooltje heeft. Het aanvankelijk bescheiden bedrijfje groeit uit tot een drukkerij en uitgeverij van boeken en tijdschriften. In 1887 wordt een snelpers geplaatst en in 1892 een grotere, formaat Columbier, met gaskrachtmachine en ,stereotype-inrichting. Hij verandert zijn bedrijfsnaam in "Stoomdrukkerij M. Waterreus".

Hij geeft diverse periodieken uit zoals "Het Kerkklokje", "Het Kerkelijk nieuws- en advertentieblad" en het "Weekblad van den Limburgschen Landbouwbond en den Zuid-Nederlandschen zuivelbond", op dat moment het meest verspreide blad in de provincies Limburg en Noord-Brabant.

Zijn concurrent en grootste rivaal is de Roermondse drukkerij "Romen en Zonen" waarvan verteld wordt dat die op minder collegiale wijze klanten van Marcus afnam. Voor zijn verdiensten als drukker wordt hij beloond met twee pauselijke onderscheidingen: de "Bene Merenti" en de "Pro Ecclesia et Pontifice".

Een grote stap voor Bernardina

Bernardina's vader, Herman Heinrich Frerkers, een Duitser die naar Delft is gekomen, is tapper en slijter in Delft, en later directeur van de rederij “De Schie”. Hermans vrouw overlijdt vroeg en hij blijft zitten met drie kleine kinderen, waarvan Bernardina, 14 jaar oud, de jongste is. Zijn tweede vrouw, Adriana Johanna Drabbe en dus stiefmoeder van Bernardina is familie van Marcus Waterreus; haar vader (Peter Drabbe) is de broer van Marcus' grootmoeder Maria Drabbe.

Voor Bernardina Frerkers is de overgang van het Hollandse Delft naar het Bourgondische Roermond groot. Uit het boek “Een bloemenkorf vol souvenirs-Herinneringen" van Angelina Waterreus komt naar voren dat Bernardina vol verwachting naar Roermond komt maar zich niet aan de Limburgse mentaliteit kan aanpassen. Haar man, van oorspong een Delftenaar, woont al vanaf zijn vierde jaar in Roermond en is "verlimburgd" om het zo te zeggen, en spreekt dialect met zijn vrienden, op kantoor en op de drukkerij.

Marcus Waterreus houdt bijvoorbeeld graag de kegelavond aan, eens in de week, waar Angelina haar moeder over hoort mopperen; in Holland laat de man zijn vrouw niet thuis. Dan heeft Marcus nog zijn vereniging “Geloof en wetenschap” waar hij secretaris van is en die alleen uit mannen bestaat. Limburg is een ontgoocheling voor Bernardina.

Bernardina heeft een druk huishouden en ze heeft een flinke dienstbode in dienst. Die moet alles op z’n Hollands doen, en als ze het anders doet, roept Bernardina O dat is weer op z’n Limburgs! Bernardina staat Marcus in de drukkerij veel bij, althans in de eerste jaren; zij helpt mee met het inpakken en versturen van drukwerk. Volgens Angelina zou ze een betere zakenvrouw zijn geweest dan haar vader. Zij verwijt haar man later ook dat hij te soepel is geweest en met zich liet spelen door de concurrentie. Met echt Limburgse mensen kan ze niet goed overweg, maar ze is goed van hart; wie in haar smaak valt krijgt alles van haar gedaan.

Neef Marinus en de Reichstagbrand

Neef Rinus van der Lubbe die vanwege de brand van de Reichtstag in 1933 de doodstraf krijgt.

Marinus (Rinus) van der Lubbe (1909, Leiden - 1934, Leipzig, Saksen), achterneef van Marcus Cornelius Josephus Waterreus is een Nederlandse communist die veroordeeld wordt voor brandstichting van de Reichstag op 27 februari 1933 in Berlijn. De Reichstag was tot de Tweede Wereldoorlog het Duitse parlementsgebouw. Na de vereniging van Oost- en West-Duitsland is die functie van het gebouw in 1991 weer hersteld.

Rinus van der Lubbe krijgt in 1934 de doodstraf en wordt onthoofd. Hij wordt beschouwd als het eerste Nederlandse slachtoffer van de Nazi's.

Zijn daad en zijn dood hebben in Duitsland en internationaal grote gevolgen: de nazi's winnen een week later de Duitse verkiezingen, en o.m. Nobelprijswinnaar Albert Einstein neemt door de brand en het proces tegen Van der Lubbe stelling tegen de nazi's. De nazi's gebruiken de gelegenheid om de Duitse communisten volledig uit te schakelen en hen op te sluiten in concentratiekampen.

Nog steeds is er twijfel over de vraag of van der Lubbe de ware aanstichter is. Een hypothese is dat de Nazi's zelf de brand hebben aangestoken als alibi om schoon schip te maken met communisten en ander 'uitschot'. Het is echter nooit bewezen. Hoewel er getuigenissen zijn van een gesprek waarin een nazikopstuk dit suggereerde, hebben andere collega's na de oorlog dit afgedaan aan pocherij.

De families Waterreus en van der Lubbe hebben innige familiebanden. Naast het huwelijk van Jacobus Waterreus, Marcus' grootvader, met Joanna van der Lubbe, trouwt ook Marcus' nicht Margaretha Waterreus (1765) met ene Joannes van der Lubbe (1752).

Fotogalerij Marcus Waterreus

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen