Baerle van, Familie

Uit FamilieWiki
Versie door Thomas (Overleg | bijdragen) op 27 jun 2019 om 19:09
Ga naar: navigatie, zoeken
Over de vermaarde dichter Caspar van Baerle, stamvader via dochter Suzanna. Toch geen oud Antwerps geslacht, maar gewoon uit Someren, Brabant, afkomstig. Hoe klerk Lambertus, die Erasmus kende, en broer Mathijs, de droogscheerder, hun geluk beproeven in het bruisende Antwerpen, het mondiale epicentrum van handel en godsdienstvrijheid. Ze mogen bloei en neergang meemaken. En dan Caspar Sr. die na een langdurige belegering vlucht voor de Spanjaarden met zijn broers Jacob, de ongetrouwde rector, en Balthasar die een rijke Zeeuwin huwt. Caspar verliest zijn vermogen, krabbelt op in Zaltbommel, maar laat zijn kinderen toch achter in droevige omstandigheden. Een dichter van wisselende kwaliteit, zo volstrekt anders dan zoon Caspar Jr. dichter, humanist, theoloog, historicus ... ... een zeldzaam grote geest, onder zijn Latijnse naam Barlaeus naamgever van straten en scholen. Verkerend in artistieke kringen, Vondel, Huygens, Hugo de Groot en zijn innige vriend P. C. Hooft. Hoe hij weduwe Tesselschade het hof maakt , maar depressief wordt en verward in een waterput valt en overlijdt. Over de uitgebreide en smartelijke lykdichte door zijn vriend Joost van den Vondel geschreven.


Uitsnede van een portret van Caspar van Baerle (1584), exponent van zijn familie; theoloog, medicus, filosoof, maar vooral bekend als letterkundige (Uitsnede van een grotere prent van Willem Jacobsz. Delff, vervaardigd 1625/Delft).
Afstamming: hoe de families in elkaar oplossen naar boven toe
Rijshouwer
van Vollenhoven
van der Hoeven
Leers
Brandt
van Baerle
Sayon

Deze pagina beschrijft de voorouders van Suzanna van Baerle (1622), voorouder van Elizabeth Frederika (Bob) Ekker. Suzanna is de dochter van de befaamde dichter Caspar van Baerle

Door haar huwelijk met Gerard Brandt verdwijnt de achternaam van Baerle bij haar verdere nakomelingen.

Inhoud

Vroegste sporen

De naam Baarlo, Baerlo, Baerloo, Barle, Barloe wordt in de literatuur verklaard als: lege of kale plek gelegen op een verhoging.

Huis te Baerlo in Someren. In hoeverre de van Baerles gelieerd zijn aan dit huis of aan de -in die streek bekende- familie en graven van Berlo is niet onderzocht. Prent van Jan de Beijer uit 1738/1739

Voetstoots werd er vanuit gegaan dat de van Baerles uit een oud Antwerps geslacht voortkomen. Een ingezonden brief van F. Daniëls in de publicatie De Nederlandsche Leeuw (1933, jaargang 51) zou onopgemerkt gebleven kunnen blijven, als deze niet belangrijke nieuwe gegevens bevat over de vroege afstamming van Caspar van Baerle.

Als stamvader der familie van Baerle, waartoe bovengenoemde geleerde behoorde, wordt voor zooverre mij bekend is, altijd opgegeven diens grootvader Lambertus van Baerle, griffier van Antwerpen. Waar nu bovendien de naam van Baerle te Antwerpen veelvuldig bleek voor te komen, is langzamerhand de meening ontstaan, dat Barlaeus uit een Antwerpsche familie stamde.
Onlangs ontving ik evenwel van den Heer F . von Baerle Kriekenbeek, gepensioneerd Pruissisch Overste te Berlijn, die indertijd mede naar de afstamming van Barlaeus' familie een onderzoek instelde, een aantal gegevens, die op deze afstamming een geheel ander licht werpen.
tekst

De aanname van een oud Antwerps geslacht houdt niet stand. Caspar van Baerles vroege voorvaders komen uit Zomeren (tegenwoordig Someren), een plaats tussen Helmond and Weert, in de 16e eeuw een belangrijke plaats aan de grens van Brabant en OpperGelre. Niet te verwarren met Zomeren in de Veluwe.

De verste voorvader is een zekere Lambert van Baerle, overleden vóór 1523 volgens de Schepenacten 's-Hertogenbosch. Op deze pagina worden zijn nazaten beschreven.

Mathijs van Baerle

Willem, zoon van Mathijs van Baerle is droogscheerder of lakenbereider, iemand die lakens afwerkte en de stof kamde om harige wolvezeltjes eruit te halen. In de gouden Eeuw een belangrijk beroep met een sterk gilde.

Mathijs van Baerle, ook Matthias genoemd is zoon van Lambert van Baerle.

Hij leeft in 1523 in Someren en is gehuwd met Elisabeth de Bruyn, dochter van Jan de Bruyn. Hun kinderen zijn:

  1. Lambertus van Baerle (ca. 1506). Hij huwt Anna Jacobs.
  2. Frans van Baerle, gehuwd met Maria N.N, en schepen van Someren in de periodes tussen 1546 en 1593. Hij koopt van Peter Roelofsz van Mylheze het goed Klein Eckerbroock onder Someren.
  3. Willem van Baerle, droogscheerder, verwerft in 1541 Antwerps burgerschap.
  4. Dominicus van Baerle.
  5. Sophia van Baerle, gehuwd met Jacob Albertszoon.
  6. Anna van Baerle.
  7. Maria van Baerle, gehuwd met Jan Willemsz. van den Dungern.
  8. Catharina van Baerle, gehuwd met Gerard van Ophen, doctor in de rechten.

Mathijs van Baerle en zijn vrouw Elisabeth overlijden vóór 1570. Mathijs draagt 17 April 1535 de helft der bezittingen van de familie de Bruyn te Someren over aan Peter, zoon van Andries van Doerne.

Hij verkoopt 13 Febr. 1523 een erfpacht op een bezitting te Someren ten bate van de armen van een gedeelte der stad 's-Hertogenbosch.

Lambertus van Baerle (ca. 1506)

Antwerpen beleeft tot de val in 1585 een eigen Gouden Eeuw met een hoogtepunt rond 1540-1560. Wellicht is dat de reden dat de van Baerles zich daar vestigen rond 1540. Hier een portret van Pierre de Moucheron (1508-67), koopman te Middelburg en Antwerpen die zijn rijkdom etaleert aan de hand van een rijk gedekte tafel, een talrijk kroost van 18 kinderen, schoonzoon Allard de la Dale en eerste kleinkind. Zoon Balthasar (uiterst links, derde van boven) zal net als de van Baerles, ook de wijk nemen na de val van Antwerpen in 1585 en later ontdekkingsreizen financieren (anoniem, 1563).

Lambertus van Baerle, zoon van Mathijs van Baerle, is rond 1506 geboren, vermoedelijk in of rond Someren. Hij huwt Anna Jacobs, dochter van Bartholomeus Jacobs, en zal zich in Antwerpen vestigen.

Het echtpaar krijgt één dochter Christina en vijf zonen. Door het ontbreken van jaartallen staan ze in de volgorde waarin ze genoemd worden, wellicht van geboorte maar dat is niet zeker.

Lambertus prijst zich gelukkig de 40 jaar jongere humanist Erasmus te hebben gekend. Prent met gedicht van Gerard Brandt, de echtgenoot van Lambertus' achterkleindochter Suzanna van Baerle.
  1. Christina van Baerle, in 1567 gehuwd met Anthony Damman.
  2. Caspar van Baerle Sr. (overleden 1595), voor de tweede maal gehuwd met Cornelia Eerdewijns.
  3. Melchior van Baerle, (1540 – 1580/84, Henegouwen), bekend om zijn Latijnse gedichten.
  4. Jacobus (Jacob) van Baerle (overleden 1603, den Briel), ongehuwd. Clerck oft griffier in Antwerpen en na zijn vlucht Preaceptor Latijnse School Leiden, later rector Gymnasium Brielle.
  5. Balthasar van Baerle, gehuwd met een dochter van Mr. Jan van Werken, advocaat der Staten van Zeeland.
  6. Johannes van Baerle, studeerde in Cambray in 1567

Lambertus overlijdt in 1581 op ca. 75-jarige leeftijd, zijn vrouw tussen 1580 en 1584.

Lambertus wordt als emigrant ingeschreven in het Poorterboek van Antwerpen en verkrijgt in 1542 het burgerschap van Antwerpen. Zijn broer Willem droogscheerder uit Zomeren is hem een jaar eerder voorgegaan. Lambertus is doctor in de rechten en krijgt een administratieve functie; klerk en later griffier (een soort secretaris) van de stad Antwerpen, een ambt dat hij veertig jaar lang uitoefent en waarin zijn zoon Caspar van Baerle Sr. hem zal opvolgen.

Zijn kleinzoon Caspar van Baerle noemt hem praefectus, maar elders blijken Lambertus' beroepen meer down to earth, maar wel welluidend;

  • Clercken van der Griffien,
  • principael actenmaker,
  • gezworen rolller van de griftie,
  • notarius in Curia Antwerpiensï (1562),
  • archinotarius (1562),
  • scriba primarius (1563),
  • archigrammateus in Curia Antwerpiana (1565),
  • gardier des privileges della Magn. Ville d`Anvers.

Lambertus wordt geportretteerd als een geleerd man die zichzelf humanist beschouwde. Hij prees zich gelukkig Erasmus te hebben gekend. Hij wilde zijn zoons een voortreffelijke opvoeding geven, getuige de uitzending van zijn zoons naar buitenlandse universiteiten in heel Europa. Zijn vermogen stelde hem blijkbaar in staat deze dure studies te financieren.

Caspar van Baerle Sr. (vóór 1540)

Caspar van Baerle Sr. maakt zowel de bloei als de neergang mee van zijn stad, de internationale handelsmetropool Antwerpen. Het rampjaar 1585 luidt de Nederlandse Gouden Eeuw in, hier verbeeld met het eerste exemplaar van de krant die de tv-serie de Gouden Eeuw ondersteunde in 2012.

Caspar van Baerle Sr. is de zoon van Lambertus van Baerle, en geboren vóór 1540. Hij huwt zijn eerst vrouw Caecilia Brants in 1570. Ze krijgen in 1571 één kind: Magdalena.

Na haar overlijden hertrouwt Caspar met Cornelia Eerdewijns, weduwe van Cornelis van Gelre. Na hun huwelijk, vermoedelijk in 1583, krijgen ze 5 kinderen, allen in Zaltbommel geboren met uitzondering van Caspar.

  1. Caspar van Baerle (1584, Antwerpen - 1648), gehuwd met Barbara Sayon.
  2. Susanna van Baerle, (geboren 1588/1590 Zaltbommel), schijnt maar kort geleefd te hebben.
  3. Elisabetha van Baerle, (geboren 1589/1591 Zaltbommel).
  4. Lambertus van Baerle (1592, Zaltbommel - 1655, Leiden), gehuwd met Barbara Jelis. Predikant, ambassadeur in Parijs, conrector Latijnse School Amsterdam, Hoogleraar Griekse talen Leiden.
  5. Cornelius van Baerle, (geboren 1595, Zaltbommel)

Caspar van Baerle Sr. overlijdt in 1595, hij zal iets ouder dan 55 zijn. Zijn weduwe Cornelia Eerdewijns overlijdt in Bremen ergens vóór 1611.

Vlucht uit Antwerpen

Caspar van Baerle de Oudere volgt zijn vader Lambertus op als griffier (een soort secretaris) van de stad Antwerpen, een administratieve functie. Zijn functie wordt abrupt verstoord door de val van Antwerpen in 1585.

Intocht van de Hertog van Parma (Alexander Farnese), nadat Antwerpen is gevallen in 1585. Hij wordt te paard verwelkomd door een vrouw bij de stadspoort met de stadssleutels (kader). De van Baerles wijken daarna uit naar het noorden (prent naar Frans Hogenberg).

Als de stad door de hertog van Parma wordt ingenomen vertrekt Caspar, zoals vele andere zuiderlingen, noodgedwongen naar het noorden. Een van de voorwaarden van de capitulatie was dat gereformeerden 4 jaar de tijd kregen om hun bezittingen te verkopen en zich elders te vestigen. Caspar, maar ook zijn broers Jacobus (Jacob) en Balthasar kiezen eieren voor hun geld en nemen eerder de wijk. Zoon Caspar is dan één jaar oud.

Het gaat Caspar niet direct voor de wind. Door de omstandigheden gaat het vermogen van de van Baerles voor een groot deel verloren. In 1586 schrijft Caspar zich in Leiden in als jurist. Hij doceert hier en in Amsterdam als professor.

Caspar is mogelijk notaris voor de Waalse gemeente, maar een andere versie van zijn levensverhaal geeft aan dat hij geen notaris kan worden en daarom Leiden verlaat om rector te worden van de Latijnse school in Zaltbommel. Hij schikt zich in dit kleine plaatsje maar klaagt erover dat er geen enkele boekverkoper is en dat er amper boeken te krijgen zijn.

de Hertog van Parma (Alexander Farnese) die Antwerpen inneemt in 1585.

Caspar van Baerle laat zijn gezin in vrij droevige omstandigheden achter. Na zijn overlijden in 1595, hij zal iets ouder dan 55 zijn, vertrekt de weduwe Cornelia Eerdewijns met haar twee jonge dochters naar Bremen terwijl de zoons in Nederland blijven. Zij overlijdt in Bremen ergens vóór 1611, en ook haar twee dochters overlijden aldaar.

Bloei en neergang van Antwerpen

Antwerpen beleeft tot de inname door de Spanjaarden in 1585 zijn eigen Gouden Eeuw. Juan Calvete de Estrella schrijft in zijn reisverslag van het bezoek van koning Filips II in september 1549 aan Antwerpen;

(...) dat men 'de rijke en dichtbevolkte stad Antwerpen terecht de metropool van de wereld moge noemen.

Externe factoren maken van Antwerpen begin zestiende eeuw een knooppunt voor de wereldhandel. De Scheldestad ligt ideaal voor de verhandeling en doorvoer van Portugese specerijen, Zuid-Duits koper en zilver en Engelse laken.

Tijdens de gebeurtenis die bekend geworden is als de Spaanse Furie trokken Spaanse soldaten in november 1576 moordend en plunderend door het rijke Antwerpen omdat ze jaren niet betaald waren. Het versnelde de omwenteling naar een calvinistische bewind 3 jaar later (Prent van Frans Hogenberg, 1588).
Gevechten tijdens de slag om Antwerpen in 1585 of eerder
De gilden van Brussel en Antwerpen verwelkomen Willem van Oranje bij zijn intocht in Brussel in 1577. Ze zijn opgesteld langs de Vaart en schieten met hun geweren in het water.

De stad groeit tijdens de eerste decennia van de zestiende eeuw uit tot een internationale warenmarkt. De commerciële bloei stimuleert bovendien bestaande nijverheidstakken en trekt een aantal nieuwe aan, zoals de boekdrukkunst, de diamantbewerking, de zijdeweverij en de suikerraffinaderij.

Ook het vrije klimaat is een factor van belang. Voordat de protestanten het met hun Calvinistische bewind (1579) voor het zeggen krijgen heerst er een relatief grote godsdienstvrijheid. De grande libertade is een sleutelbegrip dat in de brieven van de Venetiaanse koopman Govanni Zonca terugkomt; Zonca houdt bijzonder veel van de vrije atmosfeer in Antwerpen. Vreemdelingen worden er evenzeer geacht als de heren van de stad.

Als de Hertog van Parma (Alexander Farnese) en zijn Spaanse troepen Antwerpen in 1585 na een langdurige belegering heroveren, wordt het laatste belangrijke bolwerk in de Zuidelijke Nederlanden dat nog in handen is van de opstandelingen tot overgave gedwongen.

De hertog van Parma heeft eerder meerdere afgeslagen vredesvoorstellen gedaan, vermijdt een overwinningsfeest, voorkomt plunderingen, neemt geen goederen in beslag en verbant zijn tegenstanders niet (direct); de Spanjaarden hadden een humaner gezicht dan in menig vaderlands geschiedenisboek geportretteerd.

De val van Antwerpen, zoals de grootscheepse militaire gebeurtenis meestal wordt genoemd, is niet alleen van beslissende betekenis voor de scheiding der Nederlanden; het leidt ook een periode van stagnatie in voor Antwerpen.

De protestanten nemen de wijk, en na vier jaar is de bevolking van meer dan 100.000 inwoners meer dan gehalveerd en terug op het peil van voor de Gouden Eeuw, namelijk 42.000. Ook wordt de Schelde door de Noordelijke Nederlanden afgesloten voor zeeschepen; de handel stort in en Amsterdam neemt snel de positie over van wereldhaven.

Het is wrang voor Antwerpen dat juist haar neergang de Nederlandse Gouden Eeuw inluidt. Het noorden profiteert van de migratiestroom uit Antwerpen en de Zuidelijke Nederlanden. Naar schatting nemen 100.000 tot 150.000 vluchtelingen de wijk, waaronder tienduizenden vaak rijke of hoog opgeleide vluchtelingen.

De Gouden Eeuw van de kunst, wetenschappen en handel in de Noordelijke Nederlanden is voor een belangrijk deel te danken aan hen. De migranten strijken vooral neer in Amsterdam, Leiden Middelburg, Haarlem, Utrecht en Delft. Amsterdam groeit met de inlijving van Antwerpse kooplieden en Portugese joden uit tot een economisch en financieel zwaargewicht.

Onder degenen die Antwerpen ontvluchtten zitten ook de ouders van de dichter Joost van den Vondel, de latere schilder Frans Hals als ca. 2-jarige jongen met zijn ouders, en de latere geleerde ingenieur Simon Stevin, overigens stiefkind van Barbara Sayons oudoom Joost Sayon.

Lambertus van Baerle, de vader van Caspar Sr., is met vele emigranten naar Antwerpen gekomen op het hoogtepunt van haar bloei, en maakt de neergang niet meer mee; hij sterft 4 jaar voor de val. Zijn zoon Caspar woont bijna zijn gehele leven in Antwerpen, minstens 45 jaar, en overlijdt 10 jaar na de val in Nederland.

Geknutselde gedichten

Caspar de Oudere schrijft, net als zijn broers, graag Latijnse gedichten. Hoewel vrijetijdsverdrijf is hij productief en geeft jaarlijks een serie gedichten uit, deels Latijn, deels Hollands. Hij probeert zich ook verdienstelijk te maken voor de Vaderlandse zaak; tijdens zijn verblijf in Zaltbommel schrijft hij gedichten die de krijgsbedrijven van Maurits verheerlijken.

Zo moet Bommel, tegenwoordig Zaltbommel, eruit gezien hebben als Caspar van Baerle zich daar vestigt. Het stadje werd in 1572 ingenomen door watergeuzen, en daarna menigmaal onsuccesvol belegerd door de Spanjaarden. (kaart van Blaeu, 1599)
Caspar de Ouderes gedicht over de list met het Turfschip is niet bewaard gebleven. Prent van Jan Luyken uit 1681 over het lossen van het turfschip.

Hoewel zijn dichtkunst van wisselende kwaliteit is, zal hij misschien wel het zaadje geplant hebben bij zijn zoon Caspar.

In het Jaarboek De Oranjeboom nr 10 uit 1957 publiceert Anton van Duinkerken het artikel Het Turfschip van Breda als poëtisch motief. Hij beschrijft hoe de list met het Turfschip waarmee Breda ingenomen werd in 1590, een pakkend motief werd voor de vaderlandse dichtkunst. Een citaat daaruit:

Een van de weinigen, die in 1590 voldoende smaak en ontwikkeling, tijd en belangstelling bezaten om iets behoorlijks af te leveren, was de vader van Caspar van Baerle, zelf ook Caspar geheten en sedert 1588 rector van de Latijnse school te Zaltbommel, waar hij de jeugd bij feestelijke gelegenheden zijn eigen gedichten in latijn en Nederduits op straat liet zingen om haar tegelijk met vaderlandse gevoelens ook talenkennis eigen te maken.
Hij was de oudste van de vijf zoons van Lambert van Baerle, die veertig jaar lang griffier van de stad Antwerpen was geweest. In dit ambt was Caspar zijn vader opgevolgd, doch bij de furie van Parma in 1585 verloor hij zijn betrekking. In augustus van het volgende jaar trok hij naar Leiden, waar hij een plaats als notaris ambieerde, die hij niet kreeg, zodat hij zich twee jaar later met het Bommelse rectoraat tevreden moest stellen. Een geboren onderwijsman was hij niet, al toonde hij een trek tot geleerdheid.
Wat hij de kinderen liet zingen op Sint-Maartensdag, is nogal moeilijk in elkaar geknutseld. Helaas ontbreekt in het handschrift van de Utrechtse universiteitsbibliotheek het katern, waarin hij dichterlijk gereageerd zal hebben op de verrassing van Breda. Bij een bezoek van Maurits aan Zaltbommel werd de rector voorgesteld aan Zijne Excellentie, die hem voor zijn propagandalyriek liet belonen.

Broer Melchior de Latijnse prozaïst

De ontvoering van Ganymedes, hier uitgebeeld door Rubens in 1612, is het thema van het Latijnse epos De raptu Ganymedis van Lambertus' zoon Melchior van Baerle.

Van de vier broers van Caspar van Baerle is Melchior waarschijnlijk de meest begaafde. Hij heeft minder sympathie voor de Reformatie en wijkt niet uit naar het noorden zoals zijn broers Caspar en Jacob, en vermoedelijk Balthasar.

De ontvoering van Ganymedes, minder allegorisch maar wel aangrijpender (Rembrandt, 1635).

Hij is een globetrotter en vertoeft enige jaren in Italie, verspreid over drie perioden tussen 1563 en 1580, en verblijft in Paris en Orleans (1567), London (1568) en Keulen (1579). Er is weinig bekend over eventuele contacten met zijn Hollandse familie.

Hij heeft in de Zuidelijke Nederlanden veel Latijns proza op zijn naam staan; verzen en epische verhandelingen zoals De raptu Ganymedis; over de ontvoering van Ganymedes. Hij is bekender in België dan in Nederland.

Melchior overlijdt in Henegouwen, tegenwoordig Hainaut in Wallonië.

Broer Jacob de ongehuwde rector

Johannes Kuchlinus, de predikant waarmee Jacobus van Baerle bevriend raakt.

De vierde broer, Jacobus schrijft zich in als student aan diverse universiteiten; Emden (1567), Bremen (1569) en Heidelberg (1571). Als Antwerpen onder Calvinistisch bewind komt (1579) wordt hij rentmeester van de kerkelijke landgoederen in Antwerpen.

Na de inname van Antwerpen door de hertog van Parma (1585) verlaat hij zoals zovelen de stad en wordt conrector van de Latijnse school, eerst in Leiden, dan in Amsterdam. Jacob raakt in Amsterdam bevriend met de predikant Johannes Kuchlinus.

In 1593 wordt Jacob benoemd tot rector van de Latijnse school in Brielle. De vorige rector Dirck Cocxs, wegens ouderdom ontheven van zijn taak, wilde de school sluiten, maar bloeit weer op eenmaal behouden onder leiding van Jacob van Baerle.

Jacob staat bekend als een geleerd man en een niet onverdienstelijk Latijns dichter. Hoewel hij het gros van zijn vermogen kwijtraakt na de val van Antwerpen, schijnt hij nog iets te hebben overgehouden, waaronder vele boeken; hij staat zijn familieleden bij in de moeilijke tijd na de vlucht uit Antwerpen.

in 1596 kom zijn zus Christina, inmiddels weduwe van Anthony Damman, bij hem inwonen, vermoedelijk vergezeld van haar kinderen. Ook zijn jonge neef Caspar zal een tijd bij hem wonen; de band tussen oom en neef is altijd hecht gebleven.

Jacobus is ongehuwd gebleven en overlijdt in 1603 in Brielle.

Broer Balthasar en de rijke Zeeuwin

Jan van de Warcke, schoonvader van Balthasar is mede-ondertekenaar van het Plakkaat van Verlatinghe; de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden.

Terug in Antwerpen na een studie in Parijs (1573) gaat Balthasar aan het hof werken zoals zijn broer Caspar. Ook hij verlaat de stad na de val van Antwerpen in 1585, en treft het later goed: hij huwt de dochter van de welgestelde Zeeuw Jan van de Warcke (ook Werken), die voor de Staten van Zeeland uitgezonden werd naar Denemarken, Schotland en Engeland.

Als Jan van de Warcke nog pensionaris is van Antwerpen, ondertekent hij met vele andere bestuurders in 1581 het Plakkaat van Verlatinghe, dat gezien wordt als de eerste aanzet tot de stichting van een aparte, eigen staat. Het is de formele onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden, waarin Filips II wordt afgezet als heerser.

Balthasars levensverhaal wordt summier beschreven in het boek Lykreden op 't overleyden van den wydt-beroemden CASPAR van BAERLE uit 1648:

Balthasar die om 't selve ongheluck met sijn Broeder sijn Vaderlandt verlaten hebbende, naer Hollandt was toe-gesackt, is in't huwelijken boven andere geluckich geweest; zijn huwelijks goedt gas hem niet alleen onderhoudingh tot 't geen aen een eerlijck en burgerlijck leven vast is , maer kracht en ghelegentheyt om naer grooter dingen te staen.
Hy kreegh dan ten huwelyck de dochter van Mr. Ian van de Werken , eerst advocaet van den raet van Antwerpen, daer na van de Staten van Zeelandt , die verscheyde-mael in ambassaetschap by den Koningh van Engelandt , en Denemarken syn naam in achtingh gebrocht , en vermaart heeft ghemaeckt.

Er is nog een notitie gevonden dat diens zoon Jan/Johan in 1611 en 1612 uit zijn garnizoen te Lillo aan grootvader Lambert schreef.

Caspar van Baerle (1584)

Caspar van Baerle. Prent met een gedicht van zijn vriend Joost van den Vondel.
Uitsnede van een portret van Caspar van Baerle (Willem Jacobsz. Delff, vervaardigd 1625/Delft).
Vermeend portret van Suzanna van Baerle (1622), dochter van Caspar en echtgenote van Gerard Brandt (1626).

Caspar van Baerle, ook gespeld Kaspar, is geboren in 1584 in Antwerpen, ca. een jaar voor de beruchte val van de stad in 1585. Met zijn ouders Caspar van Baerle Sr. en Cornelia Eerdewijns vlucht hij naar het noorden.

Caspar wordt een bekend predikant, schrijver en Neolatijns dichter; een dichter die in het Latijn schreef. Hij verandert zijn naam in de gelatiniseerde vorm Casparus Barlaeus, onder welke naam hij minstens zo bekend is.

Caspar huwt Barbara Sayon in 1610, dochter van Anthony Sayon en Josina Evagers. Het verhaal van de familie Sayon wordt verteld op de pagina Familie Sayon. De zeven kinderen van Caspar en Barbara die hun ouders overleven:

  1. Adriana van Baerle (1613), gehuwd in 1642 met Karel de Wolff.
  2. Anna van Baerle (1615 - 1676), gehuwd in 1653 met Johan de Bisschop
  3. Josina van Baerle (1617), gehuwd met J. Lenaerts. Na 5 maanden huwt ze Cornelis van Leeuwen (vermoedelijk is Lenaerts overleden).
  4. Caspar van Baerle (1619, Leiden - 1673, Amsterdam), gehuwd met Susanna Pelgrom in 1644. Consul te Lissabon.
  5. Suzanna van Baerle (1622 - 1674). Zij huwt Gerard Brandt (1626).
  6. Elizabeth van Baerle (1624 - 1651), overlijdt jong (26) en verder ongehuwd.
  7. Anthony van Baerle (1626 - 1666), kapitein, in 1659 gehuwd met Walburg van Boekhoven. Hij overlijdt op 40-jarige leeftijd.

Caspar van Baerle overlijdt in 1648 op een leeftijd van 64 jaar. Zijn vrouw is 13 jaar eerder gestorven (1635) aan een beroerte, na een bijna 25-jarig huwelijk. Constantijn Huygens meldt in zijn uitgegeven briefwisselingen een lange, retorische klacht over den dood zijner vrouw van de hand van zijn vriend Caspar van Baerle.

De veelzijdige Caspar

Portret van Caspar van Baerle, zittend afgebeeld met in zijn linkerhand een boek. Met zijn rechterhand wijst hij naar een ganzepen naast het boek op tafel. Gravure van Theodoor Matham (ca. 1605-1676) naar een tekening van Joachim von Sandrart (1606-1688).

Caspar van Baerle was een Zuid-Nederlandse humanist, theoloog, dichter en historicus. Hij was begaafd op diverse terreinen, zoals wel vaker het geval bij grote geesten uit de Renaissance; de menselijke rede en individueel kunstenaarschap worden ontdekt en komen tot wasdom.

Zijn leven en werken worden uitgebreid elders beschreven, zoals op wikipedia, in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, bij de Universiteit Leiden en in het Biografisch Portaal van Nederland. Daarom wordt summier ingegaan op zijn professionele leven, en meer ingezoomd op de menselijk kant van Caspar van Baerle en zijn familie.

Na begonnen te zijn als predikant op het eiland Goeree-Overflakkee, gaat hij naar Leiden om hoogleraar logica te worden. Na zijn ontslag vanwege sympathie voor de remonstranten, geeft hij privélessen en schrijft gedichten.

Albuminscriptie van Caspar Barlaeus voor Wolfgang Marcus Gualtherus.
Rembrandts ets van de predikant Jan Cornelis Sylvius (1564) met gedicht van Caspar van Baerle. Let op hoe Jan uit zijn cartouche treedt door subtiele schaduwwerking (Christopher Clark Fine Art, San Francisco).

Het jonge gezin heeft het moeilijk. Als Suzanna (1622) wordt geboren is haar vader ambteloos burger te Leiden, en moet door het geven van lessen in zijn eigen onderhoud en dat van zijn talrijk gezin voorzien.

Hij zit niet stil; hij promoveert tot doctor en blijft wijsbegeerte onderwijzen. In 1631 wordt hij hoogleraar in de wijsbegeerte en welsprekendheid en beoefent de redenaarskunst in het Latijn. Zijn poëzie-werken, in het bijzonder de Latijnse, stonden hoog aangeschreven. Daarnaast schrijft hij verhandelingen, doet vertalingen, en legt een belangrijke verzameling aan van kaarten van Brazilië.

Detail van een ets van Rembrandt, predikant Cornelis Claesz. Anslo voorstellend. Caspar van Baerle levert het gedicht als onderschrift.

Hij onthaalt Maria de Medici bij haar bezoek aan Amsterdam met een toespraak, en opent Athenaeum Illustre, de voorloper van de Universiteit van Amsterdam, met een rede getiteld "Mercator sapiens" (de wijze koopman), die ging over de relatie tussen wetenschap en koopmanschap.

Caspar van Baerle leert Rembrandt kennen. Voor twee etsen van Rembrandt levert hij gedichten; de ets van de predikant Cornelis Claesz. Anslo (1592-1646), en de postume ets van de predikant Jan Cornelis Sylvius (1564-1638).

De Muiderkring

De Muiderkring. Caspar van Baerle is tweede van rechts. Hij zal de weduwe Maria Tesselschade, naast hem met opgestoken vinger, jarenlang het hof maken nadat hij op zijn 51e weduwnaar wordt. Later geromantiseerd schilderij van J.M. Kruseman (1852).

In 1625 komt van Baerle toevallig in aanraking met de veelzijdige Constantijn Huygens, dichter, diplomaat, geleerde, componist en architect; het vormt het startschot voor een levenslange hechte vriendschap. Huygens voelt zich aangetrokken door Caspars geleerdheid, dichtersgave en geestigheid.

Van Baerle wordt door Huygens opgenomen in wat later de Muiderkring is gaan heten, een clubje van literaire vrienden die discussiëren en opvoeringen houden..

Huygens staat van Baerle bij in moeilijkere tijden, en zorgt ervoor, dat hij voor zijn vele Latijnse verzen een beloning ontvangt, zoals Manes Auriaci (1625) bij de dood van prins Maurits, Britannia Triumphans (1625) op het huwelijk van Karel I van Engeland, en gedichten ter ere van Lodewijk XIII, de graaf van Pembroke, en Richelieu.

De namen van de personen op de afbeelding van de Muiderkring.

Veel deelnemers aan de Muiderkring, waar Caspar van Baerle deel van uitmaakt, zullen bekendheid verwerven en iconen worden van de Nederlandse geschiedschrijving, zoals de eerder genoemde Constantijn Huygens, Joost van den Vondel], Hugo de Groot, Pieter Corneliszoon Hooft, Jacob Cats, Gerbrand Adriaensz. Bredero en Dirk Janszoon Sweelinck].

Zijn laatste jaren

Lykreden op 't overleyden van den wydt-beroemden Caspar van Baerle, uitgesproken door Johannes Arnoldi Corvinus.

Het overlijden van zijn vrouw Barbara Sayon in 1635 maakt Caspar op zijn 51e weduwnaar. Hij zal jarenlang Maria Tesselschade, die toen weduwe was, het hof maken. Zijn vriend Pieter Corneliszoon Hooft noemde hem in dit verband de vrijer om den deun, oft om welstaens wil.

Men denkt dat de vriendschap met Hooft bekoelde toen Caspar ouder werd en zijn gemoedstoestand labieler werd. Caspar kreeg namelijk aanvallen van melancholie, en was mogelijk depressief. Als hij 64 jaar oud is (1648) overlijdt hij plotseling na een val in een waterput. Hoewel nooit bewezen, is er een vermoeden dat hij waanbeelden zag en in een put sprong, omdat hij dacht dat hij van stro was en in brand stond.

Van Baerle moet het doen met een groezelig stuk steen met zijn vriend Gerard Vos (Agnietenkapel, Amsterdam). Foto/afbeelding: vanderkrogt.net.

Barlaeus is begraven in de Nieuwe Kerk op de Dam in Amsterdam. Het grafschrift is geschreven door zijn vriend Joost van den Vondel. Het zijn de twee laatste regels van een uitgebreide Lykzang;

Hier sluimert Baerle neffens Hooft.
Geen zerk hunn' glans noch vrientschap dooft.

Terwijl Vondel, Huygens en andere vrienden mooie standbeelden en borstbeelden krijgen, moet Van Baerle het doen met een groezelig stuk steen waar hij samen met zijn vriend Gerard Vos is afgebeeld in de tuin van den Agnietenkapel in Amsterdam.

Zijn broer Lambrecht

Lambrecht van Baerle

Lambrecht van Baerle (1592, Zaltbommel) groeit op in Dordrecht na zijn vaders overlijden (1595), vermoedelijk in huis bij koopman Elias Eerdewijns, broer van zijn moeder. Na de Latijnse school gevolgd te hebben en onderwijs van rector G.J. Vossius wordt hij in 1611 opgenomen in het Staten-CoIIege te Leiden; zijn broer Caspar -subregent van het College- staat voor hem garant en geeft hem ook les.

Het is bekend dat Caspar van zijn broer geen braaf student kan maken; Lambrecht verlaat in 1618 het College en wordt spoedig predikant verbonden aan de hofhouding van Gideon van Boetzelaer, heer van Langerack, sedert 1614 gezant van de Staten-Generaal in Parijs.

Albuminscriptie van Lambertus Barlaeus, gedeeltelijk in het Grieks

Nadat Lambrecht in het voorjaar van 1628 terugkeert naar Nederland wordt hij benoemd tot conrector aan de Latijnse school in Amsterdam, later (1641) buitengewoon hoogleraar in het Grieks in Leiden, en in 1646 gewoon hoogleeraar. Zijn broer had hier de hand in en af en toe een goed woordje voor hem gedaan.

Lambrecht huwt in 1633 Barbara Jelis ten Waert uit Amsterdam, en overlijdt in 1655 in Leiden, ca. 63 jaar oud. Hij laat geen wetenschappelijke werken na, alleen een paar gedichten.

Genoemd en geroemd

De van Baerlestraat in Amsterdam, genoemd naar Caspar van Baerle (1584)

De verwijzingen naar Caspar van Baerle zijn talrijk, vooral in Amsterdam, de stad waar hij van hield en die hij aanprees in zijn rede Mercator Sapiens (de wijze koopman).

Amsterdam kent het in de volksmond geheten Barlaeus, het Gymnasium, en de van Baerlestraat waar het concertgebouw aan ligt, en de bekende Brasserie Van Baerle.

Het adviesbureau Barlaeus Advies heeft als credo:

Wij geloven dat mensenkennis en wijsheid hèt verschil maakt in organisaties. Barlaeus schreef hier al over in de 17de eeuw in zijn “mercator sapiens”, de wijze koopman.

Fotogalerij Caspar van Baerle

Persoonlijke instellingen
Naamruimten
Varianten
Handelingen
Navigatie
Hulpmiddelen