Brieder de, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Het Utrechtse Munthuis)
(Het Utrechtse Munthuis)
Regel 179: Regel 179:
 
[[File:neude ceciliakerk).jpg|thumb|400px|left|Zicht op de Neude in noordelijke richting in 1618. Links is de kapel van het Ceciliaklooster zichtbaar, waar later in de negentiende eeuw de Munt was gevestigd.]]
 
[[File:neude ceciliakerk).jpg|thumb|400px|left|Zicht op de Neude in noordelijke richting in 1618. Links is de kapel van het Ceciliaklooster zichtbaar, waar later in de negentiende eeuw de Munt was gevestigd.]]
  
Het Utrechtse Munthuis waar veel Brieders werkten was tot circa 1910 gevestigd in het voormalige St. Ceciliaklooster tussen de Oudegracht en het Neude. Het gebouw uit 1647 was aan alle kanten van de buitenwereld afgesloten door andere gebouwen of een kloostergang. Het binnenste deel, dat grensde aan de binnenplaats was ingericht als muntwerkplaats. Aan de beide straatzijden aan de Oudegracht en het Neude zijn twee rijen huizen. Eén van de woningen aan het Neude deed dienst als muntmeesterswoning.
+
Het Utrechtse Munthuis waar veel Brieders werkten is tot circa 1910 gevestigd in het voormalige St. Ceciliaklooster tussen de Oudegracht en het Neude. De belangrijkste reden voor de verhuizing naar deze locatie was waarschijnlijk ruimtegebrek. De muntproductie werd steeds meer gemechaniseerd, een proces dat in Duitsland al een eeuw eerder zijn intrede deed. Om de machines te kunnen plaatsen, had het munthuis meer ruimte nodig.
 +
 
 +
Het gebouw uit 1647 was aan alle kanten van de buitenwereld afgesloten door andere gebouwen of een kloostergang. Het binnenste deel, dat grensde aan de binnenplaats was ingericht als muntwerkplaats. Aan de beide straatzijden aan de Oudegracht en het Neude zijn twee rijen huizen. Eén van de woningen aan het Neude deed dienst als muntmeesterswoning.
  
 
De 'oude Munt' is in het begin van de 20e eeuw gesloopt om plaats te maken voor het [http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpostkantoor_%28Utrecht%29 voormalig postkantoor]. Het huidige en statige gebouw van de [http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Nederlandse_Munt Koninklijke Nederlandse Munt] aan de Leidseweg dateert van het begin van de 20e eeuw, ontworpen door rijksbouwmeester C.H. Peters. De Brieders hebben zich dus moeten behelpen met de krappe en verouderde werkomgeving aan het Neude.
 
De 'oude Munt' is in het begin van de 20e eeuw gesloopt om plaats te maken voor het [http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpostkantoor_%28Utrecht%29 voormalig postkantoor]. Het huidige en statige gebouw van de [http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Nederlandse_Munt Koninklijke Nederlandse Munt] aan de Leidseweg dateert van het begin van de 20e eeuw, ontworpen door rijksbouwmeester C.H. Peters. De Brieders hebben zich dus moeten behelpen met de krappe en verouderde werkomgeving aan het Neude.
 +
 +
1814: Van provinciaal munthuis tot ’s Rijks Munt
 +
Vanwege de bureaucratische rompslomp werd in 1806 besloten de provinciale munthuizen te sluiten. Vanaf 1807 zou er nog maar één nationaal munthuis bestaan. In eerste instantie zou die zich vestigen in Amsterdam. Vanwege geldgebrek werd echter besloten dat de Utrechtse Munt die taak zou overnemen. In 1814, na de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden, werd het Utrechtse munthuis omgedoopt tot ’s Rijks Munt. Eerst nog als zelfstandig bedrijf, maar vanaf 1 januari 1902 onder direct beheer van het ministerie van Financiën. In 1912 kreeg de Munt formeel de status van staatsbedrijf.
  
 
===Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt===
 
===Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt===

Versie van 22 feb 2015 om 14:41

UNDER CONSTRUCTION

Inderdaad: flarden tekst en ontbrekende passages. Er wordt aan gewerkt. Keer terug naar de Hoofdpagina en kom later graag eens terug!


Bestand:Gouden stadssleutels detail v5.jpg
Twee vergulde zilveren stadssleutels van Utrecht van de hand van Johannes de Brieder (1752) in 1806. Het vermakelijke verhaal van hun verdwijning en verschijning wordt hier verteld (collectie het Centraal Museum Utrecht).

Inhoud

Zilver smeden en munten slaan

Hoewel de naam Brieder bierbrouwer betekent is het ambacht niet bekend onder de familie (prent bierbrouwers 18e eeuw).

Deze pagina beschrijft de voorouders van Catharina Sophia de Brieder, een familie met een lange traditie van goud- en zilversmids, en muntgezellen.

Catharina Sophia de Brieder is de grootmoeder van Catharina (Cato) Armee, de vrouw van Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz. Door Catharina Sophia's huwelijk met Stephanus Cohu verdwijnt de familienaam de Brieder bij verdere nazaten.

De familienaam is zeer vermoedelijk afgeleid van het beroep brieder dat bierbrouwer betekende. Er zijn echter geen bierbrouwende Brieders te vinden in de archieven. Het vroegst bekende Briederambacht is dat van meesterschoenmaker.

Vroegse de Brieders

De vroegste generaties van de familie de Brieder in opvolgende lijn (vader - zoon).

  1. Adolph den Brieder, geboren rond 1530.
  2. Adriaan den Brieder, geboren rond 1565.
  3. Willem de Brieder is rond 1600 geboren en is getrouwd met Jannetje Jans.
  4. Johannes de Brieder, geboren in 1630 in Utrecht en gehuwd met Grietje Volkerts. Volcker de Brieder is hun zoon.

Volcker de Brieder (1671)

Volcker de Brieder, zoon van Johannes de Brieder, is geboren in 1671 in Utrecht. Zijn voornaam wordt verschillend gespeld; naast Volckert zie je ook Fol(c)ker(t). Ook de achternaam staat soms anders vermeld; den Brieder of de(n) Brieter. Hij huwt Catharina van Hulst, geboren in 1676. De volgende kinderen zijn bekend.

  1. Johannes (Jan) den Brieder (1701 - ergens voor 1776).
  2. Margaretha de Brieder (rond 1715 - 1789). Zij huwt Cosmas (Cors) Evertsen van 't Hof in 1736.
  3. Cornelis de Brieder.
  4. Catharina de Brieder. Zij huwt Albertus (Bart) Corver (Kurver).
  5. Steven de Brieder.

Volcker de Brieder overlijdt rond 1738 op een leeftijd van ca. 67 jaar, zijn vrouw Catharina van Hulst 7 jaar later (1745) als ze 69 is.

Johannes (Jan) den Brieder (1701)

Johannes (Jan) den Brieder, zoon van Volcker de Brieder, is geboren in 1701 in Utrecht. Hij huwt Maria van Nus (ook Us genaamd) in 1696 in Utrecht. Maria is geboren in 1700, en dochter van Nicolaas van Esch en Cornelia van Zijl. Drie kinderen zijn bekend.

  1. Nicolaas de Brieder (1720- 1787).
  2. Cornelia den Brieder. Zij huwt Gijsbert van Niekerken.
  3. Folckert den Brieder. Hij huwt Anna Maria van Bemmel.

Op late leeftijd (61 jaar) huwt Jan den Brieder na de dood van Maria van Nus met Catharina Goudoever (1762). Hij overlijdt ergens voor 1776. Van beroep is Jan den Brieder meesterschoenmaker.

Maria van Nus' voorvaders

De sporen van Maria van Nus, echtgenote van Johannes (Jan) den Brieder (1701) gaan terug tot in de zestiende eeuw. Als we teruggaan vanaf haar ouders:

  • Haar vader Nicolaas van Esch huwt Cornelia van Zijl in 1685 in Utrecht.
  • Cornelia van Zijl is de dochter van Aart Agterberg en Sophia Peter Gerritsdr Schijf.
  • Aart Agterberg is geboren in 1616, zoon van Gijsbert Agterberg en Neeltje Huygen. Hij huwt Sophia Peter Gerritsdr Schijf in 1648. Aart is hovenier.
  • Gijsbert Agterberg is geboren in 1595 in Utrecht. Hij overlijdt in 1653 in Utrecht op een leeftijd van 58 jaren. Hij is de zoon van Willem Acrijnsz. Hij huwt Neeltje Huygen.
  • Willem Acrijnsz overlijdt in 1598.

Nicolaas de Brieder (1720)

Zoon Arnoldus (1760) koopt in 1784 het huis 'De Drie Kolven' aan de Oude Gracht 124 in Utrecht (hier een recente foto) van Adam Visch. Hij bljjft er 23 jaar wonen en verkoopt het 4 jaar voor zijn dood aan Johannes Cornelis van Schermbeek

Nicolaas de Brieder, zoon van Johannes de Brieder is geboren in 1720. Hij huwt Maria van der Meulen (of Meulenbroek) in 1748. Maria dochter van Arnoldus van der Meulen en Helena van Bemmel. Vier van de tien kinderen behalen de volwassenheid;

  1. Helena de Brieder (1750 - 1831). Zij huwt Hendrik Spendel, zoon van Willem Spendel.
  2. Johannes de Brieder (1752 -1829).
  3. Arnoldus de Brieder (1760 - 1817), zilversmid. Hij huwt Hazewiena van Buuren.
  4. Nicolaas de Brieder (1768 - 1811), zilversmid. Hij trouwt Hendrika Willemiena van Dort in 1790 en later Willemina de Meijere.

Van de zes overleden kinderen heten er drie Maria, twee Arnoldus, en één Clasina. Naarmate de kinderen later worden geboren leven ze langer. De eerste vroeggestorvenen worden maar 11, 21 en respectievelijk 21 dagen oud. De laatste drie vroeggestorven kinderen worden repectievelijk 11, 5 en 30 maanden.

De zes vroeggestorven kinderen worden allen gedoopt in de Dom in Utrecht en zijn begraven in de Buurkerk. Niet alleen zoveel kinderen zien sterven is navrant, ook het feit dat Maria van der Meulen er drie daarvan achter elkaar verliest tussen Johannes en Arnoldus in.

Nicolaas overlijdt in 1787 op een leeftijd van 67 jaren. Zijn vrouw Maria van der Meulen overlijdt 8 jaar later (1795). Beiden zijn begraven in de Janskerk in Utrecht.

Ziversmid en essayeur

Bestand:Vorken Arnoldus de Brieder.jpg
Vier kleine 2e gehalte zilveren tafelvorken van 'meester' Arnoldus de Brieder, zoon van Nicolaas, Utrecht, vervaardigd eind 18e - begin 19e eeuw. € 180 Veilinghuis Peerdeman /€ 180

Volgens Silverresearch begint Nicolaas de Brieder op zijn 14e als smidsleerling (1734) bij de goudsmid Fockenberg, ook een ambachtelijk vak zoals zijn vader de meesterschoenmaker. Hij treedt in 1750 toe tot het goud- en zilversmidsgilde toe. Hij is dan dertig jaar oud.

Vijftien jaar later (1765) wordt hij benoemd tot stadsessayeur na het vertrek van Leendert Jan Eliot (ook Elliot). Eliot bekleedde deze positie drie jaar lang nadat zijn voorganger, zijn vader, was overleden. De reden dat Eliot ontslag neemt is dat hij als essayeur naar Batavia wil. Het lukt hem maar sterft aldaar 10 jaar later op 32-jarige leeftijd (1775).

Nicolaas' aanstelling is ook van korte duur, erg kort zelfs; binnen een maand wordt hij alweer vervangen door Victor Valentijn Koningsberger. Waarom de Staten Koningsberger verkiezen als essayeur boven Nicolaas de Brieder is niet te achterhalen.

Arnoldus en Nicolaas jr., twee zonen van Nicolaas, worden ook zilversmid. Zij volgen hetzelfde patroon als zijn vader; vroeg bij een meester in opleiding beginnen (13 respectoevelijk 14 jaar) om na ca. 7/8 jaar zelf meester genoemd te kunnen worden, in hun geval als ze 21 jaar oud zijn.

( muntgezel?)

Wat is een Essayeur?

De essayeur controleerde het goud- en zilvergehalte van de inkomende grondstoffen, van het muntmateriaal gedurende het productieproces en van de vervaardigde munten. Hij was binnen de Munt de verantwoordelijke voor het juiste goud- en zilvergehalte. De essayeur had vaak een opleiding tot goud- of zilversmid gevolgd en meestal ervaring opgedaan in het keuren van goud en zilver als keurmeester bij het goud- en zilversmidsgilde. Op basis van zijn bevindingen werd de volgende productiestap ondernomen of het materiaal opnieuw gezuiverd. De essayeur was aanwezig bij de muntbusopeningen en stond dan ter verantwoording. Samen met de essayeur-generaal voerde de essayeur tijdens de muntbusopening de gehaltebepaling van de gebuste munten uit. De essayeur was evenals de muntmeester een zelfstandig ondernemer die behalve analyses voor de Munt ook op persoonlijke titel gehaltebepalingen uitvoerde voor kooplieden en goud- en zilversmeden. Evenals de waardijn benoemde de Staten de essayeur in principe voor het leven. Voor zijn werk werd hij deels betaald door de muntmeester en deels door de Staten. Net als de muntmeester en de waardijn, genoot ook de essayeur vrijdom van wacht en diverse imposten. In de meeste gevallen moest hij daar net als de waardijn dan wel om verzoeken.

Wat is een Muntgezel?

De werkelijke muntslag werd verricht door de muntgezellen en hun personeel. De productie van munten bestond voor het grootste gedeelte uit zwaar lichamelijke arbeid. Iedere munter kreeg aan het begin van een werkdag van de muntmeester het goud en zilver waaruit hij de munten moest maken. De muntmeester hield precies bij hoeveel iedere werkman kreeg, zodat er niets achtergehouden kon worden. De muntstempels kregen de munters van de waardijn. De oudste muntgezel droeg de titel smidmeester en gaf leiding aan de overige muntgezellen. De jongste muntgezel ging op hoogtijdagen gekleed in een veelkleurig ambtskostuum dat versierd was met bellen. In sommige steden, waaronder Dordrecht en Antwerpen, waren de muntgezellen verenigd in het serment van munters. Het serment vertegenwoordigde de belangen van de muntgezellen en had vergelijkbare rechten als de gilden. Binnen Utrecht heeft een dergelijk serment aan de provinciale Munt nooit bestaan. Waarschijnlijk ontbrak in Utrecht de historische basis voor de totstandkoming van een serment en was ook het aantal muntgezellen hiervoor te klein. Het aantal muntgezellen was niet constant en ook de definitie muntgezel varieerde in de tijd. In 1617 waren er zestien muntgezellen aan de Munt werkzaam, terwijl er in het instructieboek in de periode van 1706 tot 1740 slechts vier tot acht tekenden. In de tweede helft van de achttiende eeuw nam het aantal muntgezellen toe en lag hun aantal tussen de negen en dertien. Pas in het begin van de negentiende eeuw nam het aantal muntgezellen verder toe.

Zilveren brandewijnkom

Zilveren brandewijnkom uit 1780 vervaardigd door Nicolaas de Brieder.
Twee 18de-eeuwse Hollandse zilveren kandelaars van Nicolas de Brieder (1788).

Rikkoert Juweliers, een juweliersbedrijf, opgericht in 1876 door edelsmid Jacobus Rikkoert, en al 135 jaar werkzaam, bezit een ovalen zilveren brandewijnkom uit 1780 vervaardigd door Nicolaas de Brieder.

Als de datering klopt heeft Nicolaas het op zijn 60e vervaardigd. Als de kom van na 1787 is, moet het van zijn zoon Nicolaas afkomstig zijn.

De ovale zilveren brandewijnkom heeft acht lobben en een geciseleerd hartmotief, waarvan aan beide zijden de middelste gegraveerd zijn met initialen: C.G.V.D.W. en I.K.L.B. Aan de kom zitten twee gesoldeerde oren met spelende putti, mollige kinderfiguurtjes, en bloemmotieven.

Het voorwerp werd in eerste instantie gebruikt rond de huwelijkstijd en werd gevuld met brandewijn en "boerenjongens". Als er een baby geboren werd, gebruikte men de kom weer om dit te vieren.

Het voorwerp draagt het Meesterteken Nicolaas de Brieder, het meet 25 x 11,5 x 5 cm. en heeft een zilvergewicht van 155 gram. Het is te koop voor € 3.500,00.

Zilveren kandelaar van 'kleine' Nicolaas

Het Belgische bedrijf Cabinet of Curiosities (Honourable Silver Objects) verkoopt zeldzame meubels en objecten in onder andere zilver, schildpad, ivoor en combinaties hiervan. In hun collectie een paar 18de-eeuwse Hollandse zilveren kandelaars van de hand van ene Nicolas de Brieder (Utrecht, 1788).

De sober uitgevoerde kandelaars zijn 23,5 cm hoog, 10,5 cm.breed. Als de datering klopt, was Nicolaas 'senior' al overleden, en kunnen de kandelaars alleen gemaakt zijn door zijn gelijknamige en ca. 20-jarige zoon Nicolaas.

Schoonvader Arnoldus

Nicolaas' vrouw Maria van der Meulen is de dochter van Arnoldus van der Meulen en Helena van Bemmel. Deze schoenmaker Arnoldus laat van zich horen als vechtersbaas, kroegeigenaar, en xxx.

Messentrekker na zonsondergang

Nico Marsman beschrijft in een dispuutbijdrage een voorval waar zijn voorvader Jacobus Marsman bij betrokken.

Op maandagavond12 januari 1722 krijgen Arnoldus van der Meulen, toekomstig schoonvader van Nicolaas de Brieder, en Jacobus Marsman heftige ruzie bij de herbergier Fluijtboom aan de Buurkerkhof in Utrecht; woorden hebbende gehad over randen van muijlen, whatever that means. Ze zijn beiden twintigers. Na de woordenwisseling keert Marsman om kwart voor tien huiswaarts maar wordt gevolgd door van der Meulen. Hij roept Marsman toe stae nu ! en steekt hem met een mes. Marsman trekt ook zijn mes en de heren raken in een gevecht verwikkeld.

Ze halen naar elkaar uit, sodanig na malkanderen gesneden hebben, dat den voornoemden Van der Meulen daer van een snede int aengesigt heeft bekomen. Ze worden aangehouden en beboet, en niet mis; ieder f 300,-. De overtreding geldt niet het vechten zelf maar het feit dat dit na zonsondergang plaatsvond; 1e e 3e articulen der ordonnantie op de vegtkeuren geemaneerd als sulx als lange na sonnenondergang voorgevalle. Tot zover de mores uit een andere tijd.

Nico Marsman onderzoekt ook de achtergronden van Arnoldus van der Meulen, met behulp van de Utrechts Archieven. Hij vervolgt in zijn dispuutbijdrage:

Arnoldus van der Meulen kan in 1722 de boete niet betalen Hij laat schrijven:

…dat de suppliant niet in staat is als zijnde beset met vrouw en vier arme kinderen om daer over met den genoemde hoofdofficier te procederen, zo keerd den suppliant een tot Wed. agtbare zeer oodmoedelijk verzoekende dat Wed. agtbare eenige heren zijt Wed. agtbaar college gelieven te commiteren om ten overstaan van haar Ed. agtbare met gemelde here Hoofdofficier over ’t voorzeide te accorderen…

Schoenmaker en bemiddeld kroegeigenaar

Misschien is bij het gerecht bekend dat Arnoldus in het jaar daarvoor in 1721 een huis heeft gekocht aan het Buurkerkhof te Utrecht met een behoorlijke hypotheek, maar zelf ook kapitaal inbrengt:

om de somme van Tweeduijsent agthondert gulden, in minderinge van welke cooppenningen alsmag strecken en den copers tot haer laste nemen willen een capitaal van twaalfhondert gulden, als daerop tegen jaerlijkse renten gevestigt staet van vordere sestienhonderhondert gulden Copers betaelen als driehondert gulden contant bij het passeren deses, vijfhondert gulden op de eerste november des jaers 1722 tweehondert gulden op den eersten november 1723, op de eersten november 1724 tweehondert gulden. En op den eersten november des jaers 1725 de laetste tweehondert gulden. De vier laetste termijnen met den interesse van dien á viergulden van ’t honderd int jaer in te gaan met den eersten november des jaers 1721.."

Aangezien wij uit deze akte niets te weten komen de over de inkomsten van een schoenmaker in de 18e eeuw, weten we niet hoe in verhouding Arnoldus op lasten zat. Toch staat de periode waarin deze gebeurtenissen plaatsvonden in de geschiedenis bekend als het "Tijdperk van verval", een tijdperk dat loopt van 1702-1806.

(...) In 1753 is Arnoldus overleden en vond er in opdracht van zijn echtgenoot Helena van Bemmel een openbare verkoping van "huysinge, herberge ende cameren"plaats. Blijkbaar is Arnoldus geen schoenmaker gebleven of had zo goed geboerd dat hij een herberg kon beginnen aan het Buurkerkhof en ook de belende panden kon aankopen. De bijbehorende akte meldt het volgende:

...zal Helena van Bemmel weduwe ende Boedelaarster van wijlen Arnoldus van der Meulen, Juffers Johanna en Lucretia van der Meulen meerderjarige en ongehuwde dogters, mitsgaders Nicolaas de Brieder in Huwelijk hebbende Maria van der Meulen daar hij ter dezer tijt levendige geboorte bij heeft, ende nog de zelve hun sterk makende ende rato saverende voor Pieter en Leendert van der Meulen beijde meerderjarig en uijtlandigh alsmede van Willemijntje van der Meulen minderjarige dogter...

Op onbekende Eijlanden vermist

Een van de vier arme kinderen waar in het request van het gerecht naar wordt verwezen, heette Pieter van der Meulen. In 1753 was hij "uijtlandigh" en was er over zijn droevig lot niets bekend, maar uit een akte uit 1767 blijkt dat hij als

nog jongman zijnde in den jare 1752 voor de kamer Hoorn met ’t schip ’t Huys te Manpadt schipper Jan Roelofs voor Constabel na Oost Indien is gevaren en in den jare 1756 op zekere reise of togt is vermist, en waarschijnlijk overleden.."

Zijn nabestaanden, de andere drie kinderen uit het request, zijn zussen Maria, Lucretia en Willemina vorderden in 1767 bij de VOC te Hoorn de achterstallige maandgelden. Uit het scheepssoldijboek van het schip ‘t Huys te Manpadt valt te lezen:

1767 8 mei ƒ 926-13-11 (=926 gulden 13 stuivers en 11 penningen) bet: aan Gerrit Sant als procuratie hebbende van Hendrikus Boland als in huwelijk hebbende Johanna van der Meulen, Nicolaas den Brieder met Maria van der Meulen, Jacobus van Assenberg met Lutetia van der Meulen, mitsgaders Gerardus van Onkoop met Willemina van der Meulen tesamen de eenige erfgenamen ab in testato van Pieter van der Meulen hierboven blijkende (..) blijvende als borg (in syn pasive) gemelde Gerrit Sant (..) voor alle na maninge belooft te bevrijden.."

In dit soldijboek valt in de nadere specificatie van het uitbetaalde bedrag het volgende te lezen:

april 1756 gediend op –d"Buys—dat zonder sextant, deze goederen nagegelaten te hebben welker rendement somma van ƒ 339-12 hier inne is begrepen, op de onbekende Eijlanden vermist is…

Johannes de Brieder (1752)

Johannes de Brieder is geboren in 1752 in Schoonhoven. Hij is de zoon van Nicolaas de Brieder. Hij huwt Catrina van Setten in 1777. Hij verliest zijn vrouw Catrina in 1782, en een jaar later hertrouwt hij met Johannes met Fijtje (Sophia) Schuurman. Kinderen uit het eerste huwelijk met Catrina van Setten:

  1. Cornelis de Brieder (1780 - 1855)
  2. Nicolaas de Brieder (1782 - 1856), ongehuwd en zoals velen in zijn familie muntgezel en verbonden aan de Koninklijke Munt.

Uit het tweede huwelijk is alleen een kind bekend, Maria Sophia de Brieder, die huwt met Elekus Wouda in 1815. Johannes de Brieder overlijdt in 1829 op een leeftijd van 76 jaren. Zijn tweede vrouw Fijtje (Sophia) Schuurman overlijdt ook eerder, namelijk 10 jaar eerder.

Goudsmid en essayeur

, leerling in het jaar 1763, meester in het jaar 1780, goudsmid en essayeur AANVULLEN

Het Utrechtse Munthuis

Zicht op de Neude in noordelijke richting in 1618. Links is de kapel van het Ceciliaklooster zichtbaar, waar later in de negentiende eeuw de Munt was gevestigd.

Het Utrechtse Munthuis waar veel Brieders werkten is tot circa 1910 gevestigd in het voormalige St. Ceciliaklooster tussen de Oudegracht en het Neude. De belangrijkste reden voor de verhuizing naar deze locatie was waarschijnlijk ruimtegebrek. De muntproductie werd steeds meer gemechaniseerd, een proces dat in Duitsland al een eeuw eerder zijn intrede deed. Om de machines te kunnen plaatsen, had het munthuis meer ruimte nodig.

Het gebouw uit 1647 was aan alle kanten van de buitenwereld afgesloten door andere gebouwen of een kloostergang. Het binnenste deel, dat grensde aan de binnenplaats was ingericht als muntwerkplaats. Aan de beide straatzijden aan de Oudegracht en het Neude zijn twee rijen huizen. Eén van de woningen aan het Neude deed dienst als muntmeesterswoning.

De 'oude Munt' is in het begin van de 20e eeuw gesloopt om plaats te maken voor het voormalig postkantoor. Het huidige en statige gebouw van de Koninklijke Nederlandse Munt aan de Leidseweg dateert van het begin van de 20e eeuw, ontworpen door rijksbouwmeester C.H. Peters. De Brieders hebben zich dus moeten behelpen met de krappe en verouderde werkomgeving aan het Neude.

1814: Van provinciaal munthuis tot ’s Rijks Munt Vanwege de bureaucratische rompslomp werd in 1806 besloten de provinciale munthuizen te sluiten. Vanaf 1807 zou er nog maar één nationaal munthuis bestaan. In eerste instantie zou die zich vestigen in Amsterdam. Vanwege geldgebrek werd echter besloten dat de Utrechtse Munt die taak zou overnemen. In 1814, na de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden, werd het Utrechtse munthuis omgedoopt tot ’s Rijks Munt. Eerst nog als zelfstandig bedrijf, maar vanaf 1 januari 1902 onder direct beheer van het ministerie van Financiën. In 1912 kreeg de Munt formeel de status van staatsbedrijf.

Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt

Historisch onderzoeker Janjaap Luijt publiceert in het tijdschrift Oud-Utrecht een artikel over de goudrover Johan Adam Matthijsze die door toedoen van Johannes de Brieder, zijn ex-collega bij de Utrechtse Munt, ontmaskerd wordt.

Goud en zilver hebben op de mens altijd een grote aantrekkingskracht gehad. Diefstal van deze metalen heeft in de geschiedenis dan ook meer dan eens plaats gehad. Sommige dieven kwamen er mee weg, doch anderen liepen door onachtzaamheid tegen de lamp. Johan Adam Matthijsze behoorde tot de dieven van de tweede soort.
Hij liep tegen de lamp nadat de Utrechtse zilversmid Johannes de Brieder op 24 oktober 1800 tegenover de Schout verklaarde dat een werknemer van de Munt stukjes zuiver goud te koop had aangeboden. Naar aanleiding van deze verklaring stelde de Schout een onderzoek in dat leidde tot de aanhouding van de smeltersknecht Johan Adam Matthijsze.

AANVULLEN

De Stadssleutels van Utrecht

Twee verguld zilveren stadssleutels van Utrecht van de hand van Johannes de Brieder (1752). Napoleon geeft ze terug maar een Kozak neemt ze mee, gelukkig waren die nep.

Naast een soeplepel van de hand van Johannes de Brieder (1788, zilver, bruikleen Stichting Van Baaren Museum 1980) kent de collectie van het Centraal Museum in Utrecht ook twee stadssleutels van Utrecht die door Johannes zijn vervaardigd.

Ze zijn vervaardigd in 1806 en zijn van verguld zilver. Tot de jaren 90 van de vorige eeuw dacht men dat het copies waren, niet dus. Een reconstructie.

De stadssleutels werden vroeger door de burgemeester op een kussen aan een koning of hoogwaardigheidsbekleder aangeboden, wanneer hij de stad Utrecht bezocht. In de Utrechtse Kameraarsrekening van 1807 komt een schrijven voor:

Aan den zilversmit Den Brieder voor twee zilver vergulde sleutels bij ordonnantie van dato 24 November 1806 ... f116,-

De bewuste sleutels zijn dus vervaardigd voor het bezoek van koning Lodewijk Napoleon in 1806. Ze werden ook de echte Napoleon aangereikt bij zijn bezoek aan Utrecht in het najaar van 1811. De gebroeders Bonaparte gaven de sleutels volgens de heersende etiquette terug.

De Kozakkenhoofdman en vorst Naryshkin deed in 1813 ook Utrecht aan en werd de sleutels aangeboden. Hij had het minder op etiquette en nam de stadssleutels mee naar Rusland. Bart van Mierlo vertelt daarover:

Poster van de tentoonstelling 1813 – Nederland door de Russen bevrijd! in 2014. Een kozak prikt door Napoleon heen
Het was op 28 november 1813. Voor de Utrechtse Wittevrouwenpoort verschenen drie vreemde verschijningen. Ongeschoren mannen, met lange jassen en puntige lansen, op kleine stugharige paarden.
De mannen probeerden duidelijk iets te weten te komen van de verbouwereerde Utrechters, maar de taalbarrière was toen nog groter dan nu.
Uiteindelijk verscheen prins Naryshkin met zijn Russische troepen voor de stad. Inderhaast werden sleutels opgetrommeld. Die moest je toch aanbieden, dat was wel zo netjes.
Prins Naryshkin nam ze beleefd in ontvangst...en stak ze in zijn zak. Dit tot verdriet van de Utrechters, die er stiekem op gerekend hadden de sleutels meteen terug te krijgen.
Bestand:2d-kozakken.jpg
De aankomst van de kozakken in Utrecht op 28 november 1813, waarbij de stadssleutels worden meegenomen. Gedeelte van een schilderij door Pieter Gerardus van Os (1816). Collectie Centraal Museum te Utrecht

In 1928 constateert gemeentearchivaris en directeur van het Centraal Museum W.C. Schuylenburg dat de originele stadssleutels zich in de Kazanse kathedraal van Leningrad moeten bevinden, en dat de eigen beide sleutels in de museumcollectie kopieën moeten zijn.

In de jaren '90 bevinden ze zich in het Staatshistorisch Museum in Moskou. Voor de expositie 'Kozakken' in het Centraal Museum in 1994 is Moskou bereid de sleutels in bruikleen te geven. Bij nader onderzoek blijkt echter dat het Moskouse bruikleen bestaat uit een paar ijzeren sleutels.

De Utrechtse autoriteiten hebben Narisjkin dus een paar gebruikssleutels overhandigd en geen kostbaar zilverwerk. In het kort; de sleutels hebben Utrecht nooit verlaten.

Cornelis de Brieder (1780)

Cornelis de Brieder, zoon van Johannes de Brieder en Catrina van Setten, is geboren in 1780 in Utrecht en gedoopt in de Buurkerk aldaar. Hij huwt op 31-jarige leeftijd Anna Catharina Hooge (1811), dochter van Johannes Hendricus Hoogen (Hooge) en Anna van der Horst.

Cornelis en Catrina krijgen de volgende kinderen:

  1. Catharina Sophia de Brieder (1814 - 1889). Zij huwt Stephanus Cohu
  2. Nicolaas de Brieder (1817).Hij huwt Catharina Cecilia Krol.
  3. Cornelis de Brieder (1822 - 1881, Arnhem). Hij huwt Albartha (Bartha) Rietberg in 1846 in Kampen, en hertrouwde met Adriana Gertrudis Theresia Huberta Bolsius in 1866.
  4. Adrianus Johannes de Brieder (1827 - 1855), ook verbonden aan de Munt

Cornelis de Brieder overlijdt in 1855 in Utrecht op een leeftijd van 74 jaren. Zijn vrouw sterft 17 jaar eerder (1838) ls ze ca. 56 jaar oud is.

Provoost der muntgezellen

Cornelis treedt in de voetsporen van zijn vader Johannes, goudsmid en essayeur. Als hij 12 jaar oud is (1792) wordt hij leerling zilversmid bij zijn vader. Hij is dan leerlingmuntgezel. Op zijn 21e (1801) legt hij voor het eerst de eed af als muntgezel. Hij zal deze functie bekleden aan de Koninklijke Munt en de volgende munthuizen tot 1822. Als hij 36 jaar oud is (1816) wordt hij benoemd tot smidmeester of provoost der muntgezellen.

Bestand:Verslag munt 1855.jpg
De Munt meldt het overlijden van de 75-jarige Cornelis de Brieder en een nieuw verlies in des vorigen zoon Adrianus Johannes de Brieder, in den bloeienden leeftijd van 29 Jaren (1855).

Het algemeen verslag van de Muntwerkzaamheden over het jaar 1855 meldt het overlijden van de 75-jarige Cornelis de Brieder, en passant ook van zijn 29-jarige zoon Adrianus Johannes, de ook aan de Munt was verbonden.

Op den 27sten Januarij 1855 overleed in 75jarigen ouderdom Cornelis de Brieder, smidmeester of provoost der muntgezellen, na getrouwe pligtsvervulling, eerst als leerling, daarna als gezel, en eindelijk in de genoemde betrekking, die hij sedert 1816 bekleedde.
In zijne plaats werd Nicolaas Jacobus Godron, de oudste der muntgezellen, krachtens resolutie van Zijne Excellentie den Minister van Finantien van den 2den Februarij 1855, n°. 81 , tot smidmeester aangesteld, en den 27sten daarnanvolgende ter vergadering van het Collegie, in bijzijn der gezamenlijke muntgezellen, beëedigd en geïnstalleerd.
Reeds den 24sten April daarna leed deze corporatie een nieuw verlies in des vorigen zoon Adrianus Johannes de Brieder, in den bloeienden leeftijd van 29 Jaren.

Broer Nicolaas ook aan de Munt

Cornelis' broer Nicolaas de Brieder, gedoopt in de Dom in 1782, werkt ook als muntgezel in Utrecht.

In 1793 begint Nicolaas de Brieder als 11-jarige leerling bij zilversmid J. van Monsjou. Hij legde voor het eerst de eed als muntgezel af als hij 24 jaar oud is (1806). Hij blijft deze functie bekleden aan de Koninklijke Munt en de volgende munthuizen totdat hij 58 jaar oud is (1840).

Op 1 Juni 1840 schrijft Nicolaas den Brieder, muntgezel te Utrecht, een schuldverklaring van 800 gulden VERHAAL AANVULLEN

Nicolaas de Brieder is nooit gehuwd geweest en overlijdt in 1856 op ca. 74-jarige leeftijd.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen