Swertz-Ekker
Over Elizabeth Ekker, "Bob" genoemd, haar man de chirurg Jan Swertz, en hun dochters in het zorgeloze vooroorlogse Den Haag. Hoe de nonconformistische Bob tegen de mores in met een katholiek huwt en moet 'omscholen' van geloof. Drie dochtertjes die opgroeien met een zorgzame kinderjuf en een forse Hongaarse dienstmeid. | En dan obstinate Gien die Wilhelmina omver fietst en op olifanten klimt. Hoe het gezin meeverhuist als Jan moet kuren in Nijmegen maar bezwijkt aan zijn TBC. Ondanks de nakende oorlog zijn er leuke "agro-vakanties" met alle neefjes en nichtjes van de Ekker-kant. Van de vlucht in aller ijl 's nachts uit een brandend huurhuis naar Kees, de knecht van oom Gijs die ondergedoken is. | En dan het tragisch overlijden van Bob, getroffen door een geallieerd projectiel terwijl ze het altaarlinnen voor een Anglicaanse Chaplain wast. Hoe de drie meisjes, kinderen en wees, dagenlang moeten schuilen in de kelder met alleen appelmoes, en over de opvang na de oorlog door een katholiek gezin na een oproep in de kerk. |
Zie gerelateerde pagina's in Categorie Ekker-Rijshouwer en kinderen |
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe | |
De Haan-Swertz | |
Swertz-Ekker | |
Swertz-Armee | Ekker-Rijshouwer |
Deze pagina beschrijft Elizabeth Frederika (Bob) Ekker (1901), haar echtgenoot Joannes Maria Antonius (Jan) Swertz (1897), hun huwelijk en hun gezin.
Inhoud |
Jeugd van Jan Swertz
Joannes Maria Antonius (Jan) Swertz is geboren op 5 april 1897 in Utrecht, waar ook zijn enige en jongere broer Carel (1899) is geboren. Hun ouders zijn Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz en Catharina Paulina (Cato) Armee. Op hun pagina's worden ook Jans vroegste jaren beschreven.
Van zijn vaders kant zijn er veel handelaren en koopmannen uit Utrecht en Amsterdam met oorsprong in Limburg die op de pagina Swertz, Familie beschreven worden. Van zijn moeders kant zijn er de families Armee, Cohu en de Brieder.
Jan Swertz volgt de Rijks-HBS in Gouda. Na zijn eindexamen in 1915 gaat hij geneeskunde studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1918 behaalt hij zijn kandidaatsexamen en in 19?? CHECK zijn bul.
Voor zijn tijd is hij een lange man: 1,80 meter, 8 cm meer dan gemiddeld. Hij wordt bij de medische keuring voor de dienstplicht ongeschikt verklaard wegens zwakke oogen.
Jan Swertz komt rond 1922 bij dr. D. W. Ekker, zijn latere schoonvader, werken in het Rooms Katholieke Ziekenhuis Johannes de Deo (tegenwoordig Westeinde ziekenhuis) in Den Haag. Ekker is daar neus- keel- en oorarts en Jan Swertz wordt inwonend assistent voor heelkunde. In het Westeinde ontmoeten Jan en Bob Ekker elkaar; Bob helpt haar vader in zijn praktijk.
Jan Swertz verhuist voor zijn werk naar Den Haag en staat van december 1922 tot juli 1926 ingeschreven in het bevolkingsregister met het adres van het ziekenhuis.
Jeugd van Bob Ekker
Elizabeth Frederika (Bob) Ekker is geboren op 1 juni 1901 in Den Haag. Haar moeder Regina (Gien) Rijshouwer (1869) is geboren in Leiden, haar vader Derk Willem Ekker (1863) in Hengelo. Op hun pagina's worden Bobs vroegste jaren beschreven. Bobs ouders komen uit families van dokters, magistraten en ondernemers. Van vaders zijde de families Ekker, Stork, en Craan, en van moeders zijde de families Rijshouwer, Offerhaus en van Vollenhoven.
Bobs ouders vestigen zich in 1893 in Den Haag. Haar vader is ‘geneesheer’; eerst huisarts en daarna keel-, neus- en oorarts. Ze zijn in Utrecht (1892) getrouwd. Elizabeth is de jongste van vier kinderen. Zij heeft twee broers; Coos (1893) en Henk (1899), en een zuster; Wil (1895). Bob doorloopt het Gymnasium in Den Haag en raakt o.a. bevriend met Gijs van Hardenbroek.
Bob, Elizabeth en Elisabeth
Elizabeth wordt eerst ouderwets Betsy genoemd, zoals haar naamgever Elisabeth Frederika Offerhaus (echtgenoot van Jakob Peter Rijshouwer), haar grootmoeder van moeders kant. Zij gaat echter verder door het leven als Bob. De reden hiervan is onduidelijk (misschien is het haar bobkapsel dat en vogue is in de jaren twintig van de 20e eeuw?) maar een afwijkende jongensnaam past in ieder geval wel bij haar non-conformistisch karakter.
Het is merkwaardig dat haar ouders kiezen voor de Engelse/Amerikaanse variant Elizabeth met een Z in plaats van de traditionele en continentale versie Elisabeth met een S, die gangbaar is in Duitsland en Frankrijk, maar ook in hun familie. Ze is daarmee een buitenbeentje, want Bob en haar zus Wil kiezen later voor hun kinderen weer de vorm Elisabeth.
Bob en Jan Swertz in Den Haag
Jan Swertz bekwaamt zich in chirurgie en houdt praktijk in het ziekenhuis, hoewel ‘voorname’ patiënten wel thuis worden ontvangen voor consult. Een slager aan de Schenkweg is zo tevreden met zijn operatie dat hij zijn twee kinderen Bob en Jan noemt, maar dan wel twee jongens.
Huwelijk
Elizabeth Frederika (Bob) Ekker en Jan Swertz trouwen op 27 juli 1927 in Den Haag. Zij woont nog bij haar ouders en Jan sinds maart 1927 aan het Westeinde nr. 38, vlak bij het ziekenhuis (daarvoor 8 maanden op het Stadhoudersplein nr. 2).
Haar broer Coos Ekker en zijn oom Frans Swertz zijn getuigen. Bij de handtekeningen op de acte ontbreken de ouders van Jan. Zijn moeder Cato Armee is wel bij het huwelijksbanket, zijn vader Johannes Fredericus Augustus (Frits) Swertz ontbreekt. Dat ligt voor de hand; Frits en Cato leven al 18 jaar gescheiden, en Cato heeft de kinderen verder alleen opgevoed. Frits sterft 1,5 jaar na het huwelijk.
Godsdienstles
Als Jan solliciteert naar de functie van chirurg in het Westeinde, eist de bisschop, bestuurslid van het ziekenhuis, dat Bob zich na een aantal godsdienstlessen tot het katholieke geloof bekeert. Zij heeft daar geen probleem mee en volgt godsdienstles van Toon Ramselaar, een priester van het aartsbisdom Utrecht die door Jan Swertz is geopereerd en met hem bevriend geraakt.
Ramselaar beweegt zich begin jaren 30 van de vorige eeuw in kringen van jonge kunstenaars rond het tijdschrift De Gemeenschap en zet zich in voor een moderne vrijere jeugdopvoeding.
De stap van Bob om van Christelijke huize te trouwen met een Rooms-Katholieke man, gaat destijds tegen de heersende mores in. Bob is echter wars van conventies. Hoewel ze het nieuwe geloof moet omarmen blijft ze kritisch op zaken als aflaat en ‘al die heiligen’. Haar dochters zeiden altijd gekscherend dat ze maar ‘half katholiek’ is geweest. Hun nicht Liek Hoogendijk (1930) vertelt daarover:
|
Jan wordt uiteindelijk aangenomen als assistent chirurgie. In 1930 vestigt hij zich daarnaast als chirurg met een praktijk aan huis. In zijn korte carrière tot 1938, als hij ziek wordt, is hij ook voorzitter van de rooms-katholieke verpleegstersbond.
Het gezin Swertz voor de oorlog
Jan Swertz en Elizabeth Frederika (Bob) Ekker krijgen drie dochters:
|
Het gezin Swertz betrekt een woning aan de Daendelsstraat nummer 44 in de wijk Bezuidenhout. Het deel waar zij wonen is als laatste gebouwd, rond 1900.
De ouders van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker wonen vlakbij, in de eerste straat parallel aan de Daendelsstraat richting het Staatsspoor (nu Centraal Station); de Jan Pietersz. Coenstraat.
Zie gerelateerde pagina's in Categorie Bezuidenhout |
Er stonden in het Bezuidenhout statige herenhuizen. De Daendelsstraat komt uit op de Bezuidenhoutseweg met aan de overkant het Haagse Bos met veel groen, een hertenkamp en vijvertjes met eendjes.
Als je de straat inloopt vanuit het Haagse Bos wonen ze aan de linkerkant; eerst heb je wat kleinere huizen, daarna worden ze statiger. Hun huis is het een-na-laatste huis voor de kruising met de Pieter Botstraat, die naar links toe dood loopt; een hek en daarna een water.
Dochter Gien de Haan heeft haar kinderen nog wel eens meegenomen naar het hertenkamp na de oorlog, voordat het opgeheven is. Op weg naar school komen de dochters daar altijd langs, en passeren dan de Leidse straatweg. Ze gaan naar de Paulinastraat, waar een kleuterschool is, en zitten op de lagere school Paschalis.
Bob speelt veel piano; Mozart, Beethoven en Schubert. De kinderen luisteren gefascineerd mee aan de trapleuning. Als 50 jaar later haar kleinzoon Thomas het rustige adagio van de Sonate Pathétique van Beethoven speelt, herkent Gien (dochter van Bob) dit muziekstuk direct als haar moeders favoriet.
Zoals sommige families in die tijd hebben ze een kinderjuf (gouvernante), Riek Gijseman, die ze toepasselijk Juffie noemen; ze leert de dochters Frans, brengt en haalt ze van school, zorgt voor hen, en doet ook ander werk zoals kousen stoppen. Voor het huishouden hebben ze Gerda, een Hongaarse strenge dienstmeid. Ze woont in tegenstelling tot Juffie wel in huis. De dochters herinneren zich dat Gerda Duits gaat praten als ze boos wordt:
|
Aan het begin van de straat woont de familie van Waaij. Tante Corry is een Engelse en vriendin van Bob Ekker. Soms brengt Corry de kinderen naar school als Juffie niet kan. Ze heeft een grappig accent, en moppert over het slechte weer:
|
De wijk Bezuidenhout is aan het einde van de oorlog ernstig gehavend door het vergissingsbombardement dat door Engelse piloten is uitgevoerd.
Fascinatie voor olifanten
Dochter Gien is als klein kind van ca. zes jaar gefascineerd door Betsy, de olifant uit de Haagse dierentuin tegenover het Malieveld, waar nu het provinciehuis staat. Ze mag op haar rug. Dochter Katrien durft dat niet en herinnerde zich dat Gien een groen jurkje droeg. Gien vindt dat de olifant van háár is; haar levenslange voorliefde voor olifanten ontstaat.
De olifant in kwestie, Betsy, kwam in 1937 naar de Haagse Dierentuin en werd soms als lopend reclamebord gebruikt. Toen de Haagse Dierentuin in 1943 gedwongen was te sluiten, verhuisde Betsy naar Artis in Amsterdam. Ze leefde daar tot in de jaren zestig.
Van haar opa Ekker mag ze met een dure grote porseleinen olifant spelen. Met een touwtje om de slurf trekt ze het beest door de kamer en neemt het overal mee naar toe. Oma Rijshouwer vindt het niets en is vaak geïrriteerd. De fragiele porseleinen olifant heeft Gien en andere verschrikkingen zoals oorlog en verhuizingen doorstaan; het stond in Giens huis en tot haar overlijden op haar secretaire in het verzorgingshuis.
Obstinate Gien
Gien en haar moeder Elizabeth Frederika (Bob) Ekker delen een obstinaat en ondeugend karakter, ze passen goed bij elkaar. Als ze samen belletje gaan trekken zegt Bob; we moeten wel terug zijn voordat Katrien thuis komt want die vindt dat niet goed.
Gien staat haar mannetje als ze jong is. Een vader belt aan bij Bob Swertz en vraagt of hij haar zoon kan spreken die zijn zoontje heeft geslagen; het blijkt Gien te zijn. Gien is ook kind aan huis in de wachtkamer van haar vader de dokter, met een snee in haar knie of iets anders. Als ze op haar beurt wacht vragen de andere patiënten bezorgd waarom haar ouders er niet bij zijn. Gien is ook het type dat het voor elkaar krijgt om midden in een wespennest te vallen.
Het obstinate karakter van Gien blijkt ook als ze op haar fietsje per ongeluk koningin Wilhelmina aanrijdt, waarna Gien 'sukkel' uitroept omdat Wilhelmina volgens haar fout is. Wilhelmina steekt pardoes de weg over zonder te kijken en Gien kan haar niet meer ontwijken. Ze krijgt daarna pas in de gaten dat het de koningin is. Haar hofdames zijn blijkbaar even afgeleid; normaal kijken die om haar heen en berijden haar weg voor.
Waar het voorval plaatsvindt in onduidelijk, vermoedelijk aan de Bezuidenhoutseweg, een blok verwijderd van het ouderlijk huis en in de route tussen Wilhelmina's toenmalige woning, Paleis Noordeinde in het centrum van Den Haag, en Paleis Huis ten Bosch, gebruikt voor officiële gelegenheden.
Wilhelmina is trouwens verzot op fietsen, ondanks haar aanrijding met Gien. Het wordt haar echter verboden door de regering. De Ministers vinden het geen goed idee ondanks dat Wilhelmina tegensputtert dat het zo gezond is en dat een aantal hooge vrouwen ook al fietsen. Wilhelmina legt zich niet neer bij deze beperking; ze is in de jaren dertig sporadisch in en buiten haar woonplaats te zien op het rijwiel dat ze vóór de vorige eeuwwisseling in Wenen heeft gekocht na een wielerwedstrijd.
Hoertjes en Hotel Americain
Alhoewel het een nette buurt is wonen er in een zijstraat een paar hoertjes. Katrien herinnert zich een ontmoeting toen haar vader en moeder naar de schouwburg gingen. De drie dochters willen Gerda wekken, de huishoudelijke hulp die op de zolderetage slaapt. Ze blijven op afstand want ze durven geen van drieën helemaal naar boven, dat is eng. Als ze niets horen denken ze dat ze alleen zijn. Ze nemen hun jassen en lopen naar buiten.
Een van de hoertjes ziet hen, zo laat nog, op straat lopen en vangt hen op. Als hun vader en moeder thuis komen, zit één van hen de dochters voor te lezen. Wat die ‘meisjes’ echt zijn hebben ze pas later gehoord.
Dochter Gien herinnert zich ook een familiediner in Hotel Americain in Amsterdam, fantastisch aangekleed met een grote zwaan uit boter gesneden. Dochter Katrien vindt het vaak eng om alleen naar kinderfeestjes te gaan, dus gaat Gien mee. Katriens vriendinnetje Els Tholen van de lagere school neemt dan ook haar zusje Annemie mee, waardoor ze met zijn vieren heel wat kinderpartijtjes afstruinen.
Periode Nijmegen en Groesbeek
Jan Swertz naar Dekkerswald
In de jaren dertig moet Jan Swertz een man opereren die besmet blijkt te zijn met tuberculose, destijds ook tbc, tb of tering genoemd in de volksmond. Hij loopt de ziekte zelf ook op. Voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid bestaan nog niet en zijn vriend dr. A. J. Henneman, geneesheer-directeur van het R.K. Sanatorium Dekkerswald nodigt hem uit voor behandeling naar Groesbeek te komen. Hij wordt op 10 november 1938 opgenomen en overlijdt op 24 september 1941, pas 44 jaar oud.
De verhalen die dochter Katrien vertelt van Dekkerswald doen denken aan die van Max de Haan (1920) , later getrouwd met Gien Swertz), die er na de oorlog heeft gelegen.
Dochter Katrien loopt ook tbc op, twee keer zelfs. Dat ze daar bovenop komt roept bewondering op. Men vindt het beter dat haar vader geen weet krijgt van haar tbc. Hij krijgt foto’s te zien van Katrien hockeyend of op een springplank bij het zwembad, terwijl ze helemaal niet mag zwemmen vanwege haar tbc. Katrien vindt dat niet eerlijk en herinnert zich goed dat dokter Henneman in zijn deftig Nederlands antwoordt dat:
|
Na zijn dood wordt Katrien wederom ziek en ligt ook een aantal maanden in Dekkerswald.
In de oorlog, als Jan Swertz al overleden is, duiken door toedoen van dokter Henneman 28 joden onder bij Dekkerswald. Dochter Katrien herinnert zich hoe ze de Duitsers te slim af zijn. Ze hebben een afspraak dat de klok op de toren geluid wordt als de Duitsers naderen voor inspectie. Als zuster Suzanne (“een prachtmens” volgens Katrien) aan de touwen hangt en de klok op de toren laat luiden op een ander tijdstip dan twaalf uur ’s middags, wat normaal is, dan is het duidelijk: Duitsers!
Alle Joden moesten het bed in en zich voordoen als tbc-patiënt, inclusief rochelen en het produceren van sputum. Heel effectief, de Duitsers komen nooit op de ziekenzalen want ze zijn als de dood voor tbc, een afschuwelijke ziekte waar je veelal aan overleed; antibiotica zijn nog niet ontdekt. Alle patiënten weten van de truc en het is opmerkelijk dat niemand deze truc ooit verraden heeft.
Bob en haar dochters in Nijmegen
Elizabeth Frederika (Bob) Ekker reist aanvankelijk voor de oorlog op en neer tussen Den Haag en Groesbeek om haar zieke man te bezoeken. Ze logeert dan op Sion's Hof. Dit is al snel niet meer op te brengen. Jan wordt steeds zieker en op 13 juli 1939 verhuizen Bob, haar dochters en hun Haagse kinderjuf Riek Gijseman (Juffie) naar Nijmegen, waar ze aan de Groesbeekseweg 182 een huis betrekken. Jan Swertz is er nooit geweest en de dochters mogen vanwege het besmettingsgevaar nooit naar de ziekenzaal van Dekkerswald. Een enkele keer hebben ze hem op afstand mogen toezwaaien.
Bob en Jan gaan in de zomers vóór de oorlog met hun kinderen op vakantie; in 1937 naar de Hucht (juli) en Duiveland (augustus). In 1938 naar Zandvoort (juli), de Lindenhoeve (augustus) en in september gaan de zussen Bob en Wil met hun kinderen op vakantie naar Vierhouten op de Veluwe voordat Bob in Nijmegen gaan wonen.
In Vierhouten verblijven ze bij de familie Hooghordel, een boerenfamilie die hun boerderij aan stadsmensen verhuren, agro-tourisme avant la lettre. De laatste keer dat ze dat en famille doen is in 1938. Liek Hoogendijk, kind van Wil Ekker vertelt daarover:
|
Alsof ze een voorgevoel heeft maakt Bob veel foto's van de kinderen en hun neefjes en nichtjes. In augustus 1939 wordt vakantie gevierd in het Onland, Lochem. Ze zullen er ook in 1941 en 1942 de zomer doorbrengen. Gien Swertz leert daar paardrijden.
Met steun van dokter Henneman krijgt Elizabeth Frederika (Bob) Ekker een baan als secretaresse in het Oud-Burgeren-Gasthuis te Nijmegen aan de Molenstraat. Zo kan zij zichzelf en haar drie dochters redden. Ze is een kranige vrouw en maakt zich stenotypen snel eigen.
Katrien volgt de middelbare school op Marienbosch aan de Groesbeekseweg. Nadat deze school door de Duitsers gevorderd wordt, krijgt zij les in de dansschool van De Goeij en in een klas van de zustersschool aan de Oude Stadsgracht. Voor geschiedenis en aardrijkskunde wordt uitgeweken naar een groot prieel achter een huis aan de St. Annastraat, tegenover de Archipelstraat.
Gien herinnert zich dat de Duitsers huiszoeking kwamen doen en aanklopten. Haar moeder heeft een clandestiene radio en wil voorkomen dat Duitsers binnenkomen. Ze vertelt de Duitsers glashelder dat ze weduwe is, drie jonge meisjes in huis heeft, en géén vreemde mannen in haar huis duldt! De Duitsers druipen af.
Volgens Gien luisterden de bezettende Duitsers alleen als ze net zo werden afgeblaft als anderen door hen. Gien herinnert zich ook goed de geluiden uit die tijd; luidkeels zingende Duitsers bij het marcheren, het stampen met hun laarzen, en het fluiten van bommen als die laag voorbij kwamen.
Gien brengt een nacht met een vriendin Wietje Heerders door in de cel. Ze hebben hondendrollen opgepakt en door de brievenbus van een NSB’ers geduwd. Ze wordt verklikt, misschien door een vriendinnetje van een NSB-familie tegenover (Dotie Boenk), waarvoor moeder haar al een keer gewaarschuwd heeft. Een iets andere versie is dat Gien de post uit de brievenbus heeft gehaald van die familie en daaruit bleek dat de familie van de NSB was.
Overlijden Jan Swertz
De tbc van Jan Swertz is op een gegeven moment dermate vergevorderd dat zijn gezonde long door de andere zieke long wordt aangetast. Hij overlijdt op 24 september 1941, pas 44 jaar oud. Op een of andere manier is hij voldaan dat hij nog net een Duitser buiten door het raam heeft gezien voordat hij dood gaat, de bezetting is dan ca. anderhalf jaar actief. Katrien herinnert zich dat ze op afstand mee heeft kunnen kijken toen hij stierf.
Bij de begrafenis van Jan komt tante Bee Zuidema (een vriendin van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker) in het zwart uit de volgauto maar draagt wel een knalrood tasje. Ze is altijd heftig opgemaakt en rookt als een ketter. Aan de vele rimpels op haar doorgerookte gezicht dankte ze haar bijnaam ‘tante perkament’. Dochter Katrien ziet haar nog voor zich met een eeuwige sigaret met mondstuk in haar mond. Ze praatte er mee en ze reed er auto mee, heel knap!
Vlucht naar de Biesseltsebaan
Nadat op 17 september 1944 operatie Market Garden wordt ingezet komt Nijmegen in de frontlinie terecht. Waar het daarvoor relatief rustig is geweest, komt het oorlogsgeweld er nu van alle kanten naar toe. De geallieerde troepen eisen ruimte op, er heerst chaos, er zijn veel beschietingen, en veel vluchtelingen uit de omgeving zoeken onderkomen.
Katrien herinnert zich dat haar moeder al eerder hun kinderjuf Riek Gijseman (Juffie) had bevolen ‘als de sodemieter’ haar koffers te pakken en de trein terug te nemen naar Den Haag. Dat heeft ze goed ingeschat; al gauw wordt het contact verbroken met het westelijk deel van Nederland.
Ook bij het tijdelijk onderkomen van het jonge gezin Swertz-Ekker wordt het op een gegeven moment te gevaarlijk. Er vallen steeds meer granaten en de bange weduwe Houwing-van der Venne, die naast hen op nummer 180 woont, zit bijna elke avond bij hen in de kelder. Op 18 september 1944 valt er een granaat door het dak en er ontstaat brand op het bed van dienstmeid Lies Noy. Moeder Elizabeth Frederika (Bob) Ekker is niet bang; ze grijpt flessen wijwater die ze van de kerk heeft gekregen en probeert de brand te blussen.
Moeder en dochters vluchten die zelfde avond in aller ijl naar het huis van Gijs baron van Hardenbroek. Hoewel geen familie, is Van Hardenbroek een goede huisvriend en wordt oom genoemd. Ze gaan lopend en te fiets. Bob Swertz heeft haar dochters eerder geïnstrueerd ieder wat mee te nemen van waarde als er een bombardement zou plaatsvinden.
In hun vlucht neemt Liesbeth de zilveren theelepeltjes mee, Gien de hond en Katrien fotoboeken. Dat laatste was voor Bob belangrijk “wat je ook meeneemt; de fotoboeken moeten mee”. Volgens Katrien was het ver lopen en dat alles moest heel 'stiekem' gebeuren; het was speruur, alles was verduisterd, en na 8 uur mocht je niet meer buiten zijn.
De vlucht is niet zonder gevaar. Tussen 17 en 20 september, de dag dat Nijmegen officieel bevrijd is, wordt hevig gevochten. Tegen het einde zijn nog niet alle Duitsers verjaagd, en er heerst complete wanorde. Pater van Driel van het Neboklooster, die later het overlijden van Bob Swertz zal beschrijven, noteert op 20 september in zijn dagboek, twee dagen na de nachtelijke vlucht van Bob en haar kinderen:
|
Bob en de kinderen leggen de 3 kilometer tussen hun huis en dat van Gijs van Hardenbroek lopend en fietsend af. Het huis ligt in het zuiden aan de Biesseltsche Baan nummer 8 en de tuin grenst aan het bos van Dekkerswald. Gijs had zijn huissleutel eerder aan Bob gegeven toen hij zelf moest onderduiken. Na de oorlog is de naam van de straat veranderd in Biesseltsebaan en vanaf 1950 heeft de gemeente Groesbeek e.e.a. omgenummerd; het is nu Biesseltsebaan nr. 20.
Kees, de huisknecht van Gijs van Hardenbroek, vangt hen op. Toen Bob en de kinderen in Nijmegen kwamen wonen bracht hij soms taart of eten mee. Gijs van Hardenbroek draagt de titel baron en dient net als zijn vader aan het hof, reden waardoor hij in de oorlog moet onderduiken. Hij bekleedde een aantal functies aan het hof (opperceremoniemeester, grootmeester, thesaurier van het Huis) en is lang particulier thesaurier van Juliana geweest.
Overlijden Bob Ekker
de Brakkenstein Crash
Zie gerelateerde pagina's in Categorie Brakkenstein Crash. |
Amper tweeëneenhalf weken na hun vlucht naar het huis van van Hardenbroek, wordt Elizabeth Frederika (Bob) Ekker getroffen door een projectiel. Ze overlijdt ter plaatse.
Het gebeurt op 6 oktober 1944 tijdens de zogenoemde Brakkenstein Crash. Op die dag doet zij, zoals de afgelopen dagen ook, de was voor een groep Engelse soldaten, in dit geval het altaarlinnen van de Anglicaanse Chaplain. Een aalmoezenier van het Engelse leger bivakkeert tijdelijk met een groepje soldaten in de bossen van Dekkerswald en had Bob gevraagd om te helpen met de was. Bob bracht om de paar dagen de gewassen en gestreken spullen terug naar de tent van de Engelsen. Het weer was die dag goed, zonnig met hier en daar een wolk.
Op die bewuste dag zouden de Engelse soldaten met de aalmoezenier weer vertrekken. Rond het middaguur loost de piloot van een gehavend geallieerd vliegtuig zijn laatste twee projectielen (RP's) af, ongeveer ter hoogte van de Nijmeegsebaan, voordat hij neerstort. Hij vermoedt niet dat er in het uitgestrekte bosachtige gebied dat hij voor zich ziet, toch nog een paar woonhuizen verscholen liggen.
Met alle gevolgen van dien. Bob, die op dat moment ergens achter het huis van Gijs van Hardenbroek staat bij de tent van Engelse soldaten, krijgt een grote scherf tegen haar borst en is op slag dood. Haar stoffelijke resten worden in een kist op een afgesloten kamertje op het logeeradres van de dochters gezet. Zij mogen er tijdelijk niet komen.
Dokter Henneman regelt de begrafenis op het kerkhof van de Heilige Land Stichting, die op 10 oktober plaatsvindt. (vragen; bij Jan Swertz is graf geruimd? CHECK ). In het dagblad De Gelderlander van 10 en 11 oktober 1944 wordt een annonce geplaatst, ondertekend door de drie dochters (Elizabeth is per abuis met een S geschreven).
De nadere toedracht van de crash is nooit onderzocht en wordt pas in de 21e eeuw gereconstrueerd. Het gaat om de Nieuw-Zeelandse piloot Ivan William Cain, en niet om een Engelsman zoals eerder vermoed. Cain en Elizabeth Frederika (Bob) Ekker, het enige burgerslachtoffer, worden in 2012, precies 68 jaar na de ramp geëerd met een monument.
Getuigenissen uit eerste hand
Pater Hermanus van Driel is Algemeen Overste van het Neboklooster, en houdt gedurende de oorlog een dagboek bij. Hij woont dicht bij de rampplek en beschrijft het tragische overlijden van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker. Een passage daaruit:
|
Hij beschrijft ook de uitvaart en begrafenis van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker die afgebroken moet worden als er bommen vallen en iedereen naar de schuilkelder moet. Pater van Driels gehele relaas, en dat van dr. Henneman in zijn egodocument, staan beschreven op de pagina Getuigenissen overlijden Elizabeth (Bob) Ekker.
De dochters na hun moeders dood
Onderdak bij Hardenbroek en Henneman
De maanden daarna verhevigt de strijd; Nijmegen zit nu midden in de vuurlinie. Katrien herinnert zich dat chauffeur Anton Fuurer van Dekkerswald dodelijk getroffen werd, ongeveer een maand na de dood van moeder. Een raket boorde zich in zijn woning dwars door de keukendeur naar binnen en raakte Anton.
Dagen na de begrafenis van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker zijn er steeds meer geallieerde soldaten aanwezig; grote gespierde negers van over de oceaan lopen in het bos en rond het huis van Gijs van Hardenbroek. Lies Noy, het dienstmeisje uit Beneden Leeuwen, die nu de zorg voor de drie wezen heeft, is doodsbang dat deze jonge kerels de meisjes, iets aandoen. Ze worden dagenlang opgesloten in de kelder. De deur wordt met touwen dichtgebonden en ze moeten zich voeden met de voorraad appelmoes van Kees, de knecht van Gijs van Hardenbroek.
Dokter Henneman vindt hen in die toestand en heeft al gauw in de gaten dat het niet zo goed gaat. Hij vraagt hen op de thee. Onderweg zegt Liesbeth nog dat ze zich moeten gedragen, maar als een schaal met koekjes op tafel wordt gezet, kunnen ze zich niet meer inhouden. Dokter Henneman vraagt of ze honger hebben en inderdaad; hij laat direct een schaal met brood aanrukken en vanaf dat moment worden ze in zijn huis opgenomen.
Ze hebben er tot mei 1945 gezeten. Regelmatig gaan ze met Boy, de hond van dokter Henneman, in het bosrijke gebied wandelen. Begin mei 1945 worden ze vergezeld door Koos de boswachter. De hond rent ver voor hen uit en begint plotseling vreselijk te blaffen. Als ze dichterbij komen vinden ze drie oudere Duitse soldaten, die zich daar hadden ingegraven en niet weten dat de oorlog voorbij is.
Bombardement van het ouderlijk huis
Na het overlijden van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker voltrekt zich een andere ramp in Den Haag; het vergissingsbombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945. Het ouderlijk huis aan de Daendelsstraat 44 loopt schade op maar blijft staan. Het wordt als herstelbaar aangemerkt en niet ontmanteld na de oorlog.
De schokgolven hebben hun tol geëist en al het glas is gesprongen. Bij het openen van de servieskast, een antiek kabinet in Hollandse Louis XV/XVI stijl, vallen alle kristallen glazen van hun voetstuk. Dochter Katrien heeft nog één ongedeerd kristallen glas.
Opvang na de oorlog
In de nadagen van de oorlog verblijven de drie zussen, inmiddels wees geworden en dakloos, bij dokter Henneman en kunnen niet terug naar familie in het nog bezette Den Haag. De pastoor van de St. Jozefkerk aan het Keizer Karelplein doet op de preekstoel een oproep onder de parochianen om kinderen tijdelijk onder te brengen.
Het echtpaar Theo (oom Dorus) en Lien Schaeffer (Bisschop Hamerstraat 9, hoek Welderenstraat) heeft al twee meisjes onderdak gegeven die niet terug konden naar Culemborg. Ze nemen ook de drie zusjes op in hun gezin van ?? tot ?? CHECK . De Schaeffers hebben zelf twee kinderen; Ineke (getrouwd de Wit) en Hans. Hans is een autist waar Katrien haar hele leven contact mee heeft gehouden, tot kort voor haar dood. Zij nam hem vaak onder haar hoede.
De familie van Bob in het westen van het land krijgt pas in mei 1945 het ontstellende bericht dat hun zus cq dochter overleden is. Er is zeven maanden lang geen contact mogelijk tussen het bezette deel van Nederland en het bevrijde deel rond Nijmegen. In mei 1945 brengt Dr. Henneman het ontijdig bericht van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker' overlijden persoonlijk over aan hun voogd oom Dirk Hoogendijk. Hoogendijk regelt met Toon Ramselaar dat Bob herbegraven wordt. Het verhaal staat in paragraaf Steun voor de familie.
Ieder hun eigen weg
De meisjes maken de MMS (Middelbare Meisjes School) allemaal af in Nijmegen. Katrien en Gien kiezen voor de verpleging omdat ze daarmee snel op eigen benen kunnen gaan staan en onafhankelijk worden. Studeren zit er niet in gegeven de barre omstandigheden. Liesbeth volgt de Montessori-opleiding en gaat het onderwijs in.
Katrien en Gien blijven lang solidair samen, eerst in Dekkerswald en daarna in Den Haag bij het Westeinde ziekenhuis. Zelfs in Eindhoven (Sint Joris ziekenhuis) hebben ze nog samen gewerkt.
Fotogalerij Haagse tijd voor de oorlog
De 'Blauwe Boekjes' die het Nederlands Patriciaat vastleggen hebben veel informatie over de geslachten Rijshouwer, Offerhaus, Huber, van Vollenhoven en Sypkens, voorouders van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker
Poseren in de polikliniek van het Westeinde ziekenhuis, twee maanden voor de bruiloft. Zittend vlnr: Jan Swertz, Bob Ekker, onbekend. Staand vlnr: Cato Armee (moeder Jan, Derk Willem Ekker, Regina (Gien) Rijshouwer (ouders Bob Ekker) en een onbekende.Foto: 21 mei 1927. Foto: privé-archief C. Feldhaus, Hoorn.
Alle kinderen van de zussen Wil en Elisabeth (Bob) Ekker tijdens een vakantie in Vierhouten op de Veluwe. Van links naar rechts: Katrien Swertz, Liek Hoogendijk, Gine Hoogendijk (achter Lieke), onbekende vrouw, Liesbeth Swertz, Willem Hoogendijk, Gien (1938). Foto: privé-archief C. Feldhaus, Hoorn.