Hennekijn, Familie
Over de vroege Hennekijns of Hennekinnes, die in de 15e eeuw Heer van Controeul worden. Hoe protestantse zilversmeden en koopmannen op de hielen worden gezeten door de Spanjaarden, en tweemaal hun toevlucht zoeken: naar het vrije Antwerpen op straffe van verbranding (maar dat valt wel mee), en naar het nog vrijere Amsterdam. Maar dan breekt de pest uit die het gezin wegvaagt. Alleen 4 kinderen blijven leven waaronder Jan, van minste knecht naar een van de rijkste koopmannen van Rotterdam. |
Zijn zaken reiken tot in Barbarije; een industrieel die een innovatieve overdekte lijnbaan begint (ja, in Rotterdam). Maar ook een baas met toornich gemoet; hij jaagt zijn werkvolk van boord als het lossen niet snel genoeg gaat, en schuwt verzekeringsfraude en smokkelwaar niet. Hoe Jan eindeloos procedeert tegen het huwelijk van zijn zoon Engelbert, een tragische zwakkeling, zonder resultaat. En dan Paulus, kunstschilder en zwart schaap van zijn familie; een Amsterdamse bohemien met financiële perikelen; zijn rijke broer springt gelukkig in. |
Hoe hij terechtkomt in het megadoek de Schuttersmaaltijd van zijn goede vriend Bartholomeus Van der Helst, vermomd als trommelaar. En over zijn voogd de Goyer, tulpenkweker en speculant die de eerste economische bubble meemaakt; tulpen die meer dan een grachtenpand opbrengen. Zijn enige overlevende zoon David, wordt ook schilder, maar dan van fruit en bloemen. Over François, de kaashandelaar die een gezeten koopman wordt, en Gualtherus de politicus die vredesvoorstellen doet met Frankrijk. Als hij met Spanje wil onderhandelen belandt hij in de bak, even maar. |
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe |
---|
Rijshouwer |
van Vollenhoven |
van der Hoeven |
Hennekijn |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Maria Hennekijn (1657), dochter van Jan Hennekijn (1616). Door haar huwelijk met Dirk van der Hoeven (1649) verdwijnt de achternaam Hennekijn bij haar verdere nakomelingen.
Waalse heren van Controeul
De familie Hennekijn kent haar oorsprong in het Zuiden van België, langs de rivier de Haine in Henegouwen (Hainaut) tussen Bergen (Mons) en Condé. Ze verschijnen daar rond 1390. De naam is vermoedelijk afgeleid van Hanneken (kleine Jan), in de loop der tijd verbasterd tot het Franse Hennequin en Hennekinne, en het Nederlandse Hennekijn en Hennekyn. Ook treft men varianten aan als Hennekine en Hennequinne.
Nog wordt gespeculeerd dat de hier beschreven tak van de familie van nobele afkomst zou zijn, geparenteerd aan een Noord-Franse adellijke familie Hennequin, maar dat is door onderzoek weerlegd. De eerste twee Hennequins (Hennekinne volgens de Belgische stamboom) waren echter wel heren van Controeul. Het nu anders genoemde Gontreuil, ligt bij de Belgische plaats Goegnies-Chaussée ten zuiden van de stad Bergen (in het Frans Mons) dicht tegen de Franse grens.
Een deel van het grondgebied, dat het leen en het kasteel van Gontreuil omvatte, behoort sinds 1779 tot het dorp Goegnies in Frankrijk. Gontroeul was een heerlijkheid of leengoed, waarvan de bezitters zich volgens Belgisch gebruik heer mochten noemen.
“Onze” latere Hennekijns zijn protestanten, die, op de hielen gezeten door de Spanjaarden, hun toevlucht zoeken elders, tweemaal zelfs: Nadat ze in het vrije Antwerpen neerstrijken, wordt het ook daar te heet onder hun voeten, en emigreren ze in 1612 naar de Noordelijke Nederlanden.
Belgische en Nederlandse stambomen
De eerste drie in deze familiewiki beschreven generaties, namelijk van Rauw Hennekinne (ca. 1440) tot en met François Hennekinne (1540), zijn gebaseerd op genealogisch onderzoek van Victor Tahon (1845-1937) en Jean-Pierre Vasseur (1920-2006) bijeengebracht door Philippe Vasseur; ik ben deze laatste zeer erkentelijk voor de medewerking aan deze paragrafen.
Enkele conflicten moeten nog opgehelderd worden tussen de Vasseur-informatie en de stamboom die A. I. Menalda-van der Hoeven heeft opgenomen in De Nederlandsche Leeuw Jaargang 91 (1974).
Ik ga er echter van uit dat de Vasseur-studie betrouwbaarder is voor de vroegste generaties: Menalda geeft aan hiervoor alleen geput te hebben uit familiearchief zonder archiefonderzoek, terwijl Vasseur dat juist wel heeft gedaan in en rond Bergen (Mons) en e.e.a heeft geboekstaaft met degelijke bronnen.
De 'linking pin' met de Nederlandse tak is de vierde generatie; François Hennekinne (1577)). Terwijl de Vasseur-studie hier summier op ingaat en het daar verder bij laat voor wat betreft de Nederlandse tak, gaat Menalda's onderzoek juist hier de diepte in. Zijn onderzoek is daar verder leidend.
Rauw Hennekinne (ca. 1440)
Rauw Hennekinne, ook voorkomend als Raoul, is geboren omstreeks 1440 en overleden tussen 1507 en 1509. Zijn afkomst is niet achterhaald; er is een hypothese dat hij mogelijk de zoon is van Jehan Hennekinne.
Rauw Hennekinne is koopman en handelaar in manufacturen [mercier] in Mons. In 1499 verwerft hij van Jehan Kievraing (Jean de Quiévrain), edelman en heer van Monceaux [écuyer, seigneur de Monceaux] twee rechten behorend bij de lenen van Longheville. Het gaat om het leen bij Goegnies-la-Chaussée bestaande uit 26 stuks bouwland, en een iets kleiner leen [fief], genaamd de Bois Gaillard, met bos, gelegen op een plaats genaamd "à la Rondiolle". Hierdoor wordt hij heer van Gontroeul.
Hij verwerft gaandeweg eigendommen, zoals een huis in de buitenwijk Bertaimont (1502) en een huis genaamd L’Anneau d’Or in de Rue de la Cauchies voor de som van 975 pond. In dat laatste huis, behorend aan zijn stiefvader, woont hij al voordat hij het overneemt. Het huis wordt na zijn overlijden verdeeld tussen zijn kinderen Péronne en Jehan uit zijn eerste huwelijk.
Uit een acte uit de archieven van het kasteel van Attre, gedateerd 1506, blijkt dat Hennekinne ook baljuw is van leengoed/heerlijkheid [Seigneurie] Bassée Eugies; het wapen van Rauw Hennekinne in het zegel bij de acte is goed zichtbaar.
Hennekinne huwt voor 1471 zijn eerste vrouw Aldegonde Ghousset die zelf als eerste was gehuwd met Thomas Barbyeur. Zij is dochter van meester Jehan Ghousset, priester en schooljongen in Maubeuge geboren in Neufmaison, en van Catherine Supply. Zij is overleden vóór 1488. Hun kinderen zijn:
|
In 1488 huwt hij zijn tweede vrouw Marie Du Four. Zij is de tweede vrouw van Colard Oedon, genaamd Lyot, belastingontvanger in Mons. Hun kinderen zijn:
|
Rauw Hennekinne (vanaf ca. 1495)
Rauw Hennekinne, zoon van Rauw Hennekinne (ca. 1440), is ergens na ca. 1495 geboren en overlijdt in 1579. Hij is burger te Mons, groothandelaar [marchand grossier], heer van Gontroeul, baljuw van het leen Bassée à Eugies. Als vermogende burger bezit hij een aantal huizen in Mons. In 1573 wordt Rauw Hennekinne benoemd tot burgemeester [maieur] van Tongre-Notre-Dame.
Rauw Hennekinne huwt Joan van Enffans, dochter van Nicolas, leenheer van Henegouwen en Vinchienne Resteau, in Soignies in 1529. Zij is geboren in Soignies in 1508 en sterft in 1571. Uit hun huwelijk worden 9 kinderen geboren:
|
François Hennekinne (1540)
François Hennekinne, zoon van Rauw Hennekinne (vanaf ca. 1495) en geboren in 1540, huwt Anne Coulon, dochter van Léonard.
Al hun kinderen zijn geboren in Mons en worden gedoopt in de kerk van Saint-Germain aldaar, vermoedelijk ook het laatste kind Magdeleine, waarvan dit niet beschreven staat.
In de kerkboeken staat minutieus beschreven wie peetoom en peettante zijn, die bij elk kind verschillend zijn, waaronder een aantal keer de geparenteerde familie Enffans.
|
François Hennequin overlijdt ergens vóór 1616, zijn vrouw Anne Coulon in 1641 op 82-jarige leeftijd. Mogelijk is hij zilversmid zoals zijn zonen François en Etienne. Er is sprake van een orfèvre Franchois Hennequin.
Zijn zoon Etienne Hennekinne verwerft het burgerschap van Antwerpen in 1616. De naam Étienne is de Franse equivalent van Stephen of Steven, afgeleid van Stephanus, onder welke namen hij ook voorkomt. Het "Poortersboeck" vermeldt abusievelijk dat Steven Hennequin Franchoissone geboren is in Berghen op den Zoom; Hennegouwen kan verward zijn met Op den Zoom. Het Poortersboeck geeft aan dat hij het beroep van "silversmit" (zilversmid) beoefent en dat zijn vader, François Hennequin, reeds is overleden. Etienne Hennekinne huwt Maria Meyssen, ook bekend als Meys, waaruit de Antwerpse tak van de familie volgt.
Ook zijn broer Francois belandt in Antwerpen enige jaren. Mogelijk zijn ze op de vlucht zijn geslagen voor de hertog van Alva, volgens dit artikel van Van der Aa in het Biographisch Woordenboek der Nederlanden:
|
Locatie en tijdsbestek kunnen kloppen, en de namen van drie kinderen komen overeen met die van Rauw Hennequin. Wat niet overeenkomt is dat de vader Pierre heet en zijn vrouw Françoise, maar daar kan gebruik van meerdere namen of verkeerde overlevering ook debet aan zijn.
Het vermeende levend verbrand worden moet met een korrel zout genomen worden, mogelijk aangedikt door het aanwezige vijanddenken. Bij de val van Bergen (Mons) verleende de hertog Alva de calvinisten namelijk vrije aftocht.
Eerder in de strijd werden wel opstandelingen en soldaten gewurgd en vluchtelingen opgehangen of verdronken, maar verbranding gebeurde zelden meer. Maar mogelijk zijn de Hennekijns actief betrokken geweest bij het actieve verzet.
François Hennekinne (1577)
Vanaf deze Hennekinne zijn we in de 'Nederlandse tak' beland. François Hennekinne, zoon van François Hennekinne (1540), is geboren in Mons in 1577. Hij wordt in 1612 in documenten genoemd als gekwalificeerd koopman en bordurenwercker mogelijk wordt zilversmid bedoeld of goudsmid, welke laatst beroep zijn broer Etienne Hennekinne (1570), woonachtig in Antwerpen, uitoefende. François is enkele jaren in Antwerpen gevestigd, getuige het feit dat hij in 1608 peetvader is van het eerste kind van zijn broer Etienne.
François Hennekinne huwt op 21 september 1610 in de Notre Dame-kathedraal (Onze-Lieve-Vrouw) van Antwerpen Anne Beguin, Haar familie komt is afkomstig uit Tournai (Doornik). De getuigen van het huwelijk zijn Augustin de Lorme en Etienne Hennekinne. Haar voogden zijn Pierre Biscop en Augustin de Lorme.
Anne Begin is tussen 1583 en 1584 geboren in Tournai, tegenwoordig Zuid-België, ook Doornik genoemd. Zij is de dochter van Nicaise Beghin, koopman in Doornik, en Catherine Boutou. Vader Nicaise Beghin sterft in Rouen, in Normandië in Noord-Frankrijk. Mogelijk had deze familie daar haar wortels.
Het eerste kind van François en Anne wordt in Antwerpen geboren, de rest in Amsterdam.
|
François Hennekijn is zilversmid en koopman eerst in Antwerpen, later te Amsterdam. Op 30 Maart 1612 verklaart hij, zoon van François, koopman, onder ede, dat hij zich herinnert op 2 sept. 1607 van mevrouw de la Tramerie het verzoek gekregen te hebben een beker te laten vergulden, die aan haar nicht de Hornes toebehoorde; de te gebruiken hoeveelheid goud mocht hij naar believen vaststellen.
De familie neemt in 1612, ergens na juni, de wijk naar het noorden, vermoedelijk om religieuze vervolging te ontwijken. Hun eerste kindje François is dan al geboren. In zijn Livre de tous ses enfants beklaagt vader François Hennekijn zich erover dat zijn eerste zoon gedwongen Rooms is gedoopt. Na een verblijf bij een oom in Rotterdam strijkt het gezin neer in Amsterdam:
|
Anne Begin, haar man François Hennequin en drie kinderen overlijden kort na elkaar in 1623. Anne wordt begraven op 28 september in de Franse kerk in Amsterdam met twee van haar kinderen, vermoedelijk een pasgeboren tweeling. François wordt 2 weken later begraven (10 oktober), en weer 4 dagen later volgt een ander kind, allen begraven in de Franse kerk in Amsterdam.
Dat 5 personen uit één familie zo kort na elkaar overlijden (ca. 2 weken) duidt er sterk op dat ze aan een besmettelijke ziekte lijden. 1623 is inderdaad het beginjaar van een twee jaar durende pestuitbraak die vooral Amsterdam en Dordrecht treft, opvallend, want geen directe buursteden. 10% van de bevolking bezwijkt.
Na het overlijden van beide ouders keren hun nog minderjarige kinderen (tussen 11 tot 6 jaar oud) François, Jan, en Sara terug naar Rotterdam, en worden vermoedelijk opgevangen door Marie Béguin, de tante van moeders zijde en vrouw van Augustin de Lorme (l'Orme) , naar verluid eenvoudige burgerluiden. Paulus (ca. 9 jaar oud) blijft in Amsterdam achter onder de hoede van Abraham de Goyer, zijn voogd.
Jan Hennekijn (1616)
Jan Hennekijn, koopman, industrieel en reder van aanzien in Rotterdam, is geboren in 1616 en gedoopt als Jan Batista Hennekin. Hij komt ook voor met voornamen Johan of Jean en achternamen Hennequin of Hennekin. Hij is de zoon van François Hennekinne (1577) en Anne Begin.
Catharina, zijn eerste vrouw
Jan Hennekijn huwt voor de eerste maal in 1640 met Catharina (Catelijna) Graswinckel te Delft. Catharina is geboren in Delft (1616), wonend aan de Koornmarkt te Delft, maar afkomstig uit Maasland. Ze is de dochter van Engelbert Graswinckel, advocaat voor het Hof van Holland, brouwer, schout van Overschie, en Margaretha van Hoogenhouck. Hun kinderen zijn in Rotterdam geboren:
|
Catharina is in het kraambed gestorven, 7 dagen na het baren van haar laatste zoon Catharinus in 1647.
Catharina, zijn tweede vrouw
Jan Hennekijn hertrouwt Catharina van der Graeff in 1648 te Rotterdam. Catharina is dochter van Hendrick Willemsz. van der Graeff en Anna van Neercassel. Hendrick van der Graeff is koopman in meekrap en kapitein der burgerij te Rotterdam. Haar moeder Anna van Neercassel is dochter van Wouter van Neercassel, raad en burgemeester van Gorinchem. gecommitteerde ter Rekenkamer van Holland, en Maria van der Verwen.
Van de 11 kinderen van Jan en Catharina halen zeven de volwassenheid niet; ze sterven respectievelijk op de leeftijden; Catharina (bijna elf jaar), Françoise (bijna een jaar), Maria (half jaar; een later kind krijgt dezelfde naam), Wilhelmus (half jaar), Augustinus (twee jaar), een naamloze dochter (paar dagen na de geboorte), en Elisabeth (acht jaar).
De 4 kinderen die wel overleven:
|
Van huis uit is Jan Hennekijn remonstrant, maar hij keert terug naar de gereformeerde Kerk, inmiddels staatskerk, hetgeen hem wellicht zakelijk beter van pas komt. Alle belangrijke familiegebeurtenissen zoals overlijden en geboorten, noteert Jan Hennekijn vanaf zijn eerste huwelijk (1640) in zijn bijbel, vermoedelijk een Statenbijbel die vanaf 1637 wordt gedrukt. Over de geboorte van zijn dochter Maria schrijft hij:
|
Jan Hennekijn overlijdt in 1670 op 54-jarige leeftijd. Zijn weduwe Catharina van de Graeff en dochter Anna vervolgen met de notities in de bijbel tot 1692. Van Anna is deze aantekening van het overlijden van haar moeder:
|
Over het huwelijk van haar 8 jaar jongere zus Maria, onze stamhoudster, noteert Anna Hennekijn:
|
Opgewerkt van minste knecht
Jan Hennekijn is koopman en industrieel van aanzien in Rotterdam. Hij is reder en bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. Zijn uitgebreide handelszaken reiken tot in Spaans-Indië en Barbarije. Hij behoort tot de rijkste Rotterdammers van zijn tijd en laat bij zijn overlijden in 1670 een getaxeerd vermogen van ƒ 80.000,- na aan zijn kinderen en zijn tweede echtgenote Catharina van der Graeff.
De 12-jarige Jan Hennekijn begint als minste knecht bij Cornelis Hartigsvelt (1586 - 1641), een van de rijkste kooplieden van Rotterdam, zelf zoon van een haringkoper uit den Briel. Voor een jongen uit een koopmansgeslacht is het normaal dat hij bij bevriende relaties onder aan de ladder begint, bijvoorbeeld als comptoirknecht of kantoorjongen.
Burgemeester Hartigsvelt heeft zijn roem en kapitaal te danken aan de haringrederij en (later) de koopvaardij en andere handel. Hij wordt echter ook beticht van een ruime consciëntie en frauduleuze praktijken, zoals het helen van de buit van Ierse kapers (waartegen overigens Jan Hennekijn in actie kwam) en het ontduiken van (de aangifte van) invoer- en uitvoerrechten.
In de taanderij van Hartigsvelt, waar visnetten gelooid worden, doet Hennekijn wellicht de kennis op van want en touwwerk, die hem later goed van pas komt. Aangezien de Hartigsvelts kennissen zijn van de Graswinckels kan Hennekijn zijn toekomstige eerste vrouw best via zijn patroon Hartigsvelt voor het eerst hebben ontmoet.
Jan Hennekijn maakt een bliksemcarrière door. Op 23-jarige leeftijd (1639), 10 jaar na zijn start als knecht bezit hij al een huis aan de Leuvehaven (in 1940 verwoest). Samen met twee aangrenzende woninkjes in het verlengde van zijn tuin kost hem dat ƒ 7.900,-; meer dan 25 jaarsalarissen van een ervaren vakman (ƒ 300,-). Zijn carrière:
|
Koopman met een toornich gemoed
Jan Hennekijn is een gedreven baas met een toornich gemoet; als het lossen van een schip hem niet vlug genoeg gaat jaagt hij zijn werkvolk van boord.
Er blijkt geen tak van handel te zijn waar hij niet in geïnteresseerd is en zijn invloed is groot. Hij is vaak mede-eigenaar van de schepen, die geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening worden geladen. Tegenwoordig zouden we dit verticale integratie noemen. Een greep van zijn ongebreidelde activiteiten die gedurende zijn leven uitbreiden:
|
Jan Hennekijn werpt zich ook op als concurrent van de Amsterdamse reders door schepen uit te zenden om Noorse last (Scandinavië). Zijn tomeloze energie brengt nieuw leven in de walvisvaart. Met Bernard van Pavye en Balthasar Wichelhuysen chartert hij herhaaldelijk schepen voor de Groenlandse visserij.
Met zijn partners zouden ze de eerste industriële traanverwerkers van Feijenoord geworden zijn, ware het niet dat de plannen om een bequame plaatse aan de Noord tot het kooken van traan in te richten en een haventje te graven door de dijkgraaf van IJsselmonde worden tegengehouden, vermoedelijk om Amsterdam niet tegen zich in het harnas te jagen.
Hennekijns ondernemerspraktijken kunnen niet altijd door de beugel, zoals het geval was bij zijn leermeester Hartigsvelt. Dan weer gaat het om stenen die in een baal wol zijn gevonden, dan weer over het smokkelen van tabak of het clandestien slachten op het platteland om schepen goedkoop met onbelast vlees te provianderen.
Ook de assuradeurs (verzekeraars) moeten voor Hennekijn op hun hoede zijn; als hij voorkennis krijgt dat het schip Eendracht, dat kastanjes moet laden, na een storm niet is teruggekeerd in de haven van Bordeaux, spoedt hij zich naar Amsterdam om het schip alsnog te verzekeren, zonder van de bange vermoedens te reppen.
Als dit uitkomt weigert men de verzekeringspenningen uit te keren. De assuradeurs van De twee Bootsluyden verklaren door de polis bedrogen en misleyt te zijn. Als de notaris dit ter huize van Hennekijn komt melden treft men alleen zijn dochter: Ik zal 't mijn vader behandigen.
De grote risico's die de toenmalige koopvaardij liep werkte het frauderen waarschijnlijk in de hand; storm, mist, de twee zeeoorlogen met Engeland (1652-1654 en 1665-1667) en de Vlaamse kaapvaart die ondanks de vrede met Spanje voortduurde, waardoor Oostende nog lang een broeinest van zeeroverij bleef.
Schelden als viswijven
In de zomer van 1646 ontstaat er een erfscheidingsconflict tussen de Hennekijns en Maritje Schouten, weduwe van de zeilmaker Cornelis Cornelisz, van Wassenaar, dat ernstig escaleert. Op een morgen ontdekt Catharina Graswinckel, Jan Hennekijns eerste vrouw, dat haar buurvrouw de scheidmuur tussen hun erven laat afbreken; ze trekt onmiddellijk van leer en haalt al roepend buurvrouws broer Cornelis Schouten door het slijk.
Cornelis Schouten, admiraal van de Oost-Indische Compagnie in Siam (Thailand) was 2 jaar eerder wegens zijn affgrijselijcke en verfoeyelijcke sonden, namelijk homoseksuele handelingen met een Franse korporaal, geëxecuteerd. Buurvrouw Maritje Schouten is ook niet op haar mondje gevallen. Ze repliceert:
|
Manlief Jan Hennekijn laat zich niet onbetuigd en gaat vanuit zijn zolderraam met een stuk hout de metselaar te lijf, die een ladder op de nok van Hennekijn's kookhuis had gezet en bezig was de schoorsteen af te breken.
Zijn licht ontvlambare karakter kennen we van een ander voorval waar hij zijn werkvolk van boord joeg, als het lossen van een schip hem niet vlug genoeg ging.
Eindeloos proces tegen zijn zoon
Jan Hennekijn voert een jarenlang durend proces tegen het voorgenomen huwelijk van zijn zoon Engelbert Hennekijn met Elske van der Wel. Als zijn zoon nog minderjarig is weigert hij toestemming; daarna wendt hij alle mogelijke juridische middelen aan om het huwelijk tegen te gaan. Zijn zoon en aanstaande schoonfamilie moeten zich verweren tegen een stortvloed van bezwaren. Menalda-van der Hoeven vertelt hierover:
|
Met aansienlijk geslacht en geringe extractie doelde men in die tijd niet zozeer op afkomst maar op maatschappelijk en economisch succes. Nobele afkomst telde in Rotterdamse koopmanskringen veel minder mee dan het eigen succes, waarmee huwelijkskandidaten in de harde 17e eeuw dan ook beter verzekerd waren van een goede toekomst.
Elsjes moeder schijnt Jans zoon Engelbert al tijdens zijn minderjarigheid overgehaald te hebben een schriftelijke belofte te tekenen om met haar toen pas twaalf- of dertienjarige dochter te huwen. De theorie die Menalda-van der Hoeven aanhangt is dat men uit was op Jan Hennekijns fortuin, waardoor het geen wonder is dat Jan Hennekijn dit proces tot in het oneindige heeft gerekt, in de hoop dat zijn zoon dat ook zou gaan inzien.
Hennekijn gooit het o.a. over de boeg van de crimen raptus. De familie Wan der Wel zou getracht hebben om Engelbrecht onder schijn van eerlijke vrijagie aan zijn ouders te onttrecken en afhandig te maken.
Eindeloos procederen leidt tot niets, en Engelhart Hennekijn trouwt met zijn Elske. Engelhart is het tragisch voorbeeld van een zwakke zoon van een sterke en vooraanstaande vader die niet aan de zware verwachtingen kan voldoen.
Er is sprake dat Engelbrecht consul in Bordeaux zou worden. Zijn ooms Graswinckel troosten zich daar veel moeite voor. Zijn broer François was al consul in Lissabon. De stad Rotterdam houdt echter de benoeming tegen, vermoedelijk op instigatie van zijn vader Jan Hennekijn, die zijn zoon misschien dicht bij huis wilde houden.
Na de dood van zijn vader kan hij zich door zijn erfenis ruimer bewegen. Hij drijft wat overzeese handel en exploiteert met zijn schoonvader (een deel van) de lijnbaan langs de Coolvest. Zaken gaan echter niet voorspoedig; bij zijn overlijden wordt hij uit een huurhuis aan de Bierkade weggedragen, en zijn lijk bijgezet in een huurgraf, zonder dat de klokken worden geluid.
De overdekte Lijnbaan
Waarom de Lijnbaan in Rotterdam de Lijnbaan heet en, en passant, waarom er een Hennekijnstraat is parallel aan de Lijnbaan, wordt uitgelegd op de website NLRM over Rotterdam en de haven:
|
Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw bevinden zich direct westelijk van de Coolvest uitgestrekte blekerijen, waar pas gewassen linnen te bleken wordt gelegd en vervolgens gespoeld.
Jan Hennequin koopt het land op onmiddellijk achter de tuinen aan de Coolsingel, zich uitstrekkend van de Binnenweg tot de Kruiskade. Hier laat hij een innnovatieve overdekte lijnbaan bouwen, waar zomer en winter doorgewerkt kan worden.
Op een resterend deel zou nog een grotere blekerij worden gesticht. Jan Hennequin overlijdt echter voordat het zover komt.
In 1671 worden op het noordelijke deel door de weduwe Hennequin twaalf percelen uitgegeven. Iedere koper moet naar gelang de breedte van zijn perceel een gedeelte van de Lijnbaanslaan aanleggen op dezelfde hoogte en breedte als het geval was bij het bestaande gedeelte ten westen van de molen De Witte Leeuw en blekerij de Blauwe Haan aan de Coolsingel.
De blekerij van de lijnbaan gaat uiteindelijk in handen van Hennekijns schoonzoon Dirk van der Hoeven, getrouwd met zijn dochter Marije Hennekijn. In 1845 is het laatste gedeelte van de lijnbaan verkocht en het daarbij behorende garenpakhuis ingericht als woonruimte.
Zijn omvangrijke erfenis
Als Jan in 1670 aan ziet komen dat hij niet lang meer te leven heeft regelt hij zijn omvangrijke erfenis, getaxeerd op ƒ 80.000,-. Zijn vrouw Catharina van de Graaff erft ƒ 16.000,-. Het document dat dit vastlegt kan hij niet meer ondertekenen omdat zijn rechterhand te veel beeft. Hij geeft haar ook de absolute volmacht over al zijn zaken. Zijn kinderen laat hij o.a. het recht na tot exploitatie van zijn overdekte lijnbaan ter waarde van ƒ 24.000,-; een terrein dat zich uitstrekte van de Binnenweg tot de Kruiskade, inclusief een grote tuin. Daarnaast ook zijn packhuys ende erve aan de westzijde van de Leuvehaven inclusief inboedel (ƒ 8.500,-). In het testament wordt duidelijk wat er allemaal onder viel:
|
Jan Hennekijn bezit ook een groot buitengoed onder Moerkapelle. Aanvankelijk deelt hij het goed met Mr. Daniël van Hogendorp, heer van Moerkapelle, Laurens van Swaenswijck en Anthonie de Sont. Ook de erfgenamen van Jacobus Blauw; zijn weduwe Anna Maria Soetens en zoon Willem Blau, bezitten een derde deel. Hij koopt hen allen uit en het buitenverblijf gaat in handen van Dirk van der Hoeven, de man van Marie Hennekijn.
Broer Paulus de kunstschilder
Paulus Hennekijn is de tweede zoon van François Hennequin en broer van Jan Hennekijn. Hij is schilder in Amsterdam. Kersbergen vermeldt het volgende over deze Paulus, ook voorkomend onder de naam Paul/Poulus/Pouwels Hennekin/Hennekyn:
|
Het lijkt er op dat Paulus als kunstschilder trekjes vertoont van een bohemien lifestyle; een onconventioneel, ongeregeld en artistiek bestaan met financiële perikelen, hetgeen ook gestaafd wordt:
|
Paulus Hennekijn verlooft zich in 1636, 25 jaar oud, met Cornelia de Swart. Hij wordt bijgestaan door zijn voogd Abraham de Goyer. Ze trouwen en van hun kinderen overleeft alleen Davidt Hennekijn; hij wordt ook kunstschilder. Als adres komen we tegen; de Kalverstraat, de Keyzersgracht, en de Rosestraat in de Vergulde Schol.
Na het overlijden van Cornelia de Swart hertrouwt hij met Anna van Neck. In 1672 wordt hij als Pauwelis Hennekijn, fijnschilder in de Uiterste (Utrechtse) dwarsstraat begraven. Hij wordt ca. 58 jaar oud. Ondanks dat zijn weduwe nog in 1676 voorkomt in archieven staat in het familiearchief: Paulus Hennequin stierf ongetrout. De reden is onbekend.
Schilderstalenten
Kunstschilder Paulus Hennekijn kan zich niet meten met zijn tijdgenoten Rembrandt en Bartholomeus van der Helst, Rembrandts grote concurrent en goede vriend van Paulus Hennekijn. Zijn werk kent echter wel een aantal kwalitatief hoogstaande schilderijen, zoals op deze pagina afgebeeld.
Paulus Hennekijns oeuvre is niet omvangrijk. Hij was gespecialiseerd in het schilderen van portretten, voornamelijk half- of driekwartlengte portretten, gedateerd tussen 1645 en 1665. Er zijn ook enkele stillevens bekend. Bij wie hij het schildersvak heeft geleerd weten we niet, maar zijn vroege werk vertoont een sterke invloed van Nicolaes Eliasz.Pickenoy, zodat het mogelijk is dat hij tegelijk met zijn vriend Van der Helst bij deze schilder in de leer is geweest.
Paulus is niet zo signeervast. Een aantal schilderijen is niet ondertekend of enkel met 'Hennekijn', wat kunstkenners in verlegenheid brengt, omdat zijn zoon Davidt ook kunstschilder is. Enkele van zijn schilderijen zijn gesigneerd met andere namen, vaak dat van zijn vriend van der Helst. Het kan zijn dat hij in dat geval het werk afmaakte van zijn meerdere collega, niet ongebruikelijk in die tijd.
Band met Bartholomeus van der Helst
In het netwerk van Amsterdamse kunstschilders trekken Bartholomeus van der Helst en Paulus Hennekijn nauw met elkaar op. Er is sprake van een hechte vriendschap. In de zomer van 1654 verblijven de drie schilders Jan Miense Molenaer, Bartholomeus van der Helst en Paulus Hennekyn twee à drie dagen in het Huis te Manpad om
|
Wat voor een stucken daar zijn gemaakt is niet bekend, wellicht een tuinversiering.
Van der Helst en Hennekijn worden ook ingeschakeld bij de beoordeling van de echtheid van schilderijen van hun collega’s. In 1653 wordt beiden, met enkele andere, alle vermaerde schilders gevraagd een oordeel te vellen over de echtheid van een landschapje van Paulus Brill, namelijk;
|
In de bijbehorende verklaring staat dat sijluijden als schilders gewoon sijn te traghten goede schilderijen te beschouwen. Als Van der Helst zijn vrouw machtigt om zijn zaken voor den Heeren Commissarissen van de Cleyne Saacken waar te nemen zijn Paulus Hennekyn en Christoffel Hermans getuigen.
In 1648 portretteert Van der Helst Paulus Hennekijn als lid van de compagnie van Cornelis Jansz. Witsen op de Schuttersmaaltijd, beschreven elders op deze pagina. Ook hebben Van der Helst en Hennekijn gemeenschappelijke opdrachtgevers, zoals de koekenbakker Jochem van Arras.
Van der Helsts schilderijen behoren tot de top van de realistische portretkunst, hoewel hij, anders dan de introverte en psychologische stijl van Rembrandt, er een veel lossere en gladde stijl op na houdt. Zijn flamboyante stijl maakt in die tijd meer furore en van der Helst is dan ook een gevierd en welgesteld schilder. De invloed van Van der Helsts portretkunst is zo groot dat in Amsterdam zelfs leerlingen van Rembrandt in zijn stijl gaan werken, zoals Ferdinand Bol en Govert Flinck.
Aan de stijl van Hennekijn te zien stelde hij zich Van der Helst tot voorbeeld, hoewel Hennekijn ook in de trant van Willem Claeszoon Heda (1594) schilderde, gepecialiseerd in stillevens en met een ongeëvenaarde stofafwerking.
in de Schuttersmaaltijd verzeild
De Schuttersmaaltijd, hier afgebeeld, is een schuttersstuk, en het beroemdste werk van Bartholomeus van der Helst, goede vriend van Paulus Hennekijn. Hij schildert het stuk in 1648 naar aanleiding van 'de Vrede van Munster', waarmee het einde van de tachtigjarige oorlog werd ingeluid. Volgens Arnold Houbraken, schilder en schrijver, behoort het tot de belangrijkste schilderijen aller tijden.
Het schilderij beeldt de maaltijd uit tijdens de schietwedstrijd die ter ere van de overwinning werd georganiseerd. De sfeer is ongedwongen en intiem, anders dan andere geweldenaarsstukken van Van der Helst. Door de openstaande ramen is de gevel van de brouwerij 'Het Lam' aan de Singel zichtbaar. Rechts brengt een vrouw een kalkoenpastei binnen. Op tafel staan tinnen borden, roemers en andere glazen. Links staat op de vloer een grote metalen koeler met een wijnvat.
Op de grote trommel hangt een papier met een gedicht van Jan Vos:
Het schilderij en het gedicht beelden hetzelfde uit; in het rechtervak schudt kapitein Cornelis Jansz Witsen (met zilveren drinkhoorn) luitenant Johan Oetgens van Waveren de hand, terwijl vaandrig Jacob Banningh relaxed in het midden achter de grote trommel zit met de blauwe vlag over hem heen gedrapeerd.
Maar waar is Wally ...eh Paulus?
Bekend is dat, naast de officieren, schutters en doelenpersoneel, ook schilder Paulus Hennekijn is afgebeeld. Onbekend is hoe deze eend in de vreemde bijt terecht gekomen is. Heeft zijn goede vriend van der Helst hem als figurant gevraagd? Is het een gunst vanwege Hennekijns betrokkenheid met het schilderij, wellicht voor bepaalde detaillering of afwerking?
Wie op het stuk voorkomt is pas uit latere, onnauwkeurig samengestelde, lijsten bekend. De rangschikking ontbreekt, dus weten we niet waar op het doek Hennekijn precies is afgebeeld. De figuren die hij in ieder geval niet kan zijn:
|
Op basis van deze uitsluiting blijft er maar één persoon over; Paulus Hennekijn moet de derde figuur van rechts zijn. Hij draagt een soort schouderband met losse koorden. Mogelijk is het een bandelier waar de grote trommel in het midden van het schilderij aan moet hangen; er is namelijk ook sprake van een trommelaar op het doek. In de lijstjes wordt Hennekijn ook genoemd in het rijtje van 4 personen aan de rechterkant van het schilderij.
Als Hennekijn model heeft gestaan voor de trommelaar, dan heeft dat een goede reden; als enige buitenstaander moet hij een gedaante krijgen die past in het doek. Terwijl de officieren en schutters met naam en toenaam bekend waren en dus herkenbaar (moesten) worden geschilderd, mag een ondergeschikte trommelaar best anoniem en onherkenbaar zijn.
Een van de naamlijsten van de afgebeelde personen rept evenwel van een trommelaar en Paulus Hennekijn. De lijsten zijn echter pas later opgetekend en niet betrouwbaar gebleken. De nadruk kan gelegen zijn op de aanwezige schutters en de werkwijze van Van der Helst kan hen ontgaan zijn.
De veronderstelling dat deze persoon Paulus Hennekijn is, strookt met wat we kunnen verwachten; een man van begin 30, donker haar en ietwat zware baardgroei, typisch voor meer zuidelijke types (de Hennequins komen uit Zuid-Belgie/Noord-Frankrijk). Daarnaast heeft hij bruine ogen en een breed gezicht net zoals zijn 2 jaar jongere broer Jan Hennekijn.
Voogd Abraham de Goyer, Rembrandt en de Tulpenmanie
Na de dood van zijn vader blijft Paulus Hennekijn in Amsterdam onder de hoede van zijn voogd Abraham de Goyer. Hij kent daar ook een andere schilder; Rembrandt. Van hen is een gezamenlijk afgelegde dispositie (juridische verklaring) bekend. Paulus brengt Rembrandt in contact met de Goyer, hetgeen Rembrandt lucratieve opdrachten oplevert; in een betoog over het klantennetwerk van Rembrandt blijkt dat hij via Abraham de Goyer, actief in zowel de tulpen- als de kunsthandel toegang krijgt tot koopkrachtige opdrachtgevers.
Als tulpenkweker en -handelaar is Abraham de Goyer betrokken bij de zogenaamde tulpenmanie uit 1637. Deze grootscheepse speculatie in tulpenbollen wordt door economen gezien als de eerste beschreven economische bubble (speculatiegolf) in de wereldgeschiedenis.
Abraham de Goyer was een van de ca. 40 mensen die actief waren met het zaaien van nieuwe soorten tulpen, waaronder de vermaledijde Viceroy, die tussen de ƒ 3.000 en ƒ 4.200 opbracht voordat de prijzen abrupt kelderden. Ter vergelijking; een ervaren vakman verdiende in die tijd ca. 300 gulden per jaar.
Hoewel Abraham een gedupeerde is van de tulpenmanie, blijkt het achteraf mee te vallen, volgens de website Ons Amsterdam:
|
David de stillevenschilder
Paulus' enige overlevende zoon, David of Davidt Hennekijn, wordt ook kunstschilder.
Uit de financiële perikelen van zijn vader weten we (gelukkig) meer over zijn schilderende zoon. Als er in 1667 beslag wordt gelegd op de boedel van zijn vader, getuigt de schilder Hendrick van Someren dat het schildersgerei, drie lijsten en een stuk of zeven schilderijen niet aan Paulus maar aan diens zoon David(t) toebehoren, kennelijk van zijn vader overgenomen.
Het proces-verbaal is uitgebreider; hier volgt een deel eruit, vrij vertaald;
|
Eerder (1666) verklaart Marcus Kemp, schilder, 22 jaar oud, ook dat de op 6 mei 1666 aanwezige schilders-benodigdheden toebehoorden aan David Hennekijn.
Menalda-van der Hoeven trekt de verklaringen in twijfel. Hij vermoedt dat de schilderijen en het schildersgerei wel aan Paulus Hennekijn hadden toebehoord, en dat de verklaringen bedoeld waren om inbeslagname te voorkomen. Hij betwijfelt het bestaan van de schilderende zoon, maar dat lijkt niet heel plausibel omdat er heden ten dage veel schilderijen bekend zijn van David Hennekijn met florale- en vruchtenmotieven.
Vanwege het niet zo tekenvast zijn van zijn vader Paulus kunnen we niet uitsluiten dat Paulus de schilderijen heeft vervaardigd onder de naam van zijn zoon Davidt Hennekijn.
Broer François de kaashandelaar
François Hennekijn is de oudste broer van Jan Hennekijn. Oorspronkelijk houdt François een komenijs- en kaaswinkel, waarvoor hij in 1648 met zijn zuster Sara ƒ 6000,- leent van zijn broer Jan Hennekijn.
In een komenijswinkel, werden allerhande kruidenierswaren verkocht. Het woord raakt begin 20e eeuw in onbruik.
In 1650 koopt François zijn zuster uit en schijnt op latere leeftijd een gezeten koopman te worden, die ook overzee handel in kaas drijft. De komenijszaak is vermoedelijk een bescheiden start geweest voor zijn omvangrijke handel, ook gezien de betrokken grote som geld voor die tijd (ƒ 6000,-).
François Hennekijn woonde dicht bij zijn broer Jan op de Leuvehaven.
Zoon Gualtherus de politicus
Gualtherus (ook Wouterus) Hennekijn (1653 - 1738) is de tweede zoon van Jan Hennekijn uit zijn tweede huwelijk met Catharina van der Graeff. Gualtherus trouwt met Geertruid Graswinckel, familie van de eerste overleden vrouw van zijn vader. Zijn tweede huwelijk is met Ewouda Verschuer.
Gualterus Hennekijn is burgemeester van Rotterdam in 1711 en 1712, en internationaal politiek actief. Tijdens de Spaanse Successieoorlog vecht de Grote Alliantie van Europese mogendheden, waaronder de Republiek der Nederlanden, tegen Frankrijk en het Spaanse Rijk. Hennekijn bemiddelt tweemaal namens de Republiek met Frankrijk.
Zijn eerste vredesvoorstel, uitonderhandeld met de Fransen, ketst af (1706), waarna hij naar Parijs afgevaardigd wordt en nogmaals faalt; de Republiek vindt ook zijn tweede ontwerp niet acceptabel. Hij zit in een lastig parket omdat de uitgangsposities van de mogendheden snel veranderen afhankelijk van veldtochten, maar ook omdat de Fransen heimelijk met de Engelsen onderhandelen, waarvan Hennekijn niet op de hoogte was. In 1712 maakt een groot vredescongres een einde aan de oorlog: Spanje en Frankrijk delven het onderspit.
In 1725 verzet Hennekijn zich tegen aansluiting van Nederland tot het Verbond van Herrenhausen, een soort NATO waar Frankrijk, Engeland en Pruisen lid van zijn, en later ook de Nederlanden. Hennekijn pleit juist voor aansluiting aan het rivaliserende Verdrag van Wenen met Spanje en het Habsburgse Rijk. Misschien dat zijn frustrerende ervaringen met de onbetrouwbare Fransen hier debet aan is.
Hij begint heimelijk te onderhandelen met de Spanjaarden, hetgeen hem niet in dank wordt afgenomen. Het Biographisch Woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa (1852-1878) meldt daarover:
|
Fotogalerij Hennekijn
Bronnen en verantwoording
- Genealogisch onderzoek van Victor Tahon (1845-1937) en Jean-Pierre Vasseur (1920-2006) bijeengebracht door Philippe Vasseur.
- Johan Hennequin (1616 — 1670) en zijn bloedverwanten van A. I. Menalda-van der Hoeven in De Nederlandsche Leeuw Jaargang 91 (1974).
- Een Liefde Aan De Leuvehaven van Dr. A. C. Kersbergen in het Rotterdams Jaarboekje Reeks 04, Jaargang 07, 1939. Het artikel is opgenomen op de pagina Hennekijn, Een Liefde aan de Leuvehaven.