Swertz-Verlinden

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 44: Regel 44:
 
<gallery widths=250px heights=250px>
 
<gallery widths=250px heights=250px>
 
File:benoeming karel Swertz.png|J C.M. Swertz benoemd tot hoofdinspecteur (5 juli 1948)
 
File:benoeming karel Swertz.png|J C.M. Swertz benoemd tot hoofdinspecteur (5 juli 1948)
File:Karel Swertz artikel.png|Een hoofdinspecteur met pensioen, artikel ]]
+
File:Karel Swertz artikel.png|Een hoofdinspecteur met pensioen, Artikel in het Utrechts Nieuwsblad (15 oktober 1959)
 
</gallery>
 
</gallery>

Versie van 29 jan 2014 om 21:25

Jan Swertz had één broer, de twee jaar jongere J.C.M. (Karel) Swertz (1899-1962), geboren in Amsterdam. Karel wilde van jongs af aan al politieman worden. Na de dood van Jan is het contact tussen de families van Jan en Karel verwaterd. Karel klom op in het politieapparaat van Utrecht, van inspecteur 1ste klasse, chef van den justitielen dienst, inspecteur 2de klasse, chef staf van de geüniformeerde politie tot uiteindelijk hoofdinspecteur van politie.

Karel was ook ‘voorlichter van den pers’ wat misschien de vele artikels verklaart in het Utrechts Nieuwsblad waar hij genoemd wordt; bij optochten, huldigingen, tragische ongevallen, etc. Hij overleed jong (63 jaar), amper drie jaar na zijn pensionering. Bij zijn pensionering verschijnt een amusant levensverhaal in het Utrechts Nieuwsblad;


Een hoofdinspecteur met pensioen

Artikel in het Utrechts Nieuwsblad (15 oktober 1959)

J. C. M. Swertz duikt in Utrechts verleden

Politieman gekenmerkt door opgewektheid en zin voor humor

Nooit zeggen: ik ben ik

Zijn dagen als politieman zijn geteld en als u hem op de man af vraagt of hij dat leuk vindt, zegt hoofdinspecteur J. C. M. van de Utrechtse gemeentepolitie ronduit nee. Organisatorisch heeft hij altijd zijn mannetje gestaan, maar dat hij zaterdag 31 oktober wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van zestig jaar het korps moet verlaten, kan hij niet wegorganiseren.

Hij zou het wel willen. Daarvoor is hij te veel gegrepen door het politievak. Als jongen begon dat. Deze op 25 oktober 1899 geboren Utrechter logeerde in zijn jeugd nogal eens in Breda. Maar meestal was hij dan in het perceel naast het huis van zijn gastfamilie te vinden: het politiebureau, dat hem boeide.

Dynamisch

De sfeer van een levend vak maakte indruk op hem. Veel afwisseling, veel contact met mensen. De jongen wist wat hij wilde worden en hij werd het. Op 1 oktober 1921 trad hij als adjunct-inspecteur bij de Utrechtse gemeentepolitie in dienst. Het hoofdbureau was toen aan de Ganzenmarkt gevestigd. Er was omstreeks driehonderd man personeel, dat kort tevoren nog in twee ploegen -elk twaalf uur - werkte. De zondag was altijd een 24-urige(!) werkdag, omdat men anders niet kon wisselen van dag- en nachtdienst... Maar adjunct-inspecteur kon zijn loopbaan beginnen in een drieploegenstelsel.

Een mooie loopbaan, waarin hij opklom tot hoofd van de administratieve politie (januari 1958), rechtstreeks geplaatst onder de hoofdcommissaris. Enkele tussenliggende punten uit de carrière van hoofdinspecteur; 2 januari 1929 inspecteur van de recherche bij commissaris mr. D. J. Hamoen, 1947 verbonden aan de opleidingsschool voor politie te Utrecht, januari 1948 chef van de economische recherche, september 1948 bevorderd tot hoofdinspecteur en in die rang verbonden aan de staf van de geüniformeerde politie, december 1951 chef van de geüniformeerde politie onder commissaris W. Faber.

Wat ambtelijk, wat droog lijkt deze opsomming. Geheel in tegenstelling tot de persoonlijkheid van de scheidende functionaris, die gekenmerkt wordt door opgewektheid en zin voor humor. Met groot gevoel voor menselijke verhoudingen. Een uitspraak: Nooit op het standpunt staan van „ik ben ik", wij als inspecteurs kunnen niets bereiken als het personeel niet van goeden wille is. Nog een uitspraak: Wat ik vind van het verdwijnen van de kraagnummers der agenten? Héél goed. Ze deden me denken aan een hond met een hondepenning. Het publiek zag de agenten als nummers. Men kon zo lekker klagen: Agent 242 heeft jij tegen me gezegd...

En nog een uitspraak: Of een agent dan jij mag zeggen? Om de hier-en-gunder niet. Hij is er voor het publiek en het publiek is er niet voor hem. Onze politietaak is bij uitstek een dienende functie. Daarbij behoort de agent zijn eigen stijl te ontwikkelen, waarin hij als mens onder mensen optreedt met de vereiste burgerlijke beleefdheid. De bruingrijze ogen achter de hoornen bril kijken even ernstig als hij dit zegt. Hip – hip is de politiële afkorting voor hoofdinspecteur - strijkt met zijn hand over zijn zeer brede scheiding, als wil hij deze ernstige gedachten wegvagen.

Bij een terugblik op een leven vol menselijke contacten past wat vrolijkers. Hij heeft het: Uit vele herinneringen moet ik dit zeker vertellen. We hadden vroeger nog geen verkeerspolitie. Toch was er in de jaren twintig wel... snelheidscontrole! De agent Piet Katoen was er beroemd om. Op zijn fiets had hij een snelheidsmeter van een auto gemonteerd en daarmee controleerde hij de „vierwielige anders dan door paardekracht voortbewogen voertuigen."

Rooie Mina

En in 1922 had de Utrechtse politie ook een auto. Merk Dürkopp. We noemden het ding Rooie Mina. De helmen zijn allang verdwenen. Vanwege hun gewicht waren ze niet geliefd. Maar op zon- en feestdagen moest men ze dragen. Ze hadden een grote kam. De nekklep ontbrak, maar anders zou het een fraaie brandweerhelm zijn geweest. Voor de brigadiers stond er nog een piek op. Uit zijn recherchetijd herinnert de heer Swertz zich nog de 1700 uit de rijksmunt verdwenen gouden tientjes. Na een jaar speurwerk - „maar rechercheurs moesten, zoals altijd het peeswerk doen” - legde men de hand op de dader.

Ook was er een grote juwelendiefstal uit het pand op de hoek van het Wilhelminapark, bij de huidige rotonde Burgemeester Reigerstraat. En een schilderijenzwendel. Verder belangrijk organisatorisch werk. De politiële regelingen bijvoorbeeld bij het officiële bezoek van koningin Juliana aan Utrecht in 1949, waaraan hij met commissaris Faber werkte. In 1955 het tienjarig bevrijdingsfeest. In 1956 de universitaire bestuursfeesten. En, ook in 1956, de ontvangst van de Hongaarse vluchtelingen. Onder dit alles wordt deze maand een dikke streep gezet. Drie burgemeesters heeft hoofdinspecteur Swertz meegemaakt! Fockema Andreae, Ter Pelkwijk en thans De Ranitz. Drie hoofdcommissarissen ook: Schuitewaker, Van Eijk en nu Offers. En drie politiemensen die er al waren toen hij kwam en die er, door jongere leeftijd nóg zijn: hoofdinspecteur H. Kiers. hoofdagent H. Hobbelink en commies mejuffrouw F. J. Scheeve. Negen namen, die voor de heer Swertz de wereld en het tijdvak aangeven,. waarin hij in een levend vak Utrecht en zijn inwoners wilde dienen. En diende

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen