Grafzerken, -stenen en -monumenten





Inhoud |
De doden leven voort
In vele kerken en op begraafplaatsen liggen onze voorouders en naaste familie, stille en bevroren getuigen van een andere tijd. Via de inscripties op stenen en plaquettes komen we ook meer te weten over (vaak trieste) gebeurtenissen in hun levens.
Deze pagina probeert wat duiding te geven aan de gewoonte om in kerken te begraven, de symboliek op grafstenen en verloren gegane begrafenisrituelen,
Er zijn veel pagina's waar specifiek zerken, graven en stenen besproken worden van voorouders;
Daarnaast wordt het thema ook aangesneden bij de families:
Het kerkelijk denken
Rond het jaar 1000 verandert het kerkelijk denken; niet meer de verrijzenis van Christus staat centraal, maar zijn lijden en dood. En dat heeft gevolgen voor de doodscultuur. Overledenen die in Friesland en andere lage delen van het land werden begraven in terpen, hoog en droog, worden nu in de kerk begraven. Frits Zandveld schrijft daar over in zijn blog. Enkele citaten:
Doodscultuur
(...) Altaren worden niet meer bezien als tafels, maar als grafmonumenten. In elk altaar een reliek van een overleden heilige. Elk altaar is als het ware een graf. Wat vóór 1000 onmogelijk was werd nu regel. Begraven in de kerk. Vooreerst in de Middenkerk later ook in de beide andere kerken. Sterker nog na verloop van enkele eeuwen wilde men juist in doop- of sacramentskerk begraven worden vanwege staat of stand of als men anders heel rijk was. Men kende vroeger een systeem in het bepalen van wie waar mocht liggen. Curijten-predikanten, in de middenkerk rondom de preekstoel, Organisten ergens onder het orgel, doop-curijten in de doopkerk, en sacraments-curijten rond het altaar. Rijke mensen konden overal begraven worden liefst op opzichtige plaatsen. Klokkenluiders in de toren, kosters bij de ingangen, etc. Maar onderwijzers werden begraven in het middenpad. Deze indeling is nog heel lang gebleven. Eigenlijk tot aan 1826 aan toe. |
Wie het breed heeft graaft in de kerk
Kerken hadden een uitgebreide sociale functie in die tijd. Naast het gebruik voor diensten en sacramentale handelingen, werden ze ook gebruikt als vergaderplaats van de magistratuur, overdekte plaats voor markten, wijkplaats in tijden van oorlog en bij hoog water, aula, ontmoetings- en wandelruimte en ... begraafplaats.
Degenen die het zich konden veroorloven lieten zich begraven in individuele- of familiegraven onder de kerkvloer. Het was een toonbeeld van hun rijkdom en status. Kleine grafstenen wisselden af met dekplaten waar hele families onder werden begraven.
Omdat Nederland bijna geen steengroeven kende met geschikt materiaal, werden kalkstenen platen geimporteerd uit Öland in Zweden, zandsteen uit Duitsland (bijv Bentheim), en diverse soorten blauwe hardsteen uit België. Dat laatste duurt nog voort tot vandaag.
De praktijk had zijn hoogtepunt in de Gouden Eeuw (17e eeuw) en de eeuw daarna. In 1829 wordt dit bij wet verboden, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor leden van het Koninklijk Huis.
Rijke stinkerts
Begrafenissen vonden plaats op alle dagen van de week. Ook vaak ’s avonds. Er werd niet diep begraven soms werd gebruik gemaakt van open kelders met houten deksel. Gevolg een enorme stank in vrijwel elke kerk. Rijke-stinkerts. Omdat het begraafbedrijf een ander bedrijf was dan dat van de predikanten kwam het geregeld voor dat terwijl een predikant zijn dienst hield een doodgraver ook zijn werk deed. Talloos zijn de klachten van predikanten en kerkenraden dat de diensten verstoord werden door begrafenissen. |