Swertz-Ekker

(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Ieder hun eigen weg.)
(Verantwoording.)
Regel 1: Regel 1:
=='''Verantwoording.'''==
 
Deze verhalen beschrijven de geschiedenis van het gezin van Jan Swertz en Bob Ekker [[Stambomen#Stamboom Ekker Swertz|(Stamboom)]] en hun dochters Katrien, Gien en Liesbeth. Ze zijn opgetekend vanuit het perspectief van ‘de zusjes’, vooral Katrien met haar fenomenaal geheugen heeft me enorm geholpen. Sommige paragrafen zijn ontleend uit-, of aangevuld door externe bronnen, zie daarvoor de verantwoording achterin. Het eerste deel beschrijft de periodes, het tweede deel gaat dieper in op (af)zonderlijke familieleden. Het bestrijkt ruwweg de periode van het eind van de 19de eeuw tot nu. De Tweede Wereldoorlog vormt de rode draad; het is een gebeurtenis die van grote invloed was op hun levens. Het blijft work in progress omdat veel informatie nog mist en daar blijf ik naar speuren; via gesprekken, internet, archieven, etc … en natuurlijk via de lezer van dit verhaal! Daarom hoor ik graag aanvullingen of correcties via [mailto:thomas1@ziggo.nl e-mailadres]  waarvoor bij voorbaat dank.
 
 
 
=='''Jeugd van Bob Ekker.'''==
 
=='''Jeugd van Bob Ekker.'''==
  

Versie van 17 aug 2013 om 11:50

Inhoud

Jeugd van Bob Ekker.

De ouders van Bob Ekker heetten Ekker en woonden in Den Haag. Ze kwamen oorspronkelijk uit het oosten van het land Kampen?. Oma Regina Rijshouwer (1869) was geboren in Zutphen. Opa Derk Willem Ekker (1863) komt uit Hengelo. Ze kwamen beiden uit patriciersfamilies. De grootmoeder van oma was een ‘van Vollenhoven’, net zoals een zekere tante Hetty. De moeder van opa was een Stork. Opa en oma vestigden zich in ?? in Den Haag. Opa was ‘geneesheer’; eerst huisarts en daarna keel-, neus- en oorarts. In Utrecht getrouwd? Zij hadden vier kinderen; twee jongens en twee meisjes; Coos, Wil, Henk en Elizabeth Frederika Ekker, de jongste en onze moeder. Ze werd geboren op 1 juni 1901. Elizabeth werd eerst ouderwets Bets genoemd, maar dat werd snel Bob.

Jeugd van Jan Swertz.

Vader Jan, Joannes Maria Antonius Swertz is van 5 april 1897 en is geboren in Utrecht. Zijn enige en jongere broer Karel (1899) is in Amsterdam geboren. Vader had medicijnen gestudeerd in Utrecht en kwam rond 1920 bij opa Ekker werken in het Rooms Katholieke Ziekenhuis Johannes de Deo (‘Westeinde’) in Den Haag. Daar leerde hij moeder kennen vanwege ?? Jan Swertz bekwaamde zich in chirurgie en hield praktijk in het ziekenhuis, hoewel ‘voorname’ patiënten wel thuis werden ontvangen voor consult. Een slager aan de Schenkweg was zo tevreden met zijn operatie dat hij zijn twee kinderen Bob en Jan noemde, naar onze ouders.





Bob Ekker en Jan Swertz.

Onze ouders trouwden op 27 juli 1927 in Den Haag. Broer Coos van moeder en oom Franciscus van vader (wie is dat?) waren getuige.Toen vader solliciteerde naar de functie van chirurg in het Westeinde, eiste de bisschop, bestuurslid van het ziekenhuis, dat moeder zich na een aantal godsdienstlessen tot het katholieke geloof zou bekeren. Moeder had daar geen enkel probleem mee en vader werd meteen aangenomen Godsdienstles kreeg ze van Toon Ramselaar, een bekend priester vanwege zijn werk voor de verkennerij in Den Haag. Hij was in die periode door vader geopereerd en met hem bevriend geraakt. Hij heeft moeder na verloop van tijd ook gedoopt. De stap van moeder, om van Christelijke huize te trouwen met een Rooms Katholieke man, ging destijds tegen de heersende mores in. Bob was echter wars van conventies. Hoewel ze het nieuwe geloof moest omarmen bleef ze kritisch op zaken als aflaat en ‘al die heiligen’. Moeder is maar half katholiek geweest zeggen we altijd.


Gezin Swertz voor de oorlog, Den Haag .

Het gezin betrok een woning aan de Daendelsstraat, nummer 44, in de wijk Bezuidenhout. Op de foto hiernaast van een Engelse plattegrond uit de Tweede Wereldoorlog, is in geel ingetekend het huidige winkelcentrum Babylon en de Utrechtse baan. Het deel waar zij woonden is als laatste gebouwd, rond 1900. Er stonden statige herenhuizen. Bob bracht drie dochters ter wereld; Katrien (Catharina Paulina Maria, 14 mei 1928), Gien (Regina Elisabeth, 1 maart 1930) en Liesbeth (Elisabeth Frederika, 17 december 1932). Zoals zoveel families in die tijd hadden we een kinderjuf, Riek Gijseman, die we toepasselijk Juffie noemden; ze bracht en haalde ons van school, zorgde voor ons, deed ook ander werk als kousen stoppen en zo. Voor het huishouden hadden we Gerda, een Hongaarse strenge dienstmeid; als ze ons iets wilde verbieden zei ze eerst NEE, maar als je aandrong werd ze kwaad en ging ze Duits praten “Ich habe gesagd NEIN, und dan BLEIBT es NEIN!! Gerda woonde in huis, Juffie niet. De Daendelsstraat kwam uit op de Bezuidenhoutseweg met aan de overkant het Haagse Bos met veel groen, een hertenkamp en vijvertjes met eendjes. Gien heeft haar kinderen nog wel eens meegenomen naar het hertenkamp na de oorlog, voordat het opgeheven is. Op weg naar school kwamen wij daar altijd langs, en passeerden dan de Leidse straatweg. We zaten op de Paschalis lagere school en ook nog op de Paulinastraat, waar een kleuterschool aan verbonden was. Aan het begin van de straat woonde de familie van Waaij. Tante Corry was een Engelse en vriendin van moeder; als het slecht weer was en Juffie was er niet, liepen we eerst daar naar toe en bracht zij ons vervolgens naar school. Ze had een grappig accent; “dat vindt ik zo verwwdomd rwwot. Als je de straat inliep vanuit het Haagse Bos woonden we aan de linkerkant; eerst had je wat kleinere huizen, daarna werden ze statiger, ons huis was het een na laatste huis voor de kruising met de Pieter Botstraat, die naar links toe dood liep; een hek en daarna een water. Alhoewel het een nette buurt was woonden er in die zijstraat een paar hoertjes. Katrien herinnert zich een ontmoeting me hen toen vader en moeder naar de schouwburg waren. Om een of andere reden, misschien was Liesbeth niet lekker, probeerden we Gerda te wekken, onze inwonende dienstmeid op de zolderetage. We bleven op afstand want we durfden geen van drieën helemaal naar boven, dat vonden we eng. Toen we niets hoorden dachten we dat we alleen waren. We hebben onze jassen aangetrokken en zijn naar buiten gegaan. Een van de hoertjes zag ons, zo laat nog, op straat lopen en ving ons op. Toen vader en moeder thuiskwamen, zat één van hen ons voor te lezen. Wat die ‘meisjes’ echt waren hebben we pas later gehoord.Opa en oma Ekker woonden vlakbij, in de eerste straat parallel aan de onze richting het Staatsspoor (nu Centraal Station); Jan Pieterszoon Coenstraat 16.




Onze wijk, het Bezuidenhout is aan het einde van de oorlog ernstig gehavend door het ‘vergissingsbombardement’ dat door Engelse piloten is uitgevoerd. Over dit bombardement meer in paragrafen verderop. Gien was als klein kind van ca. zes jaar gefascineerd door Betsy, de olifant uit de voormalige ‘Zoo’ tegenover het Malieveld, waar nu het provinciehuis staat. Ze mocht op haar rug. Katrien durfde dat niet en herinnert zich dat Gien een groen jurkje droeg. Gien vond dat de olifant van háár was; haar levenslange voorliefde voor olifanten was ontstaan. Ze heeft in de loop van haar leven een grote collectie olifanten-beeldjes opgebouwd, weet er veel van en heeft het geluk gehad ze in Afrika (op bezoek bij zoon Hans) en Sri Lanka te hebben gezien.Gien en moeder deelden een obstinaat en ondeugend karakter, ze pasten goed bij elkaar. Ze gingen samen belletje trekken waarbij moeder zei; ‘we moeten wel terug zijn voordat Katrien thuis komt want die vindt dat niet goed’. De kinderen gingen, samen met de andere neven en nichten, tien in totaal, voor de oorlog ‘s zomers vaak naar Opa en Oma in Hengelo, waar zij nog een huis hadden.

Ook herinnert Gien zich een familiediner in Hotel Americain in Amsterdam, fantastisch aangekleed met een grote zwaan uit boter gesneden. Katrien vond het vaak eng om alleen naar een kinderfeestje te gaan, dan ging Gien mee. Katrien’s vriendinnetje Els Tholen van de lagere school nam ook haar zusje Annemie mee, waardoor ze met zijn vieren heel wat kinderpartijtjes hebben afgestruind

Vader naar Dekkerswald.

In de jaren dertig moest vader een man opereren die besmet bleek te zijn met tuberculose (tbc), toen nog TB genoemd in de volksmond. Hij liep de ziekte zelf ook op. Voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid bestonden nog niet en zijn vriend dr. A. J. Henneman, geneesheer-directeur van het R.K. Sanatorium Dekkerswald nodigde hem uit voor behandeling naar Groesbeek te komen. Hij werd op 10 november 1938 opgenomen. Bob reisde aanvankelijk op en neer tussen Den Haag naar Groesbeek om haar zieke man te bezoeken. Ze logeerde dan op Sion’s Hof. Opa en oma Ekker pasten dan op ons in Den Haag. er was toch kinderjuf en dienstmeid? Dit was al snel niet meer op te brengen. Vader werd steeds zieker en in 1938 verhuisden wij met onze Haagse kinderjuf Riek Gijseman naar Nijmegen, waar we aan de Groesbeekseweg 182 een huis betrokken. Vader is er nooit geweest en wij mochten vanwege het besmettingsgevaar nooit naar Dekkerswald. Een enkele keer hebben we hem op afstand mogen toezwaaien. Met steun van dokter Henneman kreeg moeder een baan als secretaresse in het Oud-Burgeren-Gasthuis te Nijmegen aan de Molenstraat. Zo kon zij zichzelf en haar drie dochters redden. Ze was een kranige vrouw en had zich snel stenotypen eigen gemaakt. De verhalen die Katrien vertelt van Dekkerswald doen denken aan die van Max de Haan die er na de oorlog heeft gelegen; vader lokte ook met een tergend geduld koolmeesjes dichterbij met zangzaad. Het was voor patiënten die stil moesten uitzieken een van de weinige uitlaatkleppen. Katrien heeft ook tbc opgelopen, twee keer zelfs, en is daar bovenop gekomen, wat bewondering opriep. Men vond het beter dat vader niet zou weten van haar tbc. Hij kreeg foto’s te zien van Katrien hockeyend of op een springplank bij het zwembad, terwijl ze helemaal niet eens mocht zwemmen vanwege haar tbc. Katrien vond dat niet eerlijk en herinnert zich goed dat dokter Henneman in zijn deftig Nederlands antwoordde dat “dat niet opwoog tegen het verdriet dat je vader zou hebben als hij wist dat jij ziek zou zijn”. Na zijn dood werd Katrien wederom ziek en heeft er ??? maanden/jaren gelegen. Door toedoen van dokter Henneman waren 28 joden ondergedoken bij Dekkerswald. Katrien vertelt hoe ze de Duitsers te slim afwaren. Ze hadden de afspraak dat de klok op de toren geluid werd als de Duitsers naderden voor inspectie. Als zuster Suzanne, een prachtmens, aan de touwen hing en de klok op de toren liet luiden op een ander tijdstip dan twaalf uur ’s middags, wat normaal was, dan was het duidelijk: Duitsers! Alle Joden moesten het bed in en deden zich voor als tbc-patiënt, inclusief rochelen en produceren van sputum. Heel effectief, de Duitsers zijn nooit op de ziekenzalen geweest want ze waren als de dood voor tbc, een afschuwelijke ziekte waar je destijds aan overleed. Antibiotica waren nog niet ontdekt. Alle patiënten wisten ervan en het is opmerkelijk dat niemand deze truc ooit verraden heeft.

Overlijden vader.

De tbc van vader was op een gegeven moment dermate vergevorderd dat zijn gezonde long door de andere zieke long aangetast werd. Hij overleed op 24 september 1941, pas 44 jaar oud. Hij was op een of andere manier voldaan dat hij nog net een Duitser buiten door het raam had gezien voordat hij dood ging, de bezetting was namelijk net op gang gekomen. Katrien herinnert zich dat ze op afstand mee heeft kunnen kijken toen hij stierf. Bij de begrafenis van vader kwam tante Bee Zuidema in het zwart uit de volgauto maar droeg wel een knalrood tasje. Bob; “je lijkt wel gek!” Bee was een vriendin van moeder. Ze was altijd heftig opgemaakt en rookte als een ketter. Aan de vele rimpels op haar doorgeroken gezicht dankte ze haar bijnaam ‘tante perkament’. Katrien ziet haar nog voor zich met een eeuwige sigaret met mondstuk in haar mond. Ze praatte er mee en ze reed er auto mee, heel knap!

Moeder Bob en de kinderen in Groesbeek.

Katrien volgde de middelbare school op Marienbosch aan de Groesbeekseweg. Nadat deze school door de Duitsers gevorderd was, kreeg zij les in de dansschool van De Goeij en in een klas van de zustersschool aan de Oude Stadsgracht. Voor geschiedenis en aardrijkskunde werd uitgeweken naar een groot prieel achter een huis aan de St. Annastraat,tegenover de Archipelstraat. Gien herinnert zich dat de Duitsers huiszoeking kwamen doen en aanklopten. Haar moeder had een clandestiene radio en wilde vermijden dat de Duitsers binnenkwamen. Ze vertelde de Duisters glashelder dat ze weduwe was, drie meisjes in huis had, en géén vreemde mannen in haar huis duldde. De Duitsers dropen af. Volgens Gien luisterden de Duitsers alleen als ze net zo afgeblaft werden als zij dat deden bij anderen. Gien herinnert zich nog goed de geluiden uit die tijd; luidkeels zingende Duitsers bij het marcheren, het stampen met hun laarzen, en het fluiten van bommen als die laag voorbij kwamen. Gien heeft een nacht met een vriendin Wietje Heerders in de cel doorgebracht. Ze hadden hondendrollen opgepakt en door de brievenbus van een NSB’ers geduwd. Ze werd verklikt, misschien door een vriendinnetje van een NSB-familie tegenover, waarvoor moeder haar al een keer gewaarschuwd had. Katrien heeft minder herinneringen aan deze tijd omdat ze een groot deel (weer) in Dekkerswald heeft gelegen.

Vlucht naar de Biesseltsebaan

Vanaf september 1944 kwam het oorlogsgeweld van alle kanten naar Nijmegen en Groesbeek, waar het daarvoor relatief rustig was geweest. De geallieerde troepen eisten ruimte op, er heerste chaos, veel beschietingen en veel vluchtelingen uit de omgeving zochten onderkomen. Ook bij ons thuis werd het gevaarlijk. Er vielen steeds meer granaten en de bange weduwe Houwing-van der Venne, die naast ons op nummer 180 woonde, zat bijna elke avond bij ons in de kelder. Op ??? september viel er een granaat door het dak en er ontstond brand op het bed van ons dienstmeisje Lies Noy. Moeder was niet bang; ze greep flessen wijwater die ze van de kerk had gekregen en bluste de brand. We zijn ‘s avonds in allerijl naar het huis van oom Gijs van Hardenbroek gefietst en gelopen aan de Biesseltschebaan 8 (nu Biesseltsebaan 20). Zijn tuin grensde aan het bos van Dekkerswald. Gijs had zijn huissleutel aan moeder gegeven toen hijzelf moest onderduiken. Het huis grensde aan het bos van Dekkerswald. Liesbeth nam zilveren theelepeltjes mee, Gien de hond en Katrien fotoboeken, waarvan Bob had gezegd; “wat je ook meeneemt; de fotoboeken moeten mee”. Kees, de huisknecht van Gijs, heeft hen opgevangen. Oom Gijs, Baron Gijsbert Carel Duco van Hardenbroek was een klasgenoot van Bob en oom Henk van het Gymnasium in Den Haag en ze bleven goed bevriend. Gijs was een knappe man die gestudeerd had met prinses Juliana, men dacht ooit dat het wel iets zou worden. Toen Bob en de kinderen in Nijmegen kwamen wonen bracht hij soms taart of eten mee. Gijs diende net als zijn vader aan het hof, reden waardoor hij in de oorlog moest onderduiken. Hij bekleedde een aantal functies aan het hof (opperceremoniemeester, grootmeester, thesaurier van het Huis) en hij is lang particulier thesaurier van Wilhelmina gebleven. 1927 Bob Ekker

Overlijden Bob Ekker.

Op 6 oktober 1944 kwam de Nieuw-Zeelandse RAF-piloot Ivan W. Cain terug van een missie boven Duitsland; een aanval op Duitse transportschepen op de Rijn. Zijn Tyfoon werd echter geraakt door afweergeschut boven Emmerik. Hij merkte dat pas toen hij snelheid en hoogte begon te verliezen terug boven Nederland. Zijn vliegtuig kon niet lang meer doorvliegen en hij moest een bijna onmenselijke keuze maken; uit het vliegtuig springen en het toestel laten crashen op een woonwijk òf een bijna onmogelijke noodlanding maken. Cain koos voor het laatste en komt op 20-jarige leeftijd om het leven. Hij trachtte op een open veld bij de Heyendaalseweg een noodlanding te maken, maar stortte neer. Voor een parachutesprong was te laat. Zijn lichaam werd uit het vliegtuig geslingerd en kwam 30 meter verderop terecht.

Om doden te voorkomen besloot hij eerder om zijn resterende munitie te droppen boven het bosrijk gebied bij Heumensoord. Hij vuurde zijn laatste twee R.P.’s af in westelijke richting, ongeveer ter hoogte van de Nijmeegsebaan, niet vermoedend dat er in het uitgestrekte bosachtige gebied dat hij voor zich zag, toch nog een paar woonhuizen verscholen lagen. Met alle gevolgen van dien. Moeder, die in het bosje achter het huis van Hardenbroek? bij de tent van Engelse soldaten stond, kreeg een grote scherf tegen haar borst en was op slag dood. Moeder was op die plek toen ze de was deed voor een groep Engelsen.

Een aalmoezenier van het Engelse leger bivakkeerde tijdelijk met een groepje soldaten in de bossen van Dekkerswald. Hij had moeder gevraagd om te helpen met de was. Moeder bracht om de paar dagen de gewassen en gestreken spullen terug naar de tent van de Engelsen. Op die bewuste dag, 6 oktober 1944, zouden de Engelse soldaten met de aalmoezenier weer vertrekken.



Haar stoffelijke resten werden in een kist op een afgesloten kamertje op ons logeeradres gezet. Wij mochten er niet komen. Dokter Henneman heeft de begrafenis op het kerkhof van de Heilige Land Stichting geregeld.
Overlijden Bob Ekker.

Dat was op 10 oktober. bij vader? graf geloof ik geruimd? In het dagblad De Gelderlander van 10 en 11 oktober 1944 werd een annonce geplaatst, ondertekend door de drie dochters (Elizabeth is per abuis met een S geschreven Voor de heroïsche vliegenier Cain is een 90 cm hoog monument geplaatst aan de Heyendaalseweg in Nijmegen, dat onthuld is op 6 oktober 2012.

De crash vond plaats ca. 25-30 meter recht tegenover huisnummers 253 en 255. staat het monument hier ook? Voor moeder is er een plaquette toegevoegd met de tekst:

Ter herinnering aan de weduwe Elizabeth Frederika (Bob) Swertz-Ekker"" 1-6-1901 * 6-10-1944), het enige burgerslachtoffer van deze gebeurtenis. Zij liet drie dochters na.



Overlijden Getuigenissen uit eerste hand.

Pater Van Driel, verblijvende in het landhuis van de heer Braam aan de Biesseltsebaan, schreef het volgende over deze tragische gebeurtenis in zijn dagboek:

Vrijdag 6 October weder een angstige dag. Tegen 12 uur vielen er twee splinterbommen, één achter het huis van Mevr. v.d. Velden zonder schade aan te richten en de andere op de Biesseltsche baan op enkele meters van onzen tuin. Bij Vis, Daalderop en Hardenbroek waren veel pannen van het dak. Vier soldaten werden gewond en Mevr. de Wed. Swertz, die met haar drie kinderen 19 september uit de stad was weggevlucht en haar intrek genomen had in de villa van Baron van Hardenbroek tegenover ons, werd dodelijk getroffen. Zij kreeg een grote scherf tegen haar borst en was op slag dood. Zij stond in het bosje achter het huis bij de tent van den Anglicaansen Chaplain, wiens altaarlinnen zij gewassen had, dat zij nu kwam terugbrengen. De Chaplain was achteruitgesprongen in de kuil onder zijn tent en had slechts enkele schrammen.Onmiddellijk rende hij de Biesseltsebaan op, zag de twee oudste kinderen – meisjes van ± 14 en 16 jaar - en stuurde ze naar ons. Toen zij bij ons in den kelder waren, kwam hij ons even later ontdaan vertellen, dat hun moeder gedood was. Hij vroeg of wij het ze wilden meedelen en voorlopig bij ons houden en of wij voor de berging van het lijk wilden zorgen. Pater de Bot en Broeder Leonard gingen mee om het lijk naar het huis van den Baron over te brengen. De kinderen werden naar de spreekkamer gebracht, waar ik ze voorzichtig de droevige tijding meedeelde. Zij waren nu wezen van 16, 12 en 8 jaar zonder enige familie in de stad. Hun oom in Den Haag was niet bereikbaar. Toen wij van de kinderen vernamen dat moeder katholiek was, is Pater Versteege er onmiddellijk met de H. Olie naar toe gegaan, diende onder één zalving het H. Oliesel toe, gaf den Apostolische zegen en bad samen met Pater Willebrands de gebeden van het ritueel na de zalving. Ook de huisknecht van den Baron was hierbij tegenwoordig; daarna werd de kamer afgesloten. Na den middag heeft de rouwondernemer Kramer het stoffelijk overschot naar zijn huis overgebracht, daar verzorgd en gekist. Het lijk was zo verminkt, dat de kinderen niet meer bij het stoffelijk overschot toegelaten konden worden. De kinderen zijn nu op Dekkerswald. De bommen waren waarschijnlijk afkomstig van een Americaansch vliegtuig, dat we terzelfder tijd brandend over ons huis zagen komen en dat in het open veld, links van het klooster der paters van Brakkenstein, is neergestort.

Op dinsdag 10 oktober schreef Pater van Driel wederom in zijn dagboek:

Heilige Mis op het Heiligland onderbroken. Op de H. Landstichting hoorde men onder de H. Mis van 7 uur zoveel granaten inslaan, dat de Mis bij het Offertorium werd afgebroken en allen naar den schuilkelder gingen. Om 9 uur was de gezongen uitvaart en begrafenis van zal. Mevrouw Swertz; de paters Versteege en Willebrands waren er bij tegenwoordig.

Ook dr. Henneman hield een dagboek bij in deze periode en schrijft:

Zondag 8 october. Granaatinslag in de onmiddellijke nabijheid van het huis van den boschwachter aan de Nijmeegschebaan, granaatinslag aan de grens van ons terrein bij de Biesselschebaan en de spoorwegovergang waarbij Mevr. Dr. Swerts helaas gedood werd, talrijke granaten in het Staatsbosch, op de grens van ons terrein, granaten op de H. Landstichting, enz. maar Dekkerswald is nog gespaard, Dekkerswald en zijn bewoners!

Na moeders dood.

De maanden daarna verhevigde de strijd; Nijmegen zat in de vuurlinie. Katrien herinnert zich dat chauffeur Anton van Dekkerswald door een raket werd getroffen en overleed, ongeveer een maand na de dood van moeder.

Dagen na de begrafenis kwamen er nieuwe soldaten in het bos. Grote gespierde negers liepen rond ons huis. Lies Noy, ons dienstmeisje die nu de zorg voor ons had. was doodsbang dat deze jonge kerels ons, drie kwetsbare jonge meisjes, iets zouden aandoen en we sloten ons dagenlang op in de kelder. Met touwen werd de kelderdeur dichtgebonden en we moesten ons voeden met de voorraad appelmoes van Kees, de knecht van Gijs van Hardenbroek.

Dokter Henneman vond ons in die toestand en had al gauw in de gaten dat het niet zo goed ging. Hij vroeg ons op de thee. Onderweg zei Liesbeth dat we ons moesten gedragen, maar toen een schaal met koekjes op tafel werd gezet, konden we ons niet meer inhouden. Dokter Henneman vroeg of we honger hadden. Hij liet direct een schaal met brood aanrukken en vanaf dat moment werden we in zijn huis opgenomen.

We hebben er tot mei 1945 gezeten. Regelmatig gingen we met Boy, de hond van dokter Henneman, in het bosrijke gebied wandelen. Begin mei 1945 werden we vergezeld door Koos de hoswachten De hond rende ver voor ons uit en begon plotseling vreselijk te blaffen. Toen we dichterbij kwamen vonden we drie oudere Duitse soldaten, die zich daar hadden ingegraven en die niet wisten dat de oorlog voorbij was.

Bezuidenhout, het vergissingsbombardement.

Na het overlijden van moeder voltrok zich een andere ramp; het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag, waar het ouderlijk huis lag.

Voor de oorlog stonden er in het Bezuidenhout veel grote panden leeg, maar in de oorlog kwam Den Haag ineens huizen te kort toen de Duitsers langs de kust een verdedigingslinie aan gingen leggen, onderdeel van de Atlantikwall, een kustverdedigingslinie die de Duitsers langs de hele Europese kust aan lieten leggen, van Zuid-Frankrijk tot Denemarken. In Den Haag werden duizenden woningen afgebroken en ontmanteld, Scheveningen werd grotendeels ontruimd. Mensen die daar woonden of werkten moesten verhuizen. Veel bedrijven en instellingen verhuisden hun kantoor naar de grote panden in het Bezuidenhout, waaronder overheidsinstellingen en de administratie van het Gemeentemuseum. Het Bezuidenhout was dus een overvolle woon- en kantoorwijk toen het op 3 maart 1945 getroffen werd door bommen van geallieerde vliegtuigen. Het bombardement moest de lanceerinstallaties van Duitse V2-raketten (Vergeltungswaffen) in het Haagse Bos uitschakelen, maar de geallieerde bommenwerpers wierpen hun bommen per vergissing op de woonwijk het Bezuidenhout.

Foto na het bombardement: rood is verloren en groen nog herstelbaar..
Bezuidenhout Situatieschets.
De schade was enorm. Grote delen van de wijk werden verwoest en er vielen meer dan 500 doden. De hulpverlening kwam traag op gang. Brand kon vrij uitslaan omdat er weinig blusmaterieel meer was; dat was door de Duitsers geconfisqueerd. De Engelsen voerden tegen het eind van de oorlog de bombardementen op om de lanceerplaatsen van V2's weg te vagen. Meer dan 1000 van deze monsterlijke projectielen terroriseerden Engeland aan het eind van de oorlog en veroorzaakten ca. 3000 doden. De meeste V2-raketten werden vanuit Den Haag afgevuurd; opslag- en lanceerplaatsen bevonden zich vooral in het Haagse Bos en het landgoed Duindigt. Het tempo van lanceringen werd begin 1945 steeds hoger, in februari 1945 meer dan 200, en de Engelse publieke opinie eiste hardere actie.

De populaire interpretatie van de vergissing is dat de vliegeniers de kaart per ongeluk ‘omgekeerd’ hadden gehouden. Daardoor troffen ze niet het noordoosten van het Haagse Bos, met de lanceerinstallaties, maar het zuidwesten. Pas in 1984 (!) is de oorzaak van de fout officieel bevestigd. Een inlichtingenofficier had de horizontale en verticale richtpunten omgekeerd ingetekend op de luchtfoto’s die de vliegeniers gebruikten voor de aanval. Dit alleen had natuurlijk nooit tot zo’n ramp mogen leiden, maar de ‘scape goat’, een lage officier die een berisping kreeg, kwam politici (Churchill) en de RAF goed uit om de aandacht af te leiden van andere grovere fouten bij de voorbereiding en uitvoering van dit bombardement. De Nederlandse regering in ballingschap in Londen werd zowel vooraf als achteraf slecht ingelicht, maar klaagde echter niet al te hard. De Duitse bezetters trokken zich overigens niets aan van het bombardement. Op dezelfde avond van het bombardement werden weer V2-raketten gelanceerd vanuit Den Haag. Een van deze raketten stortte neer bij de Schenkweg in het Bezuidenhout. Acht brandweermannen die daar nog branden aan het blussen waren als gevolg van het bombardement verloren hun leven.

Het ouderlijk huis (Daendelsstraat 44) liep schade op maar bleef staan. Het werd als herstelbaar aangemerkt en niet ontmanteld na de oorlog. De schokgolven hadden wel hun tol geëist en al het glas was gesprongen. Bij het openen van de servieskast (een mooi antiek kabinet in Hollandse Louis XV/XVI stijl van ca 1770) vielen alle kristallen glazen van hun voet. Katrien heeft nog één ongedeerd kristallen glas. Lange tijd heeft de wijk eruit gezien als een vlakte waar nog enkele huizen of rijtjes huizen overeind stonden, waaronder het ouderlijk huis. In de zestiger jaren is het westelijk deel van de wijk, grenzend aan het Centraal Station definitief gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Het ouderlijk huis lag op de locatie waar nu het archief van de Koninklijke Bibliotheek (KB) staat, een bijgebouw naast de openbare leeszalen.

Foto: Het rijtje huizen aan de Daendelsstraat met links? het ouderlijk huis, 196?

Opvang na de oorlog.

In de nadagen van de oorlog verbleven de drie zussen, inmiddels wees geworden en dakloos, bij dokter Henneman en konden niet terug naar familie in het nog bezette Den Haag. De pastoor van de St. Jozefkerk aan het Keizer Karelplein deed op de preekstoel een oproep onder de parochianen om kinderen tijdelijk onder te brengen. Het echtpaar Theo en Lien Schaeffer (Bisschop Hamerstraat 9, hoek Welderenstraat) had al twee meisjes onderdak gegeven die niet terug konden naar Culemborg. Ze namen ook de drie zusjes op in hun gezin van ?? tot ??.. De Schaeffers hadden zelf twee kinderen; Ineke en Hans, een autist waar Katrien tot aan vandaag contact mee onderhoudt en vaak onder haar hoede heeft genomen.

Ieder hun eigen weg.

De meisjes maakten de middelbare school af allemaal? in Nijmegen. Katrien en Gien kozen voor de verpleging omdat ze daarmee snel op eigen benen konden gaan staan en onafhankelijk worden. Studeren zat er niet in gegeven de barre omstandigheden. Katrien en Gien bleven lang solidair samen, eerst in Dekkerswald en daarna in Den Haag bij het Westeinde ziekenhuis. Zelfs in Eindhoven (Sint Joris ziekenhuis) hebben ze nog samen gewerkt. Liesbeth volgde …


Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen