Hennekijn, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Opgewerkt van minste knecht)
(Opgewerkt van minste knecht)
Regel 211: Regel 211:
 
[[File:delfshaven1610.jpg|thumb|425px|Jan Hennekijn was o.a bewindhebber van de VOC-kamer Rotterdam, die kleiner was dan de Delftse kamer. Om  verbinding met zee te krijgen werd de 10 km lange Schie liet uitgegraven en [https://nl.wikipedia.org/wiki/Delfshaven_(stadsdeel) Delfshaven] opgericht.]]
 
[[File:delfshaven1610.jpg|thumb|425px|Jan Hennekijn was o.a bewindhebber van de VOC-kamer Rotterdam, die kleiner was dan de Delftse kamer. Om  verbinding met zee te krijgen werd de 10 km lange Schie liet uitgegraven en [https://nl.wikipedia.org/wiki/Delfshaven_(stadsdeel) Delfshaven] opgericht.]]
  
Jan Hennekijn maakt een ''bliksemcarriere'' door. Op 23-jarige leeftijd (1639), 10 jaar na zijn start als knecht  bezit hij al een huis aan de Leuvehaven. Samen met twee aangrenzende woninkjes in het verlengde van zijn zijn tuin kost hem dat ƒ 7.900,-.
+
Jan Hennekijn maakt een ''bliksemcarriere'' door. Op 23-jarige leeftijd (1639), 10 jaar na zijn start als knecht  bezit hij al een huis aan de Leuvehaven. Samen met twee aangrenzende woninkjes in het verlengde van zijn zijn tuin kost hem dat ƒ 7.900,-, meer dan 25 jaarsalarissen van een ervaren vakman (ƒ 300,-).
  
 
{| style="color: black; background-color: #f2f2f0;"
 
{| style="color: black; background-color: #f2f2f0;"

Versie van 26 nov 2015 om 19:07

Over de Hennekijns, vroege Hugenoten uit Noord-Frankrijk, een schildknaap uit de 15e eeuw wordt Heer van Controeul. Hoe zilversmeden en koopmannen op de hielen worden gezeten door de Spanjaarden, en tweemaal hun toevlucht zoeken: naar het vrije Antwerpen op straffe van verbranding (maar dat valt wel mee), en naar het nog vrijere Amsterdam, maar dan breekt de pest uit ...

... die het gezin wegvaagt. Alleen 4 kinderen blijven leven waaronder Jan, van minste knecht naar een van de rijkste koopmannen van Rotterdam. Zijn zaken reiken tot in Barbarije; een industrieel die een innovatieve overdekte lijnbaan begint (ja, in Rotterdam) maar ook een baas met toornich gemoet; hij jaagt zijn werkvolk van boord als het lossen niet snel genoeg gaat, en schuwt verzekeringsfraude en smokkelwaar niet.

Hoe hij eindeloos procedeert tegen het huwelijk van zijn zoon, een tragische zwakkeling, zonder resultaat. En dan Paulus, kunstschilder en zwart schaap van zijn familie; een Amsterdamse bohemien met financiële perikelen; zijn rijke broer springt gelukkig in. Hoe hij terechtkomt in het megadoek de Schuttersmaaltijd van zijn goede vriend Bartholomeus Van der Helst, vermomd als trommelaar, ...

.. en over zijn voogd de Goyer, tulpenkweker en speculant die de eerste economische bubble meemaakt; tulpen die meer dan een grachtenpand opbrengen. Zijn enige overlevende zoon David, wordt ook schilder, maar dan van fruit en bloemen. Over François, de kaashandelaar die een gezeten koopman wordt, en Gualtherus de politicus die vredesvoorstellen doet met Frankrijk. Als hij met Spanje wil onderhandelen belandt hij in de bak, even maar.


Bestand:Jan hennekijn langwerpig.jpg
Jan Hennekijn (1616), koopman, industrieel en reder van aanzien in Rotterdam, exponent van zijn familie.

Deze pagina beschrijft de voorouders van Maria Hennekijn (1657), voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker, en dochter van Jan Hennekijn (1616). Door haar huwelijk met Dirk van der Hoeven (1649) verdwijnt de achternaam Hennekijn bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

Vroege Franse Hugenoten

Goegnies in de grensstreek van Frankrijk en België, waar de Hennequins mogelijk hun oorsprong hebben.
wandelroute (randonnée), in de omgeving van Goegnies in de grensstreek van Frankrijk en België. In het midden Gontroeul, met kasteel en meertje, waar de Hennekijns mogelijk vandaan komen.

Er is een stamboom uit de 'Belgische tak' van de familie bekend die terugvoert naar de vijftiende eeuw in Frankrijk. Hoewel niet gestaafd door archieven zijn er aanknopingspunten gevonden, voldoende om aan te nemen dat de stamboom niet 'gefabriceerd' is en een kern van waarheid bevat.

De stamboom is in de 18e eeuw in handen gekomen Anna Hennekijn van de 'Nederlandse tak'; zij is dochter van Jan Hennekijn (1616 - 1670).

Volgens de stamboom waren de oorspronkelijke Hennequins heren van Controeul. Het nu anders genoemde Gontreuil, ligt bij de Belgische plaats Goegnies-Chaussée ten zuiden van de stad Mons (bij ons Bergen genoemd), dicht tegen de Franse grens.

Een deel van het grondgebied, dat het leen en het kasteel van Gontreuil omvatte, behoort sinds 1779 tot het dorp Goegnies in Frankrijk. Of Gontroeul een heerlijkheid was of een leengoed, waarnaar de bezitters zich volgens Belgisch gebruik heer noemden, staat niet vast. Een aantal opvolgende generaties met dezelfde naam Nicola Hennekine was eigenaar.

Het kasteel Gontroeul met een Citroën Traction Avant.

Hoewel de verwantschap van de Nederlandse tak met de heren van Contreuil niet bewezen is, zijn er genoeg aanwijzingen dat de familie uit de buurt van Mons/Bergen uit het Zuiden van België komt. Etienne Hennequin, zoon van François Hennequin verklaart in Mons geboren te zijn, en er is sprake van een Franchois, orfèvre, en een Jehan Hennekine, mercier, uit dat gebied.

De Hennekijns zijn vermoedelijk vroege Hugenoten, die, op de hielen gezeten door de Spanjaarden, hun toevlucht zochten, tweemaal zelfs: Nadat ze in het vrije Antwerpen neerstrijken, wordt het ook daar te heet onder hun voeten, en emigreren ze in 1612 naar de Noordelijke Nederlanden.

Het Franse Hennequin verbastert tot Hennekijn, Hennekyn en Hennekin. Ook treft men sporadisch Hennekinne, Hennekine en Hennequinne aan.

François Hennequin (ca. 1484)

François Hennequin, zijn zoon Raoul, en kleinzoon François komen voor in de stamboom afkomstig van de 'Belgische tak' die - hoewel niet geverifieerd - voldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de stamboom niet 'gefabriceerd' is en een kern van waarheid bevat. Zie daarover de vorige paragraaf. Maar e.e.a. dus onder voorbehoud.

Een Franse écuyer, schildknaap.
Gravure van de stad Bergen (Mons) Mons in Henegouwen (Hainaut), Zuid-België, waar de Hennequins leefden in de 16e eeuw. (Braun & Hogenberg 's Civitates Orbis Terrarum , 16e Eeuw).

François Hennequin, mogelijke voorvader, wordt genoemd als schildknape; vertaald uit het oud-Franse escuyer, later écuyer. Hij leefde omstreeks 1484 en huwt Margerite de la Croix uit Henegouwen. Hun kinderen:

  1. Raoul (Roeland) Hennequin (ca. 1510), heer van Controeul; huwt Jeanne des Enfans
  2. Michel Hennequin, heer van Cury; huwt Catherine de Gombaille ca. 1530

Raoul (Roeland) Hennequin (ca. 1510)

Raoul Hennequin, mogelijke voorvader, zoon van François Hennequin' (ca. 1484), heer van Controeul, huwt Jeanne des Enfans. Hun kinderen:

  1. Nicolas Hennequin, heer van Controeul; huwt Maria du Bois
  2. Jacques Hennequin; huwt Saincte Binette
  3. Simon Hennequin; huwt Jacqueline du Moulin
  4. François Hennequin (ca. 1540 - 1616); huwt 1 Anne de Grandes, 2 Anne Coulon
  5. Jean Hennequin; huwt Jeanne le Clercq

François Hennequin (ca. 1540)

François Hennequin, mogelijke voorvader, zoon van Raoul (Roeland) Hennequin (ca. 1510), is zeer vermoedelijk afkomstig uit het gebied Henegouwen (Hainaut), in het Zuiden van België, maar verhuist naar Antwerpen. Hij huwt tweemaal.

Detail van de gravure in deze paragraaf.

Zijn eerste vrouw heet Anne de Grandes. Hij huwt in 1610 voor de tweede maal met Anne Coulon, geboren ca. 1541.

Vermoedelijk is deze Anne Coulon de moeder van François' kinderen, maar dat staat niet vast; zij staat niet ingeschreven in het lidmatenregister van de Franse kerk in Amsterdam en kan ook mogelijk stiefmoeder zijn.

  1. François Hennequin (ca. 1585 - 1623).
  2. Etienne (Estienne) Hennequin, zilversmid, huwt Maria (Maeyken) Meys. Hij en zijn nazaten blijven in Antwerpen wonen.
  3. Nicolaas Hennequin, kolonel, gesneuveld voor 's-Hertogenbosch, ongehuwd.
  4. Simon Hennequin, hofmeester van de prins van Oranje, ongehuwd.
Graaf Lodewijk van Nassau, broer van Willem van Oranje, verlaat Bergen op een draagbaar (1572) na de val van de stad. De zieke Lodewijk geeft zich over en de hertog Alva verleent hem vrije aftocht. De archieven spreken van een familie Hennequin (mogelijk de onze) die vlucht om terechtstelling door verbranding af te wenden.

François Hennequin overlijdt ergens vóór 1616, zijn vrouw Anne Coulon in 1641 op 82-jarige leeftijd. Mogelijk is hij zilversmid zoals zijn zonen François en Etienne. Er is sprake van een orfèvre Franchois Hennequin.

Zijn zoon Etienne verkrijgt een certificaat van poorterschap te Antwerpen, waarbij hij verklaart geboortig te zijn van Bergen en dat zijn vader, François Hennequin, is overleden. Hij staat vermeld als Steven Hennequin Franchoissone, zilversmid.

Dit bevestigt het eerdere vermoeden dat de Hennequins uit Bergen komen, in de provincie Henegouwen in het zuidwesten van België, en vervolgens naar Antwerpen zijn getrokken.

De kans is aanwezig dat ze op de vlucht zijn geslagen voor de hertog van Alva, volgens dit artikel van Van der Aa in het Biographisch Woordenboek der Nederlanden:

Françoise Hennequin, echtgenoot van François Hennequin, zoon van Pierre Hennequin, Jacques Hennequinne en Johan Hennequinne, beschuldigd van deel genomen te hebben aan de gebeurtenissen, tijdens de inneming van Bergen, door graaf Lodewijk van Nassau, in 1572, werden, na de herovering dier stad door Alva's troepen, veroordeeld om levend verbrand te worden.
Zij hadden echter de vlugt genomen, en alleen hunne goederen werden aangeslagen.

Locatie en tijdsbestek kunnen kloppen, en de namen van de drie kinderen komen overeen met die van Raoul Hennequin. Wat niet overeenkomt is dat en vader Pierre heet en zijn vrouw Françoise, maar daar kan gebruik van meerdere namen of verkeerde overlevering ook debet aan zijn.

Het vermeende levend verbrand worden moet met een korrel zout genomen worden, mogelijk aangedikt door het aanwezige vijanddenken. Bij de val van Bergen verleende de hertog Alva de calvinisten namelijk vrije aftocht. Eerder in de strijd werden wel opstandelingen en soldaten gewurgd en vluchtelingen opgehangen of verdronken, maar verbranding gebeurde zelden meer. Maar mogelijk zijn de Hennekijns actief betrokken geweest bij het actieve verzet.

François Hennequin (ca. 1585)

Bestand:Waalse kerk.jpg
Het Walenpleintje met de nog bestaande Oude Waalse Kerk in Amsterdam, Oudezijds Achterburgwal. François Hennekijn moet verkroppen dat zijn eerste zoon Rooms wordt gedoopt in Antwerpen, maar doopt zijn andere kinderen gelukkig in deze protestante kerk. Deze, vroeger Franse kerk geheten, werd in 1586 ter beschikking gesteld aan de Waals Hervormde vluchtelingen, Franstalige protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. Het was een van de 15 Waalse kerken die in 1571-1590 in Nederland door protestantse vluchtelingen werden gevestigd. Prent ca. 1783.
Vluchtwegen van de vervolgde Hugenoten, waar de Hennequins ook toe behoren. Vluchtelingen trekken naar Noord-Amerika en naar Zuid-Afrika, maar de meesten kmen terecht in Engeland, Pruisen en Nederland. In Amsterdam komen zo’n 12000 gevluchte hugenoten terecht. Later vertrekken ook families naar Suriname.

Vanaf deze Hennekijn zijn we in de 'Nederlandse tak' beland die wel geverifieerd is door archiefmateriaal. François Hennequin (later Hennekijn) is ca. 1585 geboren in Antwerpen, zoon van François Hennequin (ca. 1540). Hij huwt Anne Begin (Béguin) in 1610 te Antwerpen.

Anne Begin is tussen 1583 en 1584 geboren in Doornik, dochter van Nicaise Beghin en Catherine Boutou. Hun eerste kind wordt in Antwerpen geboren, de rest in Amsterdam.

  1. François Hennekijn (1612, Antwerpen - 1693, Rotterdam), 1e maal gehuwd met Sara van Dordt, 2e maal met Hillegont Cornelis. Zijn komenijs- of kaaswinkel groeit uit tot een bedrijf dat overzee handelt in kaas.
  2. Paulus Hennekijn (ca. 1614 - 1672, Amsterdam), had vermoedelijk een vroeg overleden tweelingbroer of -zus. 1e maal gehuwd met Cornelia de Swart, 2e maal met Anna van Neck. Paulus is kunstschilder.
  3. Jan Hennekijn (1616 - 1670), koopman, industrieel en reder, 1e maal gehuwd met Catharina (Catelijna) Graswinckel, 2e maal met Catharina van der Graeff.
  4. Sara Hennekijn (1617), 1e maal gehuwd met Cornelis Adriaansz. Keelman , 2e maal met Hubrecht Jacobsz. Stoop. Haar beide echtgenoten waren schipper, en Keelman woonde op de Leuvehaven zoals Jan Hennekijn.

François Hennekijn is zilversmid en koopman eerst in Antwerpen, later te Amsterdam. Op 30 Maart 1612 verklaart hij, zoon van François, koopman, onder ede, dat hij zich herinnert op 2 sept. 1607 van mevrouw de la Tramerie het verzoek gekregen te hebben een beker te laten vergulden, die aan haar nicht de Hornes toebehoorde; de te gebruiken hoeveelheid goud mocht hij naar believen vaststellen.

De familie neemt in 1612, ergens na juni, de wijk naar het Noorden, vermoedelijk om religieuze vervolging te ontwijken. Hun eerste kindje François is dan al geboren. In zijn Livre de tous ses enfants beklaagt vader François Hennekijn zich erover dat zijn eerste zoon gedwongen Rooms is gedoopt. Na een verblijf bij een oom in Rotterdam strijkt het gezin neer in Amsterdam:

Mémoire que nous sommes party d'Anvers avec ma femme et mon petit fils (né le 15 Juin 1612 — baptisé le 25 du dit moy à mon très grand regret d'autant que je ne voulais pas qu'il fust esté baptisé à l'Eglise Romaine) ...
... pour venir demeurer en Hollande le 17 de Novembre l'an 1612 et sommes arrivé à Amsterdam le 21 du dit moy après avoir séjourné à Rotterdam après de mon frère Augustin de l'Orme.
François Hennequin, vrouw en drie kinderen overlijden vermoedelijk aan de pest in Amsterdam. Wetenschappers twisten er nog over of mensenvlooien of juist rattevlooien de besmettingen veroorzaakten. In ieder geval was Amsterdam als drukke havenstad voor beide typen vlooien een aantrekkelijk oord.
De drie kruizen van het wapen van Amsterdam staan nu voor heldhaftig, barmhartig en vastberaden, maar beelden oorspronkelijk de drie plagen uit die Amsterdam teisterden; water, brand en ... de pest.

Anne Begin, haar man François Hennequin en drie kinderen overlijden kort na elkaar in 1623. Anne wordt begraven op 28 september in de Franse kerk in Amsterdam met twee van haar kinderen, vermoedelijk een pasgeboren tweeling. François wordt 2 weken later begraven (10 oktober), en weer 4 dagen later volgt een ander kind, allen begraven in de Franse kerk in Amsterdam.

Dat 5 personen uit één familie zo kort na elkaar overlijden (ca. 2 weken) duidt er sterk op dat ze aan een besmettelijke ziekte lijden. 1623 is inderdaad het beginjaar van een twee jaar durende pestuitbraak die vooral Amsterdam als Dordrecht treft, opvallend, want geen direkte buursteden. 10% van de bevolking bezwijkt.

Na het overlijden van beide ouders keren hun nog minderjarige kinderen (tussen 11 tot 6 jaar oud) François, Jan, en Sara terug naar Rotterdam, en worden vermoedelijk opgevangen door Marie Béguin, de tante van moeders zijde en vrouw van Augustin de Lorme (l'Orme) , naar verluid eenvoudige burgerluiden. Paulus (ca. 9 jaar oud) blijft in Amsterdam achter onder de hoede van Abraham de Goyer, zijn voogd.

Jan Hennekijn (1616)

Portret (detail) van Jan Hennekijn door Pieter van der Werff. Hij heeft kort donker haar, een snorretje en een sikje onderaan de onderlip. Hij draagt een donker gewaad en een platte kraag met kwastjes. De soberheid is kenmerkend voor de 'self made' rijke burgerij en contrasteert met de exuberante schilderijen van aristocraten. Het portret hing oorspronkelijk in het Oost-Indischhuis aan de Boompjes te Rotterdam en was onderdeel van een reeks portretten van de bewindhebbers van de Rotterdamse Kamer van de VOC. Gemeentelijk Historisch Museum te Rotterdam.

Jan Hennekijn, koopman, industrieel en reder van aanzien in Rotterdam, is geboren in 1616 en gedoopt als Jan Batista Hennekin. Hij komt ook voor met voornamen Johan of Jean en achternamen Hennequin of Hennekin. Hij is de zoon van François Hennequin (ca. 1585) en Anne Begin.

Catharina, zijn eerste vrouw

Jan Hennekijn huwt voor de eerste maal in 1640 met Catharina (Catelijna) Graswinckel te Delft. Catharina is geboren in Delft (1616), wonend aan de Koornmarkt te Delft, maar afkomstig uit Maasland. Ze is de dochter van Engelbert Graswinckel, advocaat voor het Hof van Holland, brouwer, schout van Overschie, en Margaretha van Hoogenhouck. Hun kinderen zijn in Rotterdam geboren:

  1. François Hennekijn (1640 - 1684), consul te Lissabon en aldaar begraven op de rivier.
  2. Engelhart Hennekijn (1641 - 1692, Rotterdam). Hij huwt Elsje van der Wel
  3. Anna Maria Hennekijn (1642). Ze huwt Christiaen Meschman uit Hamburg) in 1676. Het huwelijk is kinderloos.
  4. Jan (de Jonge) Hennekijn (1645 - vóór 1705), regent van het Werkhuis, vendrig der schutterij in Rotterdam, schepen van Schieland. Hij huwt Rachel Boeckenrodt van Creeffelt in 1669.
  5. Catharinus Hennekijn (1647), koopman en vendrig der schutterij in Rotterdam. Hij huwt Margaretha Passomier in 1677.

Catharina is in het kraambed gestorven, 7 dagen na het baren van haar laatste zoon Catharinus in 1647.

Catharina, zijn tweede vrouw

Cartouche van het portret van Jan Hennekijn elders op deze pagina afgebeeld.

Jan Hennekijn hertrouwt Catharina van der Graeff in 1648 te Rotterdam. Catharina is dochter van Hendrick Willemszn. van der Graeff en Anna van Neercassel. Hendrick van der Graeff is koopman in meekrap en kapitein der burgerij te Rotterdam. Haar moeder Anna van Neercassel is dochter van Wouter van Neercassel, raad en burgemeester van Gorinchem. gecommitteerde ter Rekenkamer van Holland, en Maria van der Verwen.

Van de 11 kinderen van Jan en Catharina halen zeven de volwassenheid niet; ze sterven respectievelijk op de leeftijden; Catharina (bijna elf jaar), Françoise (bijna een jaar), Maria (half jaar; een later kind krijgt dezelfde naam), Wilhelmus (half jaar), Augustinus (twee jaar), een naamloze dochter (paar dagen na de geboorte), en Elisabeth (acht jaar). De 4 kinderen die wel overleven:

  1. Anna Hennekijn (1649). Ze huwt Pieter Snellen in 1668.
  2. Hendrik Hennekijn (1651 - 1687). Zijn tweelingzusje Françoise overlijdt bijna een jaar oud.
  3. Gualtherus (ook Wouterus) Hennekijn (1653 - 1738). Tweemaal gehuwd: 1e maal Geertruid Graswinckel, 2e maal Ewouda Verschuer
  4. Maria (Marije) Hennekijn (1657 - 1723). Zij huwt in 1677 Dirk van der Hoeven (1649), koopman in Dordrecht, koopman en brouwer in Rotterdam, woonde op de Leuvehaven.
Jan Hennekijn noteert vanaf 1640 belangrijke familiegebeurtenissen in zijn bijbel, vermoedelijk de Statenbijbel die vanaf 1637 wordt gedrukt. Hier een exemplaar gedrukt bij Smient in Dordrecht uit 1665 met typische leren band, koperen hoeken en sloten.

Van huis uit is Jan Hennekijn remonstrant, maar hij keert terug naar de gereformeerde Kerk, inmiddels staatskerk, hetgeen hem wellicht zakelijk beter van pas komt. Alle belangrijke familiegebeurtenissen zoals overlijden en geboorten, noteert Jan Hennekijn vanaf zijn eerste huwelijk (1640) in zijn bijbel, zo ook de geboorte van zijn dochter Maria:

1657 den 26 augusty sijnde sondach 's morgens ten half eenen is mijn huysvrouw verlost van een dogter en genaemt Maria; de peters waren suster Elizabeth van de Graaf ....

Jan Hennekijn overlijdt in 1670 op 54-jarige leeftijd. Zijn weduwe Catharina van de Graeff en dochter Anna vervolgen met de notities in de bijbel tot 1692. Van Anna is deze aantekening van het overlijden van haar moeder:

1677 den ... mey is onze moeder Catharina van der Graaf 's namiddags tusse vier en vijf uure zijnde vrijdag in den Heere gerust en den ... ditto in de Sint Laurenskerk begrave in 't coor in 't graff van haer vader Hendrick Willemz. van der Graaf.

Opgewerkt van minste knecht

Jan Hennekijn begint als minste knecht bij Cornelis Hartigsvelt (1586 - 1641), een van de rijkste kooplieden van Rotterdam, hier afgebeeld. Hartigsvelt draagt een molensteenkraag, naar de uit Spanje overgewaaide mode die tussen 1630 en 1650 weer uit zwang raakt. (posthuum geschilderd door Pieter van der Werff).

Jan Hennekijn is koopman en industrieel van aanzien in Rotterdam. Hij is reder en bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. Zijn uitgebreide handelszaken reiken tot in Spaans-Indië en Barbarije. Hij behoort tot de rijkste Rotterdammers van zijn tijd en laat bij zijn overlijden in 1670 een getaxeerd vermogen van ƒ 80.000,- na aan zijn kinderen en zijn tweede echtgenote Catharina van der Graeff.

De 12-jarige Jan Hennekijn begint als minste knecht bij Cornelis Hartigsvelt (1586 - 1641), een van de rijkste kooplieden van Rotterdam, zelf zoon van een haringkoper uit den Briel. Voor een jongen uit een koopmansgeslacht is het normaal dat hij bij bevriende relaties onder aan de ladder begint, bijvoorbeeld als comptoirknecht of kantoorjongen.

Burgemeester Hartigsvelt heeft zijn roem en kapitaal te danken aan de haringrederij en (later) de koopvaardij en andere handel. Hij wordt echter ook beticht van een ruime consciëntie en frauduleuze praktijken, zoals het helen van de buit van Ierse kapers (waartegen overigens Jan Hennekijn in actie kwam) en het ontduiken van (de aangifte van) invoer- en uitvoerrechten.

In de taanderij van Hartigsvelt, waar visnetten gelooid worden, doet Hennekijn wellicht de kennis op van want en touwwerk, die hem later goed van pas komt. Aangezien de Hartigsvelts kennissen zijn van de Graswinckels kan Hennekijn zijn toekomstige eerste vrouw best via zijn patroon Hartigsvelt voor het eerst hebben ontmoet.

Bestand:Delfshaven1610.jpg
Jan Hennekijn was o.a bewindhebber van de VOC-kamer Rotterdam, die kleiner was dan de Delftse kamer. Om verbinding met zee te krijgen werd de 10 km lange Schie liet uitgegraven en Delfshaven opgericht.

Jan Hennekijn maakt een bliksemcarriere door. Op 23-jarige leeftijd (1639), 10 jaar na zijn start als knecht bezit hij al een huis aan de Leuvehaven. Samen met twee aangrenzende woninkjes in het verlengde van zijn zijn tuin kost hem dat ƒ 7.900,-, meer dan 25 jaarsalarissen van een ervaren vakman (ƒ 300,-).

  • Koopman (vanaf 1640)
  • Bewindhebber van de VOC kamer Rotterdam (1664 - 1670)
  • Penningmeester van de Grote Visserij (1653 - 1666)
  • Commissaris van het waterrecht (1665 - 1666)
  • Schepen van Rotterdam (1670)

Koopman met een toornich gemoed

Hij is een gedreven baas met een toornich gemoet; als het lossen van een schip hem niet vlug genoeg gaat jaagt hij zijn werkvolk van boord. Er blijkt geen tak van handel te zijn waar hij niet in geïnteresseerd is en zijn invloed is groot.

Hij is vaak mede-eigenaar van de schepen, die geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening worden geladen. Tegenwoordig zouden we dit verticale integratie noemen. Een greep van zijn ongebreidelde activiteiten die gedurende zijn leven uitbreiden:

Labberdaan is uit ons vocabulaire verdwenen. Een schoolboek uit 1897 legt uit dat stokvis gedroogde kabeljauw is en labberdaan gezouten kabeljauw.
  • Export naar Vlaanderen, Frankrijk en Spanje van haring en vis, labberdaan (gezouten kabeljauw) en gekuipte zalm, die hij uit Engeland en Schotland laat komen. Zijn schepen keren terug met zout uit Portugal, kastanjes uit Spanje, wijn, brandewijn, stukken pruimen, oxhoofden kappers, tonnekens olijven en balen amandelen.
  • Handel met de West, Spaans Indië en Barbarije. Met de retourvloot van de VOC krijgen Zuid-Nederlandse kooplieden Indische waren.
  • Handel in tabak en lijnzaad, hennip en vlas, koren en kolen, zeep en was.
  • Transport van Groningse paarden naar Frankrijk.
  • Verkoop van scheepsparten zoals hout en pik.
De Walvisvangst van Abraham Storck (ca. 1670). Hennekijn blaast nieuw leven in de walvisvaart door zijn schepen om Noorse last te zenden, vermoedelijk om de in Spitsbergen geharpoeneerde en verwerkte walvisprodukten naar Rotterdam te halen.

Jan Hennekijn werpt zich ook op als concurrent van de Amsterdamse reders door schepen uit te zenden om Noorse last (Scandinavië).

Zijn tomeloze energie brengt nieuw leven in de walvisvaart. Met Bernard van Pavye en Balthasar Wichelhuysen chartert hij herhaaldelijk schepen voor de Groenlandse visserij.

Met zijn partners zouden ze de eerste industriële traanverwerkers van Feijenoord geworden zijn, ware het niet dat de plannen om een bequame plaatse aan de Noord tot het kooken van traan in te richten en een haventje te graven door de dijkgraaf van IJsselmonde worden tegengehouden, vermoedelijk om Amsterdam niet tegen zich in het harnas te jagen.

Oostendse kapers maken de Noordzee en de schepen van Jan Hennekijn onveilig medio 17e eeuw. Ze voeren de Bourgondische vlag, twee gekruiste knoestige rode stokken op een wit veld, maar misleiden hun prooien met steeds andere vlaggen.

Hennekijns ondernemerspraktijken kunnen niet altijd door de beugel, zoals het geval was bij zijn leermeester Hartigsvelt. Dan weer gaat het om stenen die in een baal wol zijn gevonden, dan weer over het smokkelen van tabak of het clandestien slachten op het platteland om schepen goedkoop met onbelast vlees te provianderen.

Ook de assuradeurs (verzekeraars) moeten voor Hennekijn op hun hoede zijn; als hij voorkennis krijgt dat het schip Eendracht na een storm niet is teruggekeerd in de haven van Bordeaux, spoedt hij zich naar Amsterdam om het schip alsnog te verzekeren, zonder van de bange vermoedens te reppen. Als dit uitkomt weigert men de verzekeringspenningen uit te keren.

De grote risico's die de toenmalige koopvaardij liep werkte het frauderen waarschijnlijk in de hand; storm, mist, de twee zeeoorlogen met Engeland (1652-1654 en 1665-1667) en de Vlaamse kaapvaart die ondanks de vrede met Spanje voortduurde, waardoor Oostende nog lang een broeinest van zeeroverij bleef.

Schelden als viswijven

In de zomer van 1646 ontstaat er een erfscheidingsconflict tussen de Hennekijns en Maritje Schouten, weduwe van de zeilmaker Cornelis Cornelisz, van Wassenaar, dat ernstig escaleert. Op een morgen ontdekt Catharina Graswinckel, Jan Hennekijns eerste vrouw, dat zijn buurvrouw de scheidmuur tussen hun erven laat afbreken; ze trekt onmiddelijk van leer en haalt al roepend buurvrouws broer , Cornelis Schouten door het slijk.

Cornelis Schouten, admiraal van de Oost-Indische Compagnie in Siam (Thailand) was kortgeleden wegens zijn affgrijselijcke en verfoeyelijcke sonden, namelijk homoseksuele handelingen met een Franse korporaal, geëxecuteerd. Buurvrouw Maritje Schouten is ook niet op haar mondje gevallen. Ze repliceert:

Gij hoeft U zoo grootsch niet aan te stellen. Men kent juffrouw Hennekijns geslacht wel, dat gij so wrevelich offpleytsuchtich sijt, dat gij u eigen vrunden in rechten hebt geroepen.

Manlief Jan Hennekijn laat zich niet onbetuigd en gaat vanuit zijn zolderraam met een stuk hout de metselaar te lijf, die een ladder op de nok van Hennekijn's kookhuis had gezet en bezig was de schoorsteen af te breken. Zijn licht ontvlambare karakter kennen we van een ander voorval waar hij zijn werkvolk van boord joeg, als het lossen van een schip hem niet vlug genoeg ging.

Eindeloos proces tegen zijn zoon

Jan Hennekijn voert een jarenlang durend proces tegen het voorgenomen huwelijk van zijn zoon Engelbert Hennekijn met Elske van der Wel. Als zijn zoon nog minderjarig is weigert hij toestemming; daarna wendt hij alle mogelijke juridische middelen aan om het huwelijk tegen te gaan. Zijn zoon en aanstaande schoonfamilie moeten zich verweren tegen een stortvloed van bezwaren. Menalda-van der Hoeven vertelt hierover:

Eén van die bezwaren was dat hijzelf (Jan Hennekijn) van een 'aansienlijk geslagt' was en dat de Van der Wel's van een 'seer vile en geringe extractie' waren. Voorts het feit dat dat Elsjes vader, Cornelis Jansz. van der Wel, hem aanvankelijk 'als knegt voor een daalder daags' in de touwslagerij 'hadde gedient'.
Later heeft Jean Hennekijn deze inderdaad waarschijnlijk wel fatsoenlijke, zij het niet erg capabele man, die onder zijn leiding goed voldeed, als compagnon in de touwslagerij aangenomen.

Met de aansienlijk geslacht en geringe extractie bedoelde men in die tijd niet zozeer afkomst of integriteit, maar juist maatschappelijk of economisch succes. Nobele afkomst telde in Rotterdamse koopmanskringen veel minder mee dan het eigen succes, waarmee huwelijkkandidaten in de harde 17e eeuw dan ook beter verzekerd waren van een goede toekomst.

Elsjes moeder schijnt Jans zoon Engelbert al tijdens zijn minderjarigheid overgehaald te hebben een schriftelijke belofte te tekenen om met haar toen pas twaalf- of dertienjarige dochter te huwen. De theorie die Menalda-van der Hoeven aanhangt is dat men uit was op Jan Hennekijns fortuin, waardoor het geen wonder is dat Jan Hennekijn dit proces tot in het oneindige heeft gerekt, in de hoop dat zijn zoon dat ook zou gaan inzien.

BEWERKEN

krachtig gesteund door zijn zwagers Graswinckel, de gewezen voogden over Engelbert,

verdere levensloop van Engelhart verhalen. Na de dood van zijn vader kon hij zich aanvankelijk wat ruimer bewegen en kocht hij een huis uit diens boedel, dat zijn vader indertijd samen met Bernard van Pavye in bezit gehad had. Toen dreef hij ook nog wat overzeese handel en exploiteerde met zijn schoonvader de lijnbaan langs de Coolvest, die zijn vader vroeger in compagnieschap met zijn schoonvader van de kerk in huur had gekregen. Maar het is hem in zaken niet voorspoedig gegaan en toen hij overleden was, werd hij gedragen uit een huurhuis aan de Bierkade — het huis aan de Leuvehaven had hij al in 1674 verkocht — en werd zijn lijk bijgezet in een huurgraf, zonder klokgelui 135), bij welk feit eens te meer naar voren komt dat men toen, evenmin trouwens als nu, iemands afkomst af kan leiden uit zijn status.

Engelhart is wel een tragisch voorbeeld geweest van het bekende verschijnsel van de zoon van een zeer capabele en vooraanstaande vader, die krachtens zijn aanleg niet aan de verwachtingen kon voldoen, die krachtens zijn geboorte van hem werden geëist!

Nog voor de dood van zijn vader gaf hij op 30 jan. 1670 zijn toen pas 19-jarige vrouw een algemene volmacht, nadat hij haar de vorige dag tot universele erfgename had benoemd 130); als zij voor hem kwam te sterven, zouden zijn schoonouders alles van hem erven; pas in de laatste plaats zou zijn zuster Anna Marie Hennekijn erfgename zijn.

Na de dood van zijn vader zien wij Engelhart een keer optreden als voogd van zijn stiefmoeder bij haar aankopen te Moerkapelle. Uit dit feit en het feit, dat ook zijn afstammelingen op tabel II I voorkomen blijkt dat door zijn huwelijk geen voortdurende brouille met zijn familie is ontstaan. In 1663 had hij reeds van de Staten van Holland venia aetatis ontvangen, zoals ik al vermeldde bij zijn broer François.

De overdekte Lijnbaan

Bestand:Lijnbaan toen en nu v3.jpg
De locatie van het begin van de overdekte lijnbaan van Hennequin, toen en nu; daar waar de huidige Lijnbaan uitkomt op het huidige Binnenwegplein. De overdekte lijnbaan strekte zich destijds uit naar het Noorden tot de Kruiskade, en lag parallel maar iets westelijker van de huidige Lijnbaan. Rechtsonder de Coolsingel, toen nog een echte singelgracht (kaart van De Vou, 1694).

Waarom de Lijnbaan in Rotterdam de Lijnbaan heet (en en passant waarom er een Hennekijnstraat is, parallel aan de Lijnbaan) wordt uitgelegd op de site NLRM over Rotterdam en de haven:

Touw was en is in Rotterdam onmisbaar. Ongeveer op de plek waar nu de Lijnbaan ligt kocht Jean Hennequin in 1667 een stuk grond om een overdekte touwslagerij (lijnbaan) te beginnen. Met de haven vlakbij was dit geen gek idee. Touw werd volop gebruikt voor de tuigage van zeilschepen.
Touwslagerijen kwam men dan ook vooral tegen in havensteden. In 1845 werd het laatste deel van deze lijnbaan verkocht en al snel werd van de plek een laan gemaakt. Deze laan kennen we tegenwoordig als de Lijnbaan. Je weet nu ook meteen waar de Hennekijnstraat naar vernoemd is.

Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw bevinden zich direct westelijk van de Coolvest uitgestrekte blekerijen, waar pas gewassen linnen te bleken wordt gelegd en vervolgens gespoeld.

Jan Hennequin koopt het land op onmiddellijk achter de tuinen aan de Coolsingel, zich uitstrekkend van de Binnenweg tot de Kruiskade. Hier laat hij een innnovatieve overdekte lijnbaan bouwen, waar zomer en winter doorgewerkt kan worden.

Lijndraaiers (touwslagers) in actie. Voor de grote Oostindiëvaarders waren kabels van 120 vadem (ruim tweehonderd meter) nodig. Voor het touwdraaien waren daarom ervaren arbeiders vereist: het lot van schip en bemanning hing in grote mate af van hun produkten. Te slap gedraaid touw was bros, te stijf gedraaid touw kon barsten.
De lijnbaan is nog deels overdekt, nu voor consumenten (foto 1965).
Zeeheld Michiel de Ruyter werkt als jongetje van ca. 9 jaar oud enkele jaren bij de Vlissingense touwslagerij Concordia. Hij verdient 6 stuivers per week als draaijongen op de lijnbaan.

Op een resterend deel zou nog een grotere blekerij worden gesticht. Jan Hennequin overlijdt echter voordat het zover komt.

In 1671 worden op het noordelijke deel door de weduwe Hennequin twaalf percelen uitgegeven. Iedere koper moet naar gelang de breedte van zijn perceel een gedeelte van de Lijnbaanslaan aanleggen op dezelfde hoogte en breedte als het geval was bij het bestaande gedeelte ten westen van de molen De Witte Leeuw en blekerij de Blauwe Haan aan de Coolsingel.

De blekerij van de lijnbaan gaat uiteindelijk in handen van Hennekijns schoonzoon Dirk van der Hoeven, getrouwd met zijn dochter Marije Hennekijn. In 1845 is het laatste gedeelte van de lijnbaan verkocht en het daarbij behorende garenpakhuis ingericht als woonruimte.

Zijn omvangrijke erfenis

Als Jan in 1670 aan ziet komen dat hij niet lang meer te leven heeft regelt hij zijn omvangrijke erfenis, getaxeerd op ƒ 80.000,-. Zijn vrouw Catharina van de Graaff erft ƒ 16.000,-. Het document dat dit vastlegt kan hij niet meer ondertekenen omdat zijn rechterhand te veel beeft. Hij geeft haar ook de absolute volmacht over al zijn zaken. Zijn kinderen laat hij o.a. het recht na tot exploitatie van zijn overdekte lijnbaan ter waarde van ƒ 24.000,-; een terrein dat zich uitstrekte van de Binnenweg tot de Kruiskade, inclusief een grote tuin. Daarnaast ook zijn packhuys ende erve aan de Westzijde van de Leuvehaven inclusief inboedel (ƒ 8.500,-). In het testament wordt duidelijk wat er allemaal onder viel:

(...) met de kagchels, stoven, solders, huysinge, packhuysinge ende thien huysjes ende erven daer annex, mitsgaders de huysinge en de bleyckerie daer bij ofte nevens, staende ende gelegen in Kool.

Broer Paulus de kunstschilder

Portret van Anna van der Does (1609-1650). De pendant van dit schilderij, dat van haar echtgenoot Jan de Hooghe, staat ook op deze pagina. Anna draagt een immense molensteenkraag, een uit Spanje overgewaaide mode die tussen 1630 en 1650 weer uit zwang raakt. Ze werd geschilderd na haar dood; mogelijk de oorzaak voor de 'ouderwetse uitdossing. (Paulus Hennekijn, 1658, Rijksmuseum)
Portret van Jan de Hooghe (1608 - 1682). De pendant van dit schilderij, dat van zijn echtgenote Anna van der Does, staat ook op deze pagina. (Paulus Hennekijn, 1658, Rijksmuseum)

Kersbergen vermeldt het volgende over Paulus Hennekijn, de tweede zoon van François Hennequin en broer van Jan Hennekijn, ook voorkomend als Paul/Poulus/Pouwels Hennekin/Hennekyn:

François Hennequin en zijn vrouw hadden zich daarop in Amsterdam gevestigd. Nu waren beiden dood. Eén van de jongens, Paul, bleef in Amsterdam achter onder hoede van zijn voogd Abraham de Goyer. Hij zou schilder worden.
(...) Maar de Amsterdamsche schilder Paul was het zwarte schaap. De verwanten hadden zich reeds over zijn kind ontfermd [redactie: David Hennekijn], omdat zij vreesden, dat daar ook niets van terecht zou komen, wanneer het niet aan den invloed van den lichtzinnigen, schulden makenden vader [redactie: Paulus Hennekijn], onttrokken werd.

Het lijkt er dus op dat Paulus als kunstschilder trekjes vertoont van een bohemien lifestyle; een onconventioneel, ongeregeld en artistiek bestaan met financiële perikelen, hetgeen ook gestaafd wordt:

  • In 1645 heeft hij een kwestie met de vader van een dienstmeisje
  • In 1658 kan hij de huishuur, die hij aan de diaconie van de Engelse kerk schuldig is, niet voldoen. Zijn zwager Jan de Swart staat borg voor het resterende bedrag, groot ƒ 548.
  • In 1659 is hij opnieuw niet in staat zijn huishuur te betalen. Ook is hij met andere schilders geld schuldig aan de lijstenfabrikant Eentgens.
  • In 1667 wordt beslag is gelegd op zijn boedel. De schilder Hendrick van Someren getuigt dat al het schildersgerei, drie lijsten en een stuk of zeven schilderijen niet aan Paulus maar aan diens zoon David(t) toebehoren, en verklaart dat Davidt (zoon) ze heeft geschilderd; vermoedelijk een leugen om beslag daarop te voorkomen.
  • In 1662 ontvangt hij een wissel van ƒ 1200.— uit Rotterdam, hoogstwaarschijnlijk van zijn rijke broer Jan Hennekijn REF, die daarmee wil voorzien in het onderhoud van Paulus Hennekijns enige kind David(t).

Paulus Hennekijn verlooft zich in 1636, 25 jaar oud, met Cornelia de Swart. Hij wordt bijgestaan ​​door zijn voogd Abraham de Goyer. Als ze trouwen en kinderen krijgen zal alleen Davidt Hennekijn overleven; hij wordt ook kunstschilder. Als adres komen we tegen; de Kalverstraat, de Keyzersgracht, en de Rosestraat in de Vergulde Schol.

Na het overlijden van Cornelia de Swart hertrouwt hij met Anna van Neck. In 1672 wordt hij als Pauwelis Hennekijn, fijnschilder in de Uiterste (Utrechtse) dwarsstraat begraven. Hij wordt ca. 58 jaar oud. Ondanks dat zijn weduwe nog in 1676 voorkomt in archieven staat in het familiearchief: Paulus Hennequin stierf ongetrout. De reden is onbekend.

Schilderstalenten

Portret van een onbekende jonge man, gesigneerd door Paulus Hennekyn, 1655. (The Ashmolean Museum of Art and Archaeology)

Kunstschilder Paulus Hennekijn kan zich niet meten met zijn tijdgenoten zoals Rembrandt of Bartholomeus van der Helst, Rembrandts grote concurrent en goede vriend van Paulus Hennekijn, maar zijn werk kent wel een aantal kwalitatief hoogstaande schilderijen, zoals op deze pagina afgebeeld.

Paulus Hennekijns werk is niet omvangrijk.Hij was gespecialiseerd in het schilderen van portretten, voornamelijk half- of driekwartlengte portretten, gedateerd tussen 1645 en 1665. Er zijn ook enkele stillevens bekend. Bij wie hij het schildersvak heeft geleerd weten we niet, maar zijn vroege werk vertoont een sterke invloed van Nicolaes Eliasz.Pickenoy, zodat het mogelijk is dat hij tegelijk met zijn vriend Van der Helst bij deze schilder in de leer is geweest.

Handtekening van Paulus Hennekijn (Bredius, Künstler-inventare, 1917)

Paulus is niet zo signeervast. Een aantal schilderijen is niet ondertekend of enkel met 'Hennekijn', wat kunstkenners in verlegenheid brengt, omdat zijn zoon Davidt ook kunstschilder is. Enkele van zijn schilderijen zijn gesigneerd met andere namen, vaak dat van zijn vriend van der Helst. Het kan zijn dat hij in dat geval het werk afmaakte van zijn meerdere collega, niet ongebruikelijk in die tijd.

Band met Bartholomeus van der Helst

Zelfportret van Bartholomeus van der Helst in opdracht van Cosimo III de' Medici voor de verzameling in het Uffizi (1668).

In het netwerk van Amsterdamse kunstschilders trekken Bartholomeus van der Helst en Paulus Hennekijn nauw met elkaar op. Er is sprake van een grote vriendschap. In de zomer van 1654 verblijven de drie schilders Jan Miense Molenaer, Bartholomeus van der Helst en Paulus Hennekyn twee à drie dagen in het Huis te Manpad om

soo een stuck of twee in de bogaert te helpen maecken, ende soude daervoor ter deege tot danckbaerheyt onthaelt werden.

Wat voor een stucken daar zijn gemaakt is niet bekend, wellicht een tuinversiering. In 1648 portretteerde Van der Helst Hennekijn als lid van de compagnie van Cornelis Jansz. Witsen op de Schuttersmaaltijd, beschreven elders op deze pagina. Ook hadden Van der Helst en Hennekijn gemeenschappelijke opdrachtgevers, zoals de koekenbakker Jochem van Arras.

Van der Helsts schilderijen behoren tot de top van de realistische portretkunst, hoewel hij, anders dan de introverte en psychologische stijl van Rembrandt, er een veel lossere en gladde stijl op na houdt. Zijn flamboyante stijl maakt in die tijd meer furore en van der Helst is dan ook een gevierd en welgesteld schilder.

Aan de stijl van Hennekijn te zien stelde hij zich Van der Helst tot voorbeeld, hoewel Hennekijn ook in de trant van Willem Claeszoon Heda (1594) schilderde, gepecialiseerd in stillevens en met een ongeëvenaarde stofafwerking.

De invloed van Van der Helsts portretkunst is groot geweest. In Amsterdam gaan zelfs leerlingen van Rembrandt in zijn stijl werken.

in de Schuttersmaaltijd verzeild

De schuttersmaaltijd in de Voetboogdoelen in Amsterdam, door Bartholomeus van der Helst, 1648, Rijksmuseum Amsterdam.

De Schuttersmaaltijd, hier afgebeeld, is het beroemdste werk van Bartholomeus van der Helst, goede vriend van Paulus Hennekijn. Hij schildert het stuk in 1648 naar aanleiding van 'de Vrede van Munster', waarmee het einde van de tachtigjarige oorlog werd ingeluid. Volgens Arnold Houbraken, schilder en schrijver, behoort het tot de belangrijkste schilderijen aller tijden.

Een aantal geïdentificeerde personen bij de Schuttersmaaltijd (alleen rechtervak).

Het schilderij beeldt de maaltijd uit tijdens de schietwedstrijd die ter ere van de overwinning werd georganiseerd. De sfeer is ongedwongen en intiem, anders dan andere geweldenaarsstukken van Van der Helst . Door de openstaande ramen is de gevel van de brouwerij 'het Lam' aan de Singel zichtbaar. Rechts brengt een vrouw een kalkoenpastei binnen. Op tafel staan tinnen borden, roemers en andere glazen. Links staat op de vloer een grote metalen koeler met een wijnvat.

Op de grote trommel hangt een papier met een gedicht van Jan Vos:

Belloone walgt van Bloedt / ja Mars vervloeckt het daveren
Van't zwangere metaal / en 't zwaardt bemint de schee:
Dies biedt de dapp're Wits / 'aan d'eedele van Waveren
Op 't eeuwige verbondt / den hooren van de Vree.

Het schilderij en het gedicht beelden hetzelfde uit; in het rechtervak schudt kapitein Cornelis Jansz Witsen (met zilveren drinkhoorn) luitenant Johan Oetgens van Waveren de hand, terwijl vaandrig Jacob Banningh relaxed in het midden achter de grote trommel zit met de blauwe vlag over hem heen gedrapeerd.

Maar waar is Wally ...eh Paulus?

Naast de officieren, schutters en doelenpersoneel is ook schilder Paulus Hennekijn afgebeeld. Onbekend is hoe deze eend in de vreemde bijt terecht gekomen is. Heeft zijn goede vriend van der Helst hem als figurant gevraagd? Is het een gunst vanwege Hennekijns betrokkenheid met het schilderij, wellicht voor bepaalde detaillering of afwerking?

Dit moet Paulus Hennekijn zijn (derde figuur van rechts), wellicht afgebeeld als de trommelaar.

Wie op het stuk voorkomt is pas uit latere, onnauwkeurig samengestelde, lijsten bekend. De rangschikking ontbreekt, dus weten we niet waar op het doek Hennekijn precies is afgebeeld. De figuren die hij in ieder geval niet kan zijn:

  • bekende en geïdentificeerde personen, waaronder ook de waard,
  • alle schutters met hun kenmerkende attributen; hoed, harnas, geweer, kleurige borstriem,
  • oudere heren; Paulus is ongeveer 34 jaar oud als het schilderij wordt gemaakt,
  • heren op de voorgrond; voorbehouden aan de belangrijkste personen

Op basis van deze uitsluiting blijft er maar één persoon over; Paulus Hennekijn moet de derde figuur van rechts zijn. Hij draagt een soort schouderband met losse koorden. Mogelijk is het een bandelier waar de grote trommel in het midden van het schilderij aan moet hangen; er is namelijk ook sprake van een trommelaar op het doek.

Het is logisch dat Hennekijn model heeft gestaan voor de trommelaar; als enige buitenstaander moet hij een gedaante krijgen die past in het doek. Terwijl de officieren en schutters met naam en toenaam bekend waren en dus herkenbaar (moesten) worden geschilderd, mag een ondergeschikte trommelaar best anoniem en onherkenbaar zijn.

Portret (detail) van Paulus' 2 jaar jongere broer Jan Hennekijn; hij heeft ook donker haar, bruine ogen en een breed gezicht.

Een van de naamlijsten van de afgebeelde personen rept evenwel van een trommelaar en Paulus Hennekijn. De lijsten zijn echter pas later opgetekend en niet betrouwbaar gebleken. De nadruk kan gelegen zijn op de aanwezige schutters en de werkwijze van Van der Helst kan hen ontgaan zijn.

De veronderstelling dat deze persoon Paulus Hennekijn is, strookt met wat we kunnen verwachten; een man van begin 30, donker haar en ietwat zware baardgroei, typisch voor meer zuidelijke types (de Hennequins komen uit Zuid Belgie/Noord Frankrijk). Daarnaast heeft hij bruine ogen en een breed gezicht net zoals zijn 2 jaar jongere broer Jan Hennekijn.

Voogd Abraham de Goyer, Rembrandt en de Tulpenmanie

Na de dood van zijn vader blijft Paulus Hennekijn in Amsterdam onder de hoede van zijn voogd Abraham de Goyer. Paulus brengt de Goyer in contact met Rembrandt, hetgeen de laatste lucratieve opdrachten oplevert. In een betoog over het klantennetwerk van Rembrandt blijkt dat hij via Abraham de Goyer, actief in zowel de tulpen- als de kunsthandel toegang krijgt tot koopkrachtige opdrachtgevers.

De schilders Paulus en Rembrandt kenden elkaar; van hen is een gezamenlijk afgelegde dispositie (juridische verklaring) bekend.

Abraham de Goyer, voogd van Paulus Hennekijn, maakt als tulpenkweker en -handelaar de tulpenmanie uit 1637 van nabij mee. De verkoop van de bol van de hier afgebeelde beroemdste tulp, de Semper Augustus, markeert het record van de tulpenwindhandel; de tulpenbol wordt in 1635 in Haarlem voor ƒ 6000,- verkocht, de prijs van een grachtenhuis. Een ton boter kostte 100 gulden, acht vette varkens 240 gulden.

Als tulpenkweker en -handelaar is Abraham de Goyer betrokken bij de zogenaamde tulpenmanie uit 1637. Deze grootscheepse speculatie in tulpenbollen wordt door economen gezien als de eerste beschreven economische bubble (speculatiegolf) in de wereldgeschiedenis.

Abraham de Goyer was een van de ca. 40 mensen die actief waren met het zaaien van nieuwe soorten tulpen, waaronder de vermaledijde Viceroy, die tussen de ƒ 3.000 en ƒ 4.200 opbracht voordat de prijzen abrupt kelderden. Ter vergelijking; een ervaren vakman verdiende in die tijd ca. 300 gulden per jaar.

Hoewel Abraham een gedupeerde is van de tulpenmanie, blijkt het achteraf mee te vallen, volgens de website Ons Amsterdam:

In Amsterdam konden de liefhebbers bollen planten in de grote nieuwe tuinen achter de grachtenpanden of buiten de stadsmuren. Tulpenfanaticus Abraham de Goyer kocht zelfs een reeks gronden op om er een 'tuinenrijk' van te maken. De Goyer en andere ‘bloemisten’ verzamelden dikwijls ook kunst, schelpen of rariteiten.
De tulpencrash werd ingeluid door prijsstijgingen in 1636. Goldgar vermoedt dat de pestepidemie van het jaar ervoor hierop van invloed was. Nabestaanden hadden veel geld beschikbaar uit erfenissen van overleden pestslachtoffers. Begin 1637 daalden de prijzen plotseling sterk en wilde iedereen van zijn bollen af. Op een bloemistenbijeenkomst in Amsterdam op 23 februari werd vergeefs geprobeerd zelf het tij te keren.
Uiteindelijk moest de overheid ingrijpen om kopers en verkopers te verzoenen. Toch was de crash niet zo grootschalig en rampzalig als in de handboeken wordt voorgesteld, meent Goldgar. Voor veel bloemisten was de financiële schade te overzien. Zo bleek uit zijn nalatenschap dat Abraham de Goyer in goede doen was gebleven. Ook had hij zijn interesse in tulpenbollen na 1637 allerminst verloren.


David de stillevenschilder

Still Life with Fruit and a Teapot beneath a Festoon of Flowers van David Hennekijn op de website van artdealer Hoogsteder, locatie onbekend.

Paulus' enige overlevende zoon, David of Davidt Hennekijn, wordt ook kunstschilder.

Uit de financiële perikelen van zijn vader weten we (gelukkig) meer over zijn schilderende zoon. Als er in 1667 beslag wordt gelegd op de boedel van zijn vader, getuigt de schilder Hendrick van Someren dat het schildersgerei, drie lijsten en een stuk of zeven schilderijen niet aan Paulus maar aan diens zoon David(t) toebehoren, kennelijk van zijn vader overgenomen.

Het proces-verbaal is uitgebreider; hier volgt een deel eruit, vrij vertaald;

Hendrick van Someren verklaarde vaak aan huis geweest te zijn van Paulus Hennekijn, en dat hij daar een aantal doeken had gezien, onder anderen het begin van een stuk met fruit. Van Someren verklaarde ook dat hij David Hennekijn deze doeken had zien schilderen, en dat hij bekend was met zijn werk.
Grapes on the vine, a peach and an orange in a blue and white porcelain bowl, a giant roemer and oysters on a partly draped stone table van Paulus of David Hennekijn. Hamburger Kunsthalle.

Eerder (1666) verklaart Marcus Kemp, schilder, 22 jaar oud, ook dat de op 6 mei 1666 aanwezige schilders-benodigdheden toebehoorden aan David Hennekijn.

Menalda-van der Hoeven trekt de verklaringen in twijfel. Hij vermoedt dat de schilderijen en het schildersgerei wel aan Paulus Hennekijn hadden toebehoord, en dat de verklaringen bedoeld waren om inbeslagname te voorkomen. Hij betwijfelt het bestaan van de schilderende zoon, maar dat lijkt niet heel plausibel omdat er heden ten dage veel schilderijen bekend zijn van David Hennekijn met florale- en vruchtenmotieven.

Broer François de kaashandelaar

BEWERKEN

François Hennekijn is de oudste broer van Jan Hennekijn. Oorspronkelijk houdt François een komenijs- en kaaswinkel, waarvoor hij in 1648 met zijn zuster Sara ƒ 6000,- leent van zijn broer Jan Hennekijn. In een komenijswinkel, werden allerhande kruidenierswaren verkocht. Het woord raakt begin 20e eeuw in onbruik. In 1650 koopt François zijn zuster uit en schijnt op latere leeftijd een gezeten koopman te worden, die ook overzee handel in kaas drijft. De komenijszaak is vermoedelijk een bescheiden start geweest voor zijn omvangrijke handel, ook gezien de betrokken grote som geld voor die tijd (ƒ 6000,-).

Zoon Gualtherus de politicus

BEWERKEN

Op politiek gebied speelde Gudltherus Hennequin een rol. Door zijn bemiddeling deed Frankrijk in 1706 vredesvoorstellen aan de Staten van Holland, die echter geen resultaat hadden. Hij werd daarop naar Parijs afgevaardigd en kwam in april 1707 met nieuwe voorstellen terug, die evenmin geaccepteerd werden. In 1725 was hij een tegenstander van diegenen, die wensten dat de Republiek zich zou aansluiten bij het verdrag van Hannover, en werkte dezen vooral in Zeeland tegen. Hij geraakte in moeilijkheden, toen hij, zonder hiertoe gemachtigd te zijn door de Staten, voorstellen deed tot het sluiten van een verdrag met Spanje. Naar aanleiding hiervan werd hij zelfs op verzoek van de Staten te Parijs in arrest genomen, en hieruit ontslagen en in Holland teruggekeerd, werd hij verhoord door gecommitteerde raden; hij bleef echter gehandhaafd in zijn ambten.

later Gualtherus Hennequin102), geb. Rotterdam 24 dec. 1653, vendrig der schutterij 1677, commissaris van bet water-recht 1699, schepen 1700, 1701, vroedschap 1701—f, commissaris van de leenbank 1702—1706, 1709, 1710, 1713—1717, gedeputeerde ter dagvaart 1703, 1707—1709, 1711—1713, kapitein der burgerij 1704—1708, rekenmeester 1707, 1708, commissaris van de wijken 1707—1719, 1721—1725, penningmeester van de Grote Visserij 1708—1719, kolonel der burgerij 1708—1719, boonbeer 1709, 1710, 1712, 1735, 1736, commissaris van de wisselbank 1709, 1710, burgemeester 1711, 1712, weesmeester 1718, 1719, 1721— 1725, 1733—1736 en diaken van de Franse kerk (1687) te Rotterdam, gecommitteerde ter Admiraliteit in Zeeland 1725—1733, 4/ Rotterdam16 juni, begr. aldaar (Gr.k.) 21 juni 1738, tr. Ie Delft 14 jan. 1685 Geertruid Graswinckel, geb. 's-Gravenhage in 1653, 4/ Rotterdam 9 april 1690, dr. van Mr.Gerrit Graswinckel, student in de medicijnen en rechten te Leiden 22 nov. 1634, advocaat te Delft en voor den Hove van Holland 26 nov. 1640, secretaris van 's-Gravenihage 1 mei 1644—4/, kerkmeester van de Kloosterkerk 1651—4/, regent van het Sacraments Gildehuis 1664—1668 aldaar, en Constantia van den Hove; tr. 2e Rotterdam 6 febr. 1713 Ewouda Verschuer, volgens tabel III geboren 30 april 1663, dr. van Mr. Pieter Verschuer en Maria van Muyden, en weduwe van Abraham van Gerwen.

Fotogalerij Hennekijn

Bronnen

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen