Swertz-Verlinden Utrechts Nieuwsblad
Uit FamilieWiki
Inhoud |
Een hoofdinspecteur met pensioen
Bij de pensionering van Johan Carel Maria Swertz verschijnt een amusant levensverhaal in het Utrechts Nieuwsblad (15 oktober 1959) met de kop J. C. M. Swertz duikt in Utrechts verleden. Politieman gekenmerkt door opgewektheid en zin voor humor. Het artikel is hieronder deels afgedrukt.
Nooit zeggen: ik ben ik
- Zijn dagen als politieman zijn geteld en als u hem op de man af vraagt of hij dat leuk vindt, zegt hoofdinspecteur J. C. M. van de Utrechtse gemeentepolitie ronduit nee.
- Organisatorisch heeft hij altijd zijn mannetje gestaan, maar dat hij zaterdag 31 oktober 1959 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van zestig jaar het korps moet verlaten, kan hij niet wegorganiseren.
- Hij zou het wel willen. Daarvoor is hij te veel gegrepen door het politievak. (...)
Opgewekt en vol humor
- Wat ambtelijk, wat droog lijkt deze opsomming. Geheel in tegenstelling tot de persoonlijkheid van de scheidende functionaris, die gekenmerkt wordt door opgewektheid en zin voor humor. Met groot gevoel voor menselijke verhoudingen. Een uitspraak: Nooit op het standpunt staan van „ik ben ik", wij als inspecteurs kunnen niets bereiken als het personeel niet van goeden wille is.
- Nog een uitspraak: Wat ik vind van het verdwijnen van de kraagnummers der agenten? Héél goed. Ze deden me denken aan een hond met een hondepenning. Het publiek zag de agenten als nummers. Men kon zo lekker klagen: Agent 242 heeft jij tegen me gezegd...
- En nog een uitspraak: Of een agent dan jij mag zeggen? Om de hier-en-gunder niet. Hij is er voor het publiek en het publiek is er niet voor hem. Onze politietaak is bij uitstek een dienende functie. Daarbij behoort de agent zijn eigen stijl te ontwikkelen, waarin hij als mens onder mensen optreedt met de vereiste burgerlijke beleefdheid.
- De bruingrijze ogen achter de hoornen bril kijken even ernstig als hij dit zegt. Hip – hip is de politiële afkorting voor hoofdinspecteur - strijkt met zijn hand over zijn zeer brede scheiding, als wil hij deze ernstige gedachten wegvagen.
- Bij een terugblik op een leven vol menselijke contacten past wat vrolijkers. Hij heeft het: Uit vele herinneringen moet ik dit zeker vertellen. We hadden vroeger nog geen verkeerspolitie. Toch was er in de jaren twintig wel... snelheidscontrole! De agent Piet Katoen was er beroemd om. Op zijn fiets had hij een snelheidsmeter van een auto gemonteerd en daarmee controleerde hij de „vierwielige anders dan door paardekracht voortbewogen voertuigen."
Rooie Mina
- En in 1922 had de Utrechtse politie ook een auto. Merk Dürkopp. We noemden het ding Rooie Mina. De helmen zijn allang verdwenen. Vanwege hun gewicht waren ze niet geliefd. Maar op zon- en feestdagen moest men ze dragen. Ze hadden een grote kam. De nekklep ontbrak, maar anders zou het een fraaie brandweerhelm zijn geweest. Voor de brigadiers stond er nog een piek op. Uit zijn recherchetijd herinnert de heer Swertz zich nog de 1700 uit de rijksmunt verdwenen gouden tientjes. Na een jaar speurwerk - „maar rechercheurs moesten, zoals altijd het peeswerk doen” - legde men de hand op de dader.
- Ook was er een grote juwelendiefstal uit het pand op de hoek van het Wilhelminapark, bij de huidige rotonde Burgemeester Reigerstraat. En een schilderijenzwendel. Verder belangrijk organisatorisch werk. De politiële regelingen bijvoorbeeld bij het officiële bezoek van koningin Juliana aan Utrecht in 1949, waaraan hij met commissaris Faber werkte.
- In 1955 het tienjarig bevrijdingsfeest. In 1956 de universitaire bestuursfeesten. En, ook in 1956, de ontvangst van de Hongaarse vluchtelingen.
- Onder dit alles wordt deze maand een dikke streep gezet. Drie burgemeesters heeft hoofdinspecteur Swertz meegemaakt! Fockema Andreae, Ter Pelkwijk en thans De Ranitz. Drie hoofdcommissarissen ook: Schuitewaker, Van Eijk en nu Offers. En drie politiemensen die er al waren toen hij kwam en die er, door jongere leeftijd nóg zijn: hoofdinspecteur H. Kiers. hoofdagent H. Hobbelink en commies mejuffrouw F. J. Scheeve. Negen namen, die voor de heer Swertz de wereld en het tijdvak aangeven,. waarin hij in een levend vak Utrecht en zijn inwoners wilde dienen. En diende