Dansmeester van Franeker
Zie gerelateerde pagina's in Categorie Ulrik Huber |
In 1683 bemoeit professor Ulrik Huber zich met de discussie over een 'dansmeester' in Franeker, die is aangesteld om studenten dansonderricht te geven. In een anoniem boekje hekelt Ulrik Huber het verzet van de kerk hiertegen en ontmaskert hij de hypocrisie van haar dienders.
Voor informatie is o.a. te rade gegaan bij een Huberiana uitgave van de Familie Vereniging Huber, en het boek Geschied- en letterkundig mengelwerk deel 4, Scheltema (1832).
Inhoud |
Bloedhekel aan dansen en toneel
Aan twee zaken heeft de kerk in Friesland tot in de 17e eeuw een bloedhekel; toneelspel en dansen. Die zaken leiden alleen maar tot losbandigheid en zedenloosheid. De Suypcollegie onder de studenten van de Universiteit van Franeker zijn vermaard, en gaan hand in hand met dolle streken en vechtpartijen. De bijnaam van de Franeker student is dan ook de Franeker Loskop.
Het toneel is succesvol uitgeroeid -er is al tweehonderd jaar geen goed toneelstuk opgevoerd in Leeuwarden- maar met het dansen hebben de predikanten het moeilijker. De beentjes gaan overal lekker van de vloer in herbergen of boerenschuren; de eigenaren bieden er volop ruimte voor en strijken er ook nog een paar stuivers van op.
De dansmeester
Als er op de Universiteit van Franeker een dansmeester wordt aangesteld breekt de hel los. De studenten willen dansonderricht omdat de beginselen der danskunst nootwendig sijn tot de conversatie en dat degenen die de danskunst niet beheersen
|
Dominees en predikanten zijn witheet om deze goddeloosheid. Ze voorspellen rampspoed en zware straffen van Gods hand; een om zich heen grijpende veeziekte is de eerste kastijding. Ze brengen de zaak aanhangig bij de Gedeputeerde Staten.
Luchtig pamflet tegen de hypocriete kerk

Ondertussen verschijnt er in 1683 een anoniem boekje van 20 pagina's, meer een pamflet, dat het verzet van de kerk op luchtige wijze hekelt. Het makkelijk leesbare Dansmeester van Franequer geheekelt ende geholpen is geschreven in de vorm van een dialoog tussen een student en twee predikanten.
De spreuk op de kaft luidt necet antiquus rigor cui pares non sumus en komt (verkort) uit Tacitus' Historiae. Het betekent zoveel als 'Hij was geruïneerd door zijn ouderwetse strengheid die we niet langer meer kunnen verdragen', heel toepasselijk als we verder lezen. Het boekje fileert de predikanten en ontmaskert hun handel en wandel die helemaal niet in overeenstemming is met hun overijver.
Dialoog tussen predikant en de student
In het pamflet windt een predikant zich zo op dat hem de tranen langs de wangen biggelende, hij niet meer konde spreken. De student toont zich zeer verbaasd. Hij heeft hele andere dingen gezien die bedenkelijker zijn, maar waartegen nooit iets wordt ondernomen.
Uitvoerig bespreekt hij bruiloftsvermaken en herinnert een van de twee predikanten aan zijn deelname daaraan. Zoals de heilwensen, waar mannen naast een andere vrouw aanzitten dan hun eigen vrouw of dochter. En dat de predikant zich dan met de niet onknappe vrouw van zijn buurman achter het servet verschuilt, en lang slurpt, kust en met de lippen wrijft totdat het glas met kleine herhaalde teugjes leeg raakt.
Het wordt nog erger! Over vrouwen die een rij vormen en de mannen erin trekken, hoe de predikant meedoet, een wit schort om de hals krijgt, wordt gekust en brooddronken grillen uithaalt, 'wat mij te veel is om allemaal te vertellen'. De student beargumenteert verder dat dansen op zich niets onbehoorlijks in zich heeft en dat de tegenzin van de dominees wel zal slijten; u draagt nu toch ook pruiken ondanks uw grote afkeer daarvan vroeger?
Sisser
De predikanten laten het smadelijk boekje niet onbestraft en een pamflettenoorlog is begonnen. De Leeuwarder predikant Joh. van Holst schrijft een 'missive' en een strijdschrift van 200 bladzijden, Als Ulrik Huber daarop reageert met weer een pamflet wordt duidelijk dat hij erachter zit.
De kwestie is nog lang niet voorbij. Anderen mengen zich schriftelijk in de zaak en Huber schrijft een nog uitvoeriger pamflet; Gevoelens van eenige beroemde Gereformeerde Theologanten ende andere wijse mannen nopens de Dansoeffeninge.
Ulrik Huber wordt aangepakt. Bij de provinciale Synode in Juni 1683 in Heerenveen liggen er twee gravamina (bezwaarschriften) ter behandeling; een tegen de dansmeester, de ander tegen Huber. Het loopt met een sisser af. De Synode heeft belangrijkere politieke zaken aan het hoofd. Ze roepen plichtsgetrouw wat over 'lasterende dansverdedigers' maar doen er verder niets mee.
Langzaamaan zal het oordeel over deze zaak ten goede keren en jaren later wordt het traktement van de verguisde dansmeester Jan Baptista zelfs verhoogd tot f 150.-. De historicus Jacobus Scheltema schrijft erover vanuit het perspectief van de vroeg-negentiende eeuw in zijn boek Geschied- en letterkundig mengelwerk deel 4, 1832]:
|