Brieder de, Familie

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(De Stadssleutels van Utrecht)
Regel 113: Regel 113:
 
===De Stadssleutels van Utrecht===
 
===De Stadssleutels van Utrecht===
  
De collectie van [http://centraalmuseum.nl/ het Centraal Museum] in Utrecht kent twee stadssleutels van Utrecht. Ze zijn van de hand van Johannes de Brieder en vervaardigd in verguld zilver in 1806.  
+
De collectie van [http://centraalmuseum.nl/ het Centraal Museum] in Utrecht kent twee stadssleutels van Utrecht. Ze zijn van de hand van Johannes de Brieder en zijn vervaardigd in verguld zilver in 1806.  
  
Deze sleutels werden vroeger door de burgemeester op een kussen aan de koning aangeboden, wanneer hij de stad Utrecht bezocht. In de Kameraarsrekening 1807-1807 komt de volgende post voor: "Aan den zilversmit Den Brieder voor twee zilver vergulde sleutels bij ordonnantie van dato 24 November 1806 ... f116,-" Deze sleutels zijn dus vervaardigd voor het bezoek van koning Lodewijk Napoleon in 1806. Dezelfde sleutels kreeg Napoleon aangereikt bij zijn bezoek aan Utrecht in het najaar van 1811. De gebroeders Bonaparte gaven de sleutels volgens de heersende etiquette terug. Kozakkenhoofdman vorst Narisjkin nam de stadssleutels in 1813 echter mee naar Rusland. W.C. Schuylenburg constateerde dat de originele stadssleutels zich op dat moment (1928) in de Kazanse kathedraal van Leningrad bevonden en dat de beide sleutels in de museumcollectie kopieën moesten zijn. In de loop van de tijd waren ze in het Staatshistorisch Museum in Moskou terecht gekomen. Moskou was bereid de sleutels in bruikleen te geven voor de expositie 'Kozakken' in het Centraal Museum in 1994. Bij onderzoek bleek echter dat het Moskouse bruikleen bestond uit een paar ijzeren sleutels. De Utrechtse autoriteiten hadden Narisjkin een stel gebruikssleutels overhandigd en geen kostbaar zilverwerk. Het Centraal Museum bezit de originele stadssleutels
+
Deze sleutels werden vroeger door de burgemeester op een kussen aan de koning aangeboden, wanneer hij de stad Utrecht bezocht. In de Kameraarsrekening van 1807 komt een schrijven voor:
 +
 
 +
:''Aan den zilversmit Den Brieder voor twee zilver vergulde sleutels bij ordonnantie van dato 24 November 1806 ... f116,-''
 +
 
 +
De sleutels zijn dus vervaardigd voor het bezoek van koning Lodewijk Napoleon in 1806. Ze werden ook de ''echte'' Napoleon aangereikt bij zijn bezoek aan Utrecht in het najaar van 1811. De gebroeders Bonaparte gaven de sleutels volgens de heersende etiquette terug. De Kozakkenhoofdman en vorst NarisjkinIn die in 1813 Utrecht aandeed werden ook de sleutels aangeboden. Hij had het niet zo op etiquette en nam de stadssleutels mee naar Rusland. [http://www.srcsocialmedia.nl/blogs/kozakkendag-in-utrecht/#.VOd6DFPF_tk Bart van Mierlo] vertelt daarover:
 +
 
 +
: ''Het was op 28 november 1813. Voor de Utrechtse Wittevrouwenpoort verschenen drie vreemde verschijningen. Ongeschoren mannen, met lange jassen en puntige lansen, op kleine stugharige paarden. De mannen probeerden duidelijk iets te weten te komen van de verbouwereerde Utrechters, maar de taalbarrière was toen nog groter dan nu. Uiteindelijk verscheen prins Naryshkin met zijn Russische troepen voor de stad. Inderhaast werden sleutels opgetrommeld. Die moest je toch aanbieden, dat was wel zo netjes. Prins Naryshkin nam ze beleefd in ontvangst...en stak ze in zijn zak. Dit tot verdriet van de Utrechters, die er stiekem op gerekend hadden de sleutels meteen terug te krijgen.
 +
 
 +
W.C. Schuylenburg constateerde dat de originele stadssleutels zich op dat moment (1928) in de Kazanse kathedraal van Leningrad bevonden en dat de beide sleutels in de museumcollectie kopieën moesten zijn. In de loop van de tijd waren ze in het Staatshistorisch Museum in Moskou terecht gekomen. Moskou was bereid de sleutels in bruikleen te geven voor de expositie 'Kozakken' in het Centraal Museum in 1994. Bij onderzoek bleek echter dat het Moskouse bruikleen bestond uit een paar ijzeren sleutels. De Utrechtse autoriteiten hadden Narisjkin een stel gebruikssleutels overhandigd en geen kostbaar zilverwerk. Het Centraal Museum bezit de originele stadssleutels
  
 
== Cornelis de Brieder (1780) ==
 
== Cornelis de Brieder (1780) ==

Versie van 20 feb 2015 om 20:22

UNDER CONSTRUCTION

Inderdaad: flarden tekst en ontbrekende passages. Er wordt aan gewerkt. Keer terug naar de Hoofdpagina en kom later graag eens terug!


Twee stadssleutels van Utrecht. Ze zijn van de hand van Johannes de Brieder (1752) en vervaardigd in verguld zilver in 1806. Aan deze sleutel is een vermakelijk verhaal verbonden dat elders verteld wordt (uit de collectie van het Centraal Museum in Utrecht, niet geexposeerd).

Inhoud

Zilversmeden en muntgezellen

Deze pagina beschrijft de voorouders van Catharina Sophia de Brieder, een familie met een lange traditie als goud- en zilversmids. Catharina Sophia de Brieder is de grootmoeder van Catharina (Cato) Armee, de vrouw van Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz.

Vroege de Brieders

De eerste generaties de Brieder

  1. Willem de Brieder's naam is alleen bekend omdat zijn zoon Johannes Willemszoon heet. Willem is vermoedelijk rond het begin van de 17e eeuw geboren.
  2. Johannes de Brieder, geboren in 1630 in Utrecht en gehuwd met Grietje Volkerts. zij krijgen CHECK kinderen, waaronder Volcker de Brieder.
  3. Volcker de Brieder, geboren in 1671 in Utrecht. Hij huwt Catharina van Hulst, geboren in 1676 en overleden in 1745 op een leeftijd van 69 jaren. Johannes (Jan) den Brieder is een van hun CHECK kinderen.
  4. Johannes (Jan) den Brieder, geboren in 1701 in Utrecht. Hij huwt Maria van Nus in 1696 in Utrecht. Jan den Brieder is meesterschoenmaker. Nicolaas de Brieder (1720) is hun zoon.

Voorvaders Maria van Nus

De sporen van Maria van Nus, echtgenote van Johannes (Jan) den Brieder (1701) gaan terug tot in de zestiende eeuw.

  • Haar vader Nicolaas van Esch huwt Cornelia van Zijl in 1685 in Utrecht.
  • Cornelia van Zijl is de dochter van Aart Agterberg en Sophia Peter Gerritsdr Schijf.
  • Aart Agterberg is geboren in 1616, zoon van Gijsbert Agterberg en Neeltje Huygen. Hij huwt Sophia Peter Gerritsdr Schijf in 1648. Aart is hovenier.
  • Gijsbert Agterberg is geboren in 1595 in Utrecht. Hij overlijdt in 1653 in Utrecht op een leeftijd van 58 jaren. Hij is de zoon van Willem Acrijnsz. Hij huwt Neeltje Huygen.
  • Willem Acrijnsz overlijdt in 1598.

Nicolaas de Brieder (1720)

Nicolaas de Brieder, zoon van Johannes (Jan) den Brieder en Maria van Nus is geboren in 1720. Hij huwt Maria van der Meulen (of Meulenbroek) in 1748. Maria dochter van Arnoldus van der Meulen en Helena van Bemmel. Vier van de tien kinderen behalen de volwassenheid;

  1. Helena de Brieder (1750 - 1831). Zij huwt Hendrik Spendel, zoon van Willem Spendel.
  2. Johannes de Brieder (1752 -1829).
  3. Arnoldus de Brieder (1760 - 1817). Hij huwt Hazewiena van Buuren. Hij is leerling in 1773 en meester in 1781.
  4. Nicolaas de Brieder (1768 - 1811). Hij trouwt Hendrika Willemiena van Dort in 1790 en later Willemina de Meijere. Hij is leerling in 1786 en meester in 1789.

Van de zes overleden kinderen heten er drie Maria, twee Arnoldus, en één Clasina. Naarmate de kinderen later worden geboren leven ze langer. De eerste vroeggestorvenen worden maar 11, 21 en respectievelijk 21 dagen oud. De laatste drie vroeggestorven kinderen worden repectievelijk 11, 5 en 30 maanden. Ondanks het vroege overlijden zijn ze allemaal gedoopt in de Dom in Utrecht en begraven in de Buurkerk. Niet alleen 6 kinderen laten gaan is navrant, ook het feit dat Maria van der Meulen drie daarvan achter elkaar verliest tussen Johannes en Arnoldus in.

Nicolaas overlijdt in 1787 op een leeftijd van 67 jaren. Zijn vrouw Maria van der Meulen overlijdt 8 jaar later (1795). Beiden zijn begraven in de Janskerk in Utrecht.

Ziversmid en essayeur

Volgens Silverresearch begint Nicolaas de Brieder op zijn 14e als smidsleerling (1734) bij de goudsmid Fockenberg, ook een ambachtelijk vak zoals zijn vader de meesterschoenmaker. Hij treedt in 1750 toe tot het goud- en zilversmidsgilde toe. Hij is dan dertig jaar oud. Vijftien jaar later (1765) wordt hij benoemd tot stadsessayeur na het vertrek van Leendert Jan Eliot (ook Elliot). Eliot bekleedde deze positie drie jaar lang nadat zijn voorganger, zijn vader, was overleden. De reden dat Eliot ontslag neemt is dat hij als essayeur naar Batavia wil. Het lukt hem maar sterft aldaar 10 jaar later op 32-jarige leeftijd (1775).

Nicolaas' aanstelling is ook van korte duur, erg kort zelfs; binnen een maand wordt hij alweer vervangen door Victor Valentijn Koningsberger. Waarom de Staten Koningsberger verkiezen als essayeur boven Nicolaas de Brieder is niet te achterhalen. Twee kleinzonen (zonen?) van Nicolaas worden ook muntgezel.

Wat is een Essayeur?

De essayeur controleerde het goud- en zilvergehalte van de inkomende grondstoffen, van het muntmateriaal gedurende het productieproces en van de vervaardigde munten. Hij was binnen de Munt de verantwoordelijke voor het juiste goud- en zilvergehalte. De essayeur had vaak een opleiding tot goud- of zilversmid gevolgd en meestal ervaring opgedaan in het keuren van goud en zilver als keurmeester bij het goud- en zilversmidsgilde. Op basis van zijn bevindingen werd de volgende productiestap ondernomen of het materiaal opnieuw gezuiverd. De essayeur was aanwezig bij de muntbusopeningen en stond dan ter verantwoording. Samen met de essayeur-generaal voerde de essayeur tijdens de muntbusopening de gehaltebepaling van de gebuste munten uit. De essayeur was evenals de muntmeester een zelfstandig ondernemer die behalve analyses voor de Munt ook op persoonlijke titel gehaltebepalingen uitvoerde voor kooplieden en goud- en zilversmeden. Evenals de waardijn benoemde de Staten de essayeur in principe voor het leven. Voor zijn werk werd hij deels betaald door de muntmeester en deels door de Staten. Net als de muntmeester en de waardijn, genoot ook de essayeur vrijdom van wacht en diverse imposten. In de meeste gevallen moest hij daar net als de waardijn dan wel om verzoeken.

Wat is een Muntgezel?

De werkelijke muntslag werd verricht door de muntgezellen en hun personeel. De productie van munten bestond voor het grootste gedeelte uit zwaar lichamelijke arbeid. Iedere munter kreeg aan het begin van een werkdag van de muntmeester het goud en zilver waaruit hij de munten moest maken. De muntmeester hield precies bij hoeveel iedere werkman kreeg, zodat er niets achtergehouden kon worden. De muntstempels kregen de munters van de waardijn. De oudste muntgezel droeg de titel smidmeester en gaf leiding aan de overige muntgezellen. De jongste muntgezel ging op hoogtijdagen gekleed in een veelkleurig ambtskostuum dat versierd was met bellen. In sommige steden, waaronder Dordrecht en Antwerpen, waren de muntgezellen verenigd in het serment van munters. Het serment vertegenwoordigde de belangen van de muntgezellen en had vergelijkbare rechten als de gilden. Binnen Utrecht heeft een dergelijk serment aan de provinciale Munt nooit bestaan. Waarschijnlijk ontbrak in Utrecht de historische basis voor de totstandkoming van een serment en was ook het aantal muntgezellen hiervoor te klein. Het aantal muntgezellen was niet constant en ook de definitie muntgezel varieerde in de tijd. In 1617 waren er zestien muntgezellen aan de Munt werkzaam, terwijl er in het instructieboek in de periode van 1706 tot 1740 slechts vier tot acht tekenden. In de tweede helft van de achttiende eeuw nam het aantal muntgezellen toe en lag hun aantal tussen de negen en dertien. Pas in het begin van de negentiende eeuw nam het aantal muntgezellen verder toe.

Schoonvader Arnoldus

Nicolaas' vrouw Maria van der Meulen is de dochter van Arnoldus van der Meulen en Helena van Bemmel. Deze schoenmaker Arnoldus laat van zich horen als vechtersbaas, kroegeigenaar, en xxx.

Messentrekker na zonsondergang

Nico Marsman beschrijft in een dispuutbijdrage een voorval waar zijn voorvader Jacobus Marsman bij betrokken.

Op maandagavond12 januari 1722 krijgen Arnoldus van der Meulen, toekomstig schoonvader van Nicolaas de Brieder, en Jacobus Marsman heftige ruzie bij de herbergier Fluijtboom aan de Buurkerkhof in Utrecht; woorden hebbende gehad over randen van muijlen, whatever that means. Ze zijn beiden twintigers. Na de woordenwisseling keert Marsman om kwart voor tien huiswaarts maar wordt gevolgd door van der Meulen. Hij roept Marsman toe stae nu ! en steekt hem met een mes. Marsman trekt ook zijn mes en de heren raken in een gevecht verwikkeld.

Ze halen naar elkaar uit, sodanig na malkanderen gesneden hebben, dat den voornoemden Van der Meulen daer van een snede int aengesigt heeft bekomen. Ze worden aangehouden en beboet, en niet mis; ieder f 300,-. De overtreding geldt niet het vechten zelf maar het feit dat dit na zonsondergang plaatsvond; 1e e 3e articulen der ordonnantie op de vegtkeuren geemaneerd als sulx als lange na sonnenondergang voorgevalle. Tot zover de mores uit een andere tijd.

Nico Marsman onderzoekt ook de achtergronden van Arnoldus van der Meulen, met behulp van de Utrechts Archieven. Hij vervolgt in zijn dispuutbijdrage:

Arnoldus van der Meulen kan in 1722 de boete niet betalen Hij laat schrijven:

…dat de suppliant niet in staat is als zijnde beset met vrouw en vier arme kinderen om daer over met den genoemde hoofdofficier te procederen, zo keerd den suppliant een tot Wed. agtbare zeer oodmoedelijk verzoekende dat Wed. agtbare eenige heren zijt Wed. agtbaar college gelieven te commiteren om ten overstaan van haar Ed. agtbare met gemelde here Hoofdofficier over ’t voorzeide te accorderen…

Schoenmaker en bemiddeld kroegeigenaar

Misschien is bij het gerecht bekend dat Arnoldus in het jaar daarvoor in 1721 een huis heeft gekocht aan het Buurkerkhof te Utrecht met een behoorlijke hypotheek, maar zelf ook kapitaal inbrengt:

om de somme van Tweeduijsent agthondert gulden, in minderinge van welke cooppenningen alsmag strecken en den copers tot haer laste nemen willen een capitaal van twaalfhondert gulden, als daerop tegen jaerlijkse renten gevestigt staet van vordere sestienhonderhondert gulden Copers betaelen als driehondert gulden contant bij het passeren deses, vijfhondert gulden op de eerste november des jaers 1722 tweehondert gulden op den eersten november 1723, op de eersten november 1724 tweehondert gulden. En op den eersten november des jaers 1725 de laetste tweehondert gulden. De vier laetste termijnen met den interesse van dien á viergulden van ’t honderd int jaer in te gaan met den eersten november des jaers 1721.."

Aangezien wij uit deze akte niets te weten komen de over de inkomsten van een schoenmaker in de 18e eeuw, weten we niet hoe in verhouding Arnoldus op lasten zat. Toch staat de periode waarin deze gebeurtenissen plaatsvonden in de geschiedenis bekend als het "Tijdperk van verval", een tijdperk dat loopt van 1702-1806.

(...) In 1753 is Arnoldus overleden en vond er in opdracht van zijn echtgenoot Helena van Bemmel een openbare verkoping van "huysinge, herberge ende cameren"plaats. Blijkbaar is Arnoldus geen schoenmaker gebleven of had zo goed geboerd dat hij een herberg kon beginnen aan het Buurkerkhof en ook de belende panden kon aankopen. De bijbehorende akte meldt het volgende:

...zal Helena van Bemmel weduwe ende Boedelaarster van wijlen Arnoldus van der Meulen, Juffers Johanna en Lucretia van der Meulen meerderjarige en ongehuwde dogters, mitsgaders Nicolaas de Brieder in Huwelijk hebbende Maria van der Meulen daar hij ter dezer tijt levendige geboorte bij heeft, ende nog de zelve hun sterk makende ende rato saverende voor Pieter en Leendert van der Meulen beijde meerderjarig en uijtlandigh alsmede van Willemijntje van der Meulen minderjarige dogter...

Op onbekende Eijlanden vermist

Een van de vier arme kinderen waar in het request van het gerecht naar wordt verwezen, heette Pieter van der Meulen. In 1753 was hij "uijtlandigh" en was er over zijn droevig lot niets bekend, maar uit een akte uit 1767 blijkt dat hij als

nog jongman zijnde in den jare 1752 voor de kamer Hoorn met ’t schip ’t Huys te Manpadt schipper Jan Roelofs voor Constabel na Oost Indien is gevaren en in den jare 1756 op zekere reise of togt is vermist, en waarschijnlijk overleden.."

Zijn nabestaanden, de andere drie kinderen uit het request, zijn zussen Maria, Lucretia en Willemina vorderden in 1767 bij de VOC te Hoorn de achterstallige maandgelden. Uit het scheepssoldijboek van het schip ‘t Huys te Manpadt valt te lezen:

1767 8 mei ƒ 926-13-11 (=926 gulden 13 stuivers en 11 penningen) bet: aan Gerrit Sant als procuratie hebbende van Hendrikus Boland als in huwelijk hebbende Johanna van der Meulen, Nicolaas den Brieder met Maria van der Meulen, Jacobus van Assenberg met Lutetia van der Meulen, mitsgaders Gerardus van Onkoop met Willemina van der Meulen tesamen de eenige erfgenamen ab in testato van Pieter van der Meulen hierboven blijkende (..) blijvende als borg (in syn pasive) gemelde Gerrit Sant (..) voor alle na maninge belooft te bevrijden.."

In dit soldijboek valt in de nadere specificatie van het uitbetaalde bedrag het volgende te lezen:

april 1756 gediend op –d"Buys—dat zonder sextant, deze goederen nagegelaten te hebben welker rendement somma van ƒ 339-12 hier inne is begrepen, op de onbekende Eijlanden vermist is…

Johannes de Brieder (1752)

Johannes de Brieder is geboren in 1752 in Schoonhoven. Hij is de zoon van Nicolaas de Brieder. Hij huwt Catrina van Setten in 1777. Hij verliest zijn vrouw Catrina in 1782, en een jaar later hertrouwt Johannes met Fijtje (Sophia) Schuurman. Kinderen uit het eerste huwelijk met Catrina van Setten:

  1. Cornelis de Brieder (1780 - 1855)
  2. Nicolaas de Brieder (1782 - 1856), ongehuwd en zoals velen in zijn familie muntgezel en verbonden aan de Koninklijke Munt.

Uit het tweede huwelijk is alleen een kind bekend, Maria Sophia de Brieder, die huwt met Elekus Wouda in 1815. Johannes de Brieder overlijdt in 1829 op een leeftijd van 76 jaren. Zijn tweede vrouw Fijtje (Sophia) Schuurman overlijdt ook eerder, namelijk 10 jaar eerder.

, leerling in het jaar 1763, meester in het jaar 1780, goudsmid en essayeur

De Stadssleutels van Utrecht

De collectie van het Centraal Museum in Utrecht kent twee stadssleutels van Utrecht. Ze zijn van de hand van Johannes de Brieder en zijn vervaardigd in verguld zilver in 1806.

Deze sleutels werden vroeger door de burgemeester op een kussen aan de koning aangeboden, wanneer hij de stad Utrecht bezocht. In de Kameraarsrekening van 1807 komt een schrijven voor:

Aan den zilversmit Den Brieder voor twee zilver vergulde sleutels bij ordonnantie van dato 24 November 1806 ... f116,-

De sleutels zijn dus vervaardigd voor het bezoek van koning Lodewijk Napoleon in 1806. Ze werden ook de echte Napoleon aangereikt bij zijn bezoek aan Utrecht in het najaar van 1811. De gebroeders Bonaparte gaven de sleutels volgens de heersende etiquette terug. De Kozakkenhoofdman en vorst NarisjkinIn die in 1813 Utrecht aandeed werden ook de sleutels aangeboden. Hij had het niet zo op etiquette en nam de stadssleutels mee naar Rusland. Bart van Mierlo vertelt daarover:

Het was op 28 november 1813. Voor de Utrechtse Wittevrouwenpoort verschenen drie vreemde verschijningen. Ongeschoren mannen, met lange jassen en puntige lansen, op kleine stugharige paarden. De mannen probeerden duidelijk iets te weten te komen van de verbouwereerde Utrechters, maar de taalbarrière was toen nog groter dan nu. Uiteindelijk verscheen prins Naryshkin met zijn Russische troepen voor de stad. Inderhaast werden sleutels opgetrommeld. Die moest je toch aanbieden, dat was wel zo netjes. Prins Naryshkin nam ze beleefd in ontvangst...en stak ze in zijn zak. Dit tot verdriet van de Utrechters, die er stiekem op gerekend hadden de sleutels meteen terug te krijgen.

W.C. Schuylenburg constateerde dat de originele stadssleutels zich op dat moment (1928) in de Kazanse kathedraal van Leningrad bevonden en dat de beide sleutels in de museumcollectie kopieën moesten zijn. In de loop van de tijd waren ze in het Staatshistorisch Museum in Moskou terecht gekomen. Moskou was bereid de sleutels in bruikleen te geven voor de expositie 'Kozakken' in het Centraal Museum in 1994. Bij onderzoek bleek echter dat het Moskouse bruikleen bestond uit een paar ijzeren sleutels. De Utrechtse autoriteiten hadden Narisjkin een stel gebruikssleutels overhandigd en geen kostbaar zilverwerk. Het Centraal Museum bezit de originele stadssleutels

Cornelis de Brieder (1780)

Cornelis de Brieder, zoon van Johannes de Brieder en Catrina van Setten, is geboren in 1780 in Utrecht en gedoopt in de Buurkerk aldaar. Hij huwt op 31-jarige leeftijd Anna Catharina Hooge (1811), dochter van xxx en xxx.

Cornelis en Catrina krijgen de volgende kinderen:

  1. Catharina Sophia de Brieder (1814 - 1889)
  2. Nicolaas de Brieder (1817 -)
  3. Adrianus Johannes de Brieder (1827 - 1855)
  4. anderen CHECK

Cornelis de Brieder overlijdt in 1855 in Utrecht op een leeftijd van 74 jaren.

Cornelis treedt in de voetsporen van zijn vader Johannes, goudsmid en essayeur. Als hij 12 jaar oud is (1792) wordt hij leerling zilversmid bij zijn vader. Hij is dan leerlingmuntgezel. Op zijn 21e (1801) legt hij voor het eerst de eed af als muntgezel. Hij zal deze functie bekleden aan de Koninklijke Munt en de volgende munthuizen tot 1822. In 1855, hetzelfde jaar dat hij overlijdt, is hij smidmeester.

Broer Nicolaas ook muntgezel

Nicolaas de Brieder, gedoopt in de Dom op 28 april 1782, muntgezel in Utrecht tussen 1806 en 1840, ongehuwd overleden op 22 maart 1856, begraven op 25 maart 1856, zoon van Johannes de Brieder (goudsmid en essayeur) en Catrina van Setten. Vanaf 1793 was Nicolaas de Brieder leerling bij de zilversmid J. van Monsjou. Hij legde voor het eerst de eed als muntgezel af in 1806 en bleef deze functie bekleden aan de Koninklijke Munt en de volgende munthuizen. Op 1 Juni 1840 schrijft een Nicolaas den Brieder, muntgezel te Utrecht, een schuldverklaring van 800 gulden …

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen