Hoeven van der, Familie
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
Rijshouwer | |
van Vollenhoven | |
van der Hoeven | |
Leers | Hennekijn |
Deze pagina beschrijft de voorouders van Maria van der Hoeven (1730), dochter van François van der Hoeven (1685). Ze is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker. Door haar huwelijk met Jan van Vollenhoven (1723) verdwijnt de achternaam Van der Hoeven bij haar verdere nakomelingen.
De Van der Hoevens behoren tot een 17e eeuws Rotterdams patriciërsgeslacht. Ze komen ook voor ander de namen van der Houven, Verhouve en Verhoufen.
Inhoud |
Jan Jansz. van der Hoeven (ca. 1580)
Jan Jansz. van der Hoeven is ca. 1580 geboren in Dorsten, dat iets ten noorden van Breda ligt en tegenwoordig binnen de gemeente Oosterhout valt. In de buurt van Breda ligt ook een plaatsje Hoeven, dat wellicht de oorspong verklaart van de naam Van der Hoeven.
Jan van der Hoeven is kuiper in de brouwerij de Roode Leeuw in Rotterdam. In 1605 huwt hij te Rotterdam Neeltje Willemsdr., weduwe van Bouwen Jacobsz.. Vier kinderen zijn bekend:
|
Van Jan van der Hoeven en zijn vrouw zijn transacties gevonden van onroerend goed in Rotterdam. In 1608 koopt Jan een huis aan de Hoogstraat, en in 1612 een tweede huis aan dezelfde straat. In 1628 koopt Neeltje, inmiddels weduwe, een huis aan de Nieuwe Haven, dat zij hetzelfde jaar weer verkoopt. Zij verkoopt haar huizen aan de Hoogstraat, de eerste in 1632, de tweede in 1648 aan haar zoon Willem van der Hoeven.
Als kuiper maakt Jan van der Hoeven kuipen; ronde vaten of tonnen. Deze waren niet, zoals tegenwoordig, alleen bedoeld voor wijn of sterke drank. In de scheepsvaart waren kuipen onmisbaar voor het vervoer en het bewaren van alle bederfelijke en houdbare waar, zoals vers drinkwater, bier, oliën en vis. In droge kuipen zat bijvoorbeeld graan.
Een vat was samengesteld uit duigen die door hoepels bij elkaar gehouden worden. Vallen deze plankjes uit elkaar, dan mislukt het vat; vandaar de uitdrukking; in duigen vallen.
Jan Jansz. van der Hoeven (ca. 1605)
Jan Jansz. van der Hoeven, geboren rond 1605, is ook kuiper zoals zijn gelijknamige vader Jan Jansz. van der Hoeven. Hij huwt tweemaal; de eerste maal met Adriaentje Hendricxdr., de tweede maal in 1646 met Neeltje Dirxdr. Claer. Jan van der Hoeven overlijdt in 1657. Maar twee kinderen uit zijn tweede huwelijk zijn bekend. Mogelijk waren de echtelieden al op flinke leeftijd -voor die tijd- om nog veel kroost te produceren:
|
Jan is kuiper in de Roode Leeuw en lid van het Kuipersgilde 1626 te Rotterdam. In 1633 koopt hij het huis ‘t Arme schaap aan de zuidzijde van het Haringvliet. In 1640 verkoopt hij dit huis om een ander te kopen aan de Hooimarkt. Hij vertrekt rond 1648 naar Dordrecht, waar hij brandewijnbrander is. Het pand aan de Hooimark wordt pas in 1668 door zijn weduwe verkocht.
Dirk van der Hoeven (1649)
Dirk van der Hoeven, koopman en brouwer, is geboren in 1649, zoon van Jan Jansz. van der Hoeven (ca. 1605) en Neeltje Dirxdr. Claer. Hij huwt tweemaal; ca. 1670 in Rotterdam met zijn eerste vrouw Maria de Hulter (1651 - 1676), dochter van Paulus de Hulter.
Na het overlijden van zijn eerste vrouw huwt hij in 1677 met Maria Hennekijn. Maria, geboren in 1657, is dochter van Jan Hennekijn (1616) en Catharina van der Graeff. Haar familie wordt beschreven op de pagina Familie Hennekijn.
Van hun kinderen overlijden op vroege leeftijd; Cornelia (10 jaar oud), Theodore (4 jaar) en Henry (3 jaar). De kinderen die de volwassenheid bereiken:
|
Dirk van der Hoeven overlijdt in 1714 in Dordrecht op een leeftijd van 65 jaar; zijn tweede vrouw Maria Hennekijn in 1723 op een leeftijd van 66 jaren.
Dirk van der Hoeven is koopman in Dordrecht, later koopman en brouwer in De Vos (1676) te Rotterdam, en woont op de Leuvehaven. Hij baat daarnaast de bleek uit van de lijnbaan in Rotterdam. Deze nering heeft hij van zijn schoonvader Jan Hennekijn overgehouden uit zijn omvangrijke erfenis. Uit dezelfde nalatenschap stamt een buitengoed In Moerkapelle, dat voor de Van der Hoevens een oord van ontspanning is.
Hij is penningmeester van de Wilde Venen, een droogmakerij die ook De Honderd Morgen genoemd wordt, boven Moerkapelle, waar Van der Hoeven een buitengoed heeft. Een droogmakerij is een meer of drassig gebied dat drooggelegd is en polder geworden. De Wilde Venen werden in 1655 drooggelegd en verkaveld.
François van der Hoeven (1685)
François van der Hoeven is advocaat , directeur in assuranties, en Heer van Tienhoven. Hij is geboren in 1685, zoon van Dirk van der Hoeven (1649) en Maria Hennekijn. De 38-jarige François huwt in 1723 met de 26-jarige Johanna Leers, geboren 1697, dochter van Reinier Leers (1654) en Cornelia Brandt. Haar familie wordt beschreven op de pagina's Familie Leers en verder terug Familie Brandt.
Van de 7 kinderen van Johanna Leers en François van der Hoeven overlijden er 3 op jonge leeftijd: Isaac, Cornelia, en Johanna. Tenzij anderszins vermeld spelen de gebeurtenissen zich af in Rotterdam.
|
François van der Hoeven overlijdt in 1765 in Rotterdam op een leeftijd van 80 jaren. Hij wordt in het familiegraf in de Sint-Laurenskerk in Rotterdam begraven. Zijn vrouw Johanna Leers sterft acht dagen later, en wordt ook bijgezet in het familiegraf.
Pas op 24 december 1766 vind de definitieve boedelscheiding plaats; elk van de vier kinderen wordt het, destijds omvangrijke, bedrag van ƒ 65.600,- toebedeeld.
François van der Hoeven is advocaat voor den Hove van Holland, directeur der Maatschappij van Assurantie, Disconteering en Beleening en kassier van de Wisselbank te Rotterdam. Hij voert de titel van heer van Tienhoven, in een andere paragraaf toegelicht.
Heer en Vrouwe van Tienhoven
In 1745 worden Johanna Leers en François van der Hoeven Vrouwe en Heer van Tienhoven.
In de geschiedenis worden Tienhoven en Ameide vaak als eenheid genoemd; twee plaatsjes aan de Lek in Zuid-Holland.
De naam dateert uit ca. 1250 toen er als heerlijkheden Tien hoeven van elk zestien mergen werden uitgegeven; stukken land van een bepaald oppervlak.
Een Heer was in het feudale stelsel van vóór de Franse Revolutie van 1789 een bestuurder van een bepaald gebied; een heerlijkheid. Deze functie oefende hij uit als leenman in naam van een hogere edelman. In ruil voor bescherming en rechtspraak voor de bewoners had de Heer rechten en verdiensten in de vorm van belastingen, zoals tolgelden, windrechten, en marktrechten. Het stelsel verdween in de 19e eeuw, maar de titels van Heer en Vrouwe bleven, zuiver nog van ceremoniële en decoratieve aard. |
Bij de ceremonie in 1745 vindt een gelijktijdige inhuldiging plaats van het echtpaar Van der Hoeven/Leers en het echtpaar Leers/Uijlenbergh, bestaande uit Johanna's broer Arnout Leers en zijn vrouw Christina Uijlenbergh.
Tijdens de plechtigheid in Ameide, draagt neef Frans de Haes een kolossaal dichtwerk voor van ongeveer tweehonderd versregels. Frans de Haes is een kleinzoon uit het eerste huwelijk van Johanna Leers' moeder Cornelia Brandt.
De heerlijkheid Tienhoven blijft niet in een familie maar wordt doorverkocht. Hoe kwam dat zo?
De Bisschop gaf het leenrecht van de heerlijkheden aan zijn Banierdrager, de heer van Goor uit Overijssel. Tussen 1258 en ca. 1400 vermeldt de geschiedenis een andere Banierheer: de heer Arnoud van Herlaer. Vanaf 1684 is het leenrecht aan de familie Brederode, respectievelijk Van der Lippe.
In 1725 worden alle rechten verkocht aan de Staten van Holland. Arnout van den Bergh verwerft op een veiling in 1729 het recht om beleend te worden door de Staten van Holland en West-Friesland met Ameide, Herlaar en Tienhoven. Hij is de voogd van Johanna Leers en haar broer Arnout na het overlijden van hun vader Reinier Leers.
De heerlijkheden Ameide en Tienhoven kosten hem ƒ 40.000,-. Arnout van den Bergh bezit naast Herlaer, het Tienhovensche- en Termeyseveer, ook de visserij voor beide plaatsen op de Lek en nog veel meer. Als de kinderloze van den Bergh overlijdt erft Arnout Leers, zijn bevoogd kind, de heerlijkheden van Herlaer, Ameide en Tienhoven.
Het Nieuwsblad van de Historische Vereniging Ameide en Tienhoven vermeldt daarover:
|
Na het overlijden van Francois van der Hoeven erft zijn zoon Dirk Jean van der Hoeven de heerlijkheden van Tienhoven. Dirk Jean heeft een swakke constitutie des lichaams en overlijdt in 1799. Wat er daarna is gebeurd is niet onderzocht; in 1848 is ene Vrouwe A.H.E. Ram, weduwe van Mr. LT. Nepveu, eigenaresse van Tienhoven.
Wat duidelijk is dat Tienhoven na 1725, toen de familie Van der Lippe er afstand van nam, niet meer in adellijke handen is geweest.
De aanschaf van een heerlijkheid door een rijke burgerfamilie verleende nobele status die op andere manier niet verkregen kon worden. De adel heeft namelijk nooit goed gedijd in de burgerlijke handelsnatie die Nederland is. Vooraanstaande burgers en regentenfamilies bezaten hoge posten en er kwam alleen sporadisch nieuwe adel bij. Na het verjagen van het orangistisch bewind van Willem V en de oprichting van de Bataafse Republiek werd de adel zelfs deels opgeheven. |
Huis aan de Rottekade
Het echtpaar Van der Hoeven laat aan de rechteroever van de Rotte (Rechter Rottekade 63, Rotterdam) een huis bouwen. Vanaf omstreeks de achttiende eeuw wordt het gebied langs de Rotte in de zomer bewoond door welgestelden. Tussen de industrie, zoals houtzagerijen, bevonden zich de buitenplaatsen. Het echtpaar breekt het originele Huis den Arend af en laat een weelderige buitenplaats bouwen met een oranjerie, vijvers, fonteinen, cascades, en grotwerken.
De kinderen verkopen het huis na het overlijden van het echtpaar in 1766 voor 9.561,- gulden aan Maria Marta Ie Cointe, weduwe van Mr. Cornelis de Normandie. Uit de inboedel van hun erfenis:
|
In 1810, als Jan Viruly eigenaar is, dient het bedrijfsgedeelte tot wolbloterij of zeemtouwerij. In een vellenploterij (bloterij) werd de ruwe wol gewassen, de schapenvellen gebloot en de wol van de vellen geschraapt. Vervolgens werden de huiden tot leer verwerkt en werden de wol en het leer verhandeld. Iets dichterbij lag in 1749 een verwante onderneming, een wolwasserij.
Vanaf 1854 herbergt het pand een opleidingsinstituut voor zendelingen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap. In 1917 heet het Huize Padua, een rooms-katholieke instelling. Het Rotterdam's jaarboekje vermeldt in 1922 de opening van een rooms-katholiek tehuis voor ontslagen gevangenen en drankzuchtigen.
Er is nu niets meer over. Als het niet ervoor gesloopt is, dan toch wel verloren gegaan na het verzengende bombardement van Rotterdam in 1940, hoewel net buiten de brandgrens. Het zou nu gestaan hebben op de Rechter Rottekade ter hoogte van Crooswijk of net eronder.
Bronnen
- H.J. Beckmann schreef in 2008 een dissertatie over de reconstructie van de omvangrijke collectie van Arnout Leers (1698), broer van Johanna Leers die in 1767 geveild werd. Hij deed dit in het kader van zijn studie aan de Universiteit Utrecht.
- Nieuwsbladen van de De Historische Vereniging Ameide en Tienhoven.