Lodensteyn, Familie

Uit FamilieWiki
(Verschil tussen bewerkingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
(Shogun de roman)
(Het zwarte geld van broer Jacob)
 
Regel 615: Regel 615:
 
Jan Joosten vermeldt in brieven een aantal keren zijn broer Jacob Joosten van Lodensteyn die hem in Japan bezoekt. Hij is als stuurman met de vloot van [https://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Willemsz._Verhoeff Pieter Willemsz. Verhoeff] meegekomen (vertrek 1607) die o.a. Japan aandoet. Jacob Joosten is in augustus 1614 schipper op de Hasewint, maar stapt over in juni 1615 op de jonk van zijn broer Jan Joosten.
 
Jan Joosten vermeldt in brieven een aantal keren zijn broer Jacob Joosten van Lodensteyn die hem in Japan bezoekt. Hij is als stuurman met de vloot van [https://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Willemsz._Verhoeff Pieter Willemsz. Verhoeff] meegekomen (vertrek 1607) die o.a. Japan aandoet. Jacob Joosten is in augustus 1614 schipper op de Hasewint, maar stapt over in juni 1615 op de jonk van zijn broer Jan Joosten.
  
Hij maakt reizen met de jonk van zijn broer naar [https://nl.wikipedia.org/wiki/Bantam_(stad) Bantam] op Java in Indonesië, de Molukken en Achter-Indië. Na een repatriëring in 1616 vertrekt hij in 1619 weer naar Indië. Op de terugreis van de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Banda-eilanden Banda-eilanden] ( tegenewoordig de Zuid-Molukken) in 1620 wordt hij, naar men zegt door de onvoorzichtigheid van commandeur Aert Gijsels, in Japara door Javanen beschoten bij een poging een jonk te veroveren.  
+
Hij maakt reizen met de jonk van zijn broer naar [https://nl.wikipedia.org/wiki/Bantam_(stad) Bantam] op Java in Indonesië, de Molukken en Achter-Indië. Na een repatriëring in 1616 vertrekt hij in 1619 weer naar Indië. Op de terugreis van de [https://nl.wikipedia.org/wiki/Banda-eilanden Banda-eilanden] (tegenwoordig de Zuid-Molukken) in 1620 wordt hij, naar men zegt door de onvoorzichtigheid van commandeur Aert Gijsels, in Japara door Javanen beschoten bij een poging een jonk te veroveren.  
  
 
Een schotwond aan zijn been wordt hem fataal. Na zijn overlijden treft men in zijn kist aan boord ƒ 3.200,- aan, een astronomisch bedrag voor die tijd: het jaarsalaris van een opperkoopman, kapitein of bestuurder varieerde tussen ƒ 500 en ƒ 800. Er wordt onderzoek ingesteld omdat dit tegen de ''company rules'' van de VOC is; privéhandel was uit den boze en grote sommen ''cash'' zijn verboden mee te nemen. De vrouw van Jacob van Lodensteyn weet van niets:
 
Een schotwond aan zijn been wordt hem fataal. Na zijn overlijden treft men in zijn kist aan boord ƒ 3.200,- aan, een astronomisch bedrag voor die tijd: het jaarsalaris van een opperkoopman, kapitein of bestuurder varieerde tussen ƒ 500 en ƒ 800. Er wordt onderzoek ingesteld omdat dit tegen de ''company rules'' van de VOC is; privéhandel was uit den boze en grote sommen ''cash'' zijn verboden mee te nemen. De vrouw van Jacob van Lodensteyn weet van niets:

Huidige versie van 19 okt 2019 om 23:36

Treurende putti, mollige kinderengeltjes, rond de gedenksteen uit 1644 voor Jan (Johan) van Lodensteyn, zoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500), in de de Oude Kerk van Delft. Foto/afbeelding: Pijk Kuiperi.
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe
Ekker
Stork
Craan
Breekpot
Ongewassen
Voltelen
Ramp > Helm > Ram
Lodensteyn
Bleyswijck

Deze pagina beschrijft de voorouders van Machteld Joostendr. van Lodensteyn (1558), dochter van Joost Jansz. van Lodensteyn (1536). Zij is voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker.

Door Machtelds huwelijk met Adriaen Gerritsz. Ramp verdwijnt de achternaam van Lodensteyn bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

[bewerken] Aan de wieg van de VOC

Exemplaar van de krant van 1602 die de tv-serie de Gouden Eeuw ondersteunde in 2012.

De Van Lodensteyns domineerden met andere machtige Delftse families Meerman, Van der Dussen en van Bleyswijck het bestuurlijke Delft van de Gouden Eeuw. Ze bekleedden functies als burgemeester, schepen, veertigraad of kerkmeester. Bij 'onze' Van Lodensteyns komt een zeilmaker en een tinnegieter voor.

Twee Van Lodensteyns, Johan (1557) en Arent (1560) respectievelijk (een late) zoon en een kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500), behoorden tot de eerste bewindhebbers van de VOC-Kamer Delft bij de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1602.

Ook waren ze al betrokken bij de zogenaamde voorcompagnieen, die aan de VOC voorafgingen.

Een ornament van de VOC Delft siert de gevel van het Oostindisch huis (Oude Delft 39, Delft), voormalig hoofdkwartier van de VOC-Kamer Delft. Foto/afbeelding: Pinterest.

De achternaam komt ook voor als Lodensteijn en Lodenstein, en in de varianten zonder tussen-'n' en met een dubbel 'o'; Lodesteyn, Lodesteijn, Lodestein, minder vaak Loodensteijn of Loodensteyn.

[bewerken] Jan Jansz. van Lodensteyn (1500)

Jan Jansz van Lodensteyn is geboren in 1500. Zijn voorvaders zij niet bekend. Jan Jansz van Lodensteyn zal driemaal trouwen.

Hij huwt zijn eerste vrouw Machteld Gijsbertsdr. Ambrosius in 1524. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen bekend:

  • Maartgen van Lodensteyn (1525), kinderloos.
  • Jan van Lodensteyn (1528).
  • Gijsbert van Lodensteyn (1531) huwt Annetje Arends.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw huwt hij Jacomina van Bleyswijk, dochter van Jacob Arisz. (Andriesz.) van Bleyswijk in 1533. Elf kinderen zijn bekend, waarvan er zeker zes de volwassenheid bereiken.

Jan Jansz. van Lodensteyn is zeilmaker. De prent uit Spiegel van 't menschelyk bedryf van Jan en Caspar Luyken verbeeldt een zeilmakerswerkplaats (fotomechanische herdruk van uitgave 1767).

Van de andere vijf vermoedelijk overleden kinderen zijn niet meer gegevens bekend dan hun geboortejaar; Willem (1537), Cornelis (1539), Machteld (1541), Willem (1543) en Maartje (1545). De zes waarvan meer bekend is zijn:

  1. Jacob van Lodensteyn (1534 - 1580), Veertigraad van Delft, huwt 1) Margrieta Arendsdr. van der Graaf, 2) Catharina Robbregts. Zijn zoon Arent (1560-1637) wordt bewindhouder van de VOC.
  2. Joost Jansz. van Lodensteyn (1536 -1601), huwt Barbertje Pietersdr.
  3. Machteld van Lodensteyn (1547), huwt 1) Hendrik Dominicusz. Bosboom, 2) Huybert Willemsz. Rodenburg
  4. Cornelis van Lodensteyn (1552 - 1636), kerkmeester en Regent der charitaten te Delft (1622), huwt 1) Sophie Joosten van Berendrecht, 2) Onbekend. Diens zoon Joost van Lodensteyn (1584-1660) burgemeester van Delft, wiens zoon Jodocus (1620-1677) theoloog, dichter en exponent van het Nederlands piëtisme.
  5. Marietje van Lodensteyn (1554), huwt Jan Aperst.
  6. Jan (Johan) van Lodensteyn (1557 - 1626), burgemeester, huwt 1) Maria Cornelisse, 2) Maria van Bleyswijk Evertsdr. Zijn zoon Everard (1599-1668) wordt ook burgemeester van Delft.

Jan van Lodensteyn krijgt nog tot zijn 57e kinderen.

De Nederlandsche Scheepsbouwkunst opengestelt' van Cornelis Gillisz van Yk uit 1697

Na het overlijden van Jacomina van Bleyswijk in 1572, huwt hij voor een derde maal met Maartje Willemsdr. Hij is dan al 72 jaar oud. Jan van Lodensteyn overlijdt 79 jaar oud (1579) en ligt begraven in de Nieuwe kerk van Delft.

[bewerken] Zeilmaker in Delft of Delfshaven?

Jan is zeilmaker. Zeilboten waren het belangrijkste transportmiddel ter zee en op de rivier; goede zeilen waren dan ook van groot belang. Het ambacht van zeilmaker bestond uit het verwerken van linnen doeken uit de huisindustrie tot sterke zeilen. Een zeildoek werd gemaakt door verscheidene banen (kleden) aan de rand met touwen (lijken) aan elkaar vast te naaien.

Hoewel het maken van zeil pas echt een lucratieve bezigheid werd in de 17e eeuw, met de oprichting van de VOC, was Nederland al een zeevarende natie eind 16e eeuw; de visserij maakte langzaam plaats voor handel. De scheepswerven die in de 15e eeuw ontstonden, verschaften werk aan een bont gezelschap van ambachtslieden; scheepstimmerlieden, blokkenmakers, smeden, touwslagers, taanders, kuipers en ... zeilmakers. Ze woonden vaak dicht bij de werf.

De werkplaats van Jan van Lodensteyn kan mogelijk in Delfshaven hebben gelegen. Deze voorhaven van Delft huisde sinds haar ontstaan ca. 1400 een groeiend aantal scheepswerven. Naast de branderij en geneverstokerij was visserij en visverwerking de belangrijkste bron van inkomsten, totdat de VOC-Delft er haar schepen begon te bouwen begin zeventiende eeuw.

[bewerken] Zoon Johan peetvader prins Willem II

Aan een pilaar van de Oude Kerk van Delft hangt nog steeds een gebeeldhouwd gedenksteen voor Johan van Lodensteyn en Maria van Bleyswijk. Deze epitaaf verschijnt ook op een schilderij van Hendrick Cornelisz. van Vliet, een bekende schilder van kerkinterieurs uit de Gouden Eeuw..
Johan van Lodensteyn is peetvader van Prins Willem II, hier afgebeeld.

Zoon Johan van Lodensteyn huwt eerst Maria Cornelisse, met wie hij drie kinderen krijgt, allen jong gestorven.

Hij huwt voor de tweede keer Maria van Bleyswijk Evertsdr.

Johan volgt het patroon van vele andere familieleden en wordt burgemeester van Delft, in welke rol hij peetvader wordt van Prins Willem II.

De gedenksteen voor zoon Johan van Lodensteyn en Maria van Bleyswijk in de de Oude Kerk van Delft met vijf treurende putti, mollige kinderengeltjes eromheen. Recente foto).

Johan van Lodensteyn wordt in 1599 veertigraad, in 1609 Havenmeester, later Schepen, Thesaurier, Regent van de charitaten, Commissaris der huwelijksche zaken, Vader van het meisjeshuis, en bewindhebber van de VOC.

Hij is begraven in de Oude Kerk van Delft op het koor. Aan een pilaar hangt een epitaaf, een gebeeldhouwde gedenksteen met inscriptie. De bijbehorende grafzerk lag oorspronkelijk in het koor maar is verplaatst naar de zuiderzijbeuk tegen de muur ter hoogte van de tweede paal vanaf het orgel.

De gedenksteen in wit marmer heeft een cartouche, omgeven door vijf treurende putti, mollige kinderengeltjes. Aan de bovenzijde het wapen van Van Lodensteyn en Van Bleyswijck, en aan de onderkant een schedel. De inscriptie in het Latijn vermeldt dat Eduard van Lodensteyn, hun enige zoon, dit gedenkteken voor zijn ouders in 1644 heeft doen plaatsen.

[bewerken] Theatrale grafsteen kleinzoon Joost

De theatrale en allegorische grafsteen van burgemeester Joost Cornelisz. van Lodensteyn (gestorven 1660) en zijn echtgenote Maria van Voorburch in de Oude kerk van Delft. Hij is de kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn via diens zoon Cornelis (1552) en niet via onze stamhouder Joost (1536). Foto/afbeelding: churchmonumentssociety.org.

Burgemeester Joost Cornelisz. van Lodensteyn (gestorven 1660) is kleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn via diens zoon Cornelis (1552). Met zijn echtgenote Maria van Voorburch rust hij onder een van de best bewaarde grafstenen in de Oude kerk van Delft, tevens ook een van de meest theatrale en allegorische.

De voorstelling is zwanger van symboliek. Een skelet verschijnt als in een toneelstukje tussen twee gordijnen heen en stelt De Dood voor. Hij staart, deels bedekt door een lijkwade, de kijker doordringend aan met zijn lede oogkassen.

Zijn schedel lijkt omringd door een halo, een lichtkrans waarmee heiligen vaak worden afgebeeld. Bij nader inzien is het een Ouroboros; een slang die in zijn eigen staart bijt. Het oeroude mythische teken symboliseert de cyclische aard van de natuur, het eeuwige terugkeren en de eenheid van alles, en daarmee dus ook hoop.

Magere Hein draagt niet de obligate zeis, ook geen speer of pijl en boog zoals vaak het geval. In plaats daarvan lijkt het of hij net een zandloper heeft omgegooid, een teken dat aangeeft dat de tijd is gekomen voor de overleden Joost Cornelisz. en andere familieleden in het graf.

De fakkel die hij met zijn linkerhand vasthoudt biedt gelukkig hoop. Hij brandt namelijk; een traditioneel teken van leven tijdens processies.

De sarcofaag op leeuwenvoeten doet dienst als cartouche; de ovale omlijsting bevatte een inscriptie die is uitgesleten en gepolijst door duizenden voetstappen door de eeuwen heen.

Schuin aanzicht van de grafsteen. Zou de uitzonderlijk goede staat te verklaren zijn uit het feit dat mensen bijna 4 eeuwen met een boogje om de macabere steen heen liepen?

De inscriptie vermeldde dat, naast Joost van Lodensteyn en zijn vrouw, ook zijn twee zonen Jodocus en Dirk van Lodensteyn begraven zijn met de echtgenote van de laatste.

De afbeelding past goed in de Pietistische leer die Jodocus van Lodensteyn aanhing; een Lutherse splitsing die strenge vroomheid en zuiverheid predikt; de kale waarheid van de Dood wordt niet geschuwd. Jodocus at bijna nooit vlees, verdunde zijn wijn met water, leefde alleen, ging om negen uur naar bed en stond om drie uur op. Hoewel vermogend, ontzegde hij zich elke vorm van luxe in zijn statig buitenhuis, ver van het stadsgewoel. Rijkdom en pracht telden voor hem niet, alleen de liefde van God.

[bewerken] Joost Jansz. van Lodensteyn (1536)

Joost Jansz. van Lodensteyn is tinnegieter, hier afgebeeld. Prent uit Spiegel van 't menschelyk bedryf van Jan en Caspar Luyken, (fotomechanische herdruk van uitgave 1767).

Joost Jansz. van Lodensteyn, zoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500), is geboren in 1536. Hij huwt Barbertje Pietersdr. Zij krijgen de volgende kinderen:

  1. Pieter Joostensz. van Lodensteyn, huwt 1) Jannetje Dirks van Zorgen, 2) Jacobmijntje Valk. Zijn gelijknamige kleinzoon (1621-1675) wordt veertigraad en schepen van Delft.
  2. Jan Joostensz. van Lodensteyn, koopman in Japan en het Verre oosten (ca. 1556/57 - 1623, Zuid-Chinese Zee)
  3. Machteld Joostendr. van Lodensteyn (1558 - 1625, beiden Delft), huwt Adriaen Gerritsz. Ramp (overleden vóór 1623), kleermaker, laeckenbereijder en impostmeester in Delft.
  4. Jacob Joostensz. van Lodensteyn, overleden 1620 in Japara, Oost-Indie, huwt Jannetje Idiers Goetgeluk,
  5. Jacobmina Joostensz. van Lodensteyn, huwt Teunis Hendriksz. Hasius alias Martshouk.

Joost van Lodensteyn overlijdt op een leeftijd van 65 jaar (1601), zijn vrouw Barbertje Pietersdr. in 1613. Beiden zijn begraven in de Nieuwe kerk van Delft

Gegoten tinnen kan, gemaakt in Delft rond 1620.

Joost van Lodensteyn is tinnegieter; veel families in Delft waren werkzaam in dit ambacht, met achternamen als Van der Vloet, Vosmaer, en Van der Linde. Joost had wellicht een werkplaats met ondergeschikte tinnegieters.

Tin leent zich goed om voorwerpen van te gieten vanwege zijn lage smeltpunt (232 gr). In de Gouden Eeuw werd tin veelvuldig toegepast om lepels, bekers en borden mee te gieten. Helaas leidde het gebruik van tin vaak tot loodvergiftiging; lood werd toegevoegd aan de legeringen om tin te beschermen tegen aantasting door zuren uit bijvoorbeeld fruit.

[bewerken] Zoon Jan Joosten wordt Yayosu

Het konvooi met de (anders gespelde) schepen 'De Blijde Boodschap, ‘t Gheloof, De Hoope, De Liefde met Jan Joosten aan boord, en De Trouw komt aan in Annobon; een eiland voor de kust van het Afrikaanse Equatoriaal-Guinea.

Jan Joostensz. van Lodensteyn (wikipedia), zoon van Joost Jansz. van Lodensteyn en simpelweg bekend met zijn voornaam Jan Joosten neemt deel in 1598 aan een handelsreis om de wereld, maar raakt verzeild in Japan. Hij is een van de eerste Nederlanders die vriendschappelijke handelsrelaties aangaan met Japan. Ook adviseert hij de shōgun, de militaire heerser van Japan, over handelszaken en is mede-oprichter van de eerste handelspost (1609) op het eiland Hirado. Hij aardt als Yayosu in Japan, huwt een Japanse vrouw en komt in 1623 om bij een schipbreuk voor de kust van Vietnam.

[bewerken] Des Werelts Cloot omseylende

Detail van de titelprent van het boek Wijdtloopigh Verhael met het schip De Liefde

Jan Joostensz. van Lodensteyn gaat als ca. 41/42-jarige in 1598 waarschijnlijk als koopman aan boord van het schip De Liefde, dat in een konvooi vanuit Rotterdam het ruime sop kiest voor een handelsreis om de wereld.

Pieter van der Hagen en de steenrijke Johan van der Veken, oorspronkelijk handelaren uit Antwerpen, organiseren en financieren deze expeditie, vier jaar voor de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1602. Het doel is om kostbare specerijen mee terug te nemen. Zij richten daarvoor in 1598 de Magelhaensche Compagnie op, een zogenaamde voorcompagnie (dus vóór de VOC) in Rotterdam. Een tweede kleinere expeditie onder leiding van Olivier van Noort vertrekt een paar maanden later.

Het konvooi bestaat uit vijf schepen en de reders kiezen suggestieve bijbelse namen voor hun schepen; De Blijde Boodschap, ‘t Gheloof (schout-bij-nachtsschip), De Hoope, De Liefde en De Trouw. Ze moeten een westelijke route naar Azië vinden via Zuid-Amerika door de Straat Magellaan heen en specerijen zoals nootmuskaat, kaneel en peper mee terugnemen. Ze nemen als handelswaar mee; wollen dekens, textiel, spiegels, brillen en glazen kralen.

In 1599, nog onwetend van de reeds desastreuze verloop van de expeditie ver weg, meldt een geschiedswerk van drukker Jacob Cornelisz. Vennecool uit Delft:

Dese namen haer reyse op Brasilien toe, om soo door de strate van Magellan te varen, volghende de Custen van Chili ende Peru, na de Philippinas, ende so na China ofte Japan te varen, ende soo haren handel gedaen hebbende lancx Capo de bone Esperance, des Werelts Cloot omseylende, weder thuys te keeren.

Er gaat zoveel wapentuig mee (bronzen geschut, musketten, kanonnen, buskruit, maliënkolders) dat men moeilijk kan volhouden in latere verhoren door Spanjaarden, dat dit alleen diende om zich te verdedigen in vreemde gebieden. Het is duidelijk dat, als het even kan, zoveel mogelijk afbreuk gedaan moet worden aan Spanje en Portugal door hun schepen te kapen en door Spaanse gebieden in Zuid-Amerika in bezit te nemen of te plunderen. Dat alles gesanctioneerd door de Staten van Holland.

De belangrijkste expedities van Europese ontdekkingsreizigers vóór het afreizen van het konvooi van de Magelhaensche Compagnie in 1598. Alleen de reis van Hudson is van later (1609). De reis die als voorbeeld geldt is die van Magellaan (1519-1522)

Er staan in totaal ca. 500 bemanningsleden onder leiding van admiraal Jacques Mahu, vijf afzonderlijke scheepskapiteins en de Engelse stuurman William Adams.

De reis wordt ondernomen in het vroege begin van de Hollandse zeereizen naar Indië. Anno 1598, het begin van de Nederlandse Gouden Eeuw, zijn al grote delen van de aardbol verkend door Europese ontdekkingsreizigers:

  • Kaap de Goede Hoop (Dias, 1487)
  • de Cariben (Columbus, 1492)
  • India (Vasco da Gama, 1497)
  • Zuid-Amerkia (Vespucci, 1501)
  • Panama (Balboa, 1510)
  • Mexico (Cortes, 1519)
  • Peru (Pizarro, 1532).
Jan Joosten van Lodensteyn en Ferdinand Magellaan, hier afgebeeld, leggen ongeveer dezelfde route af rond de wereld om niet te wederkeren.

Niet alles is 'ontdekt'. De omgeving rond de Grote Oceaan en Australië zijn terra (en mare) incognita. Men veronderstelt nog een groot continent, namelijk Terra australis incognita, het onbekende zuidland dat later niet blijkt te bestaan. Het ijzige noorden is ook onontgonnen; Willem Barentsz. is anno 1598 wederom noordwaarts vertrokken, maar zal niet terugkeren van Nova Zembla.

Ferdinand Magellaan (ook Magelhaes), onderneemt in 1519 de eerste geslaagde reis rond de wereld. Hij sneuvelt zelf in de Filipijnen zodat het Bakische bemanningslid Juan Sebastián Elcanoal met de eer wegloopt de eerste man te zijn die de wereldbol heeft rondgevaren.

Voor de Hollandse reders van die tijd is deze westelijke route naar Indië van Ferdinand Magellaan het onderzoeken waard. Het is een ongebruikelijke route via Zuid-Amerika (Chili en Peru) dat doorgestoken moet worden via de Straat Magellaan (vroeger Straat van Magelhaes genoemd) die later ook door Francis Drake succesvol is gerond (1577).

Het vormt een alternatief voor de oostelijke route (via Zuid Afrika), eerder ontdekt door de Portugezen en Spanjaarden. De staat van oorlog met deze aartsvijanden maakte dat men eigen routes naar Indië probeerde te vinden.

[bewerken] Een groot debakel

Het gereconstrueerde traject dat het schip De Liefde heeft afgelegd. Het eerste deel van dit traject voer het konvooi van Mahu nog gezamenlijk. Na de Straat Magellaan in Zuid-Amerika versnippert de vloot en gaan alle schepen hun eigen weg. Google Earth Path (KZM nog AANVULLEN).
Titelprent van het boek Wijdtloopigh Verhael

De expeditie loopt uit op een regelrechte ramp en er komt letterlijk niets terecht van de onderneming. Uitgezonderd één schip dat voortijdig terugkomt vergaan de schepen of worden ze in beslag genomen. De bemanning komt grotendeels om. De reders kunnen naar hun centen fluiten en Pieter van der Hagen gaat eraan failliet.

Het verhaal van de expeditie voor het deel dat het schip ‘t Gheloof aangaat is opgetekend door M. Barent Jansz. Cirurgijn met tekeningen van Barent Jansz Potgieter. Het boek is uitgegeven door de Amsterdamse uitgever Zacharias Heyns in 1600:

Portret van Zacharias Heyns, uitgever van het boek Wijdtloopigh Verhael
Wijdtloopigh verhael van tgene de vijf Schepen die int jaer 1598, tot Rotterdam toegherust werden, om door de Straet Magellana handel te dryven ... etc..

De basis voor het rijk geïllustreerd boek vormen de verhalen van de teruggekeerde kapitein Sebald de Weert die de reis onderbrak om eerder met zijn schip terug te keren naar Nederland zonder enige handelswaar te hebben bemachtigd. Hij had wel wat uit te leggen.

[bewerken] De korte versie

Het konvooi onder leiding van Jacques Mahu, na diens dood Simon de Cordes, doet gezamenlijk de Kaapverdische eilanden, Kaap Lopes en Annobon aan in Afrika. Na de doorsteek naar Zuid-Amerika passeren de schepen de Straat Magellaan en verliezen elkaar in een storm uit het oog als zij de Stille Oceaan invaren.

De begrafenis op zee van Admiraal Mahu gaat gepaard met veel trompetgeschal, tromgeroffel en kanongeschut. Afbeelding uit het boek Wijdtloopigh Verhael
  • ‘t Gheloof met kapitein Sebald de Weert en De Trouw worden teruggeblazen in de Straat van Magallaan. Dreigende muiterij maakt dat ‘t Gheloof terugkeert naar Holland.
  • De Trouw met kapitein Balthasar de Cordes raakt toch weer in de Grote Oceaan, landt op de Chiloé Archipel, plundert de stad Castro, en steekt over naar De Molukken. Bij Tidore wordt het schip door de Portugezen ingenomen en de bemanning grotendeels vermoord.
  • De Blijde Boodschap met kapitein Dirck Gerritsz. Pomp geeft zich in Valparaíso over aan de Spanjaarden.
  • De Liefde met kapitein Jacob Quackernaeck en De Hoope doen de Chileense kust aan en zeilen naar Japan, waar alleen De Liefde aankomt. De Hoope verdwijnt voorgoed in een storm.

[bewerken] De wijdlopige versie

De vloot krijgt al na enkele maanden ter hoogte van Noord-Afrika te maken met voedseltekorten, scheurbeuk, malaria en andere ziekten, en besluit uit te wijken naar Annobon; een eiland voor de westelijke kust van het Afrikaanse Equatoriaal-Guinea. Inwoners van de Portugese nederzetting voorkomen dat ze aan land gaan om broodnodige proviand in te slaan, zodat het oord uit pure noodzaak bestormd wordt. De Portugezen en hun inheemse bondgenoten steken hun eigen huizen in brand en vluchten de heuvels in.

Na een verblijf van een maand in Annobon, en nog voordat Amerika wordt aangedaan, is een flink deel van de bemanning al overleden, inclusief admiraal Mahu. Dan wordt duidelijk dat men niet langs de Kaap gaat varen maar de oceaan zal oversteken. De kapiteins hebben de riskante en deels nog onontgonnen route geheim gehouden voor de bemanning.

Op de Pinguïneilanden in de Straat Magellaan vangen de schippers 1300 pinguïns om zich in leven te houden in de gure wintermaanden. Afbeelding uit het boek Wijdtloopigh Verhael

Eenmaal in Amerika beland, wordt de doorsteek van de lastige 570 km lange Straat Magellaan een uitputtingsslag van 5 maanden. Ongunstige winden wisselen af met winterse stormen van sneeuw en hagel en men houdt zich in leven met pinguïnvlees.

Als ze de Grote Oceaan bereiken, komen de schepen weer in een heftige storm terecht en worden uit elkaar geslagen; ze verliezen elkaar uit het oog. ‘t Gheloof en De Trouw worden weer de Straat ingeblazen. Er dreigt muiterij op het schip ‘t Gheloof zodat kapitein Sebald de Weert uiteindelijk besluit terug te keren naar Nederland.

[bewerken] Rampspoed drijft ze uit elkaar

De Trouw met kapitein Balthasar de Cordes landt op Chiloé, een archipel voor de kust van Chili. De bemanning verovert het Spaans fort Castro, dat weer snel heroverd wordt. Met veel verliezen steekt men de oceaan over naar Indonesië.

Ten tijde van de expeditie was het wereldbeeld nog verre van compleet. Boven: de kaart van Matthias Quad uit 1660 (met het zuiden links) die veronderstelde dat de Straat Magellaan twee continenten scheidde; namelijk Terra australis incognita (het onbekende zuidland dat later niet blijkt te bestaan) en Amerika. Onder: de daadwerkelijke route van het konvooi door de Straat.

Op Tidore, een eiland in de Molukken, maken de Portugezen het schip buit en doden de meeste Nederlanders. Overlevenden worden gevangengenomen en naar Goa in India afgevoerd.

De Blijde Boodschap, ook bekend als het Vliegend Hart, wordt door tekort aan provisie gedwongen de Spaanse haven Valparaíso aan te doen. In deze stad van het tegenwoordige Chili wordt de bemanning gevangen; kapitein Dirck Gerritsz. Pomp blijft jarenlang gevangen in Peru.

De overgebleven schepen De Hoope en De Liefde verliezen een groot deel van de bemanning in gevechten met Indianen in Zuid-Amerika , die wellicht dachten met Spanjaarden te maken te hebben. Zo gaat de kapitein van het schip De Liefde, Gerrit van Beuningen, met bemanningsleden aan wal in Chili om proviand in te slaan, maar wordt door inboorlingen vermoord.

Ook De Hoope treft een dergelijk lot; op het eiland La Mocha roeit bevelhebber Simon de Cordes met 27 man naar de wal voor verversing. Ze lopen in een hinderlaag en worden tot de laatste man gedood.

Beide schepen vinden elkaar weer terug bij een vooraf afgesproken rendez-vous, en zetten koers naar Japan. Men denkt daar de lading, waaronder nog textiel en wollen kleding, beter aan de man te kunnen brengen dan in zuidelijke tropischer gebieden.

Eind februari 1600 zijn de schepen een groot deel de Stille Oceaan over (naar beweerd wordt doen ze daarbij Hawaï aan) maar worden weer door een storm uit elkaar geslagen. De Hoope moet met man en muis vergaan zijn; er is nooit meer iets van vernomen.

[bewerken] Gestrand in Japan

Replica van De Liefde in het Hollands-thematisch park Huis Ten Bosch in Nagasaki, na Disneyland Tokyo het grootste pretpark van Japan.

Het vijfde overgebleven schip De Liefde strandt op 19 april 1600, bijna twee jaar na aanvang van de expeditie, in de buurt van het kleine eilandje Kuroshio a (黒島) in de baai van Usuki (臼杵市) op Kyushu (九州), het zuidelijkste grote subtropische eiland van Japan.

Van de oorspronkelijke 110 bemanningsleden overleven slechts ca. 20 (18 tot 24 volgens verschillende overleveringen) de reis. Hondsziek en uitgeput van de ontberingen -slechts 6 van hen kunnen nog op hun benen staan- moeten ze toekijken hoe snel toevarende Japanners het schip beroven totdat gelukkig de autoriteiten ingrijpen, maar wel het schip met alle handelswaar en kanonnen in beslag nemen.

Van de overlevenden zullen vier personen de geschiedenisboekjes (en Wikipedia) halen; kapitein Jacob Quackernaeck, de Engelse stuurman William Adams, koopman Melchior van Santvoort en Jan Joosten van Lodensteyn.

Diogo do Couto, bekend chroniqueur van Portugees Indië, schrijft over de aankomst van De Liefde. Hij doet dit in 1611, dus vele jaren na het gebeurde.

Diogo do Couto, bekend chroniqueur van Portugees Indië, schrijft over de aankomst van De Liefde.
Erasmus, hekbeeld van het galjoen De Liefde, sierde haar achtersteven. Het is het enige restant van het schip en staat symbool voor het begin van de Nederlands-Japanse handelsrelatie (Nationaal Museum van Tokio).

Hij baseert zich op informatie van paters Jezuïeten die het voorval meemaken. Deze missionarissen, in het kielzog van Portugese ontdekkingsreizigers meegekomen, zijn vooral invloedrijk op het eiland Kyushu waar duizenden Japanners tot het katholieke geloof zijn bekeerd.

(...) In het jaar 1600, waarover wij handelen, kwam rond dezelfde tijd een Nederlands schip aan op de eilanden van Japao. Het was niet de tijd van de moessons wanneer schepen uit China of de Filipijnen komen.
Het leek de vaders van de gemeenschap die daar woonden (red: bedoeld worden de Jezuïeten) , dat het een schip kon zijn dat van Nieuw Spanje op weg was naar Lusoes, en door een storm uit haar koers was gedreven.
Ze waarschuwden de koning van Bungo, opdat hij hulp zou inroepen mocht een ramp het schip overkomen, hetgeen hij snel deed. Op hetzelfde moment gingen twee vaders van het genootschap, die in de buurt van Xativai woonden, bij het zien van het schip, ernaartoe met een aantal boten voor bijstand.
Toen ze in de buurt kwamen en ontdekten dat het een Hollands schip was, keerden ze terug. Ze stuurden bericht aan Tirazava, gouverneur-generaal van dit gewest, dat het schip van Lutherse zeerovers was, vijanden van de Portugezen en alle christenen.

Verderop in het relaas wordt de inventaris van het schip opgesomd, waaruit de Couto (terecht) concludeert dat de 'zeerovers' voorbereid waren op verovering en kolonisering:

  • 11 grote kisten met grove wollen kleding.
  • Een koffer met 400 snoeren van koraal en evenzoveel van amber.
  • Een grote kist van glazen kralen van verschillende kleuren.
  • Een aantal spiegels en brillen, en veel kinderpijpjes.
  • 2000 cruzados in realen.
  • 19 zware bronzen stukken geschut, een paar kleinere, en 500 musketten
  • 5000 gietijzeren kanonskogels, 300 kettingkogels, en 50 kwintaal (a 100 pond) buskruit
  • 3 grote kisten met maliënkolders waarvan driekwart voorzien van kurassen (borstharnassen) en stalen borststukken
  • 350 brandpijlen
  • een grote hoeveelheid spijkers, ijzer, hamers, zeisen en spaden en andere soorten gereedschappen

De Portugese jezuïeten dringen er bij de Japanners op aan de ketterse zeerovers aan het kruis te slaan en te spiesen, de gebruikelijke straf voor misdadigers en vijanden. De bemanning wordt echter relatief vriendelijk behandeld. De Japanners gaan niet in op de smeekbeden van de Jezuïeten, maar nemen de Nederlanders wel in hechtenis. Ze worden in bescherming genomen door Ōtomo Yoshimune, de feodale heer van Bungo (豊後国).

[bewerken] Verhoord door de -bijna-Shōgun

De laatste eindjes van de reis van De Liefde. Nadat het schip strandt op 19 april 1600 in de buurt van het kleine eilandje Kuroshima (黒島) in de baai van Usuki (臼杵市) wordt het door een Japanse bemanning naar Sakai/Osaka gebracht voor inspectie door de heerser Ieyasu, later shōgun. Het schip raakt daarna ernstig beschadigd in een storm rond Uraga (浦賀), bij de ingang van de baai van Edo (Tokio) tijdens een houttransport.
De vreemde roodhuidige en stinkende Europese snuiters die Japan aandoen werden Zuidelijke Barbaren genoemd. Houtblokschildering uit 1817 van Katsushika Hokusai (葛飾 北斎), die de eerste westerlingen in Japan in 1543 uitbeeldt.

De vreemdelingen worden met argwaan bekeken. Alles wat Japan bereikte, Engelsen, Portugezen, Hollanders, kwam uit het zuiden. De vreemde roodhuidige en stinkende Europese snuiters aan boord van deze schepen met hun ruwe gewoonten werden daarom Zuidelijke Barbaren genoemd. Begrijpelijk; het was meest rapalje op die schepen en na jaren op zee was ook vaak het laatste restje beschaving verdwenen.

De vreemdelingen wakkeren desondanks de nieuwsgierigheid aan van de Japanners; drie weken later, op 12 mei 1600, moeten ze voor verhoor naar de heerser Tokugawa Ieyasu (徳川 家康) in Sakai/Osaka) (堺市). William Adams, de meest pientere van de overlevenden, wordt alleen vergezeld door Jan Joosten. Waarschijnlijk zijn Melchior van Santvoort en andere opvarenden te uitgeput en ziek.

Het paleis is kostbaar en verguld in overvloed. Heerser Tokugawa Ieyasu toont een vriendelijk gelaat en tracht zich door tekens verstaanbaar te maken. Als er een tolk wordt ingeschakeld worden de zeelieden dieper ondervraagd; uit welk land zij komen, waarom zij zover zijn gekomen, of hun land met andere naties in oorlog is, hoever de westerse scheepvaart en overzeese handel voortschrijdt, en waarin ze geloven.

Adams zal zich gerealiseerd hebben dat de Japanners moe raken van de bekeringsdrift van de Portugezen, en wijst de shōgun erop dat hun christendom verschilt van die van de Portugezen, en dat zij alleen geïnteresseerd zijn in handel en niet het verspreiden van het evangelie. Ieyasu raakt onder de indruk van William Adams en beveelt hen naar Edo (江戸), het voormalige Tokio, af te reizen.

Jan Joosten en de andere overlevenden van het gestrande schip De Liefde worden ontboden bij Tokugawa Ieyasu, hier afgebeeld, vanaf 1603 shōgun (将軍), oftewel heerser van Japan.

Hun schip, overgenomen door een Japanse bemanning, wordt in Sakai/Osaka door Ieyasu geïnspecteerd, maar raakt daarna ernstig beschadigd in een storm rond Uraga (浦賀), bij de ingang van de baai van Edo (Tokio) tijdens een houttransport.

Elf of meer kanonnen worden of zijn eerder gered en helpen Ieyasu in de beslissende Slag bij Sekigahara (関ヶ原の戦い) rond 20 oktober 1600 om uiteindelijk in 1603 shōgun (将軍), oftewel de heerser van heel Japan te worden.

Go-Yozei (後陽成天皇), keizer ten tijde van Tokugawa Ieyasu. Hij hield van literatuur en kunst en schrijft boeken.

Ieyasu wordt in kronieken en brieven uit die tijd vaak abusievelijk de keizer genoemd. De echte keizer van Japan (Tennō, 天皇) leidde rond 1600 een geïsoleerd bestaan in Meaco, het huidige Kioto.

De keizer heeft sinds 700 voor Christus tot vandaag een ceremoniële rol, met symbolische en religieuze aspecten. Opeenvolgende keizers hadden zich te voegen in de grillen van militaire heersers, zoals ook het geval was met keizer Go-Yozei (後陽成天皇) ten tijde van Ieyasu.

[bewerken] Jan Joosten wordt hatamoto

Reconstructie van William Adams op basis van een oude afbeelding.

De interesse van heerser Tokugawa Ieyasu voor de Westerlingen strekt verder dan alleen militaire know how. Het onder zijn hand geünificeerde Japan is een groot en welvarend land, en met ca. 15 tot 20 miljoen even dichtbevolkt als Europa. De bevolking is koopkrachtig, maar de Portugezen, de enige vreemde handelaars, drijven alleen met mondjesmaat handel.

Detail van een schilderij van de grote Slag bij Sekigahara in 1600 die beslissend was voor de heerschappij van Tokugawa Ieyasu. De kanonnen van het schip De Liefde speelden daarbij een rol.

Uitbreiding van de handel is voor Ieyasu dus een zaak van belang en zijn grote voorraden edelmetaal, met name zilver, stellen hem in staat om de handel aan te jagen.

De overlevende officieren van het schip krijgen een compensatie tot een bedrag van 50.000 reals per persoon. Het wordt hen echter verboden om Japan te verlaten. De gewone bemanning mag terug als ze wil.

Jan Joosten en zijn bekendere scheepsmaat William Adams, gaan de shōgun dienen als speciale adviseurs (komon). Beide lieden mogen de titel hatamoto voeren. Williams brengt het ver; hij geeft de shōgun prive onderricht in wiskunde en navigatie, ontwerpt en laat boten bouwen voor hem naar westers model.

Geel gemarkeerd het gebied waar Jan Joostens huis lag, dicht bij wat vanaf 1868 het het keizerlijk paleis in Edo (Tokio) is. Afbeelding Zicht op Edo, een van twee 17e eeuwse panelen van ieder 3,7 meter breed met zeer fijne detaillering, auteur onbekend, National Museum of Japanese History.
Hier stond ergens Jan Joostens huis; eerst door de Wadakura-mon (de paleispoort rechts), en dan ergens links richting Hibiya, buiten beeld. Uitsnede uit voorgaande 17e eeuwse panelenset.

Beweerd wordt dat Adams en Jan Joosten zich ook samurai mochten noemen, krijgers in directe dienst van de shōgun. Daarmee zouden ze de eerste niet-Japanners zijn geweest ooit met deze titel, die gepaard met het dragen van twee zwaarden, in hun geval puur ceremonieel.

Een dergelijke 'promotie' was niet ongebruikelijk in het Oosten. Ook andere Europeanen vielen in de gunst van lokale heersers vanwege hun talenten op het gebied van diplomatie, artillerie, vestingbouw en navigatie.

Jan Joosten krijgt huis en land toegewezen bij het hof van de shōgun in Edo (Tokio) dat vanaf 1868 het keizerlijk paleis zal worden. In de 17e eeuw zetelde de keizer echter nog in Kioto. Zijn huis lag vlakbij de binnenste gracht van het paleis. Het lag tussen Wadakura-mon (een van de vergane paleispoorten) en Hibiya (nu een park).

Jan Joosten woonde vlak bij de Wadakura-mon, een van de vergane paleispoorten (hier afgebeeld in 1900) die in 1905 werd afgebroken.
De huidige wijk Yaesu in Tokio, genoemd naar Jan Joosten, met erachter het terrein met het keizerlijk paleis.

Jan Joostens naam verbastert tot het fonetische Yan Yōsuten, en later Yayōsu (耶楊子). Zijn landgoed staat bekend als Yayosu-gashi, later Yaesu-guchi wat letterlijk betekent; de rivieroever van Jan Joosten.

bewegwijzering in Yaesy in Tokio, een wijk genoemd naar Jan Joosten

Daarmee is hij uiteindelijk de naamgever van de drukke zakenwijk Yaesu in het centrale stadsdeel Chuo in Tokio. De oostelijke uitgang van het hoofdstation van Tokio heeft nog de oude naam Yaesuguchi. In de buurt Yaesu en omstreken staan nog drie gedenktekens die herinneren aan Van Lodensteyn en het schip De Liefde waar hij mee aankwam.

Ook heeft Jan Joosten bezittingen in Nagasaki (長崎市), waar in de haven later het kunstmatig eiland Dejima (出島) verrijst, vanaf 1641 het enige overgebleven contact tussen de westerse wereld en het afgesloten Japan.

De handelspas die shōgun Tokugawa Ieyasu de Hollanders in 1605 overhandigt, hier afgebeeld, leidt pas in 1609 tot daadwerkelijke handel tussen de VOC en Japan.

Zijn bezoldiging is hoog: ca. 100 koku (石高), 500 schepel rijst per jaar, genoeg om 100 mensen voor een jaar te voeden. Hij huwt een Japanse, heeft een dochter en twee geadopteerde kinderen op Hirado.

Jan Joosten is betrokken bij de oprichting van de eerste Nederlandse handelspost in Japan op het eiland Hirado (平戸市) bij Nagasaki in 1609. Die komt er pas jaren nadat Quaeckernaeck, schipper van de voormalige De Liefde, de felbegeerde handelspas van Tokugawa Ieyasu ontvangt.

Quaeckernaeck onderneemt in 1605 een poging om terug te keren naar Nederland om de pas over te brengen, maar wordt in de buurt van Singapore door de Portugezen gedood. De handelspas die hem toevertrouwd was komt wel in Nederland aan.

In antwoord daarop schrijft prins Maurits van Oranje een brief terug, die pas in 1609 aan Tokugawa Ieyasu wordt overhandigd. Het markeert het begin van de handel van de VOC met Japan en een langdurige handelsrelatie tussen beide landen.

[bewerken] Koopman met het rode zegel

Jan Joosten voert handel in heel Zuidoost-Azië en wordt een gefortuneerd zakenman. Zijn handel drijft op typische Japanse jonken, hier afgebeeld.

Ondanks dat het ze verboden was naar patria terug te keren, krijgen Jan Joosten en andere voormalige bemanningsleden ruim toestemming om in Azie te reizen en handel te voeren. Jan Joosten ontpopt zich als een gewiekst en onafhankelijk koopman. Hij drijft handel met de VOC, waarvan een groot deel sinds 1609 door zijn handen gaat, maar handelt ook met Engelsen, Spanjaarden, Portugezen en Japanners.

Hij zal in de eerste jaren hard gewerkt hebben om zijn eigen jonken, Aziatische handelsschepen, te verkrijgen. In die jaren is hij van groot nut voor de VOC; hij verkeert in voorname kringen, heeft belangrijke relaties, kent de gewoonten van het land, en spreekt Japans zodat hij ook als tolk fungeert.

Begin 1612 ontvangt Jan Joosten van de shōgun een vergunning met het zogenaamde rode zegel (shuirin), waarmee hij gemachtigd wordt handel te drijven op landen in Zuidoost-Azië. Hij maakt er, samen met zijn voormalige scheepsmaat Melchior van Santvoort een fortuin mee.

Jan Joosten drijft handel met o.a. Vietnam, destijds uit drie gebieden bestaand; Cochinchina, Annam en Tonquin.

Het lijkt alsof Jan Joosten er direct bij is als er iets te verdienen valt. Hij handelt zowat in alles; geconfijte gember, gezouten zalmen, huiden, porselein, rood hout, zijde en laken, welke laatste handel voor de Compagnie grotendeels door zijn handen gaat. Aan de shōgun Ieyasu verkoopt hij geschut en lood dat nodig is om een einde te maken aan het laatste gewapende verzet tegen zijn shogunaat tijdens het beleg van Osaka in 1615/1616.

Hij drijft handel in Siam (Thailand), Vietnam en Cambodja, soms in het verdere gelegen India en Nederlands-Indië (het huidige Indonesië). Vietnam bestond destijds uit drie gebieden; Cochinchina (zuiden), Annam (midden), en Tonquin (noorden). 1615 en 1616 zijn Jan Joostens topjaren, hoewel in 1616 zijn pakhuis door een aardbeving wordt vernield:

Voorts soo heeft hier sulcke aertbevinghe gheweest tot twee reijsen toe dat ick door noot mijn packhuijs heb moeten affbreecken.

Hij houdt er vier knechten op na: Matthys ten Broeck, mogelijk een Hollander of een Japanse christen die hem bij zijn veelvuldige afwezigheid vervangt, en drie Japanners: Jongere, Sangoda en Mangouska. Hij is een drukke handelaar die afwisselend in Edo (Tokio), Hirado, Meaco (Kioto), Sakai (Osaka) en Nagasaki vertoeft, terwijl zijn knechten voor hem naar Siam gaan.

Zijn aanzien, zowel bij de Japanners als de Hollanders, groeit allengs. Als hij zijn broer Jacob uit Nagasaki op het schip bezocht heeft, worden er bij zijn vertrek zeven kanonnen afgevuurd, en als hij Hirado verlaat om weer naar Meaco (Kioto) te gaan, schieten de Hollanders negen kanonnen af.

Hedendaagse foto van een jonk in de Hạ Long Bay in Noord Vietnam. Als het niet de jonk is, dan toch wel de omgeving die Jan Joosten zo moet hebben ervaren.

De status van Jan Joosten blijkt ook uit een brief van admiraal Jan Dircksz. Lam aan de bewindvoerders van de VOC (oktober 1617). De Nederlandse admiraal verblijft tijdelijk in de factorij in Hirado na een tegenvallende zeeslag in de Filipijnen tegen de Spanjaarden;

Alhier in Japan leyt een zeecker persoon genaemt Jan Joosten Loodensteyn, van Delft, wiens oom tot Delft Bewindhebber is die ons in vele saecken dienstich is, alsoo bij den Keyser ende de principaalste Heren wel gesien ende groote correspondentie heeft.
Hij is tot diversche malen met onze Gecommitteerde (die jaarlijcx nae bouen aen zijne Mat. reverentie gaen doen) daer geweest ende heeft onze saecken (die principalijck als nu vrij wat dubieus stonden), wel uytgevoert, door dien hier eenige jaaren gelegen ende deses landts costuymen hem bekent zijn. Hij laet hem oock zeer gewillich in dienste vande Compagnie gebruycken.

[bewerken] Tokubei reist met hem mee

In een van de vele toneelstukken, in de stijl van Kabuki die over hem geschreven zijn, verandert Tenjiku Tokubei een steen in een goddelijke maar monstrueuze vuurspuwende pad, de vader van Godzilla. Tokubei reist enkele malen met Jan Joosten mee naar India. 18e eeuwse prent

Tenjiku Tokubei (天竺徳兵衛, 1612) is een befaamd avonturier en schrijver in zijn geboorteland Japan. Vanaf zijn 15e maakt hij vele reizen naar Zuid-Azie, o.a. naar China, Vietnam, Siam (het huidige Thailand) en India, zeldzaam in een tijd waarin Japanners amper het land verlaten.

Hij keert rijk terug en legt zijn avonturen op schrift vast. In de legendevorming is Tokubei uitgegroeid tot een ninja met magische krachten die zichzelf onzichtbaar kon maken. Er zijn vele toneelstukken, in de stijl van Kabuki over hem gemaakt.

Beweerd wordt dat Tokubei als 18-jarige een van zijn vroege reizen meemaakt aan boord van een handelsschip van Jan Joosten, en met hem tweemaal India aandoet en mogelijk Thailand.

De hoekboog, een vroeg navigatie-instrument.

Volgens bronnen voor deze pagina geraadpleegd, zou Jan Joosten dan al 7 jaar overleden zijn. Als het verhaal klopt moet Tokubei dus in 1605 of eerder geboren zijn.

In een recente roman leert Jan Joosten Tokubei het gebruik van de hoekboog, een vroeg navigatie-instrument.

[bewerken] Overmoedig en grofgebekt

Ergens vóór 1618 begint Jan Joostens invloed te tanen. Hij is dan rond de 60 jaar oud. De verhalen over hem lezend, kan het spreekwoord hoogmoed komt voor de val niet beter van toepassing zijn op hem.

afbeelding van Matsura Takanobu, de daimyō (heerser) van Hirado. Deze neemt het Jan Joosten zeer kwalijk gepasseerd te zijn bij een verzoek voor een afspraak bij de sjogun (Matsuura Historical Museum collection).

E.e.a. is opgetekend door de Engelsman Richard Cocks, van 1613 tot 1623 hoofd van de factorij (handelspost) van de Britse Oost-Indische Compagnie in Hirado. Cocks schildert Jan Joosten, onder de Engelsen bekend als John Yooson, Yoosen, Jowlson of Yeozen, zwarter af dan dat hij in werkelijkheid is. Niet zonder reden; de Hollander wordt steeds meer een geduchte handelsconcurrent.

Vermoedelijk Richard Cocks in een Japans scherm, collectie A Maetins Janeira.

Er staan vermakelijke passages in het dagboek van de deftige Richard Cocks vanaf 1615 waaruit blijkt hoe weinig ingenomen hij is met het optreden van zijn tegenpool Jan Joosten. Hij vindt de Hollander aanmatigend, opschepperig en grofgebekt.

De overmoedige Jan Joosten vaart blind op zijn directe contacten met de shōgun. In 1617 raadt hij landgenoten aan om direct naar de shōgun te gaan, zonder de daimyō van Hirado, Matsura Takanobu daarin te kennen.

De daimyō neemt het affront zeer kwalijk en dat luidt zijn val in. Volgens Cocks verliest Jan Joosten de gunst van het hof ook vanwege zijn vuile tong. Hij noteert in juli 1618:

For Jno. Yoosen, their countryman, was out of favour with temperer and other princes by means of his fowle tong.
Jacques Specx, opperhoofd voor de VOC op Hirado, mijdt zijn landsman Jan Joosten als hij naar het hof moet, en neemt liever William Adams mee. Anonieme schilder, Rijksmuseum Amsterdam.

Een andere Engelsman, John Saris, kapitein en tijdelijk in Japan, schrijft al eerder (1613) dat Jan Joosten het verbruid heeft bij de daimjo:

The old King came while this Fleming [RED: John Yozen, Jan Joosten] was with me, he tould me he was of no account and very much indetted in the counterye.

Dat hij schulden niet betaalde wordt door latere transacties trouwens weerlegd. Wel had hij door zijn vele ondernemingen vaak gebrek aan contanten en leende veel geld.

Hij verkeert op een gegeven moment ook in onmin met zijn vroegere scheepsmaat Adams, de man die het met iedereen goed kan vinden. In juli 1618 zorgt Jacques Specx, opperhoofd voor de VOC op Hirado, ervoor dat niet zijn landsman Jan Joosten, maar William Adams hem vergezelt naar het hof.

We horen vanaf 1618 nog vier jaar van Jan Joosten, maar het gaat zienderogen achteruit. Hij kan alleen tegen hogere prijzen in Hirado handelsartikelen inkopen. De shōgun krijgt hij niet meer te zien. Hij moet verscheidene dagen met zijn onaangenomen geschenk blijven wachten, blootgesteld aan de hoon van hovelingen. Een tweederangs beambte vraagt hem spottend of zijn geschenk gestolen goed is.

[bewerken] Minder fatsoenlijke transacties

Jan Joosten geeft zich de laatste jaren over aan praktijken die niet door de beugel kunnen, vermoedelijk de enige manier om zijn standing hoog te houden.

Kaart van de baai van Hirado (vroeger Firando) uit 1621. De nationale vlaggen markeren de factorijen (handelsposten); rechts de Hollandse driekleur, links de witte vlag met het rode St George-kruis bij de factorij van de Britse Oost-Indische Compagnie, waar Richard Cocks, de scepter zwaait tot de gedwongen sluiting in 1623.

Als een van de laatste onafhankelijke handeldrijvende Hollanders, moet hij op den duur wijken voor de toenemende macht van het apparaat van de VOC en zal zijn handel hebben zien afkalven. Een zo'n minder fatsoenlijke transactie vindt plaats na de dood van William Adams in 1621.

Adams had voor zijn dood nog een gosjon (handelspas) gekregen, waarmee een jonk naar Bantam (op Java, Indonesië) zou kunnen gaan. Terwijl Specx hierover onderhandelt met de zwager van Adams, haalt Jan Joosten de kinderen van Adams op listige wijze over de helft van een jonk te kopen, waarvan hij de andere helft bezit.

Zo verbindt hij het lot van Adams kinderen met het zijne en kan hij zelf gebruik maken van de gosjon. Specx kiest de wijste partij en koopt Jan Joosten de halve jonk af.

In het volgend jaar, 1622, speelt een nog vreemdere zaak. De daimjo van Hirado heeft zes Engelsen gevangen genomen en naar Nagasaki gezonden. Daar komen ze om onduidelijke redenen in handen van Jan Joosten, die ze in zijn jonk gevangen houdt. Als een zeerover dreigt hij de gevangenen naar Jakatra (de oude benaming van Batavia) te vervoeren, als de Engelsen ze niet loskopen voor de niet bescheiden som van 20.000 tael.

Cocks repliceert daarop dat de hele wereld weet dat Jan Joosten nog geen 20 pence waard is. Niet bekend is hoe het afloopt.

[bewerken] Schipbreuk Zuid-Chinese zee

De noodlottige plaats waar Jan Joosten schipbreuk lijdt (blauwe pijl, kader). De Paracel eilandengroep tussen Cochinchina (Zuid-Vietnam) en Formosa, het huidige Taiwan, kent verraderlijke ondiepe riffen en banken.

In 1621, het jaar dat Jan Joosten en de bazen van de factorij een handelsbezoek aan Cochinchina (Zuid-Vietnam) brengen, vraagt hij aan Jan Pieterszoon Coen, gouverneur-generaal van de VOC, toestemming om te repatriëren.

Naast tanende invloed, het verbruid hebben aan het hof en de groeiende xenofobie van de Japanners, kan ook zijn gevorderde leeftijd van 65 jaar parten hebben gespeeld.

Zijn jonk arriveert in juni 1622 in het kort daarvoor gestichte Batavia. Op advies van Jan Pieterszoon Coen is het schip geladen met Chinese zijde en niet met ebbenhout. Moeilijkheden bij de financiële afwikkeling daarvan nopen hem in het najaar van 1623 terug te gaan naar Japan. Het wordt zijn laatste reis.

Jan Pieterszoon Coen (hier afgebeeld), gouverneur-generaal van de VOC, verleent Jan Joosten toestemming te repatrieren en adviseert hem zijn jonk te vullen met Chinese zijde. Auteur: Jacques Waben.

Jan Joostens jonk leidt schipbreuk; hij verdrinkt in de Zuid-Chinese zee. Een missive van Leonard Camps, opperhoofd van de factorij in Hirado, aan de gouverneur-generaal van de VOC, Pieter de Carpentier, wordt doorgespeeld naar de Heren XVII in Holland na 1623;

Jan Joosten Lodenstein is met sijne joncke op de droochte van Pracel, omtrent d'eylanden Cecir (in 't keeren na Japan) gebleven ende verdroncken.

Met na wordt 'naar' bedoeld, Pracel kan niet anders zijn dan de Paracel eilanden, en met de droochte zullen de verraderlijke ondiepe riffen en banken rond deze eilandengroep bedoeld worden. Deze uitgestrekte groep eilanden ligt tussen Vietnam en Formosa, het huidige Taiwan.

[bewerken] Japan sluit zich weer af of niet?

De Nederlandse handelspost op Dejima was van 1641 tot 1859 het enige contact tussen de westerse wereld en het afgesloten Japan.

Aan de handelsvrijheid komt, nadat het een aantal jaren behoorlijk voor de wind gaat, rond 1638 een abrupt einde; de nieuwe shōgun, opvolger van Ieyasu, laat de in 1609 opgerichte Hollandse handelspost in Hirado met de grond gelijkmaken; alle kooplieden uit het Westen worden verjaagd. Jan Joosten is dan al 15 jaar overleden.

Later besluit de shōgun alleen het contact met de Hollanders te handhaven en in 1641 mogen de handelspraktijken voortgezet worden vanaf een klein afgezonderd kunstmatig eilandje bij Nagasaki ter grootte van een voetbalveld; Dejima.

De Shōhei Maru uit 1853, een van de eerste moderne Japanse oorlogsschepen, werd gebouwd op basis van Hollandse technische tekeningen. Een voorbeeld van de florerende hollandkunde, oftewel Rangaku.

Japan wordt een gesloten land; niemand mag er meer in of uit met uitzondering van een handjevol Chinezen en Hollanders. Ruim 200 jaar zal Dejima het enige venster naar het Westen vormen.

Desondanks is er culturele uitwisseling; als de ban op buitenlandse boeken wordt opgegeven in 1720, gaat de Hollandse wetenschap (Rangaku of hollandkunde) floreren en een grote invloed uitoefenen op Japanse geleerden. Het vormt de basis van waaruit Japan na de opening van 1854 in staat was zich snel aan te passen aan de moderne wereld.

Tegenwoordig wordt bestreden dat Japan zich hermetisch afsloot. Het lijkt er steeds meer op dat de afsluiting een begrip is dat ontstaan is vanuit Westers perspectief. In Japan ontstond een sterk centraal gezag met logischerwijs een strikt buitenlands beleid en gereguleerde handel. Samen met de verbanning van alle Christenen kwam dit Westerlingen isolationistisch over. Naast de Hollandse handel bleef echter de interaziatische handel en culturele uitwisseling bestaan.

[bewerken] Shogun de roman

Cover van de roman Shōgun van James Clavell gebaseerd op de verhalen van William Adams.

De roman Shōgun (1975) is de eerste uit de Aziatische saga (reeks) van de Australiër James Clavell. Speelveld is het feodale Japan rond het jaar 1600, gezien door de ogen van de Engelse zeeman Blackthorne, een figuur die gebaseerd is op William Adams.

Van de roman worden 6 miljoen exemplaren verkocht in verschillenden talen; het wakkert de interesse aan in de Japanse geschiedenis en cultuur. Op de succesvolle roman volgen een tv-serie (1980) en een computer game.

Clavell mixt feit en fictie op ingenieuze manier; een stijl die ook wel faction wordt genoemd. Hij klopt het originele verhaal flink op, maar blijft op vele punten dicht bij het originele verhaal.

Clavell laat het schip Erasmus (de originele naam van De Liefde) in 1600 aanspoelen in Japan, vertelt het relaas van Blackthorne (William Adams) die de Shōgun Toranaga (Tokugawa Ieyasu) impalmt en betrokken raakt bij de strijd tussen Japanners onderling en met de Portugezen. Van zijn scheepsmaten heeft alleen Johann Vinck een prominente rol, losjes gebaseerd op Jan Joosten van Lodensteyn.

De acteur George Innes, hier afgebeeld, speelt in de tv-seriebewerking (1980) van de roman Shōgun de drankzuchtige Hollander Johann Vinck, losjes gebaseerd op Jan Joosten.

Vinck is in de roman een drankzuchtige zeeman die zijn tijd het liefst doorbrengt met Japanse vrouwen. De moed zakt hem echter in zijn schoenen als hij hoort dat hun schip moedwillig verbrand is. Hij vreest nooit meer terug te kunnen keren naar zijn vaderland.

Blackthorne probeert hem gerust te stellen; vroeg of laat komt er wel een Nederlands schip langs om hen naar huis te nemen. Vinck raakt echter buiten zinnen en begint als een dolle te dansen op het strand, waarna hij een (hart?)aanval krijgt en dood neerstort. Blackthorne rouwt om zijn trouwe vriend.

Overbodig te melden dat Vincks personage op deze punten niet overeenkomt met Jan Joosten, die zich juist uitstekend aanpast aan het Japanse leven en een succesvol handelaar wordt.

[bewerken] Jan Joosten herdacht

Links en midden het borstbeeld van de hand van Leo Braat (1908 - 1982) van Jan Joosten in het Yaesu winkelcentrum in Tokio. Rechts detail van de plaquette aan de Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), ook in Tokio.

In Japan herinnert een aantal gedenktekens en -plaatsen aan de schipbreuk van De Liefde en Jan Joosten van Lodensteyn. In Delft alleen (naamplaatjes van) een plein en een privaat initiatief; Memory of the Ocean.

Locaties van de drie gedenktekens in Tokio die herinneren aan de aankomst van De Liefde en Jan Joosten: 1. Marunouchi gebouw, 2. winkelcentrum Yaesu, en 3. middenberm Yaesu-dori.

1. Tokio, Marunouchi gebouw

In Tokio voor het Marunouchi gebouw (2nd street in de wijk Marunouchi aan de westkant van het Centraal Station) staat een stalen schip dat De Liefde voorstelt in onstuimige wateren.

Het is vervaardigd door Louise (Louk) van Meurs-Mauser. Een plaquette vermeldt in Japans en Nederlands dat het beeld door de Nederlandse minister-president Van Agt aan de Japanse regering werd aangeboden op 22 april 1980.

Het schip De Liefde in staal, door Louise (Louk) van Meurs-Mauser vervaardigd in 1980. Het staat voor het Marunouchi gebouw aaan de westkant van het Centraal Station in Tokio. Foto: privé-archief T. de Haan, Delft.

2. Tokio, winkelcentrum Yaesu

in het Yaesu winkelcentrum in Tokio, het grootste ondergrondse winkelcentrum van Japan, staat een moeilijk vindbare vitrine met uitleg over de expeditie van De Liefde en een borstbeeld van Jan Joosten van de hand van Leo Braat (1908 - 1982).

De vitrine staat ten oosten van het Centraal Station van Tokio, naast Exit 7, die toegang geeft tot de zuidelijke hal aan de Yaesu-zijde van het station (langwerpige afbeelding in deze paragraaf).

De plaquette met twee cirkels in de middenberm van de Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), bij de kruising met de Chuo-dori in Tokio. Foto/afbeelding: mo-ka.cocolog-nifty.com.

3. Tokio, middenberm Yaesu-dori

De twee Nederlandse teksten op de twee cirkels op de plaquette. Klik voor meer detail

Ook in Tokio, in de middenberm van de drukke Yaesu-dori (Jan Joostenboulevard), bij de kruising met de Chuo-dori, staat een grote schuingeplaatste plaquette met twee cirkels omzoomd door navigatie-instrumenten.

De linkercirkel is gewijd aan Jan Joosten en toont een kopie van zijn borstbeeld, gemaakt door Leo Braat, dat een paar honderd meter verder in het Yaesu winkelcentrum staat.

De rechtercirkel is gewijd aan het schip De Liefde. De inscripties in Japans en Nederlands vertellen het verhaal van de stranding van De Liefde en het begin van de vriendschappelijke relaties tussen Japan en Nederland.

4. Delft, Memory of the Ocean

In Delft, de geboorteplaats van Jan Joosten, is zijn nagedachtenis wat kneuteriger aangepakt, althans vanuit de overheid; alleen een wat afgelegen Jan Joostenplein herinnert aan hem.

Sculptuur van het schip De Liefde; Memory of the Ocean van de hand van de Japanse kunstenaar Kouji Ohno, geschonken door de kunststichting World Art Delft.

Het is verwarrend dat het plein (zonder achternaam) aan de Van Lodensteynstraat ligt, genoemd naar predikant Jodocus van Lodensteyn, achterkleinzoon van Jan Jansz. van Lodensteyn (1500). Mochten budget en tijd het probleem zijn geweest om iets meer te doen dan had men, vermoedelijk met weinig moeite en met veel enthousiaste samenwerking van Japanse kant, een replica van een van de andere monumenten kunnen plaatsen.

Japanse bezoekers aan Delft hebben gelukkig één ander aanknopingspunt; een privaat initiatief. In het seniorencomplex aan het Jan Joostenplein staat een houten sculptuur, van het schip De Liefde; Memory of the Ocean. Het kunstwerk van de hand van de Japanse kunstenaar Kouji Ohno, onthuld op 20 juni 2010, is geschonken door de kunststichting World Art Delft.

4. Kuroshima

Bronzen beelden op het eilandje Kuroshima. Vlnr; een replica van het hekbeeld van De Liefde, de Engelse stuurman William Adams, en Jan Joosten. Foto/afbeelding: coocan.jp.

Op het eilandje Kuroshima in de baai van Usuki waar op 19 april 1600 het galjoen De Liefde vermoedelijk strandde herinnert een aantal gedenktekens daaraan.

Zo staan er bronzen borstbeelden van Jan Joosten en de Engelse stuurman William Adams, een replica van het hekbeeld van De Liefde, een mozaïek met een afbeelding van de route die het schip vanaf Rotterdam aflegde, en een klein museum met foto's van herdenkingen en een model van De Liefde.

Kroonprins Willem-Alexander onthult e.e.a. op 19 april 2000.

Kroonprins Willem-Alexander onthult e.e.a op 19 april 2000 in aanwezigheid van kroonprins Naruhito, tijdens de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Japan, begonnen in 1600 met de aankomst van het schip De Liefde.

[bewerken] Het zwarte geld van broer Jacob

Jacob Joosten Lodensteyn komt als stuurman mee naar Japan met de vloot van Pieter Willemsz. Verhoeff, hier afgebeeld

Jan Joosten vermeldt in brieven een aantal keren zijn broer Jacob Joosten van Lodensteyn die hem in Japan bezoekt. Hij is als stuurman met de vloot van Pieter Willemsz. Verhoeff meegekomen (vertrek 1607) die o.a. Japan aandoet. Jacob Joosten is in augustus 1614 schipper op de Hasewint, maar stapt over in juni 1615 op de jonk van zijn broer Jan Joosten.

Hij maakt reizen met de jonk van zijn broer naar Bantam op Java in Indonesië, de Molukken en Achter-Indië. Na een repatriëring in 1616 vertrekt hij in 1619 weer naar Indië. Op de terugreis van de Banda-eilanden (tegenwoordig de Zuid-Molukken) in 1620 wordt hij, naar men zegt door de onvoorzichtigheid van commandeur Aert Gijsels, in Japara door Javanen beschoten bij een poging een jonk te veroveren.

Een schotwond aan zijn been wordt hem fataal. Na zijn overlijden treft men in zijn kist aan boord ƒ 3.200,- aan, een astronomisch bedrag voor die tijd: het jaarsalaris van een opperkoopman, kapitein of bestuurder varieerde tussen ƒ 500 en ƒ 800. Er wordt onderzoek ingesteld omdat dit tegen de company rules van de VOC is; privéhandel was uit den boze en grote sommen cash zijn verboden mee te nemen. De vrouw van Jacob van Lodensteyn weet van niets:

De typische zeemanskist tijdens de VOC-periode was uitgerust met zaken als kleren, schoenen, tabak en brandewijn. Die van Jacob van Lodensteyn bevat na zijn overlijden ƒ 3.200,- aan contacten, reden voor de VOC om een onderzoek te starten.
De excuse van de huysfrou was, dat sij ignoreerden, wat haer man daermede had willen uuytrichten.

De theorie dat dit geld voor zijn broer Jan Joosten bestemd is wordt verworpen: Jan Joosten is welvarend genoeg en zendt zelf geld naar Holland:

Dan vermoeden, dat d’selve penningen waren toebehorende sijn broeder, wonende in Japan, omme d’selve hem aldaer te doen behandigen.
Doch wert daerop geseyt bij sommige bewynthebberen, sulcx niet waerschijnelicken te wesen, d’wijle men verstont dat d’selve aldaer seer wel was varende, ende verscheyde penningen ter contrarie in het vaderlant overgesonden hadde

Het is niet bekend wat er met het geld is gebeurd; de VOC kennende is het geld vermoedelijk geconfisqueerd, en de weduwe afgescheept met de gage van haar man over de maanden op zee.

[bewerken] Timeline

Tijdlijn met op deze pagina beschreven familiegebeurtenissen in hun historische context.

Jaartal Familiegebeurtenis Historische context
1500 Jan Jansz. van Lodensteyn geboren.
1519 Ferdinand Magellaan onderneemt de eerste geslaagde reis rond de wereld via de Straat Magellaan.
1536 Joost Jansz. van Lodensteyn geboren, zoon van Jan Jansz. van Lodensteyn.
1542 Eerste Europeanen in Japan.
1549 Portugese Jezuïeten doen Japan aan, geleid door Francis Xavier.
1556/57 Jan Joostensz. van Lodensteyn geboren (verder Jan Joosten), zoon van Joost Jansz. van Lodensteyn.
1558 Machteld Joostendr. van Lodensteyn geboren, zus van Jan Joosten.
1577 Francis Drake rondt succesvol de wereld via de Straat Magellaan.
1587 Edict over verbanning van missionarissen uit Japan (niet gehandhaafd) .
1594 Machteld Joostendr. van Lodensteyn huwt Adriaen Gerritsz. Ramp in Delft
1595 Barbara Ramp geboren, dochter van Machteld Joostendr. van Lodensteyn
1597 Eerste christelijke martelaren in Japan.
1598 Jan Joosten vertrekt met een konvooi voor een handelsreis om de wereld. Toyotomi Hideyoshi, voorganger van Tokugawa Ieyasu, overlijdt.
1600 De Liefde, met Jan Joosten aan boord, lijdt schipbreuk voor de kust van Japan (19 april). Slag bij Sekigahara, beslissend voor de heerschappij van Tokugawa Ieyasu (20 oktober).
1602 De VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie) wordt opgericht.
1603 Tokugawa Ieyasu wordt shōgun, militair dictator van Japan.
1605 Tokugawa Ieyasu overhandigd de VOC een handelspas.
1607 Jan Joostens jongere broer, Jacob van Lodensteyn, gaat naar Indie
1609 De VOC opent een factorij in Hirado.
1612 Jan Joosten verkrijgt van de shōgun toestemming om handel te drijven in Zuidoost-Azië.
1613 De EIC (Engelse Indische Compagnie) opent ook een factorij in Hirado.
1614 Edict verbod christendom.
1615 Jan Joostens jongere broer Jacob van Lodensteyn, stapt over naar zijn broers jonk en drijft handel. Laatste opstanden neergeslagen; Japan is geünificeerd.
1616 Jan Joostens topjaar (met 1615), hoewel zijn pakhuis door een aardbeving wordt vernield. Tokugawa Ieyasu overlijdt; Hollandse en Engelse handelsprivileges aan banden gelegd.
1617 Admiraal Jan Dircksz. Lam, tijdelijk in de factorij in Hirado, schrijft lovend over Jan Joosten.
1618 Jacques Specx, hoofd van de VOC neemt niet Jan Joosten, maar William Adams mee naar het hof. Anglo-Hollandse spanningen en vijandigheden in Indie (tot 1620).
1619 Batavia wordt het hoofdkwartier van de VOC in Azië.
1620 Jan Joostens jongere broer Jacob van Lodensteyn, overlijdt aan een schotwond en men vindt ƒ 3.200 in zijn kist aan boord William Adams overlijdt.
1621 Jan Joosten verkoopt listig de helft van een gosjon (handelspas) aan Adams kinderen, maar wordt uitgekocht. Hollandse en Engelse handelsprivileges nog verder aan banden gelegd.
1622 Jan Joosten houdt Engelsen gevangen in zijn jonk en dreigt hen naar Batavia af te voeren als er niet betaald wordt. Jan Joosten arriveert in Batavia op een jonk geladen met Chinese zijde.
1623 Jan Joosten overlijdt bij een schipbreuk in de Zuid-Chinese Zee. Engelse factorij in Hirado gesloten; Engelsen trekken zich terug uit Japan.
1624 Spanjaarden uit het land gezet. Richard Cocks overlijdt.
1638 De Hollandse handelspost in Hirado wordt met de grond gelijkgemaakt. Alle kooplieden uit het Westen worden verjaagd.
1641 Hollandse handel wordt beperkt weer toegestaan vanaf het kunstmatig eiland Dejima.
1720 Ban op buitenlandse boeken opgeheven; Rangaku ofwel hollandkunde en - wetenschap floreert.
1854 Amerikanen forceren de opening van Japan.

[bewerken] Bronnen en verantwoording

Van Lodensteyn algemeen

  1. Gens Nostra. Maandblad Der Nederlandse Genealogische Vereniging. Jaargang XXXVII. Januari 1982
  2. Mr. J. E . van Someren Brand. De Lodensteyns en hun magen. 1890. Nederlandse Leeuw , 1917, 1969 en 1986
  3. Nederlandse Leeuw , 1917, 1969 en 1986.
  4. Centr. Bur. v. Genealogie, Coll. J. P. de Man, dossier Van der Meer van Barendrecht (afstammelingen van Lambert van der Meer x Aleyd van Hodenpijl).

Jan Joosten van Lodensteyn specifiek

  1. wijdlopig AANVULLEN
  2. Dr. F. C. Wieder. Linschoten-Vereeniging. (1923). De reis van Mahu en de Cordes door de Straat van Magalhaes naar Zuid-Amerika en Japan 1598-1600. Delen 1 t/m 3. 's-Gravenhage. Martinus Nijhoff
  3. Barent Jansz. Potgieter. (1600). Historisch ende wijdtloopigh verhael, van 'tghene de vijf schepen ... etc. Amsterdam. Zacharias Heyns.
  4. 16 zakenbrieven van Jan Joosten uit Edo aan de factorij in Hirado (1614-1616)
Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen